STA OP EN WANDEL: GENIET VAN WAT DE FLORA NU BIEDT
Hawthorn, hawthorn, lost nut not forlorn
Komt gisterochtend ongevraagd voorbij op mijn Facebookpagina: een vrouw genaamd Nancy Arkema – voor meer info zie post onderaan – stelt zich een vraag: ‘Zou het waar zijn? Symbool van lente, bloei, vruchtbaarheid en seksualiteit. Op dit moment staat ze in bloei en zie ik haar overal. De kleine witte bloemen hebben een karakteristieke geur veroorzaakt door, onder andere, triethylamine (een aromatische amine)’.
Waar heeft ze het over? De meidoorn in bloei. Ze vervolgt: ‘Het schijnt dat deze stof ook wordt teruggevonden in menselijk sperma en vaginale afscheiding. Misschien dat de meidoorn daarom gezien wordt als symbool van de lente, de bloei, vruchtbaarheid en seksualiteit. De witte bloesem staat voor maagdelijkheid en zuiverheid en werd door de Grieken en Romeinen gebruikt bij huwelijken’. Misschien, misschien…
Trouwens, bijna alle witte bloemen symboliseren puur- en ongeschondenheid, en daardoor ook geassocieerd met de maagd Maria (moeder van God). Maar triehylamine is interessanter en vraag me af wie daarachter is gekomen en of het werkelijk waar is. Net zoals de overige flora is ook de meidoorn door tig ‘kruidenvrouwtjes’ en wetenschappers gedroogd, gestoofd, gedeconstrueerd en geanalyseerd hopende op een heilzaam bestanddeel dat je beschermt en/of geneest van een bepaalde malheur.
Wat je al zo met meidoornbloesem kunt doen: theezetten (van bloesem en blad) en er een tinctuur van maken aldus Nancy Arkem. Vul een potje met bloesems en voeg vodka toe – gaat de goede kant op! Arken: ‘Langzaam veranderen de bloesems de alcohol in een goudgeel drankje. Dan – geduld is een schone zaak – zeef je in het najaar de bloesemtinctuur en overgiet het met de net geplukte rijpe, rode meidoornbessen. Zes weken wachten en is klaar de dubbele-meidoorn tinctuur. Drie keer per dag 20 druppels met water innemen voor een gezond hart. Gaan we proberen – misschien wel puur on the rocks.
Brem komen aanwaaien in de voortuin
Let wel op aldus Arkem: ‘Bij hartklachten raadpleeg je eerst een arts en begin je niet met meidoorntinctuur. Ook goed een arts te raadplegen tijdens zwangerschap, als je een kind bent, een lage bloeddruk hebt of een acute hepatitis’. Tja, zo heeft elke bloesem, elk kruid wel wat.
Trouwens twee: fietste afgelopen zondag ’s ochtends door het Vondelpark en het was alsof je je door wolken van meidoornbloesems bewoog. Wat een heerlijke geur is het toch, bijna bedwelmend dit voorjaar. Beetje houtig, beetje zoetig, beetje bloemig, beetje honing, beetje stuifmeel. Ging er even voor zitten. Weer een bewijs dat je de natuur wel kunt proberen te kopiëren, te imiteren of te verbeteren – laatste beweren sommige neuzen van hun geuren – de real stuff moet je toch ‘in het echt’ ruiken. En toch moest ik directement denken aan de geur waarin hij zich zo subtiel manifesteert: Beige van Chanel.
Ik raad iedereen aan deze week om bloeiende meidoorns te bezoeken, en volg ondertussen het spoor van de wysteria – nu ook op haar hoogtepunt. En vergeet niet, als je ze tegenkomt, te stoppen voor de brem (verwerkt in Diors Dune; wel heel goed ruiken!), de sering en eigenlijk alles wat groeit en bloeit. En dan vol tevredenheid wachten op de boerenjasmijn – ook zo’n kanjer – en de kamperfoelie.
Nancy Arkema gelooft in de heilzame werking van de natuur. Ze tovert haar tuin om in een voedselbos en experimenteert met het gebruik van kruiden en wilde planten. In 2022 is ze gestart met een opleiding tot herborist. Elke maand beschrijft ze voor Hetkanwel de werking van een kruid en deelt ze recepten.
Ontzettend onfatsoenlijk – en mensen tolereren het: tijdens een interview je zonnebril ophouden. Anne Wintour (American Vogue) heeft er een handje van. Ik haak af. Ook bij zorgvuldig gestylde fotoportretten van whomever, denk ik: ‘Laat maar.’ Dus toen ik het parfumproefpakketje van Der Duft openmaakte en ik de oprichter op de foto niet in de ogen kon kijken… de eerste horde-hindernis was er.
Horde twee: wéér een nieuw label dat uit een bekend vaatje tapt: een persoon – Anselm Skogstad – die elke geur van zijn septet presenteert ‘als een narratief, gecreëerd in samenwerking met exceptionele parfumeurs die hij enorm bewondert, ondanks hun associatie met verschillende genres’.
Ik kan het woord narratief niet meer horen. ‘Exceptioneel’. ‘Bewondert’. Toe maar. Ook zoiets: ‘Ik creëerde een huis met een eenvoudige boodschap voor iedereen geïnteresseerd in geur. Verdere uitleg of ingewikkelde verhalen zijn niet nodig. Der Duft is to the point. Het is de bedoeling dat elk parfum zijn eigen verhaal en associatie creëert voor degene die het draagt.’
Verdere uitleg of ingewikkelde verhalen zijn niet nodig… Come again? De laatste zin vind ik nogal… daarnaast krijgen de verschillende neuzen ruim baan hun – voor de buitenstaander – creatieve (door veel mensen als ingewikkeld geïnterpreteerd) verhaal toe te lichten. Van de zeven ken ik er twee – Miguel Matos en Nathalie Festhauer. De andere zie ik voor het eerst. Loop ik achter? Zou zo maar kunnen.
Oh, ik vergis me blijkt, excuses, zie nu in het begeleidende boekje dat de neus zonder zonnebril achter de geur Monopteros ook de oprichter (en tevens Duits-Amerikaans kunstenaar en fotojournalist) is.
Ik probeer me dit merk op de winkelvloer voor te stellen. Moet ik als klant dan bij kennismaking de zeven verschillende verhalen aanhoren, voor ik een keuze kan maken? Bij verhaal vier begint mijn geduld op te raken. Dan moeten de geuren wel erg intrigeren, wil je niet verder lopen. Online, kun je de tijd nemen, maar dan weer niet ruiken.
Niet makkelijk. En dat is nu juist het probleem en tegelijkertijd het wonderlijke: dat nieuwkomers nog steeds een plek op de plank weten te veroveren – maar er vallen natuurlijk ook regelmatig ‘nieuwkomers’ van af.
Zal wel niet… Maria van Geuren verkoopt dus sinds kort ook Der Duft. Dus een paar vragen.
Aan wat voor een soort klant stel je dit merk voor?
‘Aangezien ik alleen op afspraak werk, weet ik al snel wie ik dus voor me heb. Bij Der Duft gaat dat snel. Niet aan ‘klassieke klanten’ – denk secretaresse, dokter-assistente.’
Aan wie dan wel?
‘Geurkenners – mensen die namen van neuzen kennen -, yuppen (denk le labo-klanten), klanten met geld die anders willen ruiken dan de rest. Je maakt immers met je geur een statement.’
Wat zeg je over de filosofie van het merk, de gedachte achter de geuren?
‘Doe ik niet. Verhaal is vaak niet interessant, vindt de klant vaak vervelend om te horen. Het wordt dan te snel een verkooppraatje.’
Waarom voor Der Duft gekozen?
‘Op een bepaalde manier tóch vernieuwend. De geuren worden verbonden door een groene, frisse noot. En dat past wel bij de marketing. Ik verwacht veel van dit merk. Het is anders en de prijzen zijn ook redelijk.’
Behandel je elke geur? Zeven in dit geval.
‘Hangt ervan af. Is een kwestie van gevoel, de juiste vragen stellen en echt goed luisteren. Ik vraag vaak bij een nieuw merk, of klanten hun ogen willen sluiten waardoor ze ‘open’ in verschillende geuren kunnen stappen.’
‘Als ik merk dat het te veel wordt, vraag ik gewoon of ze het nog wel leuk vinden. ‘Doet het wat me je?’ Ik wil geen geuren aansmeren.’
‘Ook altijd leuk om te vragen: ‘Welke drie geuren gaan mee naar een andere planeet’?’
‘Trouwens, het valt me op dat veel klanten via via aan hun favorieten komen. Zo rook ik bij iemand Escapade Gourmande van Maison Mataha. Moest ik hebben. Verkoop hem nu. Niet aan te slepen.’
Hier Geurengoeroe weer. Dat van die over het algemeen lichte toon klopt. Maar wel een die voorbij de klassieke citrusopening gaat. Act van Prin Lomros, blijft wat dat betreft daarbij het dichtst in de buurt, maar krijgt vervolgens een soort ‘mannelijke’ ondertoon door tabak, cipres en mos. Moet denken aan de vintage jaren vijftig mannengeuren (Rochas) door die nog steeds boeiende combinatie van soapy en hout; blijft warm (en droog) zonder dat het te clean wordt.
Grappig (of interessant zoals je wilt) is dat ik de handtekening – warm, aards, zwoel, duidelijk – van Miguel Matos direct herken in de twee door hem geleverde geuren. Pride (lekker geil-sensueel door die slimme bloemschikking van jasmijn en narcis die lekker broeierig wordt door de diepe basis). Gaat iets meer de diepte in dan Cinematic. Ook broeierig, maar dan chiquer en statiger – flarden jaren dertig amberparfums komen voorbij zonder dat het muf wordt – en dat komt weer door die vriendelijk-moderne opening van petitgrain, gember en kardemom.
Ik geloof dat Match (Anne-Sophie Behaghel) mijn favoriet is. En dat komt doordat ik me de laatste tijd aan het verdiepen ben in komijn – met zijn vermogen om menselijk zweet olfactief op te roepen. Wordt lekker gelinkt aan peper om daarna onder te gaan in een houtbasis (sandel, ceder, vetiver, ‘karmahout’) zacht gemaakt door suède en smeuïge irisboter. En toch opgetild door gember en grapefruit waardoor de geur niet dichtslaat.
Canvas door Freddie Albrighton wordt flink in de grondverf gezet door een overvloedige combi van appel, framboos, rabarber op een vreemde manier lekker zoet gemaakt door anijs, honing en zoethout. Ik heb het idee dat ik het allemaal ruik, voor je kennismaakt met het echte schilderswerk: een zoet bloemenhart omringd door pittig-kruidige nuances. De ‘final touch’ – vetiver, patchoeli – schraagt het geheel, en hier ook weer: het geheel blijft mooi zweven tussen licht boven en donker beneden.
Privilege loopt eveneens over van de smaakmakers. Beetje te veel misschien. En lichter van toon dan je op basis van de basis zou verwachten. Door een groen-zoete sluier (geleid door galbanum en zwarte bes onder begeleiding van rabarber, wortelzaad, lelietje-van-dalen, marine- en minerale noten) is het de iris die er voor mij uitspringt, is als het ware springlevend en blijft lekker ‘fris’ hangen zonder dat de poederigheid verloren gaat.
Monopteros van de oprichter – is een lekkervreemd. Lekker: de aldehyden die de rest – koffie, neroli, framboos, komkommer, roos, nootmuskaat, zwarter peper, kardemon – ondersteunt. Alleen is het moeilijk deze ingrediënten te herkennen. Ik ‘proef’ de koffie vermengd met peper, nootmuskaat en kardemom. Framboos: not. Komkommer: not. Wat je krijgt is een goed voorbeeld van een abstracte geur – je ruikt iets, of je ruikt niets. Wat is het eigenlijk? Een sfeer, een impressie, nietszeggend maar dan positief bedoeld.
Schijnt zo te zijn, dat hippe connaisseur-consumenten van nu nergens naar willen ruiken, maar dat moet dan wel een nichegeur zijn. Daar past dan Der Duft goed bij. Ze weten eigenlijk niet wat ze ruiken, en dat hoeft ook niet. Ze ruiken in ieder geval iets prettigs. En daar gaat het om.
Lang geleden had je de Astir – het jaarlijkse ontmoetingsfeest van de cosmeticabranche waar de prijzen van de beste producten van het jaar werd gekozen door de Nederlandse Vereniging van Cosmeticajournalisten. Ik mocht ook toetreden – zo rond 2000 vermoed ik – en dan werd er van je verwacht dat je op zijn minst een keer de organisatie van zo’n avond op je nam. Heb ik dus die ene keer met veel plezier gedaan met ontzettend leuke collega’s/vrienden.
Het was zo prettig om te doen, omdat bijna ieder zichzelf respecterend merk uit de luxebranche zich inschreef met een of meerdere producten. Tegen betaling uiteraard. Zo sponsorden cosmetica- en couturehuizen en multinationals zonder morren feitelijk hun eigen feestje. Niets mis mee. Gezelli! Bubbels! Amuses gueules! Een BN-er (uit de b- en a-categorie) die alles aan elkaar praatte. Zo kwam je elkaar zo nog eens tegen.
Wanneer precies de klad erin kwam weet ik niet meer – we houden het op met het volwassen worden van social media. Steeds meer merken haakten af. En als Chanel (met zijn aankleeffunctie) ‘non merci’ zegt, dat weet je dat je de organisatie eigenlijk kunt opdoeken. Kort door de bocht: de Astir hield als zodanig op te bestaan, maakte in afgeslankte vorm een doorstart en veranderde van naam: The Dutch Beauty Award – met een logo die zonder blikken of blozen van Alexander McQueen/Viktor & Rolf werd gekopieerd. Creatief/gelikt heet dat dan.
De te beoordelen inzendingen – wat geuren betreft – werden steeds kariger. Sterker, daar moest om gebedeld worden. Maar de stortvloed aan (onzinnige) cosmeticaproducten daarentegen was niet te overzien. En ook al ben je als beautyjournalist nog zo bedreven, serieus testen kun je deze te veel om op te noemen producten natuurlijk niet. Daar heb je op zijn minst een consumentbond plus redactie voor nodig met specialisten en laboratoria die gemaakte claims kunnen verifiëren. Want ‘de crème voelt zo lekker aan’ en ‘wordt goed door de huid opgenomen’ kan iedereen zeggen en is het minst wat je van een anti-nogwatcrème mag verwachten.
Ik deed op aandringen voor de vorm ook nog mee als jurylid tot dat ik een paar jaar geleden door de baas die er zo op had aangedrongen – zonder me van tevoren op de hoogte te stellen – eruit werd gekieperd. Vakvrouw! Klasse! Chic! Vond het wel best zo. Me nog over druk maken over dit onnozele getut. Ik laat nu de keuze graag over aan influencers en wat er van de oude beautygarde resteert.
Nou, en dan wint bedrijf zus en zo in de categorie zus en zo de eerste, tweede en derde prijs en kan dat mooi communiceren met hun relaties. Welke prijs er ook werd gewonnen, landelijke dekking qua persaandacht heeft het volgens mij nauwelijks gekregen.
Is maar goed ook. Want wat geuren betreft is het helemaal gewaagd: het beste parfum van het jaar kiezen – ongeacht welke categorie – wetende dat die niet is vergeleken met de in hetzelfde jaar honderden andere gelanceerde geuren (die zich alleen niet hebben ingeschreven). De genomineerden nu (zie foto’s) zijn volgens mij de geuren die slechts werden aangemeld. Tenminste, deze zag ik voorbijkomen op Insta. Misschien zijn ze ‘oud’, van vorig jaar. Who care these days.
Maar waarover je, als het dan echt moet, nog een rondetafeloverleg kunt organiseren: Dior levert de zóveelste flanker van j’adore, Tom Ford volgens mij een (derde) variatie op Noir. Waarom Cherry Oud van Guerlain? Beide ingrediënten zijn inmiddels wel erg uitgekauwd, en waarom niet een andere nieuwe creatie uit de L’Art et la Matière-serie? De geur die zich mag sieren met Het Beste Parfum van het Jaar, kan niet natuurlijk niet ‘wachten’ om dit heuglijke feit door te sturen naar het desbetreffende hoofdkantoor. Kortom, iedereen blij sort of. En het was/wordt een hele gezellige avond.
‘VERWARRENDE’, VERBAZINGWEKKENDE GEUREN DOELGROEPTECHNISCH GEZIEN DAN
DAAROM BLIJFT HET PARFUMVAK INSPIREREND
Een van mijn Marc Jacobs-recensies – Daisy Love Spring – had als uitsmijter: ‘Marc Jacobs, young girls deserve better, take them more serious! Twee en een half jaar later, zeg ik: ‘Je neemt ze nu wel héél serieus!’ Want het Daisy Paradise-trio 2023 heeft inhoudelijks niets vandoen met de ‘happy-frolic-girls-walking-in-meadows-enjoying-summerfelt’-experiences die je als ‘typisch Jacobs’ en ‘typisch Daisy’ kunt typeren. Dus geen vrolijk-fruitige, lichtbloemige geuren met een lichte gourmand- dan wel witte musktoets in de afronding.
Nee, this is different cookie; dit is andere koek. De drie gaan richting niche, of zijn eigenlijk niche wat mij betreft. Je zou bijna denken dat Coty (de licentiehouder) een fout heeft gemaakt; verwisseld met de nieuwe mainstreamers van Bottega Veneta, Tiffany & Co en MiuMiu? Wat deze drie betreft: zijn die er al of nog?
Dan neem je de marketing voor lief. Zal wel – het trio ‘legt de vrije allure vast van een zonsondergangwandeling door een veld bloeiende bloemen in een fenomenaal landschap’. De daaropvolgende omschrijving, komt dichter in de buurt van de ‘waarheid’: ‘Elke geur heeft roze en paarse getinte noten die het comfortabele gevoel oproepen van de warme aarde gestreeld door de zon’.
Dit slaat – wat ‘kleurgevoel’ betreft – onder meer op de verwerkte (niet-natuurlijke, maar bewerkte) versies van roze peper, lavendel en iris. Maar níet op: attar mitti, patchoeli, slagroom, papaver, ‘eikenchips’ (ik denk dat de bast van de boom wordt bedoeld).
Geen frisse, lichte of wat voor een bloemen dan ook, het trio heeft eerder iets aards, iets ‘stoffigs’ met houtaccent. Ik dacht bij de eerste kennismaking: ‘Ruik ik nu zo slecht, ik ruik alleen de nasleep. Maar steek je je neus er dieper in, dan ruik je meer. Zij het licht, zij het – hoe omschrijf je zo’n gevoel – aarzelend.
Neem Daisy Eau So Fresh Paradise. Ik moet bekennen: blind had ik het er ze niet direct uitgehaald. Maar door het lezen van de ‘fact check’ ruik ik inderdaad roze peper – prikkelend, kruidig met een lichtbloemige toets. Daar past de lavendel goed bij. Die ruikt niet alleen zoals we hem kennen: fris, bloemig met zoete nasleep, maar eerder droog, stoffig, soort van aards. En dat komt op conto van – en dat is wel héél interessant – attar mitti.
Diegenen die mijn Ici India XL verhaal hebben gelezen, weten wat ik bedoel. Hoewel bescheiden, ervaar je hier een basis die anders is (moet je er wel bij willen stilstaan). Dus niet de usual suspects – witte musk, without, blanke patchoeli, gourmand – maar een ‘nieuwe’ vorm van aardsheid, een nieuwe vorm van warmte. Nog een keer: zie mijn beschrijving van attar mitti in Ici India XL. Ook hier te bescheiden, maar toch: chapeau!
Even interessant: Daisy Love Paradise. Indien intenser, had deze mix ook van Serge Lutens kunnen zijn. Dan was de droge zoetheid van iris het gevecht aangegaan met de sompig-vochtige aardse noot van patchoeli. Nu blijft het meer bij een ‘vermoeden’, een sfeer, maar nog steeds een andere kijk op geur. Als kers op de taart, is er een slagroom-finish. Niet vol en romig, maar bescheiden.
De geur die ik het minst begrijp, of beter gezegd: ik weet niet wat ik ruik, ‘moet’ ruiken is Daisy Marc Jacobs Paradise. Naar mijn idee is (de opening) papaver (maanzaad) reukloos. Ik ga komend najaar goed opletten bij de oogst van de buren; die hebben me toch grote papaverbloemen – zo groot als de bloem op Daisy Love. De eikenchips (hart) denk ik te ruiken. Althans ik ruik een idee van hout, dat voor hetzelfde geld kastanje- of beukenchips had kunnen zijn.
Maar het is de basis die ik direct herken, en verdomde snel zijn plaats opeist: ambrox – yep de ‘veganistische’ variant van grijze amber. Waardoor Daisy Marc Jacobs Paradise qua ‘maak de basis je hoofdattractie’ in de buurt komt van Escentric Molecules.
Ik kan – doe het nog een keer – niet anders zeggen: boeiend, gewaagd uitgaande van de – tot nu toe – onschuldige uitstraling van de Daisy-geuren. Ben benieuwd of dit het startschot is van deze alternatieve kijk op geuren, of dat het een eenmalig uitje betreft. I hope the first.
Ja hoor, het zat er aan te komen. Een kunstmatige intelligentie in de vorm van een geurinstallatie (denk: parfumorgel 2.0) die je helpt om het interieurparfum te vinden dat het beste bij je inrichting, je smaak en je persoonlijkheid past. Echt nodig. Alsof we niet omkomen in interieurgeuren en -parfums. De in essentiële olie onder gedoopte stokjes komen inmiddels mijn neus uit.
Het wordt al zo lang door de onderste regionen van de verkoopketen aangeboden: Action heeft zeer serieus ogende geurkaarsen (met de nu verplichte oer- en regenwoudillustraties; ‘Ach wat schattig dat aapje!’) voor weggeefprijzen. En zo’n moeilijke beslissing is het toch ook niet: bepalen welke parfum d’ambiance je wel of niet lekker vindt. Heb je daar nu echt AI voor nodig?
En wat nu als je een smakeloos interieur en/of geen smaakt hebt? En/of die bijvoorbeeld inkoopt bij een interieurstylist – met inmiddels ook zijn eigen customized huisparfumlijntje. Hoe reageert AI daar dan op? Ontploft die spontaan? ‘Computer says no’. En wat als je interieur teleurgesteld reageert op je zeer zorgvuldige keuze – spontaan gaat schimmelen bijvoorbeeld.
Maar daar hebben de mensen waar deze week deze ‘ingenieuze installatie’ (door het Nederlandse meubelmerk Moooi) werd gepresenteerd natuurlijk geen last van: de Milan Design Week. Die hebben smaak, dat zie je direct aan ze.
Maar doen ze mee aan een stuk of tien vragen beantwoorden over hun persoonlijkheid? Op basis daarvan namelijk bepaalt een algoritme een bijpassend interieurparfum ter plekke (met behulp van 48 flacons met verschillende aroma’s). Aan het einde rolt een ‘unieke huisgeur’ van de band.
De installatie wordt, als ik het goed heb begrepen geleverd door www.everyhuman.com van Frederik Duerinck van Algorithmic Perfumery (die al een aantal jaren met dit concept aan de weg timmert) en installaties levert voor musea en expo’s wereldwijd en ook parfums voor persoonlijk gebruik in hun Breda Living Lab waar ‘je kunt communiceren met de machine, getuige kunt zijn van de magie van creatie in actie en contact kunt maken met onze geurgidsen’.
Zelf heb ik mijn twijfels, lijkt het wishful thinking. Irritanter: je wordt door AI snel tot kleuter gereduceerd; vaak infantiele vragen die je eerder aanzetten tot meligheid dan tot goed nadenken. En waarom moet ik al mijn ‘persoonlijke voorkeuren’ delen met een computer? Waarom moet alles gepersonaliseerd worden? De meeste mensen zitten hier niet op te wachten en kopen vaak de geur die ze bij een ander ruiken. Zal voor huisgeuren niet veel anders zijn.
Het is vooralsnog een geur-gadget waarmee je opzien baart als aanbieder. En welke beslissing je uiteindelijk door AI krijgt voorgeschoteld, het is en blijft een gok, een variatie op een thema met het idee van wel of geen grote eigen inbreng (afhankelijk van het gesprek met de geurgids). Zoals alle geuren in elke parfumerie dat zijn.
AI is wel interessant en efficiënt wat het aanbieden van kennis en analyseren van vragen betreft als alternatief voor parfumeriemedewerkers. Want die hebben al moeite genoeg om de storytelling van de honderden verschillende geuren uit elkaar te houden (laat staan de ingrediënten) en worden – terecht – soms moe van het gezever van klanten: ‘Ja, mevrouw de nieuwe geur van Viktor & Rolf is echt drie keer niks, synthetische bagger verpakt in een kermisflaconnetje… ach wat zeg ik nu, ik flapte het eruit zo maar uit… die maar doen dan?’
En online zal AI zeker, mits goed neutraal en onafhankelijk onderbouwd, de klanten kunnen helpen in zijn keuze. AI zuigt alles op, laat zich graag voeden, blijft (voorlopig nog) beleefd en klaagt nooit over arbeidsvoorwaarden. Maar zeg nooit nooit: ‘Computer says no, computer strikes’. Zal me niets verbazen als AI het uiteindelijk van de medewerkers gaat overnemen, ook al zeggen we dat we het persoonlijk contact gaan missen – doen we nu ‘al’ bij kassières van de supermarkt.
Denk nou niet dat ik een tegenstander van AI in welke tak van wetenschap, kennisdeling en handel dan ook. Alleen op een voorwaarde: dat het intelligent én artistiek/creatief wordt gebruikt. Veelbelovend in dat opzicht is dat AI door het verzamelen van geurdata een nieuw, nog nooit geroken ingrediënt schijnt te hebben ‘ontwikkeld’ – volgens Het Wetenschappelijk Jaaroverzicht op NPO. Gaan we ons in verdiepen.
Ooit was ik fan van Trussardi. Waarom? Sommige dingen kun je niet uitleggen. Kan het zijn dat ik ooit voor mijn deur – toen ik nog in De Pijp woonde – een gestolen, leeggeroofde weekendtas van Trussardi voor mijn deur vond zonder tag met de naam van de eigenaar en de politie hem niet wou innemen? Dat hebben we alvast.
Was het omdat ik een paar keer bij ze in Milaan ben geweest voor een parfumpremière – en zo gezellig heb gebabbeld met broer en zus Trussardi. Of puur omdat ze mooie spullen maken? Ik weet het niet meer.
Wanneer is mijn interesse opgehouden? Parfumtechnisch gezien, toen ze de een na de andere geur afscheidden die stuk voor stuk heel serieus met echte storytelling werden gepresenteerd, maar zó serieus dat het ongeloofwaardig werd. Zo ben ik nog in hun geur getrapt die zich had laten inspireren door de slowfood-beweging: Essenza di Tempo (2008). Vond ik een interessant uitgangspunt – werd weldra gevolgd door weer fast food fragrances: Inside Delight (2008) en Inside Iced for Men (2009).
Van Riflesso Blue Vibe (2019) kreeg ik een proefje van een kennis – originele naam zeg! Het verhaal? Zal toch wel niet: ‘Vertegenwoordigt een introspectieve reis naar de mannelijke psyche vol dualiteit en verleidelijke ondertonen. Creativiteit wordt zowel het wapen als de veilige schuilplaats van de hedendaagse man met een vrije geest die zich weet te buigen voor de discipline van het dagelijks leven’.
Daarvan is in deze geur in ieder geval op geen enkele manier gebruik van gemaakt. Wat een schijnvertoning, wat een invuloefening terwijl de ingrediënten ‘niet verkeerd’ op papier staan – zoals zo vaak het geval bij designergeuren: rum, yuzu and davana (opening), hazelnoot, geranium en alsem (hart), amberhout, leer en tabak.
Maar ligt het nu aan mij: ik heb het gevoel dat ik direct in een emmer met vanille-ambroxan ben gevallen – en wel een van de goedkoopste soort. Ja, amahoela, dit gaat echt niet gebeuren: ‘Contrasten van warm en koel, rationeel en emotioneel, elegant en subversief, zoet en scherp.’ Ik ga’m straks thuis nog één keer proberen… (wordt vervolgd). En ondertussen lees ik dat, als een van de laatsten, Trussardi ook met een nichelijn is gekomen: Le Vie de Milano – in 2020 – waar elke geur een bepaald aspect van Milaan oproept – tuurlijk, zal wel niet.
Nog een keer Riflesso Blue Vibe geprobeerd. Dus: ik ruik iets zoetigs wat voor rum plus hazelnoot zou kunnen doorgaan – je ervaart een soort gourmand-feel op basis van aangelengde vanille. Wordt inderdaad, maar dan heel snel, bloemig door geranium, met op de achtergrond al een frisse scherpte die onaangenaam aandoet (is dat een goedkope alsem-variant?) en voor mij reminiscenties oproept met Axe-deodorant – om vervolgens te duiken in een bad van veronderstelde zwoelte.
Maar ik ervaar het amberhout, het leer en de tabak niet echt. Het is dat het gezegd wordt, maar blanke patchoeli had ik ook geloofd. De ambroxan-ervaring is nu minder heftig, maar elegant wil het allemaal niet worden. Er blijft die scherpte. Plat. Joop Homme Light zoiets. Gewoon niet langer over nadenken. Er wachten andere geuren.
Hier volgt een herhaling van een herhaling van een herhaling: volgens mij wordt attar over een tijdje leidend in de wereld van parfumerie. Een kleine aanwijzing: Amouage heeft een nieuwe collectie op de markt gebracht. Een sextet, 12 ml per flacon, € 490,00. Behalve de oud. Komt € 50,00 bij.
Andere aanwijzing: de relatief groeiende aandacht in de (wereld)pers over het indrukwekkende proces dat tot attar leidt en nu voornamelijk in India plaatsvindt.
Wat is Attar ook alweer? Het woord is afkomstig uit het Arabisch: itr = parfum, en het Perzisch atr jul = vet van een bloem. Dus een essentiële olie afkomstig van natuurlijke bronnen meestal geëxtraheerd door hydro- of stoomdestillatie. De Perzische arts Ibn Sina (980-1037), ‘bij ons’ beter bekend als Avicenna (de naam van zijn vrouw was by the way Yasamin), was de eerste die met deze methode een attar van bloemen extraheerde die hij gebruikte voor zijn aromatherapie bij hartklachten.
De essentiële oliën worden over het algemeen ‘teruggedestilleerd’ tot een (sandel)houtbasis. Dit procedé kan een tot tien jaar in beslag nemen, afhankelijk van de gebruikte ingrediënten en gewenste resultaten (het idee van de parfumeur). Technisch gezien zijn attars destillaten van bloemen, kruiden, specerijen, zaden, wortels en andere natuurlijke materialen (gebakken grond) waarbij een vat met water (deg) en ontvangstvat (bhapka met daarin sandelhoutolie) via een bamboebuis (chonga) met elkaar in verbinding staan. Deze technieken worden nog steeds gebruikt in Kannauj in India.
Concurrentie! Mijn vriendin kwam nog wat andere goeroestegen.
Een hele goede vriendin van me was onlangs op India-trip en had me beloofd her en der naar attar rond te kijken – via whatsapp onderhielden we contact (ze maakte ook de foto’s). Volgens mij deed ze haar inkopen in Hyderabad. Zeven flesjes in totaal overhandigde ze me bij thuiskomst met daarop vier op een etiket omschreven: earth, jasmine, dark oudh en patchouli. Drie etiketloos; ik ruik respectievelijk tweemaal champaca en ‘een soort van roos’.
Het ging me voornamelijk om earth, want dat is een attar mitti. Ofwel, ‘gebakken aarde’ die de geur van vallende regen in zich draagt. Wanneer deze attar mitti versmelt met sandelhoutolie, krijg je een geur ‘die moeder aarde in zich draagt en een hommage is aan de geur die ons elke dag omringt’ – lees ik op een nogal zweverige info-attarsite.
Ik laat de beoordeling over aan een zeer goede vriend die ook nog eens gek is op geuren. Gek is eigenlijk niet goed omschreven – hij is gefascineerd door wat geuren allemaal kunnen oproepen en wat het met onze psyche doet. Laatste gebeurt alleen volgens hem bij ‘goede geuren’. Dat betreft meestal geuren met een zekere status – vaak klassiekers – én geuren gevrijwaard van markertinggemiep en -geblablabla. En dat laatste is vrijwel onmogelijk bij nieuwkomers gezien er geen geur meer wordt gelanceerd die er ‘zo maar is’ – zonder verhaal, achtergrond en inspiratiebron (behalve die uit India bijvoorbeeld – die hebben voldoende aan hun geschiedenis).
Perfume peace on earth
Hij maakt er altijd een soort van ‘ritueel’ van: ik breng aan, hij haalt diep in, ik moet zwijgen, hij zwijgt… ‘Komt u maar met uw associaties!’ Zeer goede vriend: ‘Donker, bosachtig… ik ruik grot, mergel, kalk, groen, intens, natuur, natuurlijk, pure sensatie… jeetje wat is dit, in ieder zéker geen Ici Paris XL-le-tje.’
Ik leg uit, hij nog meer verwonderd, en we komen er samen achter dat hoe langer op de huid het idee van regen zich manifesteert. Maar dan geen Hollandse plensbui, maar zo’n zwoele, warme mistsluiter die bijna onzichtbaar over de aarde valt.
Maar vooral mooi en intrigerend is dat aarde-aspect, dat gevoel dat je ‘erin’ zit en dan is dat moeder aarde-idee eigenlijk niet zo slecht gekozen als symbool voor puur, natuur en authentiek – ook weer van die marketingtermen in perfumeland. Wat puurheid betreft heeft earth wat weg van Bruno Acampora, het zij minder gelikt en ‘doorgeproduceerd’.
Ook interessant: dit zijn geen soort geuren waar Chanel en Dior en al die anderen hun naam onder zouden zetten, maar zeg nooit nooit. Smaken veranderen, merken springen daarop in. De andere geschonken geuren ruiken helemaal zoals ze moeten ruiken. Dus de champaca, groen, geel, sensueel en zwoel met zo’n zweem van regen – maar dan anders, meer tropisch regenwoud. De jasmijn is gladder dan verwacht. De black oud maakt indruk, is pittig – maar dat zijn we inmiddels in het westen gewend.
Maar zoals zo vaak het geval is bij über luxeproducten: hoed u voor namaak. Want attar kan ook op chemische wijze worden geproduceerd. En dat vermoed ik bij de patchoeli, want die ruikt echnie naar patchoeli. Of niet zoals ik pure patchoeli ken. Eerder een notie van vaag hout dat doet denken aan ceder. Geld ook voor de attar die roos moet zijn – ik herinner me pure rozenolie anders, ook in combinatie met sandelhout.
Maar dat neemt niet weg, dat het weer eens prachtig is om de verschillen tussen de Franse, Arabische en Indiase parfumcultuur te ervaren. Ben benieuwd of attar inderdaad een trend gaat worden – niet alleen in woorden, maar ook in daden.
Een veel gehoorde klacht, die ik ook regelmatig heb: bedrijven die telefonisch niet meer bereikbaar zijn en zich verbergen achter een emailadres of je vragen te laten beantwoorden door zo’n kunstmatige intelligentie-trut – in negen van de tien gevallen onbevredigend. Mijn recente ervaring in deze: Yves Rocher. Vroeger makkelijk te bereiken via een pr-bureau maar sinds ze alleen maar online verkopen in Nederland, hebben ze daar de stekker ook uitgetrokken.
Zit zo: ik had een door mij te lang over het hoofd geziene klassieker van Rocher besproken – Cléa. Daar wou ik het van de op de hoogte stellen vanuit een soort van fatsoen plus de vraag of ze me een proefpakketje wouden toesturen van een lijn – Plein Natures voorheen Eau de Parfum Collection – die zo op het eerste oog lijkt te zijn geïnspireerd door Guerlains Aqua Allegoria-lijn.
In het bijzonder: Verte Envolée (net verschenen) ademt voor mijn gevoel behoorlijk Herba Fresca. Is wel weer zo’n lekker ‘typisch Frans’ parfum-poëtisch-gevalletje. Google Translate zegt: Groene Stijging. Ik hou het meer op Vervlogen Groen, of is het nu Weggevlogen Groen?
Ik zie het beeld wel voor me: trillend groen bedauwd gebladerte dat door een voorjaarszuchtje wind wordt opgetild en in de lucht in het niets verdwijnt. Misschien moet ik dit abstracte idee van groen zelf maken met behulp van AI Art. Ik vul dan mijn bovenstaande omschrijving in. Maar heb daar eigenlijk te weinig tijd voor. Even kijken wat Google Search geeft. Levert één beeld op dat in de buurt komt. ‘Dan maar’ in het Engels: ‘vibrant green dewy foliage lifted by a spring breeze and vanishing into thin air’. Meerdere opties, ‘Een zomertuin bij een boerderij’ benadert het idee het dichtst.
Wel een soort van blij met Verte Envolée omdat er niet veel groene geuren verschijnen. Lijkt wel of mensen er bang voor zijn. Viel me afgelopen weekend op – deze analyse wordt nu onderbroken voor een reclameboodschap: ontdek Upcycle Pop Up WeekendWinkel van #erikmaartenjeroenzwaga. Leidsegracht 38-40. Zat/Zon 10-18.00. Mode. Meubels. Parfums. Kunst. Delicatessen & Meer Moois. Einde boodschap – als mensen zeggen dat ze van frisse geuren houden en ik zeg dat naast eau de cologne, groen ook een fris en ontspannen sensatie kan geven, reageren ze na proberen vaak aangenaam verrast.
In ieder geval. Kwalitatief zijn Rochers geuren goed, omdat ze ervaren neuzen inhuren. Voor Verte Envolée is dat Sophie Labbé: heeft heel wat successen van Ferragamo, Versace, Kenzo, Sander en Boss op haar naam staan. Ook absurd overbodige, zoals Lanvins A Girl in Capri uit 2019 – why? Daar staat Cologne du 68van Guerlain tegenover. Dat dan wel weer wel.
Er zit zowaar een verhaal achter: een tripje van Labbé naar de theeplantages van Sri Lanka – toe maar! ‘The wind blows through the wild grass, a green landscape animates, a feeling of energy radiates’. Hoeveel bomen zou ze ter compensatie hebben laten planten?
Yves Rocher voegt toe: ‘Voel met je vingertoppen het wilde kruid dat zachtjes door de wind gewiegd wordt. Adem in. Ren. Loop weg. Ver. Hard. Om je vrij en energiek te voelen en om je batterijen opnieuw op te laden in de wervelende natuur’. Met de extra vermelding dat het ‘een opmerkelijke damesgeur’ is – this 2023 man! Wat een feel good-getut, hou daar eens mee op!
Ik moet zelf aan een plensbui denken die de warmte doorsnijdt op een zomerdag. Wel grappig: met een beetje fantasie ruik je een zweem van groene thee door de hele geur heen. Blijkt dus (gewone) zwarte thee te zijn. Lekker! Maar eerst is er de opening: een uitbarsting van prikkelend kruidig groen. Kan van alles zijn voor mijn gevoel: een bundeling van Italiaanse kruiden, een vleugje galbanum met direct al op de achtergrond een noot zwevend tussen hout en stro. Ook lekker!
Dan maken de citrusnoten hun opwachting: meer citroen, minder bergamot met een dorstlessend effect. ‘Hé, roosje, mijn roosje, hoe is het met je, je bloeit hier zo lekker bescheiden in het zonnetje – goed gevoel!’ Dan de afronding: een mix van witte musk en without. Iets te veel witte musk voor mijn gevoel – maar vergeet niet dat Guerlain zijn klassieke Aqua Allegoria’s ook een extra witte musk-injectie heeft gegeven. Niet altijd in het voordeel van de composities werkend.
Conclusie: goede geur zeker wat prijs betreft, nog zekerder als die in de aanbieding is. Geeft mij hetzelfde voldane gevoel als Thé Vert waar ik jaarlijks op zo’n minst één flacon van leegspuit als lichaams- en interieurgeur.
Philip Freriks: ‘We zijn alweer bij de halve finale van De Slimste Neus. Caroline van der Plas wat weet je van Bourjois’. ‘Jeetje daar vraag je wat, iets met toneel, Molière?’ ‘Nee, dat is helaas fout, je bedoelt waarschijnlijk Le Bourgeois Gentilhomme?’ ‘Caroline, ja, gôh wat stom, heb het nog voor mijn lijst gelezen.’
‘Snel door naar Nikkie’: ‘Dat is voor mij een intikkertje. Bourjois staat voor mij voor make-up, poeder, theater, Parijs, glamour, parfum, Chanel.’ Freriks: ‘Allemaal goed. C’est Fantastisque. C’est Magnétique, C’est Formidable. Je bent een echte vakvrouw die haar geschiedenis kent. Maar kun jij het publiek uitleggen wat Chanel en Bourjois in hemelsnaam met elkaar verbindt, dat weten maar heel weinig mensen.’
Nikkie: ‘Nu ga ik wel erg verschrikkelijk-heftig de diepte in, iets wat over het algemeen niet met mij wordt geassocieerd, maar de latere eigenaren van Bourjois – by the way in 1862 begonnen door een acteur in Parijs die niet tevreden was met het toenmalige aanbod van theatermake-up – zijn ooit met Chanel in zee gegaan om haar parfums breder en commerciëler neer te zetten. Daar heeft ze later mega veel spijt van gekregen, maar dat is écht een ander onderwerp. Laat ik dan als laatste een leuk weetje vertellen. Zowel Chanel (in 1933) als Bourjois (in 1953) hebben een parfum met dezelfde naam, en waarmee ik automatisch geassocieerd wordt, op de markt gebracht: Glamour.’
Freriks: ‘Nikkie, dit is echt heel bijzonder al deze achtergrondinformatie – waarom begin je geen podcast met dit soort triviale, maar belangrijke historische weetjes?’ Nikki: ‘Ik kan weinig loslaten, maar… mijn beautiful lips are sealed…’
Te koop in iets andere flacon bij Bol.com
Waarom vind ik Bourjois zo leuk – en daarom de geuren ook? Ben ik op mijn oude dag aan het vertrutten, want het is toch vreemd: wel ageren tegen de mallotige aanhoudende aanvoer van nieuwe geuren, en Bourjois dan? Klopt als een bus en bewijst maar eens dat ieder mens een parfumvat vol tegenstrijdigheden is.
De ‘echte’ reden: de geschiedenis van het merk dat nog veel verder reikt dan bovenstaande informatie. Met name die link met Chanel die pas in 2014 officieel werd verbroken doordat de eigenaren van Bourjois (én Chanel) – de familie Wertheimer – het (met name nog om zijn cosmetica populaire) merk verkocht aan Coty.
Voor ik met het nieuwe geurtrio begin, nog even wat extra achtergrondinfo: Bourjois heeft bij kenners de reputatie van een gerespecteerd parfumhuis, als was het alleen maar omdat de neus van Chanel N° 5(1921) – Ernest Beaux – ook het beroemdste parfum van Bourjois creëerde: Soir de Paris (1929). En revolutionair binnen het vakgebied was dat aan de geur Mon Parfum (1924) een hele trits van beautyproducten werd gekoppeld: poeder, lippenstift, rouge, oogschaduw, toiletzeep, badzout en badpoeder.
Crisistip: mocht je de dit trio te duur vinden: op www.bol.com wordt een andere klassieker Kobako (uit 1936 ook gemaakt door Ernest Beaux) voor een ietsiepietsie minder verkocht: € 16,59 (50 ml).
Jeugdig en bescheiden
Wat ik met name leuk vind, zijn de namen: La Magnétique, La Fantastique, La Formidable. Ik bedoel maar: als je La voor een naam/woord zet, dat benoem je daarmee het ultieme; alle kwaliteiten komen dan in optima forma samen. Het klinkt lekker arrogant, en je kunt het moeilijk betwisten omdat er geen regels bestaan voor het toepassen ervan. Over smaak mag tegenwoordig niet meer getwist worden – ‘Iedereen is uniek en bijzonder op zijn/haar/hen wijze en schoonheid komt van binnenuit blablabla’ – maar er blijft natuurlijk een verschil tussen La Streisand en La Patty, La Callas en La Bloemen.
Over bloemen gesproken: die bloeien volop in dit trio. Alleen niet echt spectaculair, want wat opvalt is de vriendelijke en bescheiden uitstraling – het zijn geen flowerbombs. Noem het jeugdig – iets wat je nu direct met het merk associeert. Ik heb een beetje een macaron-gevoel (waarin het ook om subtiliteit gaat, tenminste als je de juiste koopt; niet die in het koelvak van de super) wat natuurlijk versterkt wordt door de presentatie.
In La Magnétique proef je in de opening de mandarijn duidelijk – zonnezoet en fris. Vervolgens een beproefd, dus zeer klassieke melange van roos en jasmijn die snel overgaan in without-vanillecombi waardoor de finish een amberachtig warmte krijgt.
In het hart van La Fantastique kloppen dezelfde bloemen als in La Magnétique alleen ademen die anders door roze peper in de opening en de toevoeging van peer die je goed waarneemt. ‘Voor een natuurlijke, groene aantrekkingskracht’; ik associeer peer nooit daarmee, eerder met sorbet en, hey daar-is-weer, macaron. De nasleep is iets poederig en clean door musk en kasjmierhout.
En dan LaFavorite van Geurengoeroe: La Formidable. Inderdaad een moderne chypre met zoet-zonnige fruitfacetten – in dit geval bergamot (die voor mij meer ‘op zijn Guerlains’ had mogen spetteren ) die een inleiding is tot een abstract bloemenhart gebaseerd op fresia en lavendel zo lijkt het, maar een beetje te diffuus voor mijn gevoel. Geldt ook voor de patchoeli die ik niet als ‘krachtig en rijk die diepte en intensiteit toevoegt’ zou omschrijven – eerder als een idee van droog hout.
Logisch dat de geuren zo licht van aard zijn: past bij de uitstraling, de doelgroep en de prijs natuurlijk: € 16,99 voor 50 ml zie ik op de Franstalige site.
Op verzoek van een lezer – bekend bij de redactie ;-> – bespreek ik deze geur. Ik lees op de site van Nasomatto: ‘De geur is het resultaat van een zoektocht naar de overweldigende verslavende intensiteit van de seksuele kracht van de vrouw’.
In 2007 kon je dat nog zonder problemen noteren. Dat ligt nu – na Metoo, na de identiteits- en inclusiviteitsrevolutie en de daaruit voortvloeiende woke-beweging – allemaal net iets gevoeliger.
Kun je eigenlijk wel stellen dat de queeste van Alessandro Gualtieri – de man achter het parfumlabel – erg rolbevestigend is. En los daarvan: voor mij is tuberoos – met het veronderstelde vermogen om seksuele kracht op te roepen en daardoor hoofdrolspeelster in deze geur – niet typisch vrouwelijk. Mannen met lef dragen hem ook.
Eerlijk gezegd ik ben beetje uitgetuberoosd met name sinds de opleving van tamme interpretaties verkocht als ‘gedeconstrueerde’ tuberoos – zoals Bloom van Gucci (2017), Mutiny van Maison Margiela (2019) en nog een paar die me niet te binnen willen schieten. Dan wordt het iets moeilijker deze geur eerlijk te beoordelen. Moet ik dus proberen de inmiddels ingekorte naam Narcotic V vanuit zijn lanceringsjaar met terugwerkende kracht bekijken.
Dan zijn er voor mij vóór 2007 drie parfums die ik voor mijn gevoel mee moet meenemen: Fracas van Robert Piguet (1949), Tubéreuse (uit 1984 en de allerheftigste tuberoos ever ook wel bekend als the G-spot perfume) van Annick Goutal en Tubéreuse Criminelle (1999) van Serge Lutens. Tja, daarbij vergeleken is Tubéreuse Criminelle een muurbloempje een ‘vergeet-me-welletje’. Had ik eigenlijk niet verwacht. Ik heb diverse keren in de loop der jaren aan Gualtieri’s geuren geroken en heb er geloof drie besproken. In mijn herinnering is hij een krachtpatser die de grenzen van het olfatorisch onbetamelijke opzoekt, maar iets weerhield me om me echt in hem te verdiepen.
De naam. Nasomatto betekent rare neus. En dat vind ik even erg als Lady Gaga, I Hate Perfume en A Lab on Fire. Het heeft iets anarchistisch, tegen de stroom in, wetende dat je tegelijkertijd wel afhankelijk bent, toch bevestiging/erkenning zoekt van/bij hetgeen je bekritiseert: de ‘standaardneus’, een ‘Lady Selfconfident’, de ‘I Love Perfume-persoon’ en een gewoon werkend laboratorium (met brandverzekering).
Ik snap de geur helemaal: de groenige lichte opgefriste opening die overgaat in een witte bloemenextase waarbij de tuberoos vanzelfsprekend alle aandacht opeist die daarna langzaam verdwijnt in een bedje van hout en musk. Zonder jasmijn en oranjebloesem geen klassieke tuberoos. Ruik je vol. De lelie ontgaat me.
Maar ik had gezien Gualtieri’s reputatie meer verwacht: een tuberoos in overdrive richting hallucinerend. Maar misschien verlang en eis ik inmiddels te veel – kan ik hetgeen ik wil ruiken, een neus niet waarmaken, blijken er toch limieten aan wat je kunt ruiken in de parfumwereld. In mijn gedachten rook ik bij Narcotic V, Tubéreuse 3 Animale uit 2010 van Histoires de Parfums – maar dan nog erger. Narcotic V heeft voor mij meer overeenkomsten met de eerste geur van Michael Kors (2000).
In hetzelfde jaar dat Narcotic V verscheen, was daar ook het heerlijke Tuberose Gardenia uit de Private Collection van Estée Lauder – romig, smeuïg en intens. Schiet me net te binnen: geflopperdeflopt en door de hoeveelheid geuren die het lanceert niet meer serieus genomen, maar die van Reminiscence – White Tuberose (2014) uit het inmiddels gesloten boek Histoire de Fleurs – was ook bepaald ‘niet verkeerd’.
‘KOFFIE-ROOS’ MET VOORSPELBARE AFROMING, AFRONDING
Da’s niet normaal: 150! Het aantal Montalegeuren dat Fragantica vermeld op zijn infosite. Eén daarvan heet Intense Café. Stamt uit 2013. Ik ruilde hem onlangs met nog wat andere geuren omdat ik vind dat ik geen geuren van Montale meer mag kopen omdat het me allemaal te hapsnap, te commercieel en te weet ik niet wat allemaal is.
Ook echt niet normaal: van bijna elke nichegeur die je nu zoekt op internet, verschijnt inmiddels een of meerdere dupes bij de Google-advertenties. Intense Café heet bij Divain 684, bij Cocomora N°124.
Ondanks mijn wel of niet terechte vooroordelen is Intense Café toch leuk. Met name door de koffie – ‘Dûh, daar draait het in deze geur ook om!’ Koffie, in eerste instantie ingezet als mannelijke ‘tegenhanger-noot’ van de gourmandsmaken voor de vrouw. Het begon met Muglers A*Men (1996) en is inmiddels uitgegroeid tot een beyond gender-smaakmaker die je steeds meer, zeg maar heel veel terugruikt in de nasleep van geuren.
Niet echt interessant, maar ik had een tijdje twijfels bij koffie als nieuwe smaakmaker, gourmand-uitgeteld als ik was. Maar ik begin het inmiddels te begrijpen, of me erbij neer te leggen als je denkt dat koffie over een tijdje als goed alternatief wordt gezien voor patchoeli (ook aards, donker, warm, sensueel) dat door het veranderende klimaat (en daardoor grotere kans op misoogsten) steeds schaarser en dus steeds duurder zal worden.
En – mark rutte my words – dus het verschil in parfumgebruik zal definiëren tot welke klasse je behoort: puur natuur voor ‘the wealthy’, synthetisch voor ‘the poor buggers’. Maar dat is een ander onderwerp.
Je krijgt veel te ruiken in Intense Café maar dat geldt voor alle Montale- en Mancerageuren die ik tot nu toe heb geroken. Er zit een soort van booster in die ook Intense Café breed en vrijgevig maakt, tenminste als je de moeite voor neemt om het allemaal in je op te nemen.
Maar ook zonder een diepere interesse zit het wel snor – dan is-ie gewoon ‘lekker’, ‘bijzonder’ en voor de meeste mensen dus niche. Lekker die opening: de geur van verse rozen waardoorheen slierten van koffie slingeren. Je ziet het voor je. Had alleen voor mij wel wat langer mogen duren, het plaatje spat snel uiteen, want het wordt daarna direct voorspelbaar – witte musk (gaap), amber (gaap-gaap) en vanille (gaap-gaap-gaap) die samen met een beetje fantasie voor room en suiker kunnen doorgaan met op de achtergrond de geur van een vertrouwd kopje koffie. Datwasut.
De overeenkomst tussen de marketing van een high end geur en een sollicitatie? Beide maken de beloftes meestal niet waar. Er wordt een beetje gespeeld (of is het gesjoemeld?) met ‘de waarheid’ en kwalificaties worden overdreven waardoor beide zich beter voordoen dan ze ‘in werkelijkheid’ zijn. Is dat erg? Nou, nee, want ‘iedereen’ doet het toch? Zegt men. Met die kennis indachtig, bekijk je alles met het ouder worden met een zekere reserve.
Waarom gebruik ik deze bespiegeling met betrekking tot de nieuwe Burberry, Hero? Nou, omdat de eau de parfum-versie (2022) zich voor mijn gevoel voordoet als een eau de toilette (2021), maar – en dat is dan weer sort of gunstig – ik bij de eau de toilette-versie juist het omgekeerde heb. Én omdat de compositie – opgebouwd rondom drie soorten cederhout – nogal eenvoudig en daardoor saai is, terwijl de boodschap ‘de traditionele stereotypen van mannelijkheid uitdaagt’. En als je dat vermogen in je hebt dan ben je een held – maar dat ben je tegenwoordig ook al als je een ‘best wel oud ogend’ iemand de straat over helpt.
Let wel: cederhout is een prachtingrediënt. Het kan zo elegant verschillende ingrediënten in zich opzuigen, en is ‘van zichzelf’ ook aangenaam: door de zon uitgedroogd hout met een lichte sensueel-warme ondertoon, denk het slijpen van een Caran d’Ache-potlood.
Ik weet niet of deze wel heel erg less is more-visie ten opzichte van de geur in lijn is met de huidige modestijl van het merk. Wat ik wel heb opgepikt is dat Riccardo Tisci – na vier jaar afgelopen september ingeruild door Daniel Lee, de nog maar net bij Bottega Veneta begonnen ontwerper met meer veronderstelde feel met de Tiktok-generatie, de doelgroep van nu waar Burberry op inzet.
Die Tisci dus, zou zich intensief met de totstandkoming van de geur hebben bemoeid. Tuurlijk. Zal wel. Zeggen ze allemaal. Mocht het dan toch zo zijn, dan is het alleen de keuze van het model – Adam Driver – en de sfeer geweest volgens mij. Ik zie de vergaderingen voor me. ‘Welke (just a tiny bit gay-ish) ambassadeur voor Hero moeten we kiezen. Riccardo? Difficult, difficult’. Terwijl het creatieve team wacht op marketing die de filosofie zal toelichten: ‘Hi Riccardo, listen, het idee is dat we een paard en een man samenbrengen om een moderne mythe te creëren in een ontzagwekkend landschap, en ondertussen onderzoeken we de codes van dualiteit en de kracht van het dierenrijk’.
Moet gezegd: het ‘afwijkend knappe’ – de maat der dingen in de modellenwereld op dit moment – model Adam Driver – is mooi of, zoals je wilt, best wel sensueel, of zoals je wilt best wel geil. En het totaalplaatje is eveneens less is more: wilde man, wild paard, wilde zee.
Alleen wordt er een big mistake gemaakt voor mijn gevoel als je kijkt: ik ruik dan eerder denkbeeldig een marinegeur – beetje ziltig, beetje rozemarijnachtig, beetje aangespoeld hout; een soort Cool WaterGeneration Next. Maar geen simpel houtgeurtje. Dán denk je toch eerder aan ‘ongerepte cederwouden’ waar ook paarden kunnen ronddraven, gemend door dezelfde stoer-geile, not-classic beauty.
Ik las van Hero een doeltreffend-korte omschrijving op www.colognoisseur.com: ‘Very office-appropriate, off-the-shelf done right’, maar ook ‘very unexciting’ en ‘olfactory prefab’. Natuurlijk staan hier honderden positieve reviews tegenover – ga naar Youtube for that matter. Maar dat neemt niet mijn bezwaren weg: ook al neem je vier soorten cederhout en je voegt een aantal smaakmakers toe – zwarte peper, bergamot, dennennaald, wierook, benzoïne -, als je dan in the end alleen maar Caran d’Ache blijft ruiken – dan ervaar je toch een teleurstelling. Die bij mij alleen maar groter werd toen ik aan mijn ‘Mottenvanger van Hamelen’-flesje rook: Ceder – dat is Hero zonder toeters en bellers als etherische olie. Even saai of zoals je wilt even lekker.
12 Noir Absolu Collection Prestige van JC Parfums is een treffend voorbeeld van hoe ‘echte niche’ steeds moeilijker te onderscheiden lijkt van ‘nepniche’. I love it, want het onderstreept des te meer dat ‘alles’ waar niche zich op beroept – exclusiviteit en allerbeste kwaliteit van ingrediënten en eigenzinnige en gewaagde composities – eigenlijk marketingonzin is. Maar wel een zeer goed geslaagde. Chapeau!
De ‘kenners’ moeten misschien denken aan La Collection Privée van Christian Dior – ik in ieder geval. Hoewel je je natuurlijk kunt afvragen of La Collection Privée wel ‘echte niche’ is, hebben beide merken dezelfde uitstraling. Want hoewel de een zwart, de ander wit gepresenteerd, is de etikettering, omdoos, gewicht van de flacon en dop, en presentatie bijna een laken van hetzelfde pak.
En de geur dan? Flauw (of niet) om te zeggen, maar blind geroken zou ik er – ik gebruik deze omschrijving niet graag in verband met geur, maar het is het eerste wat in me opkwam – in zijn gestonken; ‘Niche!” 12 Noir Absolu is warm, vol, gul en schommelt olfactorisch tussen Ambre Nuit en Patchouly Impérial met een vleugje Oud Isaphan.
Het verhaal achter de geur, klinkt wat vreemd en af en toe onbedoeld grappig, maar dat ligt hoogstwaarschijnlijk aan de vertaling: ‘Dit metaforische sap dompelt je onder in een onverwacht en vreemd concentraat van donkere bossen en witte bloemen. Deze geuren stuwen je soms op een reis naar de donkerste bossen met patchoeli, agarhout, dierlijk hout, zwarte bes, soms in een reis onberispelijk door jasmijn en narcissen. Het hele gebeuren is absoluut verontrustend tot het punt dat het bijna onwerkelijk wordt’. Let op het gebruik van soms.
De opgegeven ingrediënten. Top: zwarte bessensiroop, aquatische noten, hart: cyclaam, narcis, sambacjasmijn, roos, en basis; oud, patchoeli, wierook en benzoïne.
Eerlijk gezegd: het komt er allemaal niet uit wat erin zit. Aan de opening ontbreekt de sprankeling die deze twee kunnen oproepen met name als je zwarte bes onderdompelt in waternoten. Mijn maat der dingen wat frisse zwarte bes betreft: Hermès’ Amazone Eau Fraîcheur. Gebeurt niet.
Het hart is echt ‘spannend’ door de originele combi van (het weinig) gebruikte cyclaam en (dito) narcis. Ik ruik het alleen niet echt. Dus geen patsboem-effect van mierzoete cyclaam (think pink) en supergele, supergeile narcis. Samen moet dat iets ‘meeslepends sensueels’ opleveren. Gebeurt niet echt.
Dat komt voor een groot gedeelte op conto van de basis. De ingrediënten daarvan lijken overgedoseerd waardoor je er als het ware direct mee in aanraking komt, zonder opening en hart mee te krijgen. Dat is vaak de makke met oud-angehauchte geuren, de basis eist te snel de aandacht op.
Maar dat zullen waarschijnlijk – hier volgt een vooroordeel – de meeste gebruikers juist prettig vinden. Die zitten niet echt te wachten op – hier volgt er nog een – een bedwelmende ontmoeting tussen cyclaam en narcis. Wel op een gulle en krachtige geur – en nog een – en dat wordt tegenwoordig geassocieerd met niche.
Laten we de boel eens omdraaien: wat zou Dior gedaan hebben met deze ingrediënten? Ik vermoed en ik hoop dat het een verzwelgende bloemengeur zou zijn geworden gesmoord door oriëntaals hout. Nog iets: ik denk ook niet dat de liefhebber van La Collection Privée op zoek is naar JC Parfums. Andersom wel. Of is dit ook een vooroordeel?
Lees net dat 12 Noir Absolu is ‘ontleend’ aan Matière Noire van Louis Vuitton. Interessant. Gemaakt door Jacques Cavallier. Nu denk ik dat ik mijn gewenste verzwelgende bloemengeur aangereikt zal krijgen.
OVER WIKIPARFUM, TE VEEL PARFUMS EN TE VEEL PARFUMS
VRIENDELIJKE, PRETTIGE & VOORSPELBARE Oud
Wikiparfum
Ik overweeg het al langer, maar na het doorscrollen van een recente nieuwe infosite die op mijn tijdlijn verscheen – www.wikiparfum.com in samenwerking met Michael Edwards en zo’n beetje alle geurproducenten: van Givaudan tot Takasago – wordt de gedachte sterker: stoppen met www.geurengoeroe.com.
Óf anders alleen nog maar ontwikkelingen en geuren bespreken die echt interessant zijn in (en voor) de wereld van parfums. Want dat die is doorgedraaid (Wikiparfum heeft, alsublieftdankuwel, bijna 20.000 geuren in zijn bestand) staat al langer vast.
Niet de eerste keer dat ik hierover geurzeur. Mag het allemaal – vul in wat je gevoel je ingeeft – een ietsiepietsie, een beetje, heel veel minder worden? Zelfreflectie – wat pietluttige ‘eco’-initiatieven daargelaten – is een deugd die de parfumindustrie vreemd is, of het moet een van de talloze karaktertrekken zijn betreffende de doelgroep voor een nieuwe geur – Calvin Klein of zo.
En om op deze parfumproductie in overdrive alleen maar cynisch commentaar te geven – ook zo makkelijk. De kans daarop wordt trouwens wel steeds groter. Ik was het van plan bij de nieuwste geur van Mona di Orio: Domaine. Tien jaar geleden zou ik onder de indruk zijn geweest, maar nu denk ik: ‘Nóg een lelietje-van-dalen-geur!’ Zal die echt een nieuw licht laten schijn op dit blommeke zo tere, kleine en fijne? Kan me het haast niet indenken; ben ook te lui om me er verder in te verdiepen.
Wat Wikiparfum betreft en de overweging tot stoppen: daar worden veel merken genoemd waarvan ik nog nooit gehoord heb. Moet ik me dan als insider echt zorgen maken? De site leeft gelukkig wel mee met ‘mijn’ twijfel. Ik hou er niet van, maar vooruit, ik laat een ‘persoonlijk’ geurprofiel opstellen. Een paar vraagjes. Favoriete parfum: Nuit Noire Mona di Orio. Nog een: Bandit Robert Piguet. Hun – waarschijnlijk door AI aangedreven – conclusie: ‘You love perfumes of the oriental and leather families. You also love nuances of the floral and woody subfamilies’. Nou, dan heb je bijna het hele spectrum te pakken.
Re-lelietje-van-dalen
De parfums die ze me aanraden: Benjoin 19 Le Labo en Leather Copper Lalique. Grappig: met beide merken heb ik niets (meer). Le Labo met zijn nep-exclusivisme en Lalique die lanceert gewoon too much. Speaking of which: bij Encre Noire Sport ontplofte ik bijna. Waarom in hemelsnaam van een vetiverbom een sportieve versie maken? Verder heeft Wikiparfum nog 48 (!) aanraders voor mij, maar om die te weten te komen moet je je inschrijven. Dikke doei.
Aangezien ik Oud for Glory van Lattafa bespreek – via dezelfde ruil tot me gekomen als Red Tabacco – ging ik bij het alfabetische overzicht van Wikiparfum naar de L om te zien welke andere merken ‘die daarmee beginnen’ me niets zeggen. Van de 65, 16 stuks: nada-niente-niets. Een stuk of 10 ken ik van naam maar het wie, wat, waar en waarom weet ik niet. Van de meesten interesseert het me ook niet. Lionel Richie, ik bedoel me maar – die heeft dus weinig vandoen met Wikiparfums slogan: ‘We bring the art of perfumery to you’. Trouwens – hoe vaak moet ik het nog zeggen! – daar is in 90 procent geen sprake meer van; gewoon commerciële negotie.
Nu dan echt Oud for Glory. Lataffa (anno 2014 opgericht in de Verenigde Arabische Emiraten), een samentrekking van Latif (vriendelijk) en Lateefa (prettig), is een van de vele Arabische merken die meevaren op de koers ooit in gang gezet door Amouage (waardoor dit merk genoodzaakt was om zelf te verhippen, dus met trends moest meegaan, dus lanceringen te versnellen) en later door Montale (2004). Dit was natuurlijk niet gebeurd als de verschillende landen op het Arabische schiereiland, naast olie – eens houdt het op – zich ook op andere inkomstenbronnen waren gaan concentreren – de opkomst van Abu Dhabi als luxe vakantieoord voor de middenklasse is in deze exemplarisch.
Deze opstuwing in de vaart der volkeren heeft ook tot een zekere bewustwording en trots bij de lokale bewoners geresulteerd: het benadrukken van hun eeuwenoude cultuur en kunst. Dat ‘noodzakelijkerwijs’ wel een moderne injectie moest krijgen om de met name westerse toerist een gevoel van sociale acceptatie – ‘Het gaat goed met de vrouwenemancipatie’ – en herkenning te geven – ‘Heb je die wolkenkrabbers gezien, je kunt er ook overdekt skiën!’ – terwijl die zich snikheet zit te vergapen aan de blingbling van de shoppingmalls – ‘heerlijk die airco!’ En aldaar wellicht ook bij de keel wordt gegrepen door doordringende parfums die daar zweven. Misschien valt de trendy toerist wel voor en/of door een creatie van Lataffa. Keuze uit 127 stuks.
My oud, my oud, my kingdom…
Wat ik het leukste aan de geur vind: de naam. Oud for Glory – ik weet helaas niet wat Bade’e Al betekent; Google Translate biedt geen uitkomst – maar het heeft voor mij een soort Shakespeare -achtige wanhopigheid. ‘My horse, my horse, my kingdom for a horse’. ‘My oud, my oud, my kingdom for an oud’. Gaat voor het merk zelf ook op, qua je wanhopig voelen dan, mocht je in de winkel staan omdat je van plan was een geurtje mee naar huis te nemen voor je buurman – ‘Doe maar iets met oudh’.
Wat een absurde hoeveelheid. En we gaan nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet: Ameer Al Oud,Ameer Al Intense Oud, Amwaaj Oud, Chic Oud, Chic Oud Summer, Danhal Oud Kambodi, Deen Al Oud Al Ameeri, Just Oud, Just Oud Boulevard, Khurafi Oud, Lubb Al Oud, Mukhallat Oudh, Nakahat Al Oud, Night Oud, Oud Al Sahraa, Oud Mood, Oud Mood Elixir, Oud Mood Silver, Oud Salama, Oudain, Rouat Al Oud, Velvet Oud, Bade’e Al Oud Amethyst, Eternal Oud, Blue Oud, Opulent Oud.
Ach waarom niet, de ‘verantwoording’ bij de geur: ‘Een nieuwe dag, een nieuwe kans om uitdagingen aan te gaan. Badee Al Oud Oud for Glory verfrist je geest en zorgt dat je onbevreesd je instincten kan volgen. Ga elke dag het avontuur tegemoet’. Doen we.
Grappig, de opening: kan je op het verkeerde been zetten. Is het nu alleen saffraan wat ik ruik of resoneert op de achtergrond ook een volle roos? Wel origineel en onverwacht die combi met nootmuskaat. Het tempert de zoetheid van de saffraan, die voor mijn gevoel in geuren anders ruikt dan in de keuken. En dan: oud, of beter omschreven: ‘rook van agarhout’. Is dat niet hetzelfde dan? Het levert in ieder geval geen andere kijk op oud op. Want die is in Oud for Glory vriendelijk, prettig & voorspelbaar. Bijna gaap-gaap. Daar verandert de patchoeli ook niet echt veel aan. Ook al wordt dit herhaald in de basis: dus nog een keer ‘rook van agarhout’ en patchoeli uitgeleide gedaan door (een beetje zoete) musk.
Stel je het allerbeste adelaarshout (die hoop ik ooit nog eens in het echt te ruiken) voor gelayerd met pure patchoeli, en je krijgt volgen mij een intense eerst sompige, steeds droger wordende sensueel-warme houtbeleving die je naar adem doet snakken.
Het merk interesseert me eigenlijk geen mallemoer; de verleiding om me erin te verdiepen is nihil. Maar het is dat ik een Red Tobacco via een ruil – door een samenloop van omstandigheden voor het eerst gedaan via Marktplaats – kreeg toegestuurd. Dus moest ik me wel even verdiepen in het merk. Er zijn leukere dingen in het leven.
Let wel, het is tegenwoordig niet makkelijk om het ware ontstaan van parfumhuizen te vinden op internet. Zelfs, of juist meer, moet je twijfelen aan het ‘waarheidsgehalte’ op de officiële homepagina’s en de – ‘about us’ – van merken. Zo ook die van Mancera.
Eigenlijk maakt het me ook niet uit. Het doet maar, net zoals met zijn geuren – die draaien als een dolle wat productie betreft. Op mij komt het allemaal ongeïnspireerd over ondanks de veronderstelde boeiende storytelling. We’re only in it for the money, dat gevoel overheerst bij mij. Dat natuurlijk geldt voor bijna elk menselijk handelen, maar toch.
Dit maakt Google Translate van hun ‘about Mancera’ (door mij ingedikt): opgericht door Pierre Montale (ja die de man die met Montale Parfums oudh in 2004 in Europa introduceerde) in 2008. Mancera is een cadeautje aan zijn dochter, Amélie. Resulterend – hier begint de overdrijving – in een ‘unieke samenwerking tussen een vader en zijn dochter’. In 2017 wordt Amélie artistiek directeur ‘van dit multi-generatieproject’.
Pierre wordt omschreven als: ‘Een vertrouwd reiziger van het Verre Oosten, met een ouderlijke kennis aan hem overgedragen in de donkerste hoekjes van de workshops van meesterparfumeurs’. Amélie als: ‘Fotograaf en visionair visueel kunstenaar, gepassioneerd door art deco en verliefd op de geuren waarin ze is opgegroeid’.
Pierre
Amélie
Nou nog een zelfvoldane liefdesverklaring en dan vind ik het wel goed zo: ‘Mancera overstijgt westerse en oostelijke inspiratie waar vier handen aan het werk zijn. Deze familiesonate produceert een visuele en olfactorische dans, een reis naar de randen van afgelegen landen waar mythen worden geboren en de toekomst wordt gemaakt’.
Red Tobacco is een van de – ik ben gestopt met tellen – geuren van Mancera. Ik had liever een dikke vette oudh van ze gehad, kijken hoe die verschilt van mijn favoriete MontaleBlack Aoud.
Red Tobacco is een ‘van-alle-marktenthuis’-geur en je krijgt de volle mep, en – moet gezegd – waar voor je geld. Dus: beetje gourmand, beetje oud, beetje aromatisch, en iets meer oosters en iets meer oosters-kruidig. Wat die volle mep betreft: het lijkt wel of in de geur een soort van ve-tsin zit, het geheel wordt aangestuurd door iets waardoor de geur knalt, waardoor je het gevoel krijgt écht met een eau de parfum vandoen te hebben. Wat ik met heel veel geuren met dergelijke concentraties veel minder heb: zoals de Lancôme’s, de Armani’s van deze wereld.
Pats boem is de opening, een prettige wervelwind van zoet, zoete kruiden, exotisch, fruitig. Opgegeven smaakmakers: saffraan, kaneel, nootmuskaat, witte peer (of was het nu perzik?) en groene appel. Ik kan ze er niet stuk voor stuk uitpikken. Wel: een oudh-accent met iets rokerigs. Land van herkomst: Nepal (wist niet dat dit land ook een oudhproducent is).
Het hart klopt door patchoeli en jasmijn. Ook dat ik ervaar ik niet echt. Dat komt door het wervelwind-idee: je ruikt zoveel dat je neus in de war raakt. Ruik ik nu op de achtergrond een – gladde – patchoeli die opgaat in een tevens – gladde – tabak? Wil zeggen: ik ruik iets donkers, maar niet de typische aardse noten van beide – eerder een gepolijste versie. Dat moet haast wel op het conto komen van de toevoegingen: amber, vanille en witte musk (hier wel erg zoet gedoseerd) ondersteund door guaiac en vetiver. Maar het doet me allemaal niets.
Volgens Mancera is Red Tobacco ‘warm’ – kan ik in meegaan – ‘betoverend’ – niet echt – en ‘ongelooflijk potent en sexy’. Helemaal niet dus. Red Tobacco is, hoe omschrijf je het netjes, ‘middle-of-the-road’-niche waarvan de prijs-kwaliteitverhouding klopt. Maar voor de rest? Zal wel. Zie eerste zin.
Je denkt een geurtrend is voorbij, dan nies je even en daar komt die weer om de hoek kijken – ja hoor! In dit geval jeans. Toen dit (of denim) voor het eerst werd gekoppeld aan geur – begin van het millennium – was ik oprecht benieuwd. Zouden neuzen de moeite nemen het gevoel van jeans – dus niet de symboliek van ‘vrijheid’ en rebellie’ die het vertegenwoordigt, denk Jeans, sorry, James Dean – maar het olfactief gevoel van spijkerstof te vertalen?
Absolutely not! En al helemaal niet met de batterij aan jeansgeuren die Versace – stuk of veertien – op de markt kieperde. Jeans stond gelijk met sportief, dus fris, aqua, ozon, licht gekruid en met hier en daar een hint van zilt. Moet gezegd: Green Jeans van Versace (1996) was/is een favorite of mine: crispy, fris, groen met grappige ‘aldehyden-inbreng’.
Voor mijn gevoel kom je met het gebruik van iris aardig in de buurt, tenminste als je de stoffige-koele kant van de wortel benadrukt en dit vermengt met ingrediënten die deze sfeer versterken – denk wierook. Oh jee, zit je toch snel in de nichehoek en dat is jeans absolutely not – ook al zet je er couture voor zoals Versace deed.
Deze analyse nu wordt onderbroken door een commercial: ‘Leef voor het onvoorziene. Omarm creativiteit. Wees trouw aan jezelf. Dit is Hugo Jeans, een aromatische fougère die, net als de perfecte jeans, de seizoenen overstijgt. Word deel van de beweging en maak deze klassieker de jouwe. Grijp het moment, voer de energie op en til je iconische fit naar een hoger niveau. Hugo Jeans valt anders’.
In aromatische fougère van de commerciële boodschap ligt alles besloten, want Hugo Jeans is absolutely not fris, aqua en ozon, licht gekruid met hier en daar een hint van zilt. Licht gekruid dan uitgezonderd. Want als de frisse openingsnoten zijn vervlogen doen de ‘kruidjes’ hun werking: fris en uplifting munt waarvan de aqua-achtige frisheid wordt getemperd door jeneverbes. Ook soort van fris maar eerder ijl-kruidig, donkergroenig – met een beetje fantasie waan je je in de duinen bij de zee.
Maar het is de basis die de toon bepaalt. Nu doen natuurlijk de meeste geuren dat ‘in the end’, maar daar word je in Hugo Jeans nu sneller naar toe geleid. Op aangename manier. Vetiver springt er voor mij uit, geschraagd door sandel- en cederhout. En met dit hout-trio heb je feitelijk alles wat de mainstream-man van nu wil: geen rare fratsen – ‘Mijn laatste geur, Veen is Fern, is gebaseerd op de herinneringen van mijn overgroot-opa die turf moest steken in Drenthe’ – maar recht-aan-recht-toe-geuren die je een behaaglijk en zelfverzekerd gevoel geven.
Ben je niet zo’n geurhoutgeval, no worries: Boss lanceert binnenkort een geur ‘richting vakantie’ – embargo, dus kan verder geen mededelingen doen.
Nog drie dingen die (me) opvallen: heb je de naam Hugo Boss horen vallen? Not. En ook geen hippe videoclip met nieuwe en/of oude ambassadeur. Bezuinigingen nieuwe stijl? Wel leuk: als je de rode band op de flacon leest dan krijg je van links naar rechts (en dan doorlezen) HUGO HU GOHU GO. Met andere woorden GO HUGO. Kun je zowel positief als negatief interpreteren.
Zin in een gezellig ouderwetse geur. Zin in veilige tuttige chic waarvan je zeker weet dat hij nooit in de buurt zal komen van (de toenmalige) favoriete prestigegeuren (denk couturier) maar er ‘stiekem’ tegenaan schuurt. De reden? Op mijn Facebookpagina verschijnt al een tijdje Yves Rocher-reclame. Sale. 50 procent korting.
Nee, ik hoef geen cadeautje maar laat een boom planten. Dan toch maar eens Cléa kopen die voorbijkomt, nu ik lees dat Cuir de Nuit (wou ik eigenlijk aanschaffen), geen druppel leer bevat. Want Cléa is dat niet zo’n… lees eerste zin nog een keer.
Uit 1980 stamt die, toen het nog gewoon comme il faut was om direct een extract (ben benieuwd in hoeverre die verschilde van de eau de toilette) in het assortiment op te nemen. Cléa is volgens mij nu de oudste geur uit de Rochercatalogus. Afgaande op de opgegeven ingrediënten, ruik ik haar in gedachten. Een mix van vintage Nina Ricci, Chanel en Hermès besprenkeld met aldehyden.
Ik kom aardig in de buurt als ik de recensie op Make Up Alley lees: ‘Zo mooi en zo betaalbaar! Heel vrouwelijk (roos, jasmijn, lelietje-van-dalen), sensueel (amber, vanille), maar ook modern en spontaan dankzij de vetiver. Doet me denken aan de grote aldehyden-klassiekers (N°5, Calėche) maar ook aan Brosseau Ombre Rose (de manier waarop de bloemen zich vermengen met de vanille) en Estée Lauders Intuition (de amber)’. Ik zeg: geloofwaardig omschreven.
Binnen twee dagen later werd de geur afgeleverd. Impressie: een echte anti-snobgeur die je ‘toch’ een rijk gevoel geeft. Leuk: je ruikt goed dat de klassieke roosjasmijn-combi mooi-fris wordt ondersteund door lelietje-van-dalen. De aldehyden daarentegen gedragen zich tam, dan wel veilig, waardoor de associatie met ‘tuttig’, dan wel veilig wordt versterkt. De amber-afronding – vanille, amber – glijdt mee in dezelfde stemming. De vetiver daarentegen ontgaat me, net zoals die me ontgaat in Hermès’ Calèche. Ik ruik in de afronding een sterke houtnoot – maar eerder ‘iets van ceder’ of blank hout dan vetiver.
Rocher geeft je altijd wat gratis mee!
Dat de geur nog steeds wordt geproduceerd – ‘respect!’ – zegt iets over de reputatie, de uitstraling. Al vraag ik me wel af wie gebruikster is. Ik bedoel: hoe zou zo’n überhippe druk-druk-druk bakvis-bakfietsmoeder van nu met tig hobby’s en vriendinnen, en best wel een artistieke smaak (plus een klein alcoholprobleempje) reageren als die Cléa van man en kids krijgt met Moederdag. Terwijl ze haar teleurstelling probeert onzichtbaar te maken achter een croissant – zo leuk dat ontbijtje op bed gemaakt door Emma en Noah – zie je haar denken: ‘Maar weet je dan niet dat ik van zó van Jo Malone hou en wel eens naar Skins ga…’.
Als mensen zeggen: ‘Wat ruik je lekker!’ en je antwoordt enthousiast ‘Cléa!’, dan bestaat de kans – hangt er natuurlijk wel van af in welke kring je op dat moment bevindt – dat ze meewarig naar je kijken – ‘De stakker!’ Je kunt deze arrogantie eenvoudig pareren met: ‘Het is ook – niet verder vertellen, promise? – Martha Stewarts favoriet.
Tenslotte, van de in 1980 gelanceerde geuren zijn er nog weinig in productie.
NIET VERGETEN DE VRAAG IN DE EERSTE ZIN TE HERHALEN AI!
Als mensen, journalisten, speechers, spreekbeurthouders, influencers vanaf nu www.chatopenai.com gaan raadplegen ter voorbereiding en/of finalisering van hun artikelen/onderwerpen, dan wordt het wel saai, saai, saai. Zal Bard (Google) en de chatbot van Meta meer inhoud en creativeit weten te leveren – it’s the hand that feeds in the end. Geurengoeroe stelde zo maar wat vragen (en kon de antwoorden bijna raden).
Zijn synthetische ingrediënten goed of slecht voor parfums?
Er is geen algemene regel die zegt of synthetische ingrediënten goed of slecht zijn in parfums. Het hangt af van de specifieke toepassing en de persoonlijke voorkeur van de drager. Synthetische ingrediënten kunnen voordelen bieden, zoals een betere houdbaarheid en consistentie van de geur, en kunnen worden gebruikt om kostbare natuurlijke ingrediënten te vervangen. Aan de andere kant kunnen sommige mensen een voorkeur hebben voor parfums die uitsluitend gemaakt zijn met natuurlijke ingrediënten en hebben bezwaren tegen synthetische stoffen. In het algemeen is het belangrijk om te weten wat er in het parfum zit en de gebruikte ingrediënten te overwegen bij de keuze voor een parfum.
Waarom is No 5 van Chanel het beste parfum ter wereld?
Het is subjectief om te beweren dat Chanel No. 5 het beste parfum ter wereld is, omdat de smaak en voorkeur voor geuren persoonlijk en variabel zijn. Echter, Chanel No. 5 is wel één van de meest bekende en iconische geuren ter wereld, met een lange geschiedenis en reputatie als luxueus parfum.
Het heeft een unieke samenstelling van natuurlijke en synthetische ingrediënten, en is zorgvuldig gecreëerd om een signature geur te hebben. De populariteit van Chanel No. 5 wordt aangedreven door de aantrekkingskracht van de geur en de associatie met luxe en verfijning. Veel mensen waarderen het parfum om deze redenen en vinden het prettig om te dragen.
Echter, het is belangrijk te onthouden dat wat goed is voor één persoon, niet noodzakelijk het beste is voor een ander. Er zijn veel andere fantastische parfums die door veel mensen als evengoed of beter worden beschouwd, en het is aan de individuele smaak om te bepalen welk parfum het beste is voor hen.
Waarom is Joy van Jean Patou het beste parfum ooit gemaakt?
Er is geen objectieve manier om te bepalen welk parfum het beste is, omdat dit afhangt van persoonlijke smaak en voorkeur. Joy van Jean Patou wordt vaak beschouwd als een klassieker en heeft een lange geschiedenis van bekendheid en waardering. Het is echter belangrijk op te merken dat dit subjectief is en dat andere mensen andere parfums beter kunnen vinden.
Waarom vinden heel veel mensen het parfum Opium van Yves Saint Laurent niet lekker?
Er zijn verschillende redenen waarom sommige mensen Opium van Yves Saint Laurent niet lekker vinden. Dit kan variëren van persoonlijke voorkeur voor bepaalde geuren, tot allergische reacties op bepaalde geurstoffen in het parfum. Sommigen vinden het bovendien te sterk of overheersend, terwijl anderen het te specifiek vinden en niet geschikt voor elke gelegenheid. Het is belangrijk om te onthouden dat geurbeleving subjectief is en niet door iedereen op dezelfde manier beleefd wordt.
Waarom worden de parfums van Mona di Orio als uniek beschouwd?
De parfums van Mona di Orio worden als uniek beschouwd omdat ze bekend staan om hun complexiteit en diepte. Mona di Orio was een Franse parfumeur die bekend stond om haar gebruik van hoogwaardige, natuurlijke ingrediënten en haar vaardigheid om deze samen te voegen tot geuren met veel laagjes en verrassende twists. Haar parfums zijn bekend om hun verfijnde en elegante stijl en worden beschouwd als uniek in vergelijking met veel andere geuren die op de markt zijn. Veel parfumliefhebbers waarderen deze parfums om hun verfijnde en verleidelijke karakter.
Waarom wordt Bandit van Robert Piguet beschouwd als een van de meest uitgesproken chypreparfums?
Bandit van Robert Piguet wordt beschouwd als een van de meest uitgesproken chypreparfums vanwege zijn krachtige en onconventionele geurcompositie. Het is gemaakt met een unieke mix van noten, waaronder roze peper, jasmijn, roos, iris en leer, die samen een kenmerkend en duurzaam aroma creëren. Het is bekend om zijn sensuele en verleidelijke geur, die door velen wordt beschouwd als klassiek en tijdloos.
Waarom is oudh zo’n bijzonder parfumingrediënt?
Oudh, ook wel bekend als agarwood, is een bijzonder parfumingrediënt omdat het een unieke en complexe geur heeft die moeilijk te imiteren is. Het wordt gewonnen uit de schimmelachtige binnenkant van bepaalde soorten aquilaria-bomen en wordt beschouwd als een van de meest waardevolle en zeldzame parfumingrediënten ter wereld. Oudh heeft een diepe, houtachtige en kruidige geur die door velen wordt beschouwd als warm, sensueel en uitnodigend. Het wordt vaak gebruikt als basisnoot in parfums en wordt gewaardeerd om zijn vermogen om de houdbaarheid en intensiteit van een geur te verbeteren.
Wat doet civet in een parfum en waarom stinkt het zo?
Civet is een stof die afkomstig is van een bepaalde soort civetkat. Het wordt in de parfumindustrie gebruikt als fixatieve stof, wat betekent dat het de geur van de andere parfumcomponenten versterkt en verlengt. Civet heeft zelf ook een specifieke geur, die voor sommigen als sterk en onaangenaam wordt beschouwd. De geur van civet is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de gezondheid en voeding van de civetkat, en sommige civetwinningprocessen kunnen de stof een nog sterkere geur geven.
Wat is 4711?
4711 is een parfummerk dat bekend staat om zijn signaturegeur, Echt Kölnisch Wasser, dat al meer dan 200 jaar bestaat. Het is een citrusachtige, frisse geur en wordt vaak beschouwd als de originele “Eau de Cologne”. Het parfum is genoemd naar het huisnummer van de oorspronkelijke productielocatie in Keulen, Duitsland. 4711 is ook een populaire producent van andere verzorgingsproducten, zoals zeep, aftershave en bodylotion.
Waarom zijn parfums zo duur?
Parfums zijn duur om verschillende redenen:
Kostbare ingrediënten: Veel parfums bevatten kostbare ingrediënten, zoals bloemen uit exotische locaties of zeldzame oliën, wat de kosten van het product verhoogt.
Grondige ontwikkelingsproces: Het ontwikkelen van een parfum is een tijdrovend en grondig proces, waarvan de kosten worden doorberekend.
Marketing en verpakking: Parfummerken besteden veel geld aan marketing- en reclamecampagnes, evenals op luxe verpakkingen, wat bijdraagt aan de hoge kosten.
Merkreputatie: Bekende parfummerken kunnen een hogere prijs vragen vanwege hun reputatie en prestige, en de associatie met de bekende merknaam.
Belastingen: Sommige landen hebben hoge belastingen op luxe goederen, waaronder parfums, wat ook de prijs verhoogt.
Wie is Tanja Deurloo?
Ik heb geen informatie gevonden over een bekend persoon genaamd Tanja Deurloo met een bekende verdienste of beroemdheid. Zonder verdere context is het moeilijk om precies te bepalen wie Tanja Deurloo is. Het is mogelijk dat het een privépersoon is die niet bekend is in de openbare domein.
Ik ben een AI-model getraind door OpenAI en heb geen specifieke informatie over de waardering voor de online winkel www.parfumaria.com. Ik kan alleen zeggen dat klanten waardering hebben voor een online winkel als ze tevreden zijn over factoren zoals productkwaliteit, prijs, beschikbaarheid, klantenservice, levering en retourbeleid. Het is belangrijk om te onthouden dat de waardering van een winkel afhankelijk is van persoonlijke ervaringen en verwachtingen en dat verschillende mensen verschillende dingen belangrijk vinden. Ik raad aan om recensies en beoordelingen te raadplegen voor meer informatie over de waardering van een specifieke winkel.
Wie is Geurengoeroe?
Er is geen bekend persoon of entiteit die bekend staat als de “Geurengoeroe”. Het is mogelijk dat het een bijnaam of een beroep is dat door sommigen wordt gebruikt om iemand aan te duiden die een expert is op het gebied van parfums en geuren. Zonder verdere context is het echter moeilijk om precies te bepalen wat er bedoeld wordt met deze term.
De eerste keer dat ik in aanraking kwam met de naam Paco Rabanne? Ik was een jaar of dertien of veertien. Een buurmeisje (zelfde leeftijd) ‘van de overkant van de sloot’, was al eerder dan mij op de hoogte van de dingen die het leven mooier maken. Dus gingen we een keer naar drogisterij Thomas gevestigd in het moderne jaren zestig buurtwinkelcentrum Deppenbroek, Enschede. Ik kende de winkel alleen maar van het kopen van zakken drop. Toevoeging – schoot me in een keer te binnen: de ‘afslankthee’ voor mijn moeder, Herbesan.
Het buurmeisje niet. Alsof het gewoonste zaak van de wereld was liep zij direct naar de parfumafdeling, en kocht na een paar keer testen het parfumextract van Calandre (1969) – ‘Oh, dat betekent dus niet kalender’. Ik was onder de indruk van haar én de geur, maar nog meer van het idee dat ik als Tukker – ja, ook toen al bestonden er de wederzijdse vooroordelen tussen ‘Het Verre Westen’ en in mijn geval ‘Het Verre Oosten’ – voor het eerst in aanraking was gekomen met een ‘touch of paradise’, Paris’ (mijn moeder had vroeger niets met geuren; het haar later door mijn vader geschonken Miss Dior, fungeerde voornamelijk als aftershave).
Toen ik me meer in parfums ging verdiepen, was ik helemaal verbaasd, bijna ontsteld dat Rive Gauche (1971) bijna hetzelfde rook als Calandre en dat die door dezelfde neus was gemaakt, Michel Hye.
Ik heb de meester driemaal ontmoet. Twee keer Parijs. Een keer Londen. En driemaal was het raak, du moment was er sprake van een vonk. Hij herkende in mij een zielsverwant, zoals hij het zei. Grappig om je ‘uitverkoren’ te voelen te midden van andere journalisten (de foto’s als bewijs heb ik een, twee, drie niet kunnen vinden). Ik moest naast hem zitten tijdens diners. Kan ook gelegen hebben aan het feit, dat de rest van de groep bijna louter uit vrouwen bestond.
Hij is een van die mensen in de business (geweest) waarvan ik dacht: als ik iets meer moeite doe, gaat hij me een baan geven – ‘iets met marketing of zo’, dan ontdekt hij later wel dat ik ‘ook iets met kleding en kunst heb’. Want de verwantschap voelde ik ook. In ons geval: een (mij wel eens verweten) aan arrogantie grenzende zelfverzekerdheid, de mensen in dubio laten wat je allemaal vertelt, of je daar ook echt zelf in gelooft. En most important of all dat mensen niet echt geïnteresseerd zijn in de waarheid, wel in een goed verhaal. Hij was ‘storyteller’ en ‘narratiever’ avant la lettre.
Zijn, voor mij, mooiste geur, bleek zijn grootste flop: La Nuit uit 1987. Goddomme, zo’n stylish-klassieke volbloemige chypre met dirty afloop – kom je zelden nog tegen. En de vintageversie van Pour Homme (1971), daar heb ik diverse flacons van leeggespoten.
Ik geloof dat in Ultraviolet (1999) – waarover ik in het aangehechte artikel schrijf plus levensloop – nog enige creatieve inbreng van de space age couturier te bespeuren is, daarna neemt de marketing-afdeling het over. Wat hij Jean Paul Gaultier ooit verweet – geur als gagdet – dat hebben de creatievelingen verantwoordelijk na zijn vertrek zelfs als uitgangspunt genomen.
Met succes. Het merk is verjongd; kreeg een aanstekelijke jeugdige flair, humor en moderne sophistication. De ene gadget volgde de ander op: 1 Million (2007), Lady Million (2010), daarna de in een kermisflacon gehulde Invictus (2013) en Olympéa (2015) en hun talloze flankers. En ondertussen goede zaken blijven doen met de tig variaties op XS (1994).
Iets anders: een soort van verrassend vind ik de meest recente geuren: Phantom (2021) en Fame (2022). Neigen richting kunstzinnig. Een bewijs dat bij massageuren iets meer risico’s worden genomen. Hoop alleen niet dat consumenten denken dat de laatste een re-issue betreft van het flopperdeflopflop-parfumdebuut van die gek, Lady Gaga.
Waar ik nu echt benieuwd naar ben: hoeveel miljoenen Rabanne aan zijn geuren heeft verdiend en wie en wat hij financieel gedenkt in zijn testament. Zou hij nog in zijn laatste heldere uren aan mij gedacht hebben: ‘Ah, monsieur l’exécuteur testamentaire, n’oublie pas cette personnalité hollandaise exceptionelle, ‘Erique le Clairvoyant’ – zo zag hij mij, ja hoor, tuurlijk – il le vaut bien’.’
Je moet maar durven: een geur Perfect noemen. Dat is hetzelfde wanneer iemand (vaak een stylist- en/of fashionachtige persoonlijkheid) zegt: ‘Ik ben perfectionistisch!’ Ik denk dan: ‘Laat dit waardeoordeel maar aan anderen over, tante Truus. Dank u wel!’
Anyway, Perfect verscheen voor het eerst in 2020. En het (inmiddels slaapverwekkend) schering en inslag, parfumpolitieke pad perfect volgend, kwam in 2021 Perfect Intense. Nu is er Perfect Eau de Toilette. Volgend jaar misschien wel geflankeerd door een ‘fleuri’-versie. En daarna ‘eindelijk’ het extract.
Marc Jacobs heeft zijn visie – dat dan weer wel – op perfectie door de all-inclusive en ‘woke’ Florentijnse fles laten druppelen. Sterker, hij ziet het als zijn mantra: ‘Ik ben perfect zoals ik ben’ – vandaar de perfect-tattoo op zijn pols. Met andere woorden: imperfectie bestaat niet, iedereen is perfect op zijn/haar/hen manier. Bla-bla-di-bla-bla.
Zullen zich hierin wereldwijd girls herkennen, zich bevestigd voelen en dus de geur gaan kopen? ‘No worries’, zeg ik na het lezen van het Perfect-manifest. Wat een opeenstapeling van feel good marketingclichés: ‘Biedt een kwetsbaar en ongefilterd perspectief om jezelf te zien als je authentieke zelf; een krachtige viering van individualiteit, persoonlijke waarheid en authenticiteit met een inclusieve talentenreeks dat over hun geloof in ware eigenliefde spreekt’. Opa Olfactief haakt af.
Nu de geur: not bad, not bad at all. En tevens een goed bewijs dat neuzen de mainstream-business serieus – blijven – nemen. In dit geval: Domitille Michalon-Bertier, die bijvoorbeeld voor Comme des Garçons mijn favo ingrediënt bewerkte met het very niche Celluloid Galbanum (2019).En de eindconclusie die je kunt lezen op het persbericht klopt: ‘Een lichtgevende, vrolijke, schone en aangename bloemengeur met een elegant-houtachtig spoor’.
De opening: de roze peper had voor mij wat ‘lichtgevender’ – lees prikkelender – mogen ruiken, maar het vervolg is lekker. Wie narcis als extract heeft geroken – ik: Santa Maria di Novella had ooit Narciso Estratto Triplo (triple extract). Daaraan gesnoven, begreep ik direct dat in het woord narcis, narcotisch ligt besloten. Als ik eraan denk, begin ik weer lucht te happen. Bij Perfect Eau de Toilette hoef je daarvoor niet te vrezen.
Typisch narcis zou ik het ook niet noemen, eerder een witgeel bloemboeket-idee van geurmoleculen dat de essentie van een aantal witte bloemen combineert (tuberoos, jasmijn, oranjebloesem en ben er een vergeten, kan niet op de naam komen) plus een toefje narcis. Het resultaat: een elegant, ‘vloeiend’ idee van bloemen.
Wat polygonum – (knol)duizendknoop – toevoegt aan de compositie weet ik niet. Deze, voor Europa, invasieve exoot (het betreft meestal de Japanse variant) richt meer schade aan dan plezier als je de www-berichten moet geloven. De enige omschrijving die je krijgt is dat-ie ‘lekker ruikt’. Zal wel. Ben nu eerder benieuwd hoe de geur zonder zou hebben geroken.
De afronding is ook zoals het hoort in deze: hoewel, ik ruik meer blank hout dan het ‘opgegeven’ cederhout. Dat wil zeggen: dit fantastische geurmolecuul die zacht hout weet op te roepen. Het houdt de ‘cleane’ toets van witte musk mooi onder controle. Kun je je hier niets bij voorstellen: denk fluweel met een print van houtnerven.
Niets te geurzeuren? Jawel, maar dat geldt tegenwoordig voor zoveel geuren. Ook Perfect Eau de Toilette eindigt glad, alsof de flacon denkbeeldig uit je handen valt. Je zou wensen dat de geur wat strakker en ‘natuurlijker’ in lucht opgaat. Maar de ‘bedel’-dop is natuurlijk erg leuk.
Ging het Romeinse rijk ten onder aan aanvallen van buitenaf? Door de volksverhuizingen van Germanen, Fransen, Hunnen, Kelten, Saksen, Vandalen, Longobarden en al die andere barbaren die de Romeinse grenzen overstaken gedreven door – nu erg trending – klimaatsverandering? Óf kwam het door het nieuwe monotheïstische geloof geïnspireerd op het leven van Jezus Christus? Óf werd de teloorgang veroorzaakt ‘van binnenuit’ door decadentie; puur omdat de cultuur ‘op’ was, verstard en zich niet kon vernieuwen?
Ik opteer als amateurhistoricus voor het laatste. Aangenaam dat via een ingenieus buizensysteem in het Colosseum geuren werden verspreid om de stank van de door wilde dieren verscheurde lijken van de gladiatoren te maskeren. Je kunt ook stellen: ‘Moet dit nou echt? Niets beter te doen? Hannibal ad portas?’
Dit ‘einde-beschaving-nadert-moet-dat-nou’-gevoel ervoer ik ‘privé’ voor het eerst rond 2000. De Hema had een designwedstrijd: wie maakt de mooiste wc-borstel? Ik dacht: ‘Why? Niets beter te doen? Decadere ad portas?’ De tweede keer, 2020 volgens mij: ‘De Europese Unie stelt 2,8 miljoen euro beschikbaar om historische geuren weer tot leven te wekken’. Naam: Odeuropa. Ik dacht: ‘Er spelen nu andere problemen waaraan je het geld echt beter kunt besteden. Cultuur en kunst (me being a mediocre artist) belangrijk en zo, maar toch’.
Maar er was ook verwondering gevolgd door vragen. Wat zijn historische geuren? Hoe omschrijf je die? Wat zijn de criteria? Wie heeft dit voor elkaar gekregen? Wat laatste betreft: ik vermoed een doorgewinterde lobbyist die op de juiste plek, op het juiste tijdstip de juiste Europees ambtenaar wist te kietelen gevoelig voor dit idee. Je maakt er goede sier mee, staat goed op je cv, en de EG in zijn geheel kan hiermee onderstrepen dat het niet alleen maar in crisisbestendige transitiepatronen denkt.
Nóg een ‘fluid’ Mondriaanparfum
Voor mij zijn historische geuren níet wat ‘men’ er over het algemeen onder verstaat: geuren die zonder vooropgezet plan ontstaan door ‘natuurlijk verloop’. Denk: groei/bloei/verrottingsproces/afsterven. Denk: ‘bijvangst’ van een productieproces. Denk: een combinatie van geurmoleculen die zich binnen een bepaald gebied, in een bepaalde ruimte onbedoeld ontwikkelt.
Neem Piet Mondriaan. Vorig jaar was het 150 jaar geleden dat deze kunstenaar werd geboren. Als ik het goed het begrepen: alle ateliers waarin hij ooit heeft gewerkt zijn omgezet in een geur. Die van New York resulteerde in Victory Boogie Woogie, vernoemd naar zijn schilderij dat het stratenpatroon van the big apple verbeeldt. Hier is sprake van een historische geur. Neem het Museum of London, Docklands: daar werd een paar jaar geleden een ‘scentscape’ ontwikkeld die het handelsverleden van de East End in geur wil uitdrukken. Hier is sprake van een historische geur.
Neem mout. Als kind woonde ik een paar kilometer van de Grolschfabriek in Enschede. Als het bier werd gebrouwen, verdween de geur van mout en gerst door de schoorsteen. Niet te harden, die warm-weeë, ‘gele’ lucht met ondertoon van overrijp. Bottel je dat nú in een flacon, en je produceert er een storytelling bij gelardeerd met historische referenties, en je nodigt de nog levende personen uit die letterlijk onder de rook van Grolsch hebben gewoond, en je presenteert deze geur (Mout & Memories) in aanwezigheid van de (loco)burgermeester en/of wethouder Cultuur… ook dan spreek je van een historische geur.
Ik kan doorgaan, want ‘historische geuren’ worden door de cultuursector regelmatig als lokmiddel ingezet. Denk aan musea die de bezoeker op een andere manier schilderijen wil laten beleven. Zoals het Catherijneconvent in 2018 deed met de tentoonstelling met Magische Miniaturen. De insteek: proberen de Middeleeuwen ‘extra’ op te roepen met geuren. Zoals het Mauritshuis in 2021 met Vervlogen Geuren in Kleuren. De insteek: geuren maken schilderijen uit de Gouden Eeuw, sorry Fouten Eeuw, breder en intenser.
Grappig om te lezen hoe de verantwoordelijken van Vervlogen Geuren in Kleuren alles door de olfactorische trechter gieten: ‘Op schilderijen uit de 17de eeuw worden veel dingen afgebeeld die iets met geur vandoen hebben. Bloemen, fruit – of andere dingen roepen iets op waardoor je positieverwijs aan geur moet/kan denken, of juist aan het andere spectrum daarvan: stank, een lichaam in staat van ontbinding’.
Ik zeg: dat geldt natuurlijk voor elk ooit gemaakt schilderij. Word je gericht gevraagd ‘wat ruik je als je dit ziet’, dan ruik je altijd wel ìets. Iets anders: de beste tentoonstelling over geur, is er een waar niets te ruiken valt volgens mij. Je hebt geen geuren nodig, om iets denkbeeldig te ruiken. Neem lavendel: als je het ziet, dan ervaar je iets fris, iets schoons, iets licht bloemigs, zie je de zon, zie je de Provence – althans zo werkt het bij mij.
Odeuropa kreeg veel aandacht. De lokale media pikte het op – zoals VPRO’S OVT geschiedenis-radioprogramma – de internationale ook. Ik las het op de BBC-site. Getriggerd benaderde ik de persoon die het project leidde. Waarom? Ik ben al járen bezig met ‘mijn historische geur’: civet. Ik dacht: waarom niet mijn kennis delen en mijn visie onderdeel van het project laten worden. Lang verhaal kort: na enthousiaste ontvangst en kennismaking (een samenwerking werd toegezegd) niets meer vernomen (ich bespüre, inmenging van lokale, invloedrijke ‘speurneuzen’).
Tot mijn stomme verbazing, ontving ik anderhalf jaar later een uitnodiging voor een online-seminar (corona), waar tot mijn dubbelstomme verbazing werd uitgelegd door medewerkers van diverse universiteiten en door museumconservatoren hoe zij tot bepaalde ‘historische geuren’ waren gekomen. Ik dacht bij veel voorbeelden: ‘Waarom het wiel opnieuw uitvinden? Is allemaal al gedaan.’
Zoals: hoe ruikt plastic speelgoed uit de voormalige DDR? Series Synthetic 6Skai (2004) van Comme de Garçons komt zeer dicht in de buurt. Zoals: de geur van benzine waarover Marcel Proust schreef toen de eerste auto’s in het straatbeeld/landschap verschenen – ruik aan Prétoleum van Histoires de Parfums (in dit geval what’s in name) en je weet het. Funny fragrance fact na het seminar: een belofte tot re-connecten hunnerzijds in het nieuwe jaar, kreeg een half jaar later een cc-mail van Odeuropa of ik mijn adres wilde opgeven zodat ze mij een persmap kon toesturen. Non merci.
Toch benieuwd. Ik naar http://www.odeuropa.eu en lees de ‘about us’. Wat een hip & happening taalgebruik (door mij gecursiveerd). ‘Bundles expertise in sensory mining (‘geleend’ van de crypto-wereld) and olfactory heritage (staat chic, maar inmiddels een hol begrip sinds de commerciële parfumbusiness het te pas en onpas gebruikt om hun veronderstelde rol en autoriteit te bevestigen – men neme Dior). We develop novel (voorheen heette dat new, zoals narratief voorheen verhaal heette) methods to collect information about smell from (digital) text and image collections’.
Wat ruik ik eigenlijk?
Een lovenswaardig streven, maar het blijft vooralsnog voor mijn gevoel hangen in ‘niche-achtige’ exercities. Zoals een Hollands aandoend 17de eeuws geschilderd tafereel (zie afbeelding) waarop een man afgebeeld die een soort van pijp rookt. Dit tafereel wordt ‘geurtechnisch’ geanalyseerd vanuit de e3 MUSTI Challenge. Een afkorting voor: Multimodal Understanding of Smells in Texts and Images. Ja lekker hip het gebruik challenge – very hashtag-able.
De twee vragen die Odeuropa stelt: voorspel of een tekstpassage en een afbeelding dezelfde geurbron oproepen of niet. Identificeer de gemeenschappelijke geurbron(nen) – personen, objecten of plaatsen die een specifieke geur hebben of geuren produceren; bijvoorbeeld plant, dier, parfum, mens – tussen de tekstpassages en afbeeldingen.
Ik zeg in mijn alwetende domheid: als ik iets moet ruiken, moet dat tabak zijn, iets van rook, en oké, hond in de buurt, kan ook nog wel verwerkt worden in de compositie – bont, vacht, stof, warm gevoel. Maar niet vergeten: het jaargetijde. De winter laat ‘ingrediënten’ immers anders ruiken dan de zomer (zoals de afgebeelde plavuizen, tegels en stucwerk, maar ook een hond – en koperpoets misschien?).
Hoe leuk: voor Amsterdam creëerde Odeuropa ‘City Sniffers, A smell tour of Amsterdam’s ecohistory’. Het bevat de geuren van Mokums verleden via een Rub’n’Sniff-kaart met ‘emblematische’ aroma’s: die van grachten, rozemarijn, civet en linde plus een reconstructie van pomander; gebruikt ter bescherming tegen ziekten tijdens de pest. Op de een of andere manier moet ik denken aan Polyester uit 1981 waar je op tien specifieken momenten tijdens de film wordt gevraagd om te scratchen en te sniffen op een odorama-kaart voor extra beleving: Odeuropa avant la lettre.
Geurengoeroe vraagt zich af: ecohistory. Is toch de studie van de economische aspecten van samenlevingen in het verleden; de geschiedenis van het economisch gebruik van hulpbronnen – land, arbeid en kapitaal? Of wordt het andere eco, van ecologisch, bedoeld? En waarom niet vertellen – betreft toch geur – dat pomander een samenstelling is van pomme (appel) en amber?
Tijdens de pest? Welke precies? ‘We’ hebben er verschillende gehad. Dus wanneer verscheen de pomander voor het eerst die, by the way, volgens mij ook werd gebruikt om ‘akelige’ lichaamsgeuren te maskeren. Althans, zo las ik ooit in Ivan Cloulas’ biografie over Catharina de Medici – ja, die van de dat boek Das Parfum. Emblematisch? Ik kan me ook andere ‘historische geuren’ indenken die ook ‘typisch Amsterdam’ zijn. Geur van de grachten: die zal anders ‘geroken’ hebben in de 14de eeuw (zonder resten van specerijen?) dan in de 17de eeuw (met restanten van V.O.C-specerijen?).
Wat fijn én (parfum)politiek correct: de inmiddels overbodige vermelding dat Odeuropa als cultuurhistorisch project all inclusive is en geen old white elitist male gaze vertegenwoordigt: ‘Naast portretten en objecten van de rich & famous, deelt het Amsterdam Museum verhalen vanuit andere perspectieven – over klasse- en genderverschillen, en het koloniale verleden die minder goed vertegenwoordigd zijn in de collectie. Geur is bij uitstek geschikt om die verhalen op een heel directe manier te vertellen’. Aldus Margriet Schavemaker, artistiek directeur van het Amsterdam Museum en participant Odeuropa.
Odeuropa avant la lettre
Het moge duidelijk zijn: ik zie historische geuren anders: parfums gemaakt met een commercieel doel die ooit populair waren, maar in de vergetelheid zijn geraakt. Voor parfumliefhebbers klinkt dit bekend in de oren. Het ‘her-orkestreren’ van originele formules is bijna een industrie op zich geworden (je kunt er in Frankrijk inmiddels een prijs mee winnen). Dit ‘alles’ is door Guerlain (anno 1828) eind jaren negentig van de vorige eeuw in gang gezet om zijn unieke positie – het was een van de weinige overgebleven ‘echte’ parfumhuizen tussen de alomtegenwoordigheid van couture- en designergeuren in de keten- en taxfreeparfumerie – te bevestigen.
Dit herontdekken van parfumhuizen van hun heritage, kwam door internet en de opkomst van vintage zelfs in een stroomversnelling en leidde ook tot het heropenen van lang geleden gesloten parfumhuizen (ouder dan Guerlain) die zo nauwkeurig mogelijk en met de kennis en restricties van nu hun historische geuren onder de aandacht van een nieuwe generatie brachten.
Historische beleving
Mijn allerheftigste ervaring in deze: Bandit 1944/1996 (eau de toilette-versie) van Robert Piquet – een gedenkwaardige, historische dag voor mij toen ik die in 1998 kocht: nog nooit had ik een overdosis van galbanum zo door mijn neus zien stromen. Zo erg is het niet gesteld bij mij, maar ik heb een vriendin van me die spontaan begint te huilen als je over een bepaalde geur begint te mesmerizen. Het gevoel kwam in ieder geval dicht in de buurt.
Trouwens, bij tientallen andere herformuleringen gebaseerd op authentieke receptuur, heb ik zelden een historisch aha-erlebnis. Ligt voor een deel aan het gegeven dat veel, met name dierlijke ingrediënten niet meer – ook niet speciaal voor deze gelegenheid – gebruikt mogen worden. Dan kun je dus de meeste geuren gefabriceerd voor 1975 afschrijven.
Bij Chypre Mousse van Oriza L. Grand uit 1914, opnieuw gemaakt 2013, heb ik wel die euforische sensatie. Het totaalidee is bemost groen, letterlijk ‘niet van deze tijd’. In eerste instantie denk je muf. Maar ruik je door, dan ruik je meer; verval in de goede zin van het woord (stro, vermolmd hout, natte herfstbladeren verworden tot humus) en, praise the lord, gevrijwaard van de tegenwoordige ‘schoonmakers’ die in geuren worden gestopt.
Nicht teurer
Le Snob (1952) van Le Galion is ook redelijk ‘historisch’ voor mijn gevoel. Ik krijg er zo’n lekker tuttig-chic gevoel bij. Zo achteloos smaakvol, ik zie me in een Chanel-pakje verloren borderline verlopen door Parijs lopen. Zo hoop ik ooit nog de inspiratiebron voor deze geur te ruiken: Joyvan Jean Patou uit 1936 – door The Fragrance Foundation uitgeroepen tot hèt parfum van de 20ste eeuw. Ben er helaas vergeten naar te vragen tijdens mijn laatste bezoek aan de Osmothèque in Versailles. De melange van dierlijk jasmijn (Patou had zijn eigen jasmijnvelden bij Grasse) en über-volle roos schijnt volgens overlevering letterlijk adembenemend te zijn geweest.
Nog een voorbeeld: je gelooft het niet: 4711van (voorheen Muelhens en, nee, de Nederlandse tak heette niet Boldoot) uit 1792. Dat fris-opbeurende ‘schurende’ gevoel van citrusvruchten vermengd met kleine toefjes rozemarijn en lavendel. Zo simpel, zo lekker. Krijg telkens weer bij applicatie, en dat is dus vaak, een soort van historisch besef: dat je weet dat miljoenen mensen wereldwijd al eeuwenlang van dit Wunderwasser genieten. Nu zullen de citrusvruchten vroeger intenser hebben geroken (bergamot is ook niet meer wat het is, dat weten ze bij Guerlain ook al langer), maar het all over-gevoel is – hier volgt een cliché – authentiek. Voor ik het vergeet: hoe het legendarische Iris Gris (1946) van Jacques Fath origineel rook kun je inmiddels ook ervaren.
Als je wilt kun je dat gevoel nog steeds ervaren met veel meer geuren. Tenminste als je een originele formule vindt. Niet zo moeilijk: de handel in vintagegeuren op Ebay bloeit – zie mijn verhaal Doos vol oude geuren.
Mijn meest recente belevenis in deze: in een tweedehands in het schone Drentse land, lag een bijna lege vintage-versie van L’Heure Bleue (1912) naar mij te lonken. € 5,00. Gezien de flacon, schat ik een jaren vijftig-versie. Ik reken af. Loop naar de auto. Ga zitten en laat het gebeuren. Wat een intensiteit, de nog steeds surprisingly modern aandoende bergamot- en anijscombi, de zoetigheid van het viooltje, de lichtscherpe aldehyden-toets. Alles is er. En ook zo elegant ‘vloeiend’ – de anjer en tuberoos op de achtergrond resonerend. En dan die, hoe moet je het omschrijven, dat zweempje zoetzurigheid. Wat een gelaagdheid, wat een caleidoscopische ervaring.
‘Oh Champs-Elysées, oh Champs-Elysées…’
In een Guy de Maupassant-stemming, waan ik me in een fiacre op de Parijse boulevards richting Bois de Boulogne. Geen zin om naar de kerk te gaan. Laat de klokken maar beieren. Ik hoor het gebries en gehinnik (tuig geleverd door Hermès bien entendu) van de paarden – onwennig als ze nog zijn aan auto’s. Het geklik-klak van hun beslagen voeten op de kasseien. Is dat een vermanend fluitje – tussen het geroezemoes van wandelaars door – van een gendarme die het ook niet meer weet? Jeetje. Het lijkt wel of die zwerm duiven me achtervolgt, hoe sierlijk zoeven ze voorbij….
Al die audio’s! Moet ik me toch eens echt in verdiepen. Guess what? Ik ga binnenkort misschien wel lobby-borrelen op het Luxemburgplein in Brussel (heb er jaren gewoond). Hoewel ik het niet meer van mijn looks moet hebben – ik kan nu doorgaan voor een old white elitist male. Het zijn nu de brains die een paar cultuurambtenaren moeten overtuigen een subsidie vrij te maken van mijn boude plan: www.noiseuropa.eu
Wil je de kracht van Vivienne Westwood omschrijven dan verval je, als je niet oppast, in clichés. Toch was ze het allemaal: anarchistisch, provocerend, revolutionair, rebels, anti-establisment, alternatief, disruptief, activistisch, visionair en natuurlijk op een bepaalde manier chic. Een voorbeeld van het laatste: roem deed haar niets en steeg haar niet naar het hoofd. Ze bleef frugal: ‘Ik ben zuinig. Ik ben geen erg hebzuchtige vrouw. Ik verspil nooit eten. Als je je eigen eten bereidt, ga je met de wereld om, het smaakt levend. Het smaakt goed.’ Ik zeg: chic.
Ze deed dit niet allemaal omdat ze zo nodig moest, rellen om het rellen, maar omdat het in haar inborst zat, ze kon niet anders. Noem het talent. En, geef haar eens ongelijk: de nog steeds Engelse standenmaatschappij (niet onder ogen willen zien dat het als wereldmacht had afgedaan) waarin zij opgroeide kon wel wat subversiefs-creatiefs gebruiken. Ze wordt beschouwd als de vormgeefster van de punk en new wave geleidelijk uitgroeiend tot een letterlijk vakkundig couturier waarvan haar flamboyant-ingenieuze jassen en jurken geïnspireerd op patronen uit ‘vervlogen tijden’ getuigen.
Voor mij Westwoord in a nutshell: zij gaf de wollen (Schotse) plooirok, twinset, parelketting en zijden sjaal – toonbeeld van klassiek-veilige chic (denk koningin Elizabeth II) swag en schwung door het te versieren met buttons met opvallende teksten: ‘I Love Crab’, ‘Intellectuals Unite’, ‘I’m not a Terrorist’. Ik zeg: heerlijk.
Maar dit is geen mode-, maar een parfumblog. En ook op dit gebied manifesteerde Vivienne Westwood zich in eerste instantie als compromisloos.
Onderstaande schreef ik (nu enigszins ingekort) over haar premièreparfum: Boudoir, gelanceerd in 1998:
Het heeft lang geduurd voor een cosmeticagigant voldoende vertrouwen had in de commerciële potentie van de Engelse ‘grootmoeder van de punk’, Vivienne Westwood. Terwijl vak-generatie-genoten als Yves Saint Laurent en Karl Lagerfeld mede dankzij hun parfumlicenties al decennia vrij van financiële sores zijn, lukte het Westwood maar niet om haar inmiddels door vriend en vijand erkende betekenis op modegebied met een parfum in klinkende munt om te zetten. Lancaster (nu Coty) had wel vertrouwen in Westwood, en nog beter: het had geduld met haar. Als we de cosmeticaproducent geloven, had haar parfumpremière veel eerder plaatsgevonden, ware het niet dat de ontwerpster pas na driehonderd monsters haar zegen gaf.
Boudoir is Westwoods geromantiseerde visie op de geschiedenisperiode waarin volgens haar vrouwen regeerden die beschikten over een voor mannen – ook nu nog – vaak moeilijk te verhapstukken combinatie: gratie, schoonheid en intellect. Met andere woorden, de zeventiende- en achttiende-eeuwse Franse hofcultuur en dan speciaal de boudoirs waarin deze belles, achtervolgd door amoureuze en hitsige beaux, moe van alle stringente hofetiquette, galante conversatie en spitsvondige koketterie in de literaire salons, zich konden terugtrekken.
Een maxine van Rochefoucauld citerend – lachen: in het persbericht stond ‘een rochefoucauld van Maxime citerend’ – betreurt Westwood het dat nu, drie eeuwen verder, ‘les femmes ne connaissent leur coquetterie’ en nauwelijks hun charme en ‘wit’ weten te gebruiken.
Met Boudoir wil ze de vrouw een plek (terug)geven. Want alleen in deze beschermde ruimte ‘is ze intiem met haarzelf, ziet ze haar fouten, zwakheden en potenties’, een virtuele ruimte ‘die een vrouw omhult als zij haar ogen sluit en het parfum over haar naakte huid, de rondingen van haar schouders en haar hals laat glijden. Zo intiem, zo fantasievol, zo krachtig sensueel’.
Bescheidenheid siert Vivienne Westwood: Boudoir doorstaat volgens haar met gemak de vergelijking met alle coutureklassiekers. Om dit te onderstrepen huist de ‘jus’ in een flacon met de rijksappel als dop, Westwoods monogram en tevens machtssymbool van wereldlijke vorsten. In deze volgorde en niet andersom.
Teruglezend kun je stellen: had Lancaster maar nóg iets meer geduld gehad. Want eigenlijk had ze gelijk: Boudoir had door de presentatie klassieke allure, dat wil zeggen: een vanzelfsprekendheid, alsof het er al altijd al was geweest. Maar rond 1998 zat de parfumindustrie in de fastforward-module (nog steeds, sterker, op dit moment is die echt, maar dan ook echt doorgedraaid). Als (toen) een parfum na drie jaar niet het verwachte resultaat opleverde, dan werd de stekker eruit getrokken, soms eerder.
Dus Boudoir verdween, afgelost door vaak kinderachtige, te veel marketing driven geuren – zoals Let it Rock, Anglomania, Naughty Alice – die het ook allemaal niet goed deden. Toen, heel flauw als een soort spijtbetuiging, verscheen in 2013 Mon Boudoir – een lichtere interpretatie van haar ‘oerknal’. Want wat zat Westwood toch goed met haar ontdekking van boudoir als ‘stylingthema’! Nog steeds wordt dit gegeven uitgekauwd en als slappe hap opgediend door merken die denken dat vrouwen en mannen bij parfum alleen maar aan de verleidingsclichés en -technieken denken.
Had Boudoir dezelfde behandeling gekregen zoals het een jaar later gelanceerde J’Adore – jaar in, jaar uit adverteren, uitzinnige promotieclips, lots of flankers om de zoveel tijd, te dure ambassadrices inhuren, desnoods de geur zelf aanpassen (wat met J’Adore is gebeurd) – dan had Boudoir zich ook onbewust in ons collectief geheugen gegrift en had Vivienne Westwood nu rond de feestdagen weer met een spectaculaire reclamecampagne aangetoond waarom de geur zo waardevol en noodzakelijk is. En zoals Chanel N°5 – nog steeds maatgevend in deze strategie.
En nu, je zou het bijna vergeten, de geur, de compositie dus. Want dat moet ook gezegd: het boeket van Boudoir – ontwikkeld door de Nederlandse neus Martin Gras – is van een hoge kwaliteit en – ja, ja, ja, je zou het niet zeggen – zeer klassiek. Lekkere aldehyden-sprits in de kick-off besprenkeld met bergamot. Elegant-voluptueus is het sterke bloemenhart: sneeuwbalbloesem (pittig zoet met sensueel-exotische ondertoon), oranjebloesem (waarvan de zwoele kant wordt benadrukt), een enorme zoete roos en de iris in poederig overdrive. De afronding chic-klassiek: romig sandelhout en aards patchoeli prachtig unisono opgediend. En, hoe fijn, een kleine skank-nuance door dit alles van civet. Zo hoort het.
Boeiend en daarom ‘klassiek-waardig’: goudsbloem zorgt ervoor dat het boeket een stro-achtige en kruidige warmte krijgt versterkt door kardemom en koriander. Eindresultaat: een overrompelend zoet-kruidig, gelaagd, poederig parfum. Dat vooral tot zijn recht komt in het extract. Daar heb ik nog steeds een 20ml-flacon van. Ik ruik er af en toe aan om mijn eigen gelijk te halen: dit soort geuren worden in het prestigesegment niet meer gemaakt, laat staan dat er überhaupt een extract van een popi-geur verschijnt. Boudoir is niche avant la lettre.
Eigenlijk had de inmiddels geridderde Vivienne Westwood een staatsbegrafenis en een dag van nationale rouw moeten krijgen. Elizabeth II had met ook negen meer dan genoeg gehad, dunkt me. Westwoods betekenis, invloed en impact zal over een paar jaar alleen maar manifester worden. Mark my words.
Het gebeurt niet vaak dat ik drie geuren van hetzelfde merk – bijna – achter elkaar bespreek. You lucky devil Hermès! Here we go. Vraag: wanneer is de verrassing bij een nieuwe geur het grootst? Volgens mij dat je afgaande op de naam – in het geval wanneer die de ingrediënten ‘blootgeeft’ – een soort van verwachting hebt, maar dat die dubbel en dwars wordt waargemaakt. Sterker, je krijgt een soort plezierige overrompeling, voelt je gelukprikkels intensiveren, je krijgt bijna kippenvel.
Had ik dus bij Myrrhe Eglantine. Jeetje, die egelantier is echt geweldig. Helemaal als je weet dat je de geur van de wilde roos niet aan de bloemblaadjes kunt onttrekken. Correct me if I’m wrong. Daarvoor moet je het parfumlaboratorium in.
Het mooie en schone aan de wilde roos? Voor mij: het is de zoetige zaligheid van de roos met een ruw randje. Beetje ongepolijst. Het is geen koningin (geliefde cliché-omschrijving voor de roos), maar, hoe moet je het zeggen, een soort van lage adel die als hofdame voor de koningin werkt. En waar de koningin eigenlijk jaloers op is omdat ze heeft wat haar zelf ontbreekt: geen pregoratief tuthola-arrogantie, maar een ongedwongen charme die je wel of niet meekrijgt ‘van huis uit’.
Vertaald in geur: een ‘natuurlijke’ roos die een beetje houtig, beetje groenig ruikt, met een zweem van meidoorn, met een zweem van honing. En toch delicaat. Dat straalt de Eglantine allemaal uit. Eerlijk gezegd, ontgaat me de Myrrhe (inderdaad mirre) een beetje. Je voelt wel een soort van ‘huideigen’ warmte met een lichte vanille-toets maar dat kan ook allemaal in de wilde roos zitten. Heb eerder de neiging om de naam om te draaien Eglantine Myrrhe.
Ik weet ook dat achter deze twee namen, een palet aan andere ingrediënten schuilgaat, want als je bij www.dehekserij.nl mirre en roos zou bestellen en dat zou mengen, dan ben je er nog niet. Bij lange niet. Terwijl Myrrhe Eglantine door zijn ogenschijnlijke eenvoud dat wel doet vermoeden. Dat is dus knap. Is ongeveer hetzelfde wanneer mensen beweren dat kinderen ‘net zoals Picasso’ kunnen tekenen en schilderen. Zo werkt het dus niet. Gelukkig maar.
Misschien moet ik Christine Nagel maar ‘weer eens’ bellen om te vragen wat ze allemaal heeft gedaan om tot dit ‘casual-chic’-resultaat te komen. En of ze Kelly Calèchein gedachten heeft meegenomen – ik ruik een soort van verwantschap. Effe opscheppen: we waren een tijdje on speaking terms – ‘Salut Christine, je te vois encore? J’ai quelques questions spécifiques’ – omdat ik haar zo vaak tegenkwam op lanceringen. Christine: ‘Quel Erique? Je ne me souviens plus vraiment de lui.’
Wat me altijd aan haar/van haar is bijgebleven: de eerste geur van Mauboussin: een slimme en elegante variatie op het gourmandparfum. En haar bijdrage aan Muglers B*Men – een van de eerste keren dat rabarber in een geur werd toegepast en ze me uitlegde hoe ze dat voor mekaar heeft gekregen.
BINNEN DE LIJNTJES VAN DE KLASSIEKE HERMÈS-‘HUISREGELS’
VERTROUWDE EN VEILIGE HERMÈS-FEEL
Het is soort van vreemd gesteld met de eerste drie Hermessences gemaakt door Christine Nagel. Vind ik. Agar Ebène is degelijk en verzorgd zoals een Hermès-etalage. En Cèdre Sambac zal zich er ook niet misplaatst voelen. Hij herkent zich in de bestverkochte items: de leren producten, de zijden shawls, de suède loafers, ‘double tour’-uurwerken. Oké, het luxemerk heeft ook (mallotig) serviesgoed. Aan de buitenkant soms inderdaad een tikkeltje vreemd, maar als je even door kijkt en in dit geval door ruikt, dan ook hier die vanzelfsprekende vloeiende, afgeronde, zachte, vertrouwde en veilige Hermès-feel.
Veel vragen. Is het dat ik na de geuren van Jean-Claude Ellena, iets meer radicaals, meer uitgesproken verwachtte? Is het dat dat mijn neus moe is van nietszeggende geuren (die door anderen weliswaar als heftig en overrompelend worden ervaren)? Verwachtte ik dat Nagel na haar niche-ervaringen bij Armani Privé (Ambre Soie), Guerlain (Les Elixirs Charnels), Yves Rocher (Rose Absolue) en Jo Malone (26 stuks) helemaal los zou gaan op het parfumorgel?
In ieder geval: Cèdre Sambac heeft niets poëtisch, is droog, is gewoon niet moeilijk doen, de dingen bij hun naam noemen. Het is inderdaad cederhout en sambacjasmijn. Vreemde gewaarding: de geur doet zo natuurlijk en puur aan, dat je je pas later realiseert dat er natuurlijk meer gebeurt.
Nagel zegt dat de inspiratie voor haar Hermessences het Midden-Oosten zijn. ‘Goh, origineel’, denk je dan. Maar gelukkig, heeft ze het niet over het clichébeeld dat wij, westerlingen, van deze ‘sprookjesachtige wereld’ hebben (denk Shalimar Guerlain). Wél over de inhoud: de ‘legendarische’ attars uit India (en Arabië) die volgens mij de komende tijd ‘sturend’ zullen zijn in de nichesector.
attar-bereiding in India
Maar inspiratie is iets anders dan daadwerkelijk attars gebruiken. Persoonlijk denk ik dat pure attarbereiding ook voor Hermès te duur is (zie de prijzen van de nieuwe Amouage-attars). Nagel neemt de weelderige attar-rijkdom als uitgangspunt en vertaald dat naar ‘westers’ model.
Het lijkt of vanaf het begin het cederhout in de lak is gezet, het zonlicht weerkaatst erop, straalt, en wordt zacht alsof je het kunt kneden. En toch die houterige nerf, de kern van de geur, blijven ruiken. Mooi. En dan die jasmijn. Die is gelukkig niet ‘Europees’ dus helder, fris en crisp (en aangelengd met witte musk). De sambacjasmijn is dik, vettig en wordt bij vlagen ‘indolisch’, licht dierlijk dus met vlagen van gardenia.
Met een beetje fantasie groeien er twee struiken jasmijn tegen de cederhoutboom: de bloemige en de dierlijke. Maar toch blijft de geur binnen de lijntjes. De eerste snuif indolen die ik vol voldoening in me opnam, smaakte naar meer maar je krijgt het niet (ik wil te veel). Wel leuk: af en toe een groene noot die smaakt naar groene thee en meen zelfs iets van aldehyden te bespeuren.
Ik vraag me af dat wanneer ik Cèdre Sambac blind zou hebben geroken, of ik de jasmijn als zodanig eruit zou hebben gedestilleerd, het is voor mij eerder een assimilatie van witte bloemen, abstract – zo heb ik een flesje pure sambacjasmijn uit India en die ruikt toch echt meer naar sambacjasmijn. Nagels aanpak van jasmijn doet me eerder denken aan de ‘trend’ om witte bloemen te deconstrueren waardoor het groene effect (verondersteld afkomstig van stam en blad) wordt versterkt. En dat is volgens mij gewoon een marketingverhaaltje om – met name de ‘gevaarlijke’ tuberoos – braver, matter dus voor de consument makkelijker te maken.
Nog een raar ding: ik associeer Cèdre Sambac helemaal niet met niche. Eerder met chique-tuttige bloemengeuren uit de jaren zestig – denk ik dit verband aan Hermès’ Calèche (1961).
Het lot bracht me bij de outlet – ‘vroeger’ heette dat opruimingshoek – van Ici Paris XL. En zag een door mij over het hoofd geziene geur. Bij de naam weet je direct dat die geen lang leven beschoren zal zijn. Zeker als je ziet dat de positionering totaal verkeerd is ingeschat en er een vergissing lijkt te zijn gemaakt bij het ‘kiezen’ van de producent. Een geur Graffiti noemen vraagt natuurlijk om moeilijkheden, welke doelgroep je ook uitkiest. Misschien is er een slaagkans in de ‘girl and boy’-range, maar adolescenten willen meestal als volwassenen ruiken.
Ici Paris XL vraagt voor 100ml € 14,95. Adviesprijs € 29,90. Ha-ha-ha. Wat een treurigheid. Een soort van omzet was gegarandeerd als Tommy Hilfiger of Calvin Klein hadden besloten Graffiti een zomervariatie te laten zijn op Tommy, Tommy Girl en respectievelijk CK One. Maar om de marketingtypetjes van Emmanuel Ungaro déze lauwe worst (wie zou de geur geproduceerd hebben?) voor hun neuzen te hangen en er een mallotig verkooppraatje bij te houden… toch een soort van felicitatie waard.
‘Deze eclectische geur staat symbool voor de nieuwe richting die het gerenommeerde couturehuis heeft ingeslagen. Traditionele technieken worden geupdate met ‘street value’-ingrediënten en nieuwe olfactieve codes. Deze transitie neo-flasht ook terug in de presentatie: geen klassiek facet geslepen parfumflacon maar een spuitbus waarmee een nieuwe generatie Ungaro Upholders zijn revolutionaire en inclusieve manifest rondspuit: ‘Graffiti, spray your way towards your future!’
Ik durf bijna niet verder te www-en om te zien wat de geur (blijken er twee te zijn, of misschien wel vier want de door Ici Paris XL uitgevente geur is ook nog eens Intense) al zo heeft gedaan. Nou vooruit, en kom terecht in een gedegradeerde wereld, waar schijt hebben op en zoveel mogelijk geld binnenharken met lowbudget-producten geplakt op ooit gewaardeerde, met luister en pracht omgeven luxemerken het hoofddoel is.
Afgaande op een advertentie denk je Primark géén Emmanuel Ungaro. Wat dat laatste betreft: de huidige verleidingscodes begrijpen de huidige licentiehouders eveneens niet, not, njet. Want een moderniserings- en transformatieoffensief houdt ook in dat je de voornaam van de oprichter laat vallen.
Ga ik de geur kopen? Achter fout gekozen namen, kunnen ‘best wel aardige’ geuren zitten. Ingrediëntencheck: lychee, appel, zwarte bes, mugane (?), fresia, jasmijn, lorenox (hout, amber, leer, aromatisch), vanille en sandelhout. Kan er mee door, toch?
Lachen en jeetmariamoederlief, ik zie op Fragrantica dat de geur pas uit 2021 stamt. Zo snel heb ik een geur nog niet uit het officiële parfumcircuit gebonjourd zien worden. En is er ook nog een echte inwisselbare inclusieve en woke-achtige promotieclip voor gemaakt (nog geen 400 views). Zeer vreemd hier: wel hip dansen maar een beetje wild in het rondspuiten, ho maar. En zoals zo vaak in de parfumindustrie: what a waste of money, energy and ‘talent’.
Nog een klein dingetje voor de eindredactie van Ici Paris XL online: ik weet het is vervelend, maar Beauty Member Punt is één woord: beautymemberpunt.
Bijna onmogelijk een nieuwe oudh-geur niet te introduceren met een wanhopige kreet: ‘Mijn god wat verschijnen er toch veel – te veel? – oudh-geuren!’ Nu moet gezegd: Agar Ebène stamt ‘alweer’ uit 2018 – is het zó lang geleden dat ik me in de Hermessence-reeks heb verdiept?
Die verdieping zou ook nu niet hebben plaatsgevonden, ware het niet dat ik onlangs een soort van kennismakingspakketje cadeau kreeg van een bevriende kennis uit mijn werkveld.
Moet ook gezegd: Agar Ebène, klinkt weer zo lekker, hoe moet ik het zeggen, Frans chic. Een geur waarin oudh zit verwerkt, daadwerkelijk zo noemen, is zo gewoon, zo doorsnee. In hetzelfde pakketje zitten nog meer nieuwsgierigmakende flaconnetjes, met name twee musks (oliën zo lijkt het).
Agar Ebène is een oefening in minder is meer, én laat je oudh anders ervaren. Hermès had nog geen oudh en Christine Nagel had nog geen Hermessence gemaakt. Et voilà: Agar Ebène zag het licht en werd tegelijkertijd gepresenteerd met Cèdre Sambac en Myrrhe Eglantine. Maar of je het nu echt een oudh kunt noemen?
De klassiek-populaire invulling (met roos en saffraan bijvoorbeeld) wordt vervangen door een overdosis dennenbalsem. Bij de opening, dacht ik eerst met een houtige (in de zin van ongeraffineerd, ruig) leergeur vandoen te hebben. Interessant. En als je doorruikt is het de dennenbalsem – al een parfum in deze geur op zichzelf – die volop aandacht opeist: rijk, smeuïg, zacht, met zo’n aangename frisse, lichtgroene en zalvende ondertoon.
Langer op de huid, wordt de geur één met de huid, en wordt het boeket voller en gaat de oudh meespelen. Maar meer op de achtergrond. Bescheiden de dennenhars dienend in plaats van andersom. Dat brengt me op de vraag: verwijst Ebène – ebbehout – in de naam ergens naar? Nope, volgens mij want de geur is niet donker, exotisch, ‘mysterieus’ en gevaarlijk en onvermijdelijk.
Dat dacht ik dus bij het horen van de naam. Dus in dat opzicht is de geur voor mij teleurstellend. Zoals Agar Ebène nu is (niet dat die gaat veranderen), is het een chique en originele invulling van het oudh-thema. Maar toch een beetje braaf. Mooi maar braaf en met veel aandacht gemaakt. Net zoals de etalages van het Franse luxe-merk.
Ik greep in mijn parfumproefjes-grabbelton, want ik had zin een geur te bespreken. Doe ik de laatste tijd ter ontspanning. Glas wijn erbij – knappe jongen die me dan nog weg krijgt. Freyja (2018) dus – dank je wel www.parfumaria.com. Inderdaad een hele belangrijke godin uit het Noorse godenrijk. Ik ken haar alleen van naam en denk ‘altijd’ bij haar: ‘Moet je niet ’s nachts op straat tegenkomen’.
Wist dus niet dat ze voor zoveel staat, afgaande op wat Tonatto Profumi vertelt: ‘Opperste godin, de godheid van schoonheid, seks, aardse geneugten en het hemelse hiernamaals, rijdend door de hemel in door haar katten getrokken strijdwagen. Ze lijkt misschien een leuke meid. Maar deze dame kan, indien nodig, de bad ass tevoorschijn halen. Ze is een ziener en sjamaan, een gedaanteverwisselaar die de bedrieger Loki kan helpen’ (even terzijde: ‘deze dame’ en ‘bad ass’ is in deze context absurd).
Niets mis mee lijkt me. In hedendaagse, ordinaire straattaal zou ik zeggen: stoephoer met een hoog esthetisch besef die gaat meppen als ze d’r zin niet krijgt. Eerlijk gezegd met die laatste Loki – ook nog nooit van gehoord – voel ik meer sympathie. Wat zegt dat over mij? Want hij ‘is een onruststoker en eveneens een gedaanteverwisselaar die andere goden helpt maar ook vaak tegenwerkt.
Voor hetzelfde geld, had Tonatto Profumi, Freyja ook Loki mogen noemen, want het is onmogelijk een god in een geur te vertalen. Dan heb ik het nog niet gehad over het feit dat het inmiddels een beetje chic-cliché is goden ter inspiratie aan te roepen – kennen we nu wel.
Daarnaast: waar begin je? Het is allemaal een kwestie van interpretatie. Ik denk bij de Noorse mythologie ‘geurtechnisch’ aan kou – zeewater dat tegen de fjorden beukt, koele heldere rivieren, heel veel bos (heel vaak bedekt met sneeuw) en het Noorderlicht. Brute Vikingen? Niet echt. Maar deze ‘ingrediënten’ kun je ook zien als een gelikte reclamefolder van het Noors toeristenbureau: ‘Kom genieten van onze houten tiny houses midden in de uitgestrekte wouden van Noorwegen waar na een lange wandeling een openhaard op je wacht om… te genieten van de ‘speciaal voor de gelegenheid gemaakte’ geur van Tonatto Profumi…
Mooi is die wel hoor. Ik hou niet zo van de omschrijvingen herfst- en security blanketgeur, maar zijn hier wel op hun plaats. Alhoewel, door de klimaatveranderingen loopt de eerste omschrijving steeds meer mank. Terwijl ik die schrijf – 26 oktober rond 16.00 – zit ik in het Vondelpark met een temperatuur van 20 graden.
Freyja begint groenig scherp (galbanum-achtig) en een beetje fris – kan voor mijn gevoel van alles zijn; rozemarijn, salie, wat takjes lavendel, omringd door de eerste zware slierten wierook die je het gevoel geven een kathedraal of basiliek te betreden. Blijft lekker lang blijft hangen – de hele bezichtiging lang.
Bij een heiligenbeeld zie je zelfs vazen gevuld met anjers – alleen bewust ruiken doe ik die niet echt, maar het heeft wel die zweem van dat ‘typische’ warm-kruidige anjer-gevoel. Dan bij de uitgang merk je dat de geur een zalvende toets krijgt – vanille en amber doen hun intrede. Maar mooi gedoseerd zoals dat heet. De vanille niet te, de amber blijft zijn droge-warme charme behouden. Kan de patchoeli zijn die voor dit evenwicht zorgt. En ook mooi: ‘de andere kant’ van wierook – zacht en melkachtig – krijgt nu volop kans zich te laten gelden terwijl je kruidige toetsen blijft waarnemen die oplichten als vuurvliegers tijdens een heldere hemelnacht.
Dit vermeldt de site ook, overbodig en vanzelfsprekend; alsof liefhebbers/klanten deze aanbevelingen nog nodig hebben: ‘Gemaakt met kostbare en innovatieve grondstoffen. Het melange- en filterproces gebeurt met de hand met ambachtelijke technieken van de haute parfumerie’. Wel noemenswaardig: de geur bevat geen kleurstoffen, parabenen, vaseline en siliconen.
Opvallend toch: het prijsverschil. Op homesite € 150,00, bij Bol € 130,00. 100ml.
Eerst even een zijstraat: ik zag gister de vrouw van David Beckham voorbijkomen. Een of ander casual online-interview van Vogue of zo naar aanleiding van haar nieuwe collectie. Zoals we van haar gewend zijn, gaf Victoria the ultimate best version of herself en liet ze door stupide ditjes en datjes weten dat ze eigenlijk heel gewoon en eigenlijk ook maar een mens is. Voorspelbaar celebrity-gewauwel.
Wat ik me tóch ondanks mijn ergernis afvroeg: waarom heeft zij nog geen eigen nieuwe parfumcollectie in het niche-departement conform de luxe-uitstraling van haar mode? Zou zo maar een succes kunnen worden mits ze zich niet laat (ver)leiden en mangelen door marketing-piepeltjes (van Coty bijvoorbeeld) die er bijvoorbeeld voor hebben gezorgd dat haar landgenoten – Stella McCartney, Alexander McQueen – nooit parfumnamen van kaliber zijn geworden.
Anyway, de flacon uit de Eau de Parfum-collectie kan ze van haar man lenen want daar is – wat dat betreft – niets mis mee (ik moet ‘altijd’ aan Bottega Veneta denken). Misschien een andere dop, maar voor de rest.
Amber Breeze is de vierde geur in zijn Eau de Parfum-collectie en geïnspireerd – blablabla – op ‘zijn passie voor reizen, vakmanschap en geuren’. En wat moet er in je opkomen als je Amber Breeze ruikt? Volgens het persbericht iets dat, wat mij betreft, eigenlijk moeilijk voor te stellen is – geurtechnisch dan: ‘De mooiste zonderondergang die je ooit hebt gezien’.
een soort van amber
Vraag een vriend, een kennis, een onbekende wat voor een geur ze in gedachten – zouden – hebben, als ze de zon achter de horizon zien verdwijnen. Grote kans dat het antwoord erg vaag zou zijn. Het vocabulaire ontbreekt; ze kunnen zich er niet echt een voorstelling van maken. En het hangt er natuurlijk van af wáár je de zon ziet ondergaan. Of ze zouden misschien komen met fris, exotisch, warm, zwoel en/of ziltig – omschrijvingen direct afkomstig uit het parfumwoordenboek want ik geloof dat geur & zonsondergang is gekaapt door de parfumindustrie.
David Beckham koos voor een groen-kruidige interpretatie die ik geografisch in Zuid-Europa zou plaatsen tijdens de herfst. Wat je goed ruikt in de opening: rozemarijn, die springt eruit, de peper doet ook zijn best. Heel eerlijk gezegd: ik ruik de lavendel-rooscombinatie niet zo goed en dat komt door de… amber, of beter gezegd de warme ondertonen van de geur. Die geven de bloemen nauwelijks kans te bloeien (een kenmerkend euvel bij ambergeuren).
Of het moet die zoetige sliert zijn, die ik alleen niet associeer amber maar eerder met ambroxan (niet opgegeven als ingrediënt) in de basis. Een beetje weeïg, een beetje ziltig, een beetje houtig, een beetje warm, een beetje van alles wat, maar het ontwikkelt zich niet tot een geprononceerde amberwarmte (typisch voor een midprice-geur).
Het is er wel, maar niet zoals je zou willen: krachtiger en aardser. Patchoeli en vetiver zouden Amber Breeze die kant op kunnen sturen, maar dan moet de kwaliteit er wel naar zijn. Dus niet. Alles wordt ‘afgelakt’ met geroosterde tonkaboon en dat zou je met een beetje fantasie amber kunnen noemen.
Breeze in de naam klopt wel trouwens, want het mag dan een eau de parfum zijn, maar (voor mij) dan wel op eau de toilette-basis. Resteert mij één vraag: als je passie vakmanschap en geuren is, wat voor een geuren zou Beckham dan zelf gebruiken? Ik kom terecht op de (wel of niet te vertrouwen, who cares anyway) www.celebrityfragranceguide.com en zie Erolfa (Creed), Feuilles De Tabac (Miller Harris) en, geloof het of niet, zijn eigen Instinct.
Dat invloedrijke modeontwerpers meer en meer een afbeeldingscultuur promoten dan dat ze zien dat hun kleding daadwerkelijk wordt gedragen, is door Instagram alleen maar toegenomen. Wat je natuurlijk niet weet: zal door al die extra miljoenen likes het geld bij die luxemerken extra tegen de plinten op blijven klotsen?
Loop door de Amsterdamse PC Hooftstraat, dan denk je: ‘Yep!’ Op een druilerige maandag (een week geleden) staan consumenten bij Louis Vuitton, Hermès en Chanel geduldig in de rij. Nog niet bij Balenciaga. Op dit moment niet een van de belangrijkste, maar wel spraakmakendste modehuizen. Die zit nu op een hoekpandje gevuld met op het eerste gezicht alleen maar gaap-gaap-standaard-luxe-tassen.
Erg cliché, waarvoor mijn verontschuldigingen, maar Balenciaga zou zich nu in zijn graf omdraaien als hij zou zien wat onder zijn naam over de catwalk… lopen kun je het bijna niet meer noemen; eerder ‘gebukt gaan onder’.
De huidige ontwerper is in alles anti waar mode voor staat, en heeft het zo ver doorgevoerd dat het inmiddels cliché en voorspelbaar wordt. Wat Demna Gvasalia op de catwalk gooit, zie je al decennia dagelijks in het straatbeeld; gewone mensen (soms vluchtelingen) die leven, wonen en werken zonder met mode bezig te zijn: dus ‘smakeloos’, ‘lelijk’, ‘treurig’ en zo meer.
Zijn truc: op deze dagelijkse kloffie – vaak ook nog eens bewust verknipt, vies gemaakt, te heet gewassen, uitvergroot of ‘militair’ gemaakt – naait hij het begeerlijke label Balenciaga. Het effect en zijn doel: subversief en anti-establishment. Af en toe herinnert hij met zijn kleding aan de klassieke Balenciaga-signatuur (nu tentoongesteld by the way in Den Haag).
Wie zijn wij ook al weer?
Nu we een beetje ‘moe-zal-wel’ zijn van Gucci’s beyond gender hippie-chic, is Balenciaga the brand to be seen at or in. Niet alleen door de schokkige en schokkende kleding die hij showt, maar ook door de sterren die hij weet te trekken om in zijn anti-fashion, anti-whatever mee te gaan.
Ooit gehoord van Kim Kardashian? Instagram ontplofte so to speak. En haar ex? Kayne West (ook bekend als Ye)? Die deed dit keer mee in een zwart zwaar lederen jack (die je nog best wel veel in het straatbeeld ziet als je erop let). Ach wat schattig: Gvasalia verbeeldde met de show de toenemende ongelijkheid, de terugkeer van het facisme, de reële dreiging van een nucleaire oorlog – ‘als sneeuw smelt, verandert het in modder’.
Nu ben ik bijna bij de parfuminvalshoek. Om zijn scheve kijk ons, de onwetenden, onder de neus te wrijven, huurt Gvasalia ‘gearriveerde’ kunstenaars in eveneens bekend, om hun schurende, maatschappijkritische boodschap. Voor zijn laatste show waren dat Santiago Sierra (die gooide de hele chique zaal vol met modder en slijk – begrijp de symboliek) en parfumkunstenaar Sissel Tolaas (werkte al vaker met Gvasalia; denk lekker tuttig en burgerlijk: geurkaars). Zij maakte nu een geur die rook naar ontbinding – begrijp de boodschap. Ben je ook zo benieuwd wat de top-, midden- en basisnoten waren. En of de geur lekker lang bleef hangen?
Wat mij verbaast. Waarom zo moeilijk en duur doen als het makkelijker kan. Toch eenvoudiger om even de openbare werken van Parijs te bellen met de vraag of ze paar ton modder kunnen langsbrengen, en mochten ze in de buurt zijn, bij de waterzuiveringsdienst wat septic tanks met rioolwater. Mag dan minder indringend blijven hangen, ondergaan doe je het als toeschouwer wel. Mij hoor je het woord decadent niet in de mond nemen.
Soms schaam ik me dood als ik de naam van een bekende/autoriteit/pionier ‘in het veld’ tegenkom waar ik nog nooit van heb gehoord. Onlangs overkwam het me toen ik in de Volkskrant las dat prof.dr.E.P. Köster (1931-2022) was overleden. Wat een interessant leven – dichter, zat in het verzet, was bevriend met de dichtersgroep De Vijftigers en bracht (leuk detail) als modelkampeerder ANWB-leden de vereisten bij voor een kampeerbewijs – dat ik oppik als de Tweede Wereldoorlog voorbij is.
Hij gaat psychologie en chemie in Utrecht studeren waar hij in 1971 promoveert en hoogleraar wordt in ‘fundamenteel en toegepast onderzoek der chemische zintuigen’. Zijn proefschrift luidt: Adaption and cross-adaptation in olfaction. An experimental study with olfactory stimuli at low levels of intensity.
Köster, internationaal gerenommeerd, wordt gezien als pionier, als voorvechter van een realistische en pragmatische benadering van geur- en smaakonderzoek, bouwer van olfactometers voor specifiek geur(belevings)onderzoek. Voor hem was de neus een van de minst begrepen zintuigen: ‘Reuk behoedt ons vóór alles voor gevaar. Je weet ogenblikkelijk of je een goedje mag vertrouwen of moet maken dat je wegkomt’, zei ooit hij in de NRC.
Toch bevat een goed parfum zweetlucht, fecale, urineachtige en vaginale geuren, in zeer lichte mate. ‘Met potjestrainingen in de peutertijd leren we die vies te vinden. Heimelijk blijven we waarschijnlijk naar ze verlangen, mits niet te bewust waargenomen. Rozen en jasmijn, de belangrijkste bloemengeuren in parfums, bevatten duidelijke fecale geurnoten.’ Ook fijn om te lezen dat hij niet geloofde in het feit dat geuren kooplust zouden bevorderen, je blijft hooguit langer in een fijn ruikende winkel hangen.
het ereparfum kreeg geen naam
Interessant ook: bij de behandeling van de Zaanse paskamermoord, medio jaren tachtig, trok hij als getuige-deskundige de geurproef in twijfel op basis waarvan een verdachte terechtstond. Zijns inziens reageerde speurhond Tim bij een sorteerproef, twee jaar na het misdrijf, op zijn geleider. Onbewust had deze de Duitse herder het verwachte resultaat geduid. Vrijspraak volgde.
In 2019 organiseerde NOSE (Netherlands Olfactory Science Exchange) een sessie tijdens de bijeenkomst van de Nederlandse Vereniging van Hersenen en Cognitie (NVP) om de bijdrage van Köster aan de olfactorische wetenschap te eren en hem te bedanken voor zijn inspiratie voor de wetenschappelijke studie van de relatie tussen reuk, cognitie en gedrag. Hierbij ontving hij een olfactorische prijs: een parfum speciaal voor hem ontworpen door Spyros Drosopoulos. Het is geïnspireerd op zijn werk, zijn persoonlijkheid en enkele van de geurnoten die hij in zijn werk gebruikte. Het was de allereerste prijs die alleen kan worden gewaardeerd door middel van het reukvermogen, en dus deelde het publiek dat de sessie bijwoonde het plezier gezien de prijs tijdens de bijeenkomst door de kamer werd verspreid.
EEN DOP. EEN FLOP. EEN FAILLISSEMENT. EEN VERMOEDEN
Geen foto maar een tekening
Ik ben de laatste tijd steeds vaker zijstraten en doodlopende steegjes van de parfumboulevards aan het verkennen, op zoek naar ‘vergeten verhalen’. Dat schijnt nu ook een trend te zijn. Soms popt zo’n verhaal, narratief, op uit onverwachte hoek. Zoals deze. Op Youtube was ik terecht gekomen in een swirl van films noirs – de een na de andere kwaad in de zin hebbende en ander potentiële moordverdachten kwamen voorbij.
Ik bleef haken bij The Black Book uit (1949). Chic omschreven als ‘noiresque’ – nog nooit van gehoord. Ik bleef doorkijken door het opvallende kaal-gestileerde camerawerk – ‘cinematografie door de legendarische film noir-cameraman John Alton’ zo lees ik – vormgeving, én de aantrekkelijke acteurs waarvan ik óók nog nooit had gehoord.
Die ga ik dan altijd checken op Wikipedia om te lezen wat van ze geworden is. In dit geval: Robert Cummings, Richard Basehart, Richard Hart en natuurlijk de femme fatale. Die werd gespeeld door Arlene – ‘red head’ – Carol Dahl – onder meer beroemd vanwege haar schoonheidspukkel links van haar bovenlip zo lees ik. Geboren in 1925 en ‘pas’ vorig jaar overleden. Ze wordt omschreven ‘as one of the last surviving stars from the classical Hollywood cinema’. Valt wat voor te zeggen als je haar looks bekijkt.
Nu komt de parfumlink. Na haar acteercarrière, begon ze op vijftigjarige leeftijd te werken voor Sears (in 1892 begonnen als postorderbedrijf, uitgegroeid tot een van Amerika grootste warenhuisketens; inmiddels behoorlijk afgeslankt) als hoofd schoonheidsproducten. Jaarsalaris: $ 750,000. Dit – toch wel als droombaan te classificeren – werk, duurde alleen slechts één jaar. Wat nu? Tien jaar treuren (met af en toe een gastrol) of speuren naar mogelijkheden in geuren? Ze koos voor het laatste: op zestigjarige leeftijd (1985) richtte ze haar parfumhuis op: Dahlia (het duurde even voor ik de naam ‘doorhad’).
‘ouderwetse’ parfumglamour
De presentatie van haar enige geur klopte. Bedenk dat niche nog in de kinderschoenen stond. Rijke klassieke omdoos, facetgeslepen flacon ontworpen door Marc Rosen (deze husband no 6 had ze bij Revlon leren kennen en waarmee ze dertig jaar happily married was) en waarin ‘de suggestie wordt gewekt van dahliablaadjes op abstracte wijze vormgegeven’ zo lees ik – zie het echter niet.
De neus van de compositie is onbekend, maar kwaliteit gegarandeerd gezien het project werd gestuurd door toenmalig directeur Bud Lindsay van parfumgrondstoffenproducent Roure Bertrand Dupont (inmiddels opgegaan in Givaudan). De Amerikaan die het oer-Franse Roure Bertrand Dupont tot een mondiaal belangrijke speler wist te maken. Waarvan getuigt: hij verkocht de formule van Youth Dew aan Estée Lauder en op de achtergrond was hij verantwoordelijk was voor de successen van Yves Saint Laurents Opium en het premièreparfum van Oscar de la Rente.
Dat lukte dus niet met Dahlia. Was de prijs de ‘schuldige’? De met de hand geslepen kristallen sprayflacon (90ml) ging over de toonbank voor $ 250 (nu $ 688.13), de matching dito tasspray (30 ml) voor $ 75 (nu $ 206.44).
Voor de vergetelheid bewaard ergens…
Toch flopperdeflopte de geur. Aan de concurrentie kan het niet echt gelegen hebben, want 1985 was geen bijzonder parfumjaar. De opvallendsten: een bekende: Poison van Dior. Een debuut Perry Ellis. Nog een debuut: Fendi. En een tweede kans (en wat voor een!): Obsession van Calvin Klein.
Terugblikkend vertelt Dahl dat na ‘een succesvolle lancering, had ik een jaar later een schuld van een miljoen dollar vanwege een parfum dat goed verkocht. Mijn man – I presume no 5 – had me met een hoop schulden achtergelaten, ik had geen contract, geen eigendom over de naam van de geur en een zakenpartner die er vandoor was gegaan. Everything was gone, including my 14-room apartment.’
Maar wat mij het meest fascineert is de dop, die is toch wel erg Annick Goutallerig. Zou de laatste – na Dahl’s debacle – van Arlene Dahl de rest ervan hebben gekocht die misschien nog op zoek was naar een passende dop op haar (beetje op dezelfde manier gestylde) flacons? Ik weet dat Goutal in 1981 debuteerde, maar zaten Folavril, Eau d’Hadrien en Eau de Lavande al van het begin af aan al in haar vintage gestylde flacons? We houden het bij een vermoeden.
Kwam – net zoals Van Der Zotte – ook voorbij op mijn tijdslijn, en niet één keer, maar tig: Cliff Vintage. Ik naar de site, tester-set aangevraagd die binnen no time bij mij op de deurmat viel. Niet zo vreemd. Cliff Vintage komt uit Emmen zie ik op het postadres en ik woon in Gees. Ziet er goed en helemaal nu uit: niets is van plastic behalve de sluiters van de proefjes.
Storytelling: ‘Twee hartsvrienden zaten in een bar singel malt whisky te drinken, mijmerend over de fijnere dingen in het leven en pratend over de goeie oude tijd. Een beleving, toen de geur van de gerijpte whisky hen herinnerde aan het vervlogen tijdperk. Het bracht hen op het lumineuze idee om de perfecte gentlemen’s parfum te creëren met diezelfde beleving. Een goed product dat niet gaat over smaak of geur maar gebaseerd is op een levensstijl. In ieder geval een geur waarbij de vrouw des huizes vraagt: waar was jij? En zo geschiede.’
Ik kan het niet laten, zal wel met mijn ‘investigate journalism’- en eindredactie-achtergrond te maken hebben: hier slechts een paar kanttekeningen. Het is toch single en geen singel? En zo geschiedde? Het is niet de, maar het parfum. Wat is ‘het vervlogen tijdperk’? Alsof je over de tijd van, pak’m beet, Willem van Oranje praat. Graag zag ik de levensstijl gedefinieerd. Want een levensstijl kan ook fout zijn. Nu krijg ik hatemail want ik denk dan direct aan Gordon. En kan eveneens als onaantrekkelijk ervaren worden – ik heb bijvoorbeeld niets met de levensstijl van Conny Witteman.
Tja, ‘de vrouw des huizes’, dat doet een beetje-behoorlijk belegen aan. Zo van onder ons gesproken en gezwegen, ‘die heeft thuis de broek aan’. Hierop voortbordurend: gezellig rolbevestigend bezig Cliff Vintage. Whiskey is een echt mannending. Not! Ik ken ‘genoeg’ vrouwen die het drinken. Met en zonder ijs.
Verrassender dan je zou vermoeden
En deze gebrekkige storytelling is allemaal niet echt nodig omdat de geuren gewoon goed zijn. Maar voor ik die bespreek, iets anders. ‘In de wereld van parfums’ is whisk(e)y al vaker een inspiratiebron geweest. Maar dan meestal in een chique, soort van vintage Givenchy Gentleman-achtige allure of connotaties hebbend met ‘those were the days’ mannensociëteiten en -clubs in Londen. Vaak resulterend in houtachtige geuren met een flinke vanille-injectie, kruiden en andere zoetmakers.
Maar dat is nu veranderd: zoals cognac on the rocks drie decennia geleden werd ontdekt door de hiphop en r&b-scene in Amerika, zo wordt whisk(e)y nu anders beleefd. Het heeft zijn chique, country-ambiance verlaten en is marketingtechnisch klaargestoomd voor blokes, lads en gewone hardwerkend kerels die rondom het zelf aangestoken haardvuur, zittend op steigerhout-gestylde meubels (die soms per ongeluk ook voor brandhout worden aangezien) het reuze oer-gezellig en smaak hebben. Sommigen laten natuurlijk hun baard staan en laten die nauwkeurig bijwerken bij de lokale barbershop – en daar wordt nog net geen whisky geschonken (maar Cliff Vintage soms wel verkocht).
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Grappig. Bij Silver heb ik een puur vintage-gevoel. En dat voelt lekker aan. Doet me denken aan mannelijke chypres uit midden jaren zeventig met groene noten en eikenmos-ondertoon – zowel in de opening als doorlopend naar de drydown. Zij het alleen wat minder scherp en knallend (toch ervaar ik ook een lichte terpentijn-noot). Ik herken de opgegeven ingrediënten als zodanig niet, de roos uitgezonderd, want daarvoor zit je te snel in de basis van aangenaam ‘warm-sensueel’ hout. Maar Silver komt, zoals je wil, aardig dicht in de buurt van whiskybeleving.
Dat heb ik dus totaal niet met de Gold-variatie. Is voor mij het tegenovergestelde van ‘mannelijk’ en ‘tough guy’. Ik ervaar een overload aan witte bloemen waarvan de indolen gekieteld lijken te worden door mijn fetish-ingrediënt: civet. Subtiel aanwezig. Mooi is het verloop van de compositie: langzaam worden de bloemen overgoten door honing die daarna als het ware worden opgezogen door het leer. En bijzonder: je krijgt het gevoel alsof de zon schijnt ‘de hele geur door’. Gold associeer ik met chic, ‘vrouwelijk’ en klassiek. En Jasmin & Cigarette van Etat Libre Orange dwarrelt door mijn hoofd. Deze ga ik bestellen.
Platina: alsof je je hoofd soort van in een houten whiskyvat stopt. Uiterst aangenaam. De neroli is heerlijk bloemig, de amber kleurt en geurt als whisky, en het cederhout houdt het geheel mooi strak (in het vat). De geur is voor mijn gevoel het meest ‘mannelijk’; dus het meest toegankelijk voor de beoogde doelgroep dan. En lekker, sommigen interpreteren het als vies, maar ik moet ook een beetje denken aan de klassieke schoenenpoets – kan ook zo heerlijk smeuïg ‘zoethout’-achtig ruiken.
Ik zeg het niet vaak, omdat het te vaak wordt gezegd: ik ben aangenaam verrast. En net zoals Van Der Zotte is dit trio origineler – zowel in compositie als in ‘aanpak’ – dan de gemiddelde mannengeur die je nu treft op de schappen van de ketenparfumerie. En je koopt ook nog eens lokaal. En de geuren blijven inderdaad lekker lang hangen. Ben benieuwd naar de neus, zal toch niet… ?
CONSERVATIEVE INVULOEFENING ALL INCLUSIVE GEPRESENTEERD
Zit je veel online en je ‘hebt veel’ met parfum? Grote kans dat je onlangs Giorgio Armani voorbij zag komen om je te attenderen op het re-design en herformulering van zijn Armani Code. Jaargang 2004 – was toen ook al een verandering want de geur heette oorspronkelijk Black Code als ik me niet vergis.
Grappig of treurig dat Armani teruggrijpt naar deze ‘gouwe ouwe’? Want Attitude (2007) en Diamonds for Men (2008); niet echt aangeslagen – meer marketing dan inspirazione. Toch wel schattig: de flacon van de eerste kreeg FiFi Award voor Best Packaging Men`s Prestige. Wat zal Giorgio blij zijn geweest.
En met het opnieuw (2013) in de etalage zetten van zijn allereerste geur Armani Pour Homme (1984) vergezeld van een aantal flankers was leuk, maar niet waarvan je zegt ‘Gôh, wat geweldig!’: Eau pour Homme, Eau de Nuit (beide 2013) aangelengd met Eau d’Arômes (2014). Nou vooruit, Eau de Cèdre (2015) kan er ook nog wel bij. Nu we toch bezig zijn: Eau de Nuit – ja hoor, zal wel niet, Oud (2016).
En je kunt niet eeuwig blijven variëren op de kassakraker Acqua di Giò pour Homme – 1996 alweer. Dan maar Armani Code. Stick to your classics. Zeker in deze onzekere crisistijden waar voor gekkigheid alleen nog maar plaats is op Instagram, rode lopers van filmfestivals, MTV en andere awards en natuurlijk het jaarlijkse Met-gala.
A Brigderton Beau
Toch snap ik deze keuze. Maar is het naam, is het de geur? Ik denk het eerste: want het zijn twee woorden die heel krachtig één wereld oproepen. En ondanks de luxury for the masses-status die Armani inmiddels heeft, toch een soort van chic blijft.
Dus flacon opgestrakt. Lees masculiener gemaakt; de gemiddelde ketenparfumeriekoper moet je het niet te moeilijk maken en als designer vooral niet te moeilijk doen. Dus de geur aangepast. En de herlancering is ook een passend moment voor het merk om aantonen dat je helemaal op de hoogte bent van de transitie in maatschappelijke verhoudingen
Kort door de bocht: de white male krijgt bij Armani gezelschap van kompanen met diverse achtergronden. Sterker, hij speelt een tweede rol. Want René Jean Page (acteur beroemd geworden doordat malllotige-voel goed kostuumdrama Brigderton) is the main attraction. En waar komen dit soort mannen/’bros’, al decennialang samen als ze aan het verbroederen zijn? Yep, op de baseball-sportparkjes in betonnen wereldsteden. Dit gegeven wordt uitgewerkt tot een artistiek verhaal met een teruglopende klok. Boodschap zal wel zijn: je kunt de tijd niet terugdraaien (nu eindelijk eens begrepen Cher!), dus ga af op je intuïtie en je gevoel anders krijg je spijt, loop je de liefde van je leven mis. Mooi gedaan, gezellig cliché, en met een soort van aspiratie: welke man zou niet zo willen zijn?
Oh ja, en helemaal comme il faut de nos jours: ‘De flacon is hervulbaar en demonstreert – ik ga nu huilen – Giorgio Armani’s aandacht voor de planeet’. En wat je allemaal in een flacon kunt zien: ‘In zijn slanke, opvallende zwarte vorm, verheven met zintuiglijke accenten en zilveren accenten, staat de fles als een prachtig object, ontworpen om lang mee te gaan.’ Alsof dat niet geldt voor niet hervulbare flacons. Ik heb er tientallen, al tientallen jaren in mijn parfumatelier staan.
Nu de geur. Ik weet niet meer hoe de oude versie rook. Ta-da! Voor het eerst van mijn leven een proefje besteld via een campagne die voorbijkwam op Instagram. Ach ja, dit is wat marketing al decennia denkt hoe de gemiddelde man wil ruiken. Frisse (krachtig!) opening vermengd (in dit geval bergamot en bergamotblad – kan dat laatste eigenlijk wel?). Het hart: een soort van gladde chic door poederig-fris iris, ‘mannelijk’ gemaakt door bittergroen salie. De iris vind ik als zodanig moeilijk te herkennen en dat komt niet door een overdosis salie. De afronding: hout met een zoet-sensueel ondertoontje: cederhout en tonkaboon. Beetje ‘been there, done that’. Wel opvallend het gebruik van aldehyden (bezig met een ‘voorzichtige’ comeback). Tilt het geheel op, geeft het kracht en glans.
En als je Armani Code dan opspuit, kun je zeggen dat het een ‘echte’ geur is, want die ruik je echt. Neppers namelijk niet, daarvan gaat de lol snel verloren. Althans zo ongeveer verwoordde mijn oudste neef het (iets wat veel generatiegenoten met hem delen), toen ik zag dat hij een of ander kermisgeurtje in zijn toilettas had en ik die ruilde voor Blue de Chanel Le Parfum.
MEER DAN (DOOR MOLENS) GEMALEN PEPER, KRUIDNAGEL EN KANEEL
WARM SPECERIJPARFUM MET NICHE-ALLURE
Toen ik deze geur op mijn Instagram-account voorbij zag komen, begonnen mijn wenkbrauwen vanzelf te fronsen. Ik heb het niet zo op merken die een vette knipoog/middelvinger richting de ‘echte’ parfumbranche wijzen – voorbeeld: A lab on Fire, Escentric Molecules. Of die een zogenaamde gekte/afwijking als subversieve naam en anti-kijk op de business gebruiken om hun producten aan de man te brengen – Nasomatto. Van de Zotte past ook in deze categorie.
Dacht ik. Not dus. Het blijkt een soort van ‘cherry picking’ uit de achternamen van de initiatiefnemers van dit project: grafisch ontwerper Ferry ZOmerdijk en designer Joeri HoTTEntot. En voor het echte Hollandse effect: VAN DE vóór de naam. Et voilà: Van de Zotte.
Leuk om te zien hoe in Nederland ook steeds meer independent merken een kans wagen op de overbezette plank van de parfumerie. Joeri Hottentot kwam op het idee omdat hij ook schuilgaat achter het horlogemerk Hot&Tot (de naam spreekt nu voor zichzelf neem ik aan). Die worden (grotendeels) van hout gemaakt die zowel online (www.hottot.nl) als in winkels worden verkocht (Europa, VS). Waaronder de houtzaagmolen op de Zaanse Schans. De verkoop loopt lekker doordat toeristen volgens Hottentot waarschijnlijk het idee hebben dat de horloges daadwerkelijk in deze molen zijn gezaagd en gemaakt, én omdat Hottentot merkte dat er vraag was naar souvenirs die het gemiddelde aanbod van toeristenshit-winkels ontstijgen.
don’t be fooled by the name
Zo ontstond het idee voor dit eerste parfum Mills. Storytelling: ‘We koesteren molens en hun molenaars en we zijn betoverd geraakt door de ambachtelijke geuren die je tegemoetkomen wanneer je een Nederlandse windmolen binnenstapt. Die mix van hout, specerijen, jute en eeuwen van ambacht hebben we gevangen in een flacon. Opmerking: vraagt iemand zich wel eens af ‘Wat ruikt het hier ambachtelijk?’
Dan het dragersprofiel: ‘Voor de moedige mannen die niets uit de weg gaan, die de strijd met de elementen aangaan, maar genieten van hun oogst, hun wind en hun regen. Herinneringen en geuren van een rijke historie komen samen in dit parfum, gemaakt van specerijen die vroeger door de molens werden gemalen. Mills is onze manier van terug in de tijd reizen naar de Gouden Eeuw’. Opmerking: heel erg cliché, die mannen dan en daarbij: ik vind de geur beyond gender.
Grappig aan dit verhaal: je weet juist niet of je het met een knipoog moet lezen (met name het profiel) en je kunt dus stellen dat de geur (op aangename wijze) not woke is. Dat verkleint de afzetmogelijkheden wellicht. Jammer, want deze geur zou niet misstaan in de winkel van Het Rijksmuseum. Maar ‘Het geweten van Nederland’ spreekt inmiddels niet meer van de Gouden Eeuw, want dat was een ‘Fouten Eeuw’ (mijn woke-invulling). Ik geloof dat ze het nu over de 16de en 17de eeuwse kunst hebben. Correct met if I’m wrong.
Maar toch, ik word wel moe van dat constante terugkijken naar ons rijke verleden (zijn we dan zo bang voor de toekomst?). Daar word je mee al jaren doodgegooid door musea (De Nachtwacht komt mijn neusgaten uit) en tv-programma’s (Wie wordt de nieuwe Rembrandt, Vermeer en over een tijdje de nieuwe Mondriaan?).
Als je niet oppast word je met je oh zo mooie product op één hoop gegooid met stroopwafels en kaas. Moet je maar net willen. En dat is trouwens wel het laatste waar je bij Mills aan denkt. De geur staat op zichzelf, heeft van zichzelf bestaansrecht door de serieuze invulling (welke geur wordt in een houten kistje aangeboden?) en het laatste waar ik wel aan denk is ‘Ik hou van Holland, landje aan de Zuiderzee’. Zing in gedachten maar verder mee.
Nu de geur. Met alleen door molens gemaalde peper, kruidnagel en kaneel daarmee red je het niet. Saai. Dus in de opening, ruik je samen met de peper (aangenaam in overdrive) een sprankelende bergamot, met een gepeperde frisheid tot gevolg.
En dan doen de specerijen hun werk. Peper, kruidnagel en kaneel alleen kunnen een ontbijtkoek/kerstmispudding-gevoel geven maar dat is hier niet het geval dankzij – volgens mij – a: vetiver en b: saffraan. A schraagt het geheel, geeft de compositie wortels (ik vermoed trouwens nog meer niet vermelde vasthouders in de basis) en b is de chique factor van het geheel – lichtjes gezoet hier met een leerachtige ondertoon die voor mij versterkt wordt door tabak. Eindresultaat: een smeuïg-chique en warme geur die aangenaam present is.
Zeker een compliment: Ik heb een associatie met Vetivervan Hiram Green (die ik nu heel veel gebruik). Met partner had exact hetzelfde gevoel. Ik hoop dat Mills nog meer verkooppunten krijgt, want dit is zo’n geur waarmee je ‘beginners op parfummarkt’ kunt overtuigen dat die marketinggeuren van de grote jongens (Dior, Armani en al die anderen) eigenlijk te boring, te veilig en te saai voor woorden zijn.
Soms krijg ik echt zin een blog te schrijven. Gaat zo: ik heb iets geroken, ben euforisch-verbaasd, dan wel ernstig-heftig teleurgesteld en vervolgens beginnen mijn hersenen – of wat er nog van over is – te pingpongen. ‘Wat gebeurt hier, hoe kan dat nou, is het echt? Dit is toch echt… !’
Ik had het dus met Highland garden/Scottish countryside garden dat onderdeel vormt van de legendarische ‘Rozenhofcollectie’ waarover ik al eerder schreef. Knap, want je komt het nog zelden tegen: een geur/merk die/dat nooit een online-melding heeft gekregen. Ik ben de producent in ieder geval niet tegengekomen van Highland garden/Scottish countryside garden. Wél geuren die als jouw iPhone de flacon scant, een soort van hetzelfde gevoel moeten oproepen.
een ‘onwetende’ nichegeur
Ik verwachtte een nietszeggend, pruttel-pruttel-parfum-prullaria-toeristenshitgevalletje. Maar jeetje het is geweldig. Op het etiket staan bluebells getekend, en verdomd die zijn er niet voor de sier, want je ruikt ze for real. Hoe ruiken die? Als je weet dat de ze worden geclassifieerd als Hyacinthoides non-scripta, dan ruik je dus de hyacint. En wel vol overgave. Klopt: tegenover over onze boerderij poppen ze onder de eikenbomen jaarlijks weer op en dat ruik je – je weet dat de lente in de lucht hangt. Fris-bloemig, tintelend, groen-bloemig met zo’n merkwaardige fluweel-sensuele ondertoon.
Weer wat geleerd: bluebells worden geassocieerd met Schotland volgens Wikipedia. Je hebt daar zelfs velden in open plekken in het bos waar ze bijkans woekeren en die dan niet betreden mogen worden tijdens de bloei – daar zou ik wel eens willen staan.
Trouwens, echte parfumkenners weten het: de bluebell vormt af en toe het hoogtepunt in een geur. De bekendste: die van Penhaligon’ uit 1978. Ach ja, en nu niet gaan huilen: volgens sommige royalty watchers Princess Diana’s favoriet.
Maar er vond nog een machtiger associatie – ping pong! – plaats: in Highland garden/Scottish countryside ruik je een fusie van Chanel N° 19 en Cristalle (1974). Van de eerste heeft ze het klaterend-groene van de tweede die fantastische hyacint-elegantie. Je wordt het parfum ingezogen na de opening: je kijkt verwonderd naar het flaconnetje en constateert tevreden: vroeger was alles beter – ook souvenirs.
De afronding is ook niet hatseflats: poederig met ja zelfs een zachte eikenmos-hout-afronding. Gewoon, het is u inmiddels duidelijk – klasse met een hoofdletter. Ben ondertussen benieuwd naar de neus – ping pong! – en door wie besteld, wat was de briefing – ‘Doe maar iets dat op het midden houdt tussen N°19 en Cristalle, en dan vind ik alles prima’- de prijs en het aantal bestelde flacons.
De achterkant van de flacon vermeldt: ‘Refreshes you with the splendour and naturalness of the Scottish countryside’. Geen woord gelogen volgens mij – uitzonderlijk in de wereld van parfums. Ik hoop het binnenkort live in Schotse Hooglanden te ervaren.
THE USUAL SUSPECTS: PETIT GRAIN, ORANJEBLOESEM EN NEROLI
All about Eva
Ik heb ‘altijd’ een zwak voor Lubin gehad. Dat komt meer door het verleden dan door het heden (het huis maakte in 2000 een doorstart). Dat geldt trouwens voor meer uit hun slaap gehaalde ‘vintage’ huizen. De makke meestal: wel gebruik maken van de geschiedenis in woord, maar in daad: vaak ho maar.
Zie je bijvoorbeeld terug in de flaconkeuze. Presenteerde ‘in the old days’ veel huizen bij lanceringen een nieuwe flacon met bijpassend lettertype, campagne en toeters en bellen, nu moeten we het doen met een standaardflacon voor alle geuren. En met die van Lubin heb ik niets. Lekker belangrijk kun je ook denken.
Toch ben ik door de Lubins legendarische status benieuwd naar nieuwe (herlanceringen) – niet dat ik alle vintage-versies ken. Eva zag het licht in 1920 en werd gevangen in flacon die typisch voor die tijd is en ontworpen werd door Julien Viard.
Een sfeerfoto van de nieuwe Eva (inclusief het prachtige ‘vintage-logo’) dat ik tegenkwam op www vond ik smaakvol: in een silhouet van de drie gratiën zien we de ‘allereerste vrouw’ verschijnen. Niet de Eva uit het in het Westen nog meest aangehangen scheppingsverhaal, maar hier is ze weer, want geliefd in parfumkringen – niet Sandro Boticelli’s Venus maar godin Flora van het wereldberoemde schilderij De Lente (de drie gratiën zijn trouwens op dit kunstwerk ook present).
De ‘verantwoording’ van Lubin: ‘De Eva van toen, heeft niets met de Eva van nu (lijkt wel een variatie op mijn tweede zin). Ze hebben haar uit het paradijs gehaald en naar Engeland overgebracht; ze is de dochter van de Engelsman die zijn land verliet voor een bos van sinaasappelboomgaarden. Onder de brandende Siciliaanse zon rent de jonge Engelse roos blootsvoets over de hete, vruchtbare grond. Ze is bedwelmd door het zachte aroma van de bittere sinaasappel en ze charmeert degenen die haar passeren met haar frisse en levendige karakter. Eva zal dit stralende en rusteloze landschap nooit verlaten. Ze zal een kunstenaar worden en deze natuur tentoonstellen in de tuinen en parken van de grote barokke villa’s van Noto’. Ja, ja.
Old Eva
Als je de moeite neemt dit verhaal goed tot je te laten doordringen, dan weet je dat er niets klopt. Geografisch gezien dan: eerst naar Engeland overgebracht en vervolgens rondhuppelend op Sicilië. Dit zit me ook niet lekker: ‘een kunstenaar worden en deze natuur tentoonstellen’. Of ligt het aan Google Translate?
Nu de geur: valt in de voor mij erg truttig-ouderwets klinkende Portraits de Femmes-serie. Ik wil niet flauw doen, doe het toch, maar dit kan ik ook. Sterker, ik héb het gedaan. Mijn mix – Re-Cologne – van inmiddels 33 verschillende eau de colognes lijkt als twee druppels water op Eva. Misschien logisch als je naar de inhoud kijkt, want Eva is in feite een eau de cologne op eau de parfum-sterkte.
Ik ben blij – dat mij dit onbedoeld gelukt is, ik ben verdrietig omdat ik van Lubin meer verwacht – misschien wel te veel. Maar, tussen ons gesproken en gezwegen: er zijn de laatste jaren too much op oranjebloesem-neroli-petitgrain gebaseerde geuren geproduceerd. Ga maar eens zoeken op Geurengoeroe. Sterkte.
How – three – gracious
Maar ik weet dat elk merk zijn eigen parfumerie wil zijn waar, whatever your perfume preference, je altijd terecht kunt. Ik weet niet of de geur op de originele formule is gebaseerd. Kan haast bijna niet, daarvoor is die te eenvoudig. En ook een gemiste kans qua invulling.
Of je wel of niet in het verhaal van het hof van Eden gelooft, het was toch leuk geweest als de opening vol had gezeten met (de verboden) appel en (het schaamteblad) vijg. Gewoon wat granaatappel erbij (volgens sommigen was dat de verboden vrucht die de slang aan Eva en Adam gaf). Goed bezig denk ik dan. Kan de rest alleen maar leuker worden.
Maar nee, hoor. Eva is een easypeasy-creatie omschreven als musky orange blossom. Klopt als een bus. Als je geluk hebt ruik je de passievrucht. Heb je die gemist, de petitgrain ruik in ieder geval je goed. Fris (geholpen door citroen), maar toch strak en droog. Daar gaat vervolgens een wind overheen van citroen, oranjebloesem, neroli en… witte gember.
Ook hier: ruik je de (witte) gember nu wel of niet? Linkt voor mijn gevoel met de petitgrain. De afronding is zacht. Je kent het wel. Beetje amber voor de warmte, beetje musk voor de cleane touch en sandelhout (zou het de echte zijn?) om de basis een beetje op te tillen, een ‘niche-rechtvaardiging’ te geven.
Niemand schrikt van Eva. Of je moet hekel hebben aan een geur die alle extractiemogelijkheden van de oranjebloemstruik uitbuit.
Daar draait het tegenwoordig vaak om in de journalistiek: namedropping hopende dat bezoekers langer op je social media (site) blijven hangen. Zo ook bij de dood van Issey Miyake. Bij de gemiddelde Nederlander niet bekend, maar plak in een overlijdensbericht aan zijn naam een supergrootheid en lezers blijven misschien gekluisterd.
In dit geval Steve Jobs, die kocht Miyake’s zwarte coltruien by the dozen (wat een leuk weetje zeg; waar bestelde hij zijn schoenen?), las ik bij de eerste vermelding van zijn dood op de Volkskrant-site. Strange, want: er is niets bijzonders aan die truien. Yves Saint Laurent en tig luxemerken hebben die ook standaard in hun catalogus. Basic, goed gemaakt, kwaliteit gegarandeerd – logisch. Maar dat was nou juist níet de essentie van Issey Miyake. Wat dan wel? Dit is geen modeblog.
Parfumliefhebbers gedenken zijn dood op een andere manier. Je kan nu in nichekringen op zijn allerbekendste geur neerkijken, maar L’Eau d’Issey is en blijft revolutionair en dus een moderne klassieker. Gelanceerd in 1992. Hetzelfde jaar waarin nóg twee geuren verschijnen met gelijkwaardige status: Angel van Mugler en Eau Parfumée au Thé Vert van Bvlgari.
L’Eau d’Issey is in feite bedacht door Chantal Roos (voormalig model/stewardess turned parfummarketeer) die Yves Saint Laurent als parfumhuis mondiaal beroemd maakte en juist door dat wapenfeit werd ingehuurd door Shiseido als hoofd ontwikkeling westerse geuren. Succesverhaal. Niet alleen Miyake, maar ook Jean Paul Gaultier en Narciso Rodriguez (en nog zo wat namen) ‘bedacht’ ze. En met inmiddels een eigen (wie niet?) parfumlijn: Roos & Roos.
Waarom was L’Eau d’Issey zo goed? Een: de naam L’Eau d’Issey spreek je uit als Odyssee. Je weet wel, dat epische werk van die erg oude bebaarde Griekse dichter Homeros. En door iedereen, als je het uitlegt, eenvoudig uit te spreken is. Twee: de inhoud. L’Eau d’Issey benadrukt de lichte, waterige kant van bloemen. Alsof die stromen in een kabbelend beekje of langs de kant ervan groeien. Het is luchtig, subtiel, lichtjes zoet met een shot ‘oceaan’ – waardoor de geur, nog steeds tot mijn verbazing tot oceanische geuren wordt gerekend.
Drie. Iets minder maar toch: de flacon schijnt de Eiffeltoren in omgekeerde vorm in perspectief voor te stellen. Of zoiets. Zal wel. De dop met dat bolletje (voorstellende een waterdruppel) is symbolisch weer goed getroffen. De geur was zo succesvol, dat de concurrentie natuurlijk verdomd snel volgde. Op de werkvloer vaak gepromoot als ‘onze Issey Miyake’.
Dat oceanische aspect ruik je wel terug in L’Eau d’Isseypour Homme dat twee jaar later verscheen. In het begin wel de geur voor artistiekelingen en architecten genoemd vanwege de vorm en wat dies meer zij. Een enorm populair en ‘zwaar water’ – ik heb’m nooit gedragen.
L’Eau d’Issey altijd wel en vaak de variaties daarop en andere artistieke interpretaties zoals Une Goutte de Nuage / A Drop of Cloud (2009). En die verschenen aan de lopende band want Chantal Roos is eigenlijk eveneens verantwoordelijk voor de zomervariaties op geuren, een te lang aanhoudende tsunami die zich, de goden zij dank, weer heeft teruggetrokken.
Naast water is er vuur. Dus volgde Le Feux d’Issey (1998). Een flopper-de-flop. En met de geuren die daarop volgden lukte het ook niet echt. Niet met het minimalistische en overtuigende A Scent (2009). Niet met de geur waarvan ik meer verwachtte omdat het zo dicht bij de ontwerper en een van zijn uitvindingen lag: Pleats Please(2013). Ook hier weer: goede flacon, goede geur. Moet je wel van reukerwt houden – ikke.
De parfumgeschiedenis van Issey Miyake bevestigt wel mijn overtuiging dat de premièregeur van een ontwerper meestal de beste is omdat hij/zij hiermee een proeve moet geven van wat hij/zij artistiek en creatief gezien in essentie is.
Soms zit iets zo vast ik in je gedachten, ben je als het ware iets aan het framen, dat een andere optie onmogelijk lijkt. Had ik met Meander. Was direct getriggerd door de naam. Want gezien het aanhoudende parfumbombardement (waarvan vele met precisie-targeting; als je bijvoorbeeld eenmaal Dior hebt geliked, dan laat die je niet meer los) origineel en verbeeldingsvol.
Althans mijn fantasie wordt op vleugels meegenomen, vliegt omhoog en beschouwt vanuit vogelperspectief een kringelend beekje omringd door grazige groen greiden. Greiden is Fries voor weilanden en – nu volgt een leuk ‘privé’-weetje: mijn achternaam Zwaga is Fries en betekent grazige groen greiden. Hoe mooi kun je het hebben?
Anayway de flacon van Meander is groen, dus liep ik onlangs in Bijenkorf Amsterdam recht op mijn doel af. Alleen kwam erachter ná de groene flacon gepakt te hebben, dat ik de verkeerde had. Geen Meander (2020) maar Haltane (2021) van Parfums de Marly (blijkt een zogenaamde ‘exclusive’ voor Harrods – vandaar de kleur?) en met dezelfde uitstraling. Uitstraling? Misschien iets te veel eer voor een simpele groen gekleurde flacon.
Ik ga er dan direct vanuit dat de inhoud dus ook groen is. In dit geval ja (Meandre) en nee (Haltane). Sterker wat een verschil. Haltane – ik kom er maar niet achter wat de naam betekent. Zie ook geen naam van een paard, iets wat ten grondslag aan de filosofie van De Marly. En zag nu pas voor het eerst duidelijk staan op de flacon: since 1743. Dus not.
Oh David van Michelangelo, hoe kom jij hier terecht?
Zo oud is het door Julien Sprecher opgerichte huis niet, maar refereert volgens mij aan het onthullingsjaar van de standbeelden van de paarden van Marly (waarvan sommige nu op het Place de la Concorde staan in Parijs) op het terrein van het gelijknamige, in 1806 gesloopte kasteel dat Lodewijk XIV in 1679 liet optrekken om te ‘ontsnappen’ aan het rigide protocol van Versailles.
Heb het al vaker gemeld: ik ben inmiddels behoorlijk ‘boudoirmoe’ – dat gratuite gekoketteer met de pracht en praal van Versailles en dat de barok- en/of rococostijl zo chic is en het summum van verfijning. Dat komt bij De Marly ook tot uiting in de omschrijving van de geuren, in dit geval door mij ingekort om perk en paal te stellen aan de overdrijving – ook een typisch boudoir-parfumomschrijving-dingetje.
Haltane: ‘De samenstelling bevat een mix van zeldzame en nobele ingrediënten die de traditie van het 18de eeuwse Franse parfummaken opnieuw beleven. De oogverblindende frisheid en kruidige toptonen zorgen voor een warm en zacht leergevoel met een symfonie van kostbare houtsoorten. Zacht en zoet, begeleid door saffraan, het praline-akkoord geeft een ultramoderne draai aan het mythische oudh-hout, dat naar voren komt in deze sluier van contrasten en drukt een lichtgevende verfijning op de huid voor langdurig comfort. Een voorrecht dat draait om sensatie’. Voel je wat ik bedoel?
Wat ik wel interessant vind: De Marly is heel populair bij ‘echte’ mannen die Acqua die Parma behoorlijk boring en braaf vinden. Mijn eerste associatie-sensatie: Mugler-gourmand. Ik heb me bijna volgespoten in de Bijenkorf verbaasd als ik was over ‘Mugler’, de prijs: 125ml € 273,00 (absurd) en de vasthoudenheid – vervliegt nogal snel.
Kabbelde je maar voort
De opening gaat lekker, want oh zo herkenbaar. Dat dan weer wel: de salie springt leuk uit de bergamot en lavendel. En dan, het hart. ‘Mugler’ dus. De toegevoegde saffraan maakt de bonbons niet gek. Terwijl ik het effect van deze combi me wel kan voorstellen.
Moet ook weer gezegd: om de basis te voorzien van oud, maakt het het gourmand-effect wel spannend. Door het broeierige zou je verwachten dat de bonbons gaan smelten, ingaan op het hout. Gebeurt alleen niet. Oud + cederhout geven die distinctieve niche-noot aan het geheel, terwijl op de achtergrond de bonbons (inmiddels verworden tot een vanille-achtige sensatie) blijven naprutttelen.
Meander (2020) neemt een andere bocht. Wist ik een proefje van te krijgen. Het kan aan mij liggen: ik vind de eau de parfums de laatste tijd zo licht, eerder eau de toilette naderend. Het kan beroepsdeformatie zijn en misschien verwacht ik te veel, maar Meander had voor mij wat langer mogen doorstromen, naar de kern so to speak.
Mooi en chic-stoer is de geur wel en dat komt zeker door de originele mix van ‘grondstoffen’. Toch een soort van verfijning: een geur niet openen met frismakers. De neus Mackenzie Reilly koos voor een pittige opening: stoffig en droog wierook die een injectie krijgt van roze en zwarte peper. Dan het hart: chic en slim: de fascinerende mix van iris en wortel (denk poederig zoet) die verzacht wordt door roos die op haar beurt weer wordt getemd door cypriol.
Très chic: de narcis die om de hoek komt kijken. Maakt het geheel, ik kan het niet anders omschrijven, lush. De basis: no worries. Superzacht sandelhout zorgt ervoor dat de opnieuw opgevoerde wierook samen met rokerig vetiver niet te present worden, gaan als het ware in het sandelhout op en geven het een mooie zwoele, donkere sensatie.
Maar zoals gezegd: had heftiger gemogen. Iets anders: Meander is een geur waarover je je vaker zou moeten buigen, want er valt volgens mij meer te ontdekken. Alleen, u kent het probleem: tig andere geuren schreeuwen om de aandacht. Maar, we houden hem in gedachten.
Dit is volgens mij de eerste keer dat ik een geur van de Hema bespreek. Hoe kan dat nou? Zit zo: ik bezocht bij tijd en wijle in pre-coronadagen het geurenhoekje van de Hema wel eens. Oink! Oink! Oink! Als er een merk is, dat de fff-beweging (fast forward fragrance) ten volle tot uitvoering brengt, dan is het wel… echt Hema.
De afgelopen jaren was het en va et vient van concepten en ideeën, die me deden afvragen zijn dit nu allemaal voorbeelden van ‘werk-in-uitvoering’-projecten waaraan nog geschaafd moet worden? De overeenkomst: meisje-meisje-lijnen allemaal even blij. Logisch, parfum moet wel parfun blijven.
Mijn bezwaar: de inhoud heeft zo weinig vandoen met ‘echte’ geuren – teenagers krijgen zo een verkeerde voorstelling van hoe die ‘eigenlijk’ zouden moeten ruiken. Hema is hierin niet de enige – heel veel merken van top tot bodem doen mee aan deze verblurring en het spelen met ‘branchevreemde’ ingrediënten.
De meest recente lancering kiest voor een andere weg: jasmin orange blossom (hip geschreven in undercast ter onderstreping van het informele en pure karakter) haakt meer in op het klassieke thema. Waarvan getuigt: de less-is-more-verpakking (à la, pak hem beet, Jo Malone) en de flacon (heeft bijna elk merk wel eens gebruikt).
Maar dan de dop: Giorgio Armani dank je wel. Maar dan de inhoud: klassieker dan klassiek en in dit geval leeftijdsloos of volwassen als je in deze categorieën gelooft. Zonder laatdunkend te willen zijn: de 30/35-plus abonnées van Libelle en Margriet (wat voor een tuthola-bladen heb je nog meer?) zullen de geur zeker op prijs (weten te) stellen.
komt wel heel snel opdraven
De naam jasmin orange blossom is wel een ‘instinkertje’ (sorry voor dit vreselijke woord; kon niet anders). Ik ruik niet echt jasmijn en oranjebloesem. Wél de zwarte bes en in mindere mater de tangerine (de mandarijnvariant oorspronkelijk gekweekt in Marokko met Tanger als de haven van waaruit ze werden geëxporteerd) in de opening.
Het bloemenduo uit zich namelijk te glad, te vlak. Ik mis van oranjebloesem de frisse kickstart en van jasmijn het volbloemige overlopend in sensueel. Dat sensuele is er wel, maar dat komt eerder op conto van vanille die net als de ambernoot, te snel om de hoek komt kijken waardoor het duo niet kans krijgt op te bloeien. Het is een top-bottom-geur waarin het hart nauwelijks klopt.
In een vlaag, bij de allereerste kennismaking in de winkel (Coevorden), moest ik denken aan L’Occitane maar dat blijkt na doorruiken toch te veel eer. Het is wat dat betreft Echt Hema! – een recente reclameslogan. Echt Hema is voor mij een soort van kwaliteit voor weinig geld, waar de glans en nieuwheid na gebruik snel vanaf gaat. Heb ik geen moeite mee; heb met de geur ook een slimfit wit T-shirt gekocht, katoengaren (met 50 procent korting) en geinige ijsvullers voor de vrieskist.
Shit, zie net op de foto die ik had genomen dat jasmin orange blossom in een naamloze serie valt; er is ook amber cedarwoord (zal wel) en orris rose. Laatste klinkt nieuwsgierigmakend in de zin van: lopen we binnenkort even om?
TELEURSTELLING: EEN SPONTAAN BREKENDE DOP + HAPERENDE SPRAYS
VREUGDE: DE ANDERE KANT VAN LEER; SUÈDE
DE OORSPRONG VAN SPAANS LEDER
Een van de Parijse winkels van Oriza L. Legrand
Peau d’Espagne, scent of sex, that brings
To mind those ways wherein I went,
Perhaps I might forget these things
But for that infamy, your scent!
Uit het gedicht Knave of Nightsvan de Britse dichter Arthur Symons (1913)
Gewichtigdoenerij
Was ik in net zo’n blije bui over het bericht van Oriza L. Legrands nieuwste ‘hereditie’, Peau d’Espagne (waarover later meer), pakte mijn geregistreerde (parfum)partner thuis van zijn nachtkastje-tafel (ik was er niet, waarover later meer) Vétiver Royal. Krijg nou wat: hij maakt de dop los van de flacon, valt die in drieën.
En dan, ziet die in enen een rond cirkeltje uit de hals-flacon vallen. Blijkt een gewicht te zijn die de dop zwaarder moet laten zijn, want – een van de eerste nichevoorwaarden: een dop moet stevig in de hand liggen. Fuck a duck wat een nep! Zo zie je maar weer, dat je op alle manieren in de wereld van parfums voor de gek wordt gehouden.
Alsof dat niet genoeg is, blijkt bij thuiskomst het pompsyteem van Foin Fraîchement Coupé (en Jardins d’Armide) niet meer te werken. Hoe ik ook drukte – van zacht, steviger, tot gefrustreerd hard – de geuren van vers geknipt hooi wou maar niet tot leven komen, terwijl ik het juist aan vrienden ter vergelijking wou laten ruiken. Want het weer was mooi, onze grastuin was een en al wildernis. Zo ja van: ‘Wat mooi hè, dat parfumeurs zo’n gedroogd gras/hooi-gevoel weten te vangen in een geur’. Dikke doei!
Verstopt, wat ik ook doe
Nu een stap terug in de tijd: ik ging afgelopen donderdag depressief naar bed. De reden: na, pak hem beet, twee jaar (corona & zo) bezocht ik de salon van www.parfumeria.com. Want, eenmaal binnen, werd het met zwaar te moede en schreeuwde ‘in mezelf’ (we blijven netjes): ‘Overproductie, overproductie, hold your horses!’ Vervolgens toeterde ik het na verloop van tijd, toch soort van, in haar gezicht. Maria van Geuren beaamde het, maar – je bent een verkoper of niet – ze vindt het heerlijk.
Ik viel van de ene verbazing in andere – logisch als je steeds meer vanaf de zijlijn naar de geurenwereld kijkt. De grootste: Spirit of Dubai. De (voor mij in verhouding te dure) geuren, blijken volgens haar een aanzuigende werking te hebben. Heb je als (www)winkel dit über-nichelabel, dan volgen andere most wanted-merken vanzelf.
Ook best wel schrikken volgens Maria (en mij): de prijsverhoging vanwege de stijgende grondstofprijzen. Hold your horses: Andy Tauer 40 procent omhoog! Zijn de grondstoffen echt zo gestegen? Ik heb op www nog niet gehoord van mislukte oogsten en dergelijke. We wachten af. Wel interessant om te zien in het aanbod: de scheiding tussen less-is-more en more-is-better-merken. Anders gezegd: Europese veilige minimal chic versus oosterse overdaad. Tussenstand: Europa Arabië 3 – 5.
En nu eindelijk hooggeëerd publiek: Peau d’Espagne – www je deze naam dan kom je vanzelfsprekend bij die van Santa Maria Novella terecht. Graaf je wat dieper, dan verschijnt de naam George William Septimus Piesse (1820-1882). Nog nooit van gehoord. En dat moet eigenlijk erg zijn, want volgens Wikipedia een toonaangevend en innovatief Engels chemicus en parfumeur – boeken van hem zijn zelfs te koop op www.bol.com – die het concept van ‘noten’ in parfumerie bedacht en – nu wordt het historisch gezien interessant – mede-eigenaar was van Lubin.
Etalage Oriza L. Legrand Parijs
Een ander wapenfeit in dit verband: hij was de eerste parfumeur die het begrip peau d’Espagne heeft genoemd als omschrijving van een soort geur. Interessant ook, maar meer voor later: in zijn magnus opus The Art of Perfumery (1862) legt hij, naast de popularisering van synthetische werkstoffen, een link tussen synesthesie (een zintuigelijke waarneming die ongewild een of meerdere andere zintuiglijke indrukken oproept) en geluid.
Oorspronkelijk werd de compositie gebruikt om leer aangenaam te laten ruiken (tik voor meer info ‘leer’, ‘neroli’ en ‘Grasse’ op mijn zoekmachine). De originele formule noemt roos, neroli, sandelhout, lavendel, verbena, bergamot, kruidnagel, kaneel, musk en civet.
Hieraan refereert ook Oriza L. Legrand: ‘Van Florence tot Grasse, van Corboda tot Versailles, sinds de renaissance was het mode om leer te versieren met luxueus geurende essences. Onder het bewind van Louis XIV beleeft het bedrijf van gantiers-parfumeurs zijn piek. Maison Oriza L. Legrand roept met Peau d’Espagne de voormalige glorie van deze meester handschoenmakers-parfumeurs op’.
Verschijningsdatum: 1872. Herlancering: 2022. Omschreven als een poederachtige, houtachtige leergeur. Leuk om te zien dat de ingrediënten bijna overeenkomen. Musk en civet zijn weggelaten, maar ‘ter compensatie’ toegevoegd: anjer, berkenteer, styrax en benzoïne.
Over peau d’Espagne – net zoals een chypre een soortnaam – gaan nogal wat clichés rond: het is volgens sommigen het equivalent van een vrouwenhuid. De Britse seksuoloog Havelock Ellis (1859-1939) bevestigt het: ‘Een zeer complex en luxueus parfum, vaak favoriet van ‘sensuele personen dat de vrouwenhuid het meest benadert’.
Winkel Oriza L. Legrand Parijs
Wel grappig om te zien dat dit parfum verschijnt aan de vooravond van de belle époque – gekenmerkt door haar hang naar schoonheid, frivoliteit, luxe en lust – waarin strak gecorsetteerde courtisanes en demi-mondaines – in feite influencers avant la lettre – ook wel bekend als ‘grandes horizontales’ – in hun Parijse salons ‘hele’ mondaine gangmakers ontvingen.
Mijn indruk: die van Oriza L. Legrand komt langzaam op gang. De geur moet als het ware eerst contact maken met de huid. Maar dan zet de trein, auto, nee toch maar de paardentram – het oorspronkelijke lanceringsjaar indachtig – zich in gang. Eerst een lichte siddering, vervolgens een intens, voortdravend leerspoor (denk berkenteer en styrax) ‘stofwolken’ achter zich latend vol bloemen.
Peau d’Espagne
Het is allemaal zo lekker subtiel, die bloemetjes die elkaar als het ware afwisselen om vervolgens samen weer verder te gaan – ik ontwaar tenminste de zoete roos, de zoete lavendel, de pittige die anjer lijken bepoederd met de kruidige noten. De geur eindigt, komt tot rust op een mooie, zachte houtbasis die alle hangende noten in zich opzuigt. En toch blijf je het leer ruiken.
Beter gezegd: ik moet nu meer denken aan suède, en vervolgens heb ik de associatie met Hermès’ Kelly Calèche en ook de geurkaars Le Sac de ma Mère van Annick Goutal. Leuk detail in romantisch-luxe kringen is de inhoud van mamma’s leren luxe tas (en dus dergelijke bloemige leergeuren) symbool geworden voor een prettige en vertrouwde jeugd.
Moet gezegd: de geur komt snel tot stilstand, alsof de koetsier de paarden plots ment tot stoppen. Het ‘nahangen’ had wat langer gemogen. Ben trouwens benieuwd welke andere oude huizen Peau d’Espagne ook in hun collectie, archieven blijken te hebben. Guerlain? Even googelen en ja hoor: Arôme Synthetique Peau d’Espagne uit 1883. Even bellen?
Ik dacht dat de parfumindustrie echt driedubbel maal vier plus een miljoen genoeg had van celeb-fragrances. Maar dan komt er een lekker gekke jonge zangeres met vreselijke persoonlijke privé-issues (vrij vertaald: opgroeien) om de hoek kijken waar haar miljoenen fans zich denken mee te kunnen/moeten identificeren. Gisteren hadden deze fans zelfs in Amsterdam de kans al voor haar optreden flauw te vallen vanwege de ondraaglijke hitte.
Dus succesvol, dus kassa, dus – ja hoor – producenten staan in de rij om haar een fantastic fragrance fancy aan te bieden. Let wel, hier spreekt een ouwe lul die zich toch nog niet aan de indruk kan onttrekken dat het concept nogal liefdeloos en hapsnap in elkaar is geflanst.
Eerste associatie: dat mallotige merk Les Beaux Arts waar – letterlijk – de buitenkant belangrijker was dan de inhoud. Resulterend in over de flacon ‘uitgelekte’ lichamen die je een esthetisch, artistiekerig idee van een kunstparfum moesten geven. Ik heb nog eens goed gekeken: de vergelijking gaat eigenlijk niet op. Maar iets klopt.
De flacon dus: alsof de guillotine in ere is hersteld. Waar staat zo’n doorgesneden hoofd voor? Ik wil niet weten wat de pr-marketingmachine hiervoor allemaal voor bedacht heeft. Dualiteit, gespletenheid, het afgesneden voelen – zal toch wel niet?
Trouwens, ik wil de geur niet eens ruiken. Heb mijn grenzen. Ja hoor, the usual suspects. Ja hoor, zoals gewoonlijk staat alles mooi op papier. Gesuikerd rood fruit (voor vrolijke adolescenten) in de opening met mandarijn. Het hart: hoe eerder we bij een gourmand-drydown zijn des te beter. Dus roos, aan de kant, moven, opschieten, hurry hurry, vanille, cacao, tonkaboon, musk en meer blur- bevorderende zwoelmakers nemen de boel over. Volgens mij is de afronding synthetisch-wise killing, moet haast wel voor dat geld. Blijkt deze première toch too heavy, too sensual (kan me niet indenken, maar toch) een ‘eau fleuri’-variatie is snel in the making.
Ik had uit ‘het nieuws’ begrepen dat Billie nogal eigenzinnig en onafhankelijk was. Blijkt niet uit deze snel neergezette geur. Mocht Ellish toch niet aanslaan, misschien kan ze dan haar naam verbinden aan producten die haar ‘demons & enemies’ (leuke naam voor tweede geur) kunnen weghouden, onderdrukken en wat zo niet al. En bij Action is altijd ruimte op de plank. Daar zag ik ooit Fame (is dat al weer tien jaar geleden?) van Lady Gaga staan voor zes euro nog wat – plus gratis Lady Gaga-zonnebril! Zelfs daar hadden haar ‘little monsters’ geen zin in.
Kniesoor (deel 1) die erop let, maar toch: het lijkt bij Guerlain soms of ze meer tijd aan de buitenkant besteden dan aan de inhoud. Een dingetje waar de hele parfumindustrie trouwens in excelleert. Voorbeeld: Aqua Allegoria. Ik was in de Bijenkorf voor Nerolia Vetiver (waarover later meer). Trouwens, volgens mij ben ik gedumpt door de pr-afdeling – maar dat is wéér een ander onderwerp.
Zie ik dat de emballage wéér is veranderd: elke geur heeft als rand langs de boven- en onderkant van de verpakking een kleurcode (die waarschijnlijk overeenkomst met de soort van geur, lime bij Nerolia Vetiver). Dit extra ‘versiersel’ staat dan naar mijn idee haaks op hun progressieve beleid (inmiddels door de meeste parfumhuizen conform de wens van de consument/maatschappij aangehangen) dat op het volgende neerkomt: de footprint/impact op het milieu van hun producten moet zo minimaal mogelijk zijn. Tóch is voor elke kleurband op de verpakking van iedere Aqua Allegoria een extra verfbad/handeling gebruikt zeg maar. En feitelijk onnodig. En dus een extra belasting/footprint. Kniesoor (deel 2): hoe serieus moet je dergelijke goede intenties nemen? Of wordt op de burelen niet doorgedacht over wat voor een consequenties beslissingen hebben.
Kleurcode overeenkomend met de geursoort
Nu de inhoud: Nerolia Vetiver. Zei je lange tijd Guerlain en mannen, dan dacht direct je aan een van hun ‘heritage-klassiekers’: Vetiver(1959). Een creatie met legendarische status die trouwens tijdens een kleine vetivergolf verscheen, waarvan de versies van Givenchy en Carven getuigden. Ik heb geloof ik, vier flacons leeggegoten en -gespoten. Toen de geur in 1999 werd ‘geherfomuleerd’ haakte ik af (als ‘troost’ nam ik Vetiver van Etro: nog niet besproken tot mijn stomme verbazing). Ik heb begrepen dat Guerlain zijn recente versie zo goed mogelijk naar de oorspronkelijke versie heeft teruggebracht – waarover later meer. By the way Vetiver Extrême uit 2007 was pas mal – de tot laatste druppel gebruikt.
Ik probeerde Nerolia Vetiver eerst bij de ‘gratis spuiten’-wand (waar me dus die verpakkingsverandering opviel). Tja, zet de klassieke vetiver uit je hoofd, of beter gezegd: verban hem. Wat ik dacht, wordt op de Guerlainsite bevestigd: Aqua Allegoria valt nu in de categorie vrouwengeuren. En ik maar denken dat de parfum/modehuizen de aanjagers van de ‘beyonder gender’-, dan wel ‘fluidtrend’ zijn. In makkelijk Nederlands: geuren doen niet aan genderdiscriminatie. Vijf jaar geleden zou ik nou geslachtdiscriminatie hebben geschreven – is de woke-mens in mij opgestaan?
Aryan van de Bijenkorf
Daarna bij de Guerlain-counter – waar de professionale Aryan mijn kritiek beleefd-geamuseerd aanhoorde. Ze deed me wel een leuk layer-voorstel op mijn rechterhand: Encens Mystique met de klassieke Vetiver. Mooi hoor, een vetiver die warm wordt en gaat ‘roken’.
Nerolia Vetiver is zomers, makkelijk, inwisselbaar, maar heeft het Guerlain-gen niet in zich. De omschrijving op de site: ‘De bloemige uitstraling van Calabrische neroli, vetiver en verfrist door basilicum (sinds wanneer is dit kruid fris; ik denk eerder aan groen, gepeperd, kruidig), versmolten met een heerlijk vijgenakkoord’. En denk er stiekem een flinke scheut witte musk voor het cleane ‘katoen-effect’ bij.
De nadruk ligt meer op neroli (hier helder-fris en langhoudend) dan op vetiver. Dat klopt in naam dan weer wel, maar voorheen speelden de twee hoofdingrediënten in Aqua Allegoria gelijk spel, tenminste als daar sprake van was. Flauw om te zeggen: maar mannen hebben ‘inderdaad’ niks aan deze geur, terwijl daar bij zoveel voormalige Aqua Allegoria’s wel sprake van was. Je kunt ook denken: waarom is Nerolia Vetiver eigenlijk verschenen, want Guerlain had toch ooit Vetiver pour Elle (2004) een very frisbloemige geur zover ik me kan herinneren.
200 ml zonder opsmuk
Teleurgesteld? Een groot woord. Maar wil je Nerolia Vetiver binnen Guerlain ervaren maar dan echt op ‘zijn Guerlains’, dan raad ik uit L’Art et La Matière Néroli Outrenoir (voor het friscitrus-bloemige effect), de Aqua Allegoria Nerolia Biancaof een van de klassieke colognes gelayerd met hun klassieke Vetiver – die in de huidige versie je weer vetiver laat ervaren zoals het hoort: droog, een fris-groene noot die groener, donkerder wordt, hooiachtig met een warme ondergrond. Een beetje Patchouli Ardent kan ook geen kwaad.
Nieuw, en volgens mij gaat dat uiteindelijk voor alle Allegoria’s gelden: in het kader van ‘footprint-free- fragrances’-trend is Nerolia Vetiver ook verkrijgbaar in een re-fill van (maar liefst) 200 ml waarmee je je lege 75- en 125ml-versie kunt vullen. De prijs volgens de Guerlainsite: € 145,00
Giorgio Armani doet hetzelfde met My Way. Andere concurrenten inmiddels wellicht ook. Maar dat is toch vreemd. Of laat ik het zo zeggen: ik kan me bijna niet indenken dat iemand de geur zó lekker vindt dat die bereid is om direct 200ml te kopen. Je kunt je voor hetzelfde geld ook afvragen: waarom in dit geval geen gewone abeille-flacon van 200ml gemaakt? Veel mensen vinden een extra grote flacon juist zo mooi in de badkamer/slaapkamer.
En mag je de 200ml refill ook ‘gewoon’ kopen zonder te kunnen aantonen dat je al een 75 of 125ml hebt opgeconsumeerd? Ik kan me herinneren dat een vriendin van me – ja inderdaad http://www.parfumaria.com – ooit bij Skins Laren een refill van By Kilian wou kopen. Dat ging dus mooi niet door. Ze moest eerst naar huis om haar lege fles op te halen. Hoe vind je die? Snobisme en aanstellerij in de overtreffende trap. Ze had het gevoel of ze voor de douane stond. Haar reactie: ‘Dikke doei!’
Was wat aan het rond ruiken in mijn geuratelier. Grote opruiming – in verband met mijn plan om me te gaan richten op essences, attars (de echte) en puur natuur-parfums. Met merkwaardige gevolgen: van de ene kant, besluiten dat die en die geur ‘eindelijk’ maar eens weg moest, van de andere kant weer happy-blij tot het besef komen, hoe wonderschoon geuren kunnen zijn. Ik had het respectievelijk bij Chanels Coromandel(twijfel: toch het extract kopen, of zeuren bij Chanel?), Goutals Mandragore (zoals gisteren vermeld) en Tabac Tabou van Parfum d’Empire. Kan nog wel even doorgaan.
Anyway, mijn doos met proefjes even bekeken, er blind uitgepakt: het houten kennismakingspakketje van Santi Burgos. Welke van de drie die nog resteerden? Ik koos gezien de naam van Egnaro uit 2015. Kom je niet elke dag tegen.
Blind geroken: een hint van hout, of is het oudh (of wierook?), met daarna een enorme frisse sinaasappel-citrusgolf (eerst scherp, dan tintelfris overlopend in een zoetige sfeer). Verder: zomers gevoel, bloemetjes, zoete nootjes en een frisheid die blijft aanhouden. En tis niet waar! Ruik ik ook een hint van civet?
Verdomd, ik heb gelijk. Niet in overdrive, maar beheerst gedoseerd. Wat maar weer eens bewijst dat een geur ook ‘dierlijk-vies’ kan ruiken zonder mensen op de kast te jagen. Maar ik geloof dat hier ook sprake is van vader is de wens van de gedachte: ik wíl het ruiken, want ‘voor hetzelfde geld’ kun je ook stellen dat de geur eindigt met een overdosis (sandel)hout. Maar ik ruik ook door zongedroogd cederhout (kan heel sensueel ruiken) zoet gemaakt door anijs (kan ook een ‘bloemetjesgevoel’ oproepen).
Blijkt het gewoon sinaasappel te zijn
Als je gaat twijfelen, dan heb je meestal een interessante geur te pakken. Maar waar die houtsensatie in het begin vandaan kwam, zat Watching Oudh van Fugazzi nog op mijn huid van gisteren? Trouwens een frisheid die warm-amberig-houtachtig eindigt, zoals in Egnaro, kom je niet meer zoveel tegen bij mijn weten – meestal worden nu citrusgeuren ‘kaltgestellt’ door witte musk of wit hout. Terwijl een eau de cologne afgerond met patchoeli en/of eikenmos zo lekker kan zijn. Men neme vintage Eau Sauvage, of L’Eau Neuve van Lubin.
Dit zijn de opgegeven smaakmakers: Valenciaanse (tuurlijk!) sinaasappel, anijs, gember, Calabrisch bergamot, civet, Australisch sandelhout, amber. De inspiratie: ‘Herinneringen aan het varen langs de Middellandse Zeekust op een hete zomerdag in 1992. Van Valencia naar Palermo, stoppen bij Barcelona, Marseille, Genua en Napoli. Idyllische jeugdherinneringen stonden in mijn geheugen gegrift en de zee was mijn enige getuige. Uren en uren aan dek gestaan, genietend van de geuren die de bries me bracht’.
Tja, niet bijster origineel en dat je je een dag olfactorisch exact kunt herinneren, vind ik knap. Bij mij is het meestal een algeheel sentimenteel gevoel als ik geur en herinnering aan elkaar koppel. En, call me old fashioned, maar een soort van zilte zeenoot was hier op zijn plaats geweest – toch? Nu nog de naam: Egnaro. Lees de naam van achteren naar voren.
Het hing al een tijdje in de lucht: in de niet aflatende operatie van de parfumindustrie om ook op andere terreinen ruimte te winnen, heeft na de geurkaars en -‘stokjes-in-olie-dopen-en-dan-niet-vergeten-om-te-draaien’-trend de industrie sinds een tijdje een ander interieur in het vizier: de auto.
Decennialang waren we van deze behoefte afhankelijk van Little Trees – ‘The global leader in automotive air fresheners’, anno 1952 dat dan weer wel – respect! In Duitsland bekend als Wunder-Baum, in Ierland als Magic Tree. En het noemt zich Arbre Magique in Frankrijk, Italië en Portugal.
Maar er is hoop voor diegenen die olfactorisch op een hoger niveau in hun droom op wielen willen genieten. Ben je helemaal gek geworden! Een autogeur mag natuurlijk niet naar een ‘lichaamsgeur’ ruiken, want daarmee ‘verlaag’ je het niveau van laatstgenoemde.
Ik zeg: dat was ‘in het begin’ ook zo met geurkaarsen, totdat men tot het inzicht kwam dat een minikaarsje van een populaire geur het zo schattig doet in een Moederdag- en/of feestdaggeschenkset. Tot dat Acqua die Parma (met in zijn kielzog tig anderen) met 1 kilokaarsen (en soms nog zwaarder) aan kwam zetten, die als nadeel hadden (persoonlijk ondervonden) dat ze weigerden om tot op de bodem op te branden.
Cartouche Dyptique
Een geur speciaal ontwikkelen voor auto’s – ze heten officieel car diffusers, cartouches op z’n Frans – wil tonen dat er speciale aandacht aan is besteed: overleg met neuzen en zo, misschien wel een leuk ‘making of’-bericht op Instagram. Maar feitelijk is het niet meer dan op een paar toetsen drukken en het vervolgens doorsturen naar de machine die de geuren maakt. Deze ‘opdrachten’ lijken me ook echt iets voor neuzen in opleiding (die voorheen meestal starten met het maken van geuren voor de (af)wasmiddelindustrie.
Inmiddels worden ze geleverd door ‘niet de minsten’ zoals dat heet: Rituals, Mille Fiori en Maison Berger. Een trede hoger: Acqua di Parma, Jo Malone en Dyptique. Prada & consorti zal wel volgen. Mijn idee: het zal allemaal wel. Wat ik eerder ‘teleurstellend’ vind: waarom zijn de betere automerken zelf niet in deze niche gesprongen of samenwerkingen aangegaan. Porsch met Acqua di Parma, Dyptique met Citroën natuurlijk. De laatste had zelf ook een cartouche-lijn; schijnt te zijn geflopt.
Jo Malone? Hiervoor kan ik niet zo snel een automerk verzinnen gezien de recente, zogenaamd ontzettend grappig en vervreemdende reclameuitingen door Shona Heath. Misschien CCCC? Ja, inderdaad voormalig mevrouw Freerecordshop-Witteman die met haar Conny Creative Car Concepts de markt van stadskarretjes openbreken wil. Gratis advies: Conny, doe er gewoon gratis en voor niets een lekker geurtje bij cadeau. Treffende namen? No probleem: Free Spirit, Ageless Beauty, Classic Conny, Conny Creative.
Never leave home with Jo Malone
Mijn idee: als je je eigen favoriete geur wel als kaars wordt geleverd, waarom die dan niet sprayen in je eigen auto? Zit net te denken: niemand die je ervan weerhoudt, je geurkaars met sfeerverhogend vermogen in je auto aan te steken. Can I get there by candlelight?
But more frightening: welk nieuw gebied gaat de parfumindustrie binnenkort in kaart brengen? De uitvaartbranche? Een geur voor doodskisten? Toch ook een soort van interieur. Als je niet oppast, begint het al snel te… (hint wat rijmt er op interieur behalve geur?)
Tot slot een al eerder gegeven fijne puur natuur, ecologisch verantwoorde tip: koop bij de Turk (als jezelf niet over een boom/struik beschikt) een paar kweeperen, leg die in de auto. En dan. Wacht maar af
How to diffuse volgens Rituals
1. Verwijder het rooster aan de achterkant van de autoparfumhouder.
2. Verwijder het lege geurmembraan uit de houder.
3. Plaats het nieuwe geurmembraan in de houder met de aluminiumzijde boven, trek de aluminiumstrip door de opening van het rooster en klem het rooster vast aan de houder.
5. Verwijder voorzichtig het folie (zonder het membraan te beschadigen).
6. Klik de klem in de gewenste positie aan de houder.
7. Klik de houder op de blower van uw auto.
8. Stel de blower in voor de gewenste geurintensiteit.
Een bewijs dat Dior zijn nichelijn weliswaar helemaal misschien niet alleen louter door commerciële overwegingen laat leiden bewijst volgens mij Tobacolor. Want – nu volgt een flauwe woordspeling – veel mensen hebben tabak aan tabak in geuren. Vooral als overheersende noot. Vooroordeel: zwaar, koppig en ‘nogal’ aanwezig, meer als onderdeel van een basis – dan ‘gaat het wel’.
De klassieke oplossing om dit vooroordeel te temperen volgens neuzen: de tabak zoeter maken met honing- en vanilleachtige noten. Het nadeel: de geur blijft dan te veel ruiken naar pijp- tabak en sigarettentabak.
En dat associeert niet iedereen met prettig (zeker nu sigarettenrokers tot pariapaupers worden gemaakt en schattige kinderen in een gezellige, best wel brutale campagne een rookvrije generatie wil worden). Dat is volgens mij de reden dat in het nichecircuit minder tabaksgeuren te koop dan je zou vermoeden.
Ik vind zelf Tobacolor prettig tot zeer aangenaam. Niet te vaak, niet iedere dag. Juist door bovengenoemde vooroordelen. En dat heeft Tobacolor allemaal: warm, sensueel, oosters met een subtiel gourmandslingertje (chocolade-achtig eigen aan goede patchoeli-olie) door het geheel. De zoete noten kunnen van alles zijn: ik bespeur pruim, iets vanille-honingachtigs en een sensatie die ik zou omschrijven als ‘gekruid grijze amber’. Het gekruide komt dan op conto van kruidnagel en witte peper.
Volgens Dior roept ‘de betoverende geur’ (moet dat nu dit cliché; dat kun je werkelijk bijna van elke geur beweren, is onnodig en niet ‘nichewaardig’) ‘gedachten over reizen en vrijheid op’. Grappig: dat heb ik nou juist niet. Ik krijg eerder een sentimenteel gevoel: moet denken aan mijn opa van moederskant (92 geworden die man!) die vroeger al tabak pruimend en sigaar rokend bij ons op bezoek en de pruim in de tuin uitspuugde (goede bemesting) met steevast de opmerking ‘dat die er mooi bij lag’.
pruim, abrikoos, gedroogd, of stroperig?
De maker, François Demachy, legt uit: ‘Ik wilde de klassieke compositie van een tabaksgeur opnieuw beleven door een verrassend spoor te creëren rond de paradox van een koude waterpijp’. Dat ervaar ik niet zo: ik heb af en toe aan de shisha ‘gelegen’, maar dat frisachtige, ‘koud-rokerige’ aspect onderga ik niet – ik blijf gewikkeld in een warme, tevredenstellende wolk van gezoet tabak.
Dat waterpijp-effect in combinatie met tabak heb ik trouwens wel gehad met Havana (uit 1994 alweer) van Aramis. Beide versies werden gedragen door een zekere luchtigheid, alsof net een regenbuitje over de tabaksvelden is neergedaald.
Wat ik nou zo grappig vind – dit is geen ’verwijt’ richting Dior, maar moest er in ene aan denken: dat een eigenlijk voor de hand liggende en nu zo trendy ingrediënt, niet wordt gebruikt. Want in combinatie met tabak, lijkt me dat eigenlijk heel logisch en lekker: gember.
Trouwens, maar wie hoef ik dat uit te leggen, je kunt Tobacolor mooi layeren met andere donkere geuren uit La Collection Privée: Fêve Délicieuse (heb ik niet), Patchouli Impérial (wel), Ambre Nuit (wel), Oud Ispahan (wel) of gelijkwaardige geuren van de concurrentie.
Iets anders; de lijst zelfbenoemde ‘parfumprofessoren’ op YouTube blijft maar groeien. Ik tel er tientallen die ook Tobacolor toelichten. Variërend van 20.000 bezoekers tot onder de 500 (de meeste). Tot mijn verbazing heeft Jeremy Fragrance hem nog niet besproken. Vindt hij de geur niet sexy, verleidelijk, ‘head-turning’, romantisch, ‘panty dropping’ genoeg?
Als je Black Night googelt krijg je ongeveer 4.000.000.000 bezoekmogelijkheden voorgesteld. Voeg je parfum toe, dan narrowt het zich down tot 26.000.000. Grappig: de eerste die dan verschijnt, is de door mij onlangs behandelde The Black Knight van Francesca Bianchi. Blijkt maar weer eens hoe geheugenverliezerig-dom zoekmachines zijn en het verschil niet opmerken tussen ‘night’ en ‘knight’. En daarnaast ‘denken’: ‘Dark’ leveren we er gratis en voor niets bij.
Best wel ontroerd dat ‘mijn’ Black Night van BN parfums ook direct in beeld verscheen. Hij vormt onderdeel van de ‘geroken-en-mwahh-bevonden’-collectie van Het Rozenhofje in Amsterdam. Dat wil zeggen: de daaronder vallende geuren stonden allemaal op de ‘gratis-meeneem’-tafel bij de in/uitgang aangeboden door de bewoonsters. En uit louter verbazing door een vriendin/bewoonster van me tijdelijk in beslag genomen, omdat ze benieuwd was wat ik er zou van vinden.
Ik ben zeer verheugd dat de dames nog enige notie van smaak hebben: ‘Ik mag dan op een hofje wonen, met deze shit maak je me echt niet blij – gewonnen op de Bingo misschien?’ Misschien ga ik binnenkort middels een buurtinterview op zoek naar de geuren die ze echt lekker vinden.
In ieder geval, ik moest qua presentatie aan de Turkse toko, met zijn plank gevuld ‘vage geuren’ denken en ook aan de commerciële ‘meuk-is-leuk’-marktkraamuitventer die zich op slinkse wijze een plaats heeft weten te regelen op een alleen tegen betaling te bezoeken rommelmarkt.
We zoeken verder. Black Night blijkt volgens www.bol.com een kloon te zijn van Yves Saint Laurents Black Opium – not my favorite cup of coffee. Qua compositie schatte ik hem inderdaad op ‘L’Oréal Luxe’-niveau. Niet slecht, niet geweldig, gewone middelmatige veronderstelde chic geleverd door Armani, of Lancôme, of Ralph Lauren, of Saint Laurent, of… (vul zelf maar in). Met dien verstande dat kruidige parfums het nu niet echt goed doen in de masstige-sector.
Profielschets van de in dit geval gebruik(st)er: ‘Voor een persoonlijkheid die de regels verbreekt, telkens opnieuw de grenzen opzoekt – charismatisch en gewaagd’.
‘Rozenhof’-collectie
Leuk: de ingrediënten zijn in orde van opkomst goed te onderscheiden. Tenminste ik ruik de roze peper, oranjebloesem en peer goed in de opening: prikkelend zoetbloemig met die voor mij ‘akelig-plakkerige’ geur van peer. De koffie heeft de neus ook goed weten te vangen die een soort van gourmandbehandeling krijgt met bittere amandel en zoethout: van Arabic naar een zachtgestemde bakkie leut. Jasmijn zorgt voor lucht.
De basis is smeuïg. Eerlijk gezegd: ook niet slecht gedaan. Een volle laag vanille ondersteund door patchoeli, ceder- en kasjmierhout die – moet óók eerlijk gezegd – wel scherp-synthetisch eindigt. Mijn haren gaan nog net niet overeind staan. Voor € 10,75 100 ml moet je niet zeuren. Enne: heb’m een lange tijd geleden geroken, maar ik denk dat ‘the original’ het niet zoveel beter doet.
Van de andere kant, een overweging: hoe zou Mona di Orio deze ingrediënten (maar dan A-kwaliteit) hebben gemengd? Wat zou er dan uit het computer-parfumorgel zijn gekomen? Een door indolen opgegeilde jasmijn die door de koffie wordt verbrand met rookslierten van amandel en zoethout, en in de basis ondergaat/smelt in diep, diep ‘beproefd’ en oud hout. Haar Angelsaksische versie van haar Nuit Noire?
Twee weken geleden in de Bijenkorf. Parfumafdeling begane grond. Gekkenhuis. Drukker dan druk. Maar meer ‘langs de muren’ – kun je volop gratis sprayen zonder echt gestoord te worden – dan bij de counters van de diverse brands waar veel van het personeel gewoon stond te staan – hoe vaak kun je een flacon rechtzetten? Ik baande me een weg – ‘Aan de kant, weten jullie niet dat Geurengoeroe zich te midden van jullie bevindt!’ – naar Guerlain om een paar nieuwe geuren uit de L’Art et la Matière-reeks te proberen.
Krijg nou wat! Verkopen ze niet meer, over een tijdje wellicht weer. Maar tot die tijd kon ik (geheimtip ook voor jullie) naar hotel Waldorf Astoria (Herengracht Amsterdam), in de Guerlainspa om ze te proberen. Wel van tevoren bellen.
Erg leuk de vrouw – vergeten haar naam op te schrijven, excuses bij deze – die me hielp. Ze kon in tegenstelling tot de vorige verkoopster – die ik een jaar daarvoor sprak – goed de nuances tussen de verschillende klassiekers uitleggen. Ook fijn: ze benaderde me als serieus geïnteresseerde, niet als iemand die ze snel een geur moet verkopen. Vol enthousiasme vertelde ze over Les Absolus d’Orient en liet me ze allemaal ruiken. Ze vond Musc Noble het lekkerst, ik Patchouli Ardent. Nee, de nieuwe Aqua Allegoria’s waren er toen nog niet – ik ben met name benieuwd naar de vetivervariatie.
Toen ik wegging gaf ze me een proefje van Rose Chérie uit L’Art et la Matière. Grappig: er was me verteld dat daar geen échantillons van werden gedistribueerd. Dit is volgens mij de derde make over van L’Art et la Matière. De uitkomst: van minimalistisch-modern naar über-klassiek. Ik lees op de homesite: ‘Savoir-faire en gedurfde creaties staan centraal in een collectie die parfum verheft tot kunst. De parfumeurs van maison Guerlain hebben deze meesterwerken met de hand vervaardigd en een unieke, olfactorische verzameling gecreëerd waar iedereen van kan genieten.’
Met de hand? Ik zou zeggen met hun neus. Ik lees verder: ‘Rose Chérie, een liefdesverklaring à la Guerlain, is een eerbetoon aan de meest geliefde bloem onder parfumeurs. Het spoor wordt versterkt door een amandelnoot en onthult het kloppende hart van een delicate roos. Deze geur van romantiek bevat zachte, luchtige olfactieve accenten van tedere groene amandel, bleekroze bloemblaadjes, uitgesproken roze noten van framboos en een noot van paarse viooltjes (die niet anders ruiken dan witte). Zoete, lieflijke rozen, verzacht door amandel, klopt met een roze kloppend hart, en laten u ‘La vie en rose’ zien. ‘Als het een liedje was: La vie en rose door Édith Piaf’.
Kan d’r ook nog wel bij: ‘Liefde is een onuitputtelijke bron van inspiratie voor de parfumeurs van Guerlain. De signatuur van Rose Chérie doet denken aan La vie en rose, de Parijse liefdesverklaring en de belichaming van romantiek voor geliefden over de hele wereld. De roos in Rose Chérie is overvloedig aanwezig in al haar nuances en vormen, door middel van rozenwater, essence en Damascusroosabsolu, met de hand geplukt in Bulgarije en Turkije, evenals de zeer gewilde centifoliaroos, afkomstig uit Grasse’.
En dat wisten nog niet: er zijn vier tot vijf ton bloemblaadjes zijn nodig om een liter damascusroos-essence te produceren, met haar lychee-, framboos- en amandelnoten. Deze koningin der bloemen, gekoesterd materiaal in de Guerlinade, doet zich gelden in legendarische composities als Nahéma en La Petite Robe Noire‘. Ik vind laatste niet legendarisch, dit terzijde.
Een paar dingen: gedurfd vind ik deze nieuwe roos niet. Meesterwerk? Dat is aan ons, de gebruikers, omdat te bepalen. Daarnaast vind ik de naam erg niet-Guerlain, erg tuttig, richting de platgetreden parfumpaden van ‘Lancôme-en Diorromantiek’. Dat wordt onderstreept met dat beroemde nummer van Edith Piaf. Moet dat nu? Dat is inmiddels zo’n doorgezaagd cliché, zo vaak misbruikt ter promotie voor allerlei commerciële ‘mooie dingetjes’.
Ik verwacht van Guerlain meer eigenzinnigheid. Een gedroomde hoop? En de geur zelf. Tja, ik weet het niet. Mooi, moet ook wel. Prettig om die rode fruitnoten, eigen aan sommige rozen, bescheiden te ruiken. De natuur trouw gekopieerd zo lijkt het. Maar hierdoor ook saai. Ik moet denken aan de eerste regel uit het gedicht van Gertrude Stein Sacred Emily uit 1913: (A) rose, is a rose, is a rose… waarmee Stein wou zeggen dat het simpelweg gebruiken van ‘de naam van een ding al beelden en emoties oproept die ermee verbonden zijn’ en inmiddels een zinnebeeld is geworden voor ‘dingen zijn zoals ze zijn’.
Maar ik wil meer. Ik loop nu door mijn tuin waarin zich een aantal rozenstruiken – de egelantier, de ‘new dawn’ en nog een paar mij onbekende soorten – bevinden, en meen af en toe een geurspoor à la Rose Chérie te ruiken.
Maar ik wil meer, nog een keer. Maar wat dan? Nou, neem de eerste roos uit L’Art et Matière: Rose Barbare (2005). Daar krijg je het idee dat parfum tot ‘soort van’ kunst wordt verheven. Eigenzinnig, gemaakt met het parfumvak als uitgangspunt, de roos als uitdager (‘laat me ruiken, zoals ik nog nooit heb geroken’), de neus als uitgedaagde. Níet de consument geëxtraheerd uit een of ander marketingonderzoek; hoe krijgen we de Lancôme- en Diorparfumfans in onze Guerlaintuin?
Een ding snap ik wel: deze Rose Chérie is bescheiden, dartel en zacht-poederig en dus in lijn met ‘wens van de consument’ naar natuurlijkheid en ongedwongenheid – denk Marie-Antoinette rondwandelend in haar ‘petit hameau’ op het terrein van Versailles.
Maar, call me old fashioned, een roos die wordt opgenomen in de L’Art et Matière-reeks moet zich van mij aanstellen, moet meer drama, meer ‘Versailles’ hebben, over the top zijn (zonder Ru Paul Dragrace-associatie), maar vooral verbazen: ‘Dat een roos zó kan bloeien!’ Denk Rose Royale van Parfums Nicolaï, gecombineerd met La Rosevan Le Galion, overgoten met Une Rose Chyprée (Andy Tauer) en afgerond met, let’s go carzy, Rose Ishtar van Rania J. Het extract van Stella McCartney mag er ook nog wel bij.
Wat laatste twee betreft: die ruiken bewust erg biologisch en dat is volgens mij de trend van de nabije toekomst: 100 procent natuurlijke geuren. Lange tijd als alternatief en te niche gezien, nu wagen grote merken er zich ook aan zoals Chloé. Ik had dat eigenlijk ook al van Guerlain verwacht, als voorloper in de business; een ‘L’Art et la Matière Neo’, ‘cent per cent eco et bio’.
De naam La Closerie des Parfums doet iets eeuwenouds vermoeden. 1600, 1700 nog wat. Komt met name door la closerie. Google Translate vertaalt het met closerie. Daar hebben we niet veel aan, maar doorwereldwijdwebbend kom je erachter dat het een boerderij kan zijn, maar ook een hofstede, een domein, een tuin, een park.
De overeenkomst: ze zijn allemaal omringd door een muur. Zoiets heeft iets verfijnds, rustigs, verzorgd en chiques. De muren van La Closerie des Parfums zijn pas in 1972 opgetrokken. En wat daarachter allemaal is gebeurd, klinkt vaag. Iets van twee broers – Antoine en Hervé Madrid – grote parfumliefhebbers en ‘vivre à la Française’ die, ja hoor, traditie aan innovatie koppelen. Ze waren met name succesvol in Amerika en kochten daarnaast diverse beautyhuizen op en bliezen die nieuw leven in. Er volgen geen ‘bewijzen’, er volgen geen namen. Lekker makkelijk.
En dan komt Hervé’s dochter Valérie om de hoek kijken. Zij schudt de boel lekker flink op. Haar bedoeling: de terugkeer naar de essentie van Franse parfumkunst. Pardon? ‘Bedankt voor niets pa, bedankt voor niets oompie, move over!’
Ze huppeltut: ‘Voor mij is het idee van ‘la closerie’ ideaal. Ten eerste omdat het een tuin is die mooie essences bewaart. Maar ook omdat je er heen gaat voor een verandering van omgeving. Onze geuren zijn ontworpen vanuit deze dualiteit. Altijd het bekende met het onbekende mengen. Een delicate Parijse herinnering combineren met de verleidelijke beloften van verre landen. Ik kom oorspronkelijk uit Bordeaux, het beroemde kruidencentrum, en ik droom graag van andere horizonten. Met La Closerie kan ik mijn smaak voor exotisme combineren met de traditionele Franse parfumerie.’ Applaus. Nog een dooddoener: ‘Onze parfums nodigen uit tot reizen en het verlangen naar elders.’ Ook ontroerend: ‘La Closerie is een bevoorrechte deur tot de verbeelding’.
Valérie heeft het samengevat in een rekensom: een kostbare basis + variaties aan specerijen = duizend bestemmingen. Conclusie volgens mij: doe waar je goed in bent en laat de pr over aan mensen die er verstand van hebben.
Je ruikt Valérie’s nieuwe beleid terug in vier lijnen: Iris, Patchouli, Oud en Rose. Van laatste ontving ik een proefpakketje: Suède Rose Canelle, Pétale RoseCardomome en Bois Rose Muscade. Direct twee associaties. De eerste doet denken aan Kelly Calèche van Hermès, maar dan iets zwaarder. De derde aan Rose Absolue uit de nichelijn van Yves Rocher door de kruidige toets.
Moet gezegd: de basis – roos – van de geuren is mooi, rond en vol, richting fluweel. De toegevoegde ingrediënten die je naar ‘duizend bestemmingen’ brengt, zorgen – moet ook – voor de nuanceveranderingen. Zo ruik je de kaneel in Suède Rose Canelle elegant, zonder te veel op de voorgrond te treden, en zit een honingspoor in het geheel die ervoor zorgt dat het suède lekker zacht blijft en achterblijft in een warme amberbasis.
In Pétale RoseCardomome zorgt inderdaad kardemom voor een frisse dauwachtige toets, geeft een lentegevoel aan het geheel en dan kom je, qua vergelijking, al snel in een van de meer dan niet ommuurde 25 tuinen van Yves Saint Laurents Paris Premières Roses terecht – alleen blijft hier de ‘fluweelroos’ duidelijker op de voorgrond. Bois Rose Muscade is voor mij een ‘basisroos’ van goede kwaliteit – that’s it.
Vermeng je alle drie dan ben je ‘zo mooi als een roos’. Deze flauwiteit daargelaten, La Closerie des Parfums valt in de categorie instap-niche en zal in de smaak vallen bij mensen die moeite hebben met al die ‘moeilijke, artistieke en quasi-intellectuele merken van tegenwoordig’, maar toch de overstap van doorsnee naar ‘iets verfijnder’ willen maken. Ben dan ook benieuwd hoe La Closerie des Parfums de iris, de patchoeli en de oud hebben behandeld. Natuurlijk niet door Antoine en Hervé Madrid. Valérie lijkt ze met pensioen te hebben gestuurd. Voor de nieuwe creaties zocht ze contact met negen verschillende neuzen.
Volgens The New York Times (een krant) neemt de belangstelling voor long reads toe. Zit ik even goed. Hier is er een. Ook zegt deze krant dat je nu moet schrijven alsof je een podcast presenteert. Zit wel goed bij mij, I suppose. Enjoy!
Ik gun iedereen een gul en (financieel) rijk leven. Maar sommigen hoeven dat niet aan parfum te danken te hebben. De reden: ze hebben er door hun beroep niets mee vandoen. Velen vinden/denken door begripsverwarring van wel. Lastig, want je kunt ook zeggen ‘Who cares!’ Ik zeg: ‘I do, I do, I do!’
‘Deze ‘sommigen’ maken het voor mensen die uit – nu volgt een vreselijke typering; kan even niet iets anders vinden – pure passie het vak parfumeur uitoefenen wel een stuk moeilijker.
Want het voordeel van deze ‘sommigen’; hun naamsbekendheid. Dat hebben ‘pure passie parfumeurs’ meestal niet. Deze ‘sommigen’ hebben vaak een link met mode, lifestyle en beauty. En parfum wordt – logisch – vaak in een adem genoemd met deze bedrijfstakken. Helaas.
En iedereen – lees: de lifestyle- en modewereld – vindt het natuurlijk geweldig wanneer deze ‘sommigen’ een parfumlijn aan hun naam verbinden: ‘Wat creatief!’, ‘Ongelofelijk!’, ‘Een verrijking voor de parfumwereld’ en meer van dat soort plichtmatige huldetaal, eigen aan glamour-lifestyle-journalistiek, zie je dan op de socials verschijnen.
Geuren van deze ‘branchevreemde’ begonnen me voor het eerst te irriteren bij Terry de Gunzburg – is dat alweer tien jaar geleden? Zij is/was een beroemd visagiste die voor zichzelf begon. Eerst een cosmeticamerk. De beautywereld was dol op haar. Logisch: altijd leuk om een nieuw, nog niet door de ‘grote jongens’ opgekochte merk te steunen.
Een van de ‘sommigen’
‘Maakt ze ook geuren?’ Yep. Première in 2012 met een kwintet, inmiddels kan ze een ‘bar à parfums’ openen. In 2019 verscheen haar achttiende: Be Mine. Corona gooide roet – zoals bij de meeste brands – in het parfumorgel, maar ik verwacht dat De Gunzburg de pijpen binnenkort weer laat fluiten van plezier.
Nog een voorbeeld. Ik ga nu mensen tegen het zere been trappen: By Kilian. Is dat alweer dertien jaar geleden? Categorie: verondersteld mooie geschoren jongen met de juiste vinkjes belegd met bladgoud (kleinzoon van de oprichter van Hennessy cognac). Hij stapelt cliché op cliché met zijn (in 2007 al) boudoir-boring en bla-bla-bla-forbidden love geïnspireerde geuren. Hij geeft ze als extraatje bling bling-allure. Precies op tijd dat wel. Natuurlijk zijn de geuren goed, mag voor die prijs. Natuurlijk is hij gekocht door een Estée Lauder. Ga zo door. Wat alleen ontbreekt; bezieling. You want proof: meer dan 70 geuren inmiddels.
Nu we toch bezig zijn met branchevreemd-gelieerde geuren. Diana Vreeland. Is dat alweer zeven jaar geleden? Komt geen zoon, maar een kleinzoon van haar erachter dat omalief ooit een meedogenloze influencer was – een Anna Wintour avant la lettre. Bekend om haar in kleine kring legendarische opmerkingen die hij als naam passend vond om op parfumflacons te plakken: Smashingly Briljant, Simply Divine en Outrageously Vibrant. Tis leuk, de flacons zijn letterlijk kleurrijk en de geuren tóch inwisselbaar; die tappen allemaal uit hetzelfde nichevaatje. Dus vol, je ruikt echt wel wat, maar in the end voorspelbaar: amber this, tuberoos that, neroli zus, oudhje zo.
Ik weet natuurlijk ook dat het om de poppetjes gaat, niet op de parfummetjes. En ieder decennium heeft zijn populaire protagonisten. Maar met dit parfumpoppetje heb ik echt moeite: Carine Roitfeld – inmiddels een parodie op een belangrijke modestilist, en geloof ik de uitvindster van de chic heroine-look. Dat zie je.
Een van de ‘sommigen’
Juicy: ik zat een keer naast haar tijdens een parfumlanceringdiner in Parijs (Jil Sander geloof ik) toen ze nog hoofdredacteur was van Vogue Paris. Ik heb nog nooit zo’n verveelde ‘ik-voel-me-hier-te-goed-voor-maar-de-advertenties-hè’-modegeval ontmoet. Als ik iets geanimeerder was geweest, had ik waarschijnlijk dit stukje niet getikt. Maar ik durfde niet, voelde me heel onprettig, ongemakkelijk en ongelukkig met haar in de buurt.
In ieder geval, met 2.3 miljoen volgers op Instagram – op een post staat ‘I breathe fashion’ – is de rekensom snel gemaakt. Stel dat drie procent daarvan een van haar geuren koopt, heb je 69.000 flacons verkocht – genoeg om een producent te interesseren. Lukte. Vreemd dat die haar niet hebben geadviseerd om eerst met make-up te komen (zwarte eyeliner en zwarte nagellak; toch trademarks van heroine chic). Maar nee hoor, hupsakee, zeven geuren in een keer op de plank. Vernoemd naar haar lovers – hoe origineel! – en onlangs nog een. Die heet gewoon, zeg maar Carine. En natuurlijk gemaakt door een van de beste neuzen – Dominique Ropion. Met onder andere haar ‘fetish’-ingrediënt: patchoeli. Zal wel niet, ouwe Ab Fab-hippie.
Kijk, deel een: voor Tom Ford maak ik een uitzondering. Ook een beetje ‘branchevreemd’, maar hij heeft de nicheparfumerie wel naar een breder publiek gedirigeerd zonder goedkoper (in prijs en compositie) te worden. Laat dat maar aan de licentiehouder The Estée Lauder Companies over: die weet van bijna elk merk dat het opneemt in hun portofolio, de eigen-gereid-heid aan te scherpen, uit te vergroten. Alleen, Tom Ford maakt ook too fucking fabulous much geuren: ook al meer dan 70. Ik zou wel de persoon willen ontmoeten die ze allemaal heeft.
‘Too fucking fabulous much’
En tot voor kort had ik ook een zwak voor Agent Provocateur. Alles klopte voor mijn gevoel. De eerste: een chypre zonder eikenmos en toch een authentiek chypre-gevoel. De volgende drie ook, inclusief de humoristische ‘kinky’ extensies. Maar sinds Fatale Pink (de naam alleen al) één en al treurigheid.
Mijn punt: Terry de Gunzburg, Diana Vreeland, Carine Roitfeld, By Kilian en al die andere ‘sommigen’ verminderen de kans dat de gemiddelde de consument ooit in contact komt met ‘pure passie-parfumeurs’ zoals Andy Tauer, Hiram Green, Parfum d’Empire, Gorilla Perfume, Bruno Acampora, 4160TuesDays, Pierre Guillaume, Etat Libre Orange (for that matter), Humiecki & Graef, Kerosine en al die andere (tientallen inmiddels) die ik natuurlijk vergeet (scroll even door mijn blog en je komt ze tegen).
De omvangrijkste groep die het verpest voor de echte vakmensen zijn natuurlijk de celebs met hun overbodige geuren die vaak een belediging voor de branche zijn. Misschien wel de aller-aller-ergste: Beyoncé. Of was het nu Lady Gaga? Of Paris Hilton? Of Jessica Simpson? Christina Aguilera? Antonia Banderas? Enrique Iglesias? Lionel Richie? Michael Jackson? Michael Jordan? Noem me één geur die na een paar seizoenen nog te koop was. Nou vooruit Britney Spears. De eerste blijkt in dit geval toch weer de beste: Elizabeth Taylor met haar Passion in 1987. Nog steeds te koop. Niet verder vertellen: toch mis ik Celine Dion een beetje.
Ik vind het knap: een idee, een gedachte zo oud als de weg naar Grasse, te presenteren als iets nieuws. Zoals: ‘Een zoektocht naar een nieuwe olfactorische elegantie en een nieuw begrip van luxe’. Ik zeg: vul de concurrenten maar in, of ga langs de (niche)merken met hun hun eigen plankje in de parfumerie met daarop een collectie met basis-ingrediënten van de parfumerie die een veredelingsproces hebben ondergaan. To name a few: Guerlain, Acqua di Parma, Mona di Orio, Hermès, Reminiscence, Grandiflora, Prada, Jo Malone.
Dit klinkt ook verdomde bekend in de oren: ‘Luxe ingebed in eenvoud rekening houdend met milieukwesties’. Kan er ook nog wel bij: ‘Onze parfums zijn modern en weerspiegelen een samenleving die bestaat uit nieuwe consumenten zich bewust van de wereld om hen heen, veeleisend en op zoek naar onderscheidende geuren’. Als laatste: ‘Onze parfums passen ook bij de garderobe en levensstijl van vandaag: eenvoudig, hoogwaardig, origineel en casual’.
Dit lees je allemaal op de openingspagina van www.obviousparfums.com, maar had natuurlijk door veel andere merken bedacht kunnen worden. Ik kan alle bovenstaande uitgangspunten wel ontleden, maar daar is geen beginnen aan. Ik hou het op: ‘Been there, done that’. Wat daarbij komt: je struikelt tegenwoordig over de goede inclusieve bedoelingen van exclusieve merken. De boodschap loud & clear: koop onze producten dan gaat het in alle opzichten de goede kant op de met wereld’.
Nog knapper: oprichter David Frossard heeft via crowdfunding zijn parfumproject voor elkaar gekregen. Want Obvious is en blijft toch een bekende variatie op een zeer bekend thema (‘onlangs’ ook gedaan door www.matière-premiè.com en eerder door www.nomenclature.nyc en heb er zeker een of twee over het hoofd gezien). Alsof de parfumwereld niet wordt gekenmerkt door overproductie. Wat dát voor een impact heeft op het milieu (over goede bedoelingen en commitment gesproken) daar hoor je bijna niemand over. Ik ken een aantal jonge creatievelingen die het ook hebben geprobeerd, maar zagen hun ‘parfumdroom’ stranden, vanwege gebrek aan belangstelling bij crowdfunders.
Nog iets over Frossard. Ik heb soms het idee, dat investeerders/zakenmensen met ‘een passie voor parfums’, voor nieuwe merken op zoek gaan naar hippe, aantrekkelijke mannen (liefst getatoeëerd, veel haar, een woest-aantrekkelijke uitstraling en literaire inslag) die het gezicht en oprichter worden van het merk. Ik had het onlangs bij Leo Crabtree van Beaufort, de allereerste keer bij Ben Gorham van ByRedo. Frossard past ook perfect in deze mal. Maar al www-ende, lees ik dat hij ‘daarnaast’ ook zakenman is. Ik dacht al: ‘Wat komt mij dit gezicht bekend voor’.
Blijkt: hij is de man achter het parfumlabel Liquides Imaginaires dat weer onderdeel is van het door hem opgerichte bedrijf Différentes Latitudes met inmiddels een eigen ‘bar à parfums’ – nieuwe naam voor winkel – aan de rue de Normandie 9 en inmiddels ook een ‘dépendance’ – nieuwe naam voor corner – in de Bon Marché (beide Parijs) waar je kunt kennismaken met al zijn ‘onafhankelijke’ merken die hij als distributeur voert; waaronder Frapin Parfums, Andrea Maack, Parfum d’Empire, Carine Roitfeld.
Frossard: een man van deze tijd: de edele wilde, de wilde edele.
Kan er niets doen: maar Obvious doet me het meest denken aan die stalletjes met parfums in Zuid-Frankrijk op van die gezellige toeristenmarkten. Ik kocht ooit, rond 2000, in Perpignan ‘Une Verveine’, ‘Un Musc’ en ‘Une Fique’. 100 ml € 12,00. Heb nog steeds spijt dat ik niet alle geuren heb gekocht. Anyway, Obvious doet hetzelfde maar veredelt het principe, maakt het ‘Made in Paris’. Kekke verpakking, kekke boodschap.
En het merk zal het wel goed doen – ik weet dat www.parfumaria.com de geuren heeft ingekocht en dat ze Une Verveine goed vindt. De reden tot inkoop: makkelijk, niet moeilijk, leuke kennismaking met niche, alhoewel ze vindt dat daar hier niet echt sprake van is – valt eerder onder de categorie ‘prestige’.
Hè, hè. Nu eindelijk de analyse: Un Patchouli zoals patchoeli is bedoeld. Ik rook ongeveer tegelijkertijd Patchouly Ardente van Guerlain – die is smeuïger, neigend naar gourmand. En dat kenmerkt Un Patchouli ook. Gelukkig geen vertrouwde citrusopening: je zit er direct in. Want naast het ‘stroeve’ dat deze patchoeli kenmerkt in de opening (wil zeggen: naast het hout, ruik je ook de typische kamfernoten) wordt de geur wel een behoorlijk zoete sfeer ingetrokken door een soort van overdosis van tonkaboon die aan diepte wint door tolubalsem (met zijn diepdonkere vanille-ondertoon maar dan aromatischer, minder vlak).
Ik vrees alleen dat een ‘ouwe hippie’ de geur te gepolijst zal vinden, het ruwe randje (kamfer) is daarvoor te veel gevijld als het ware. Te clean, te weinig vies. Ik hoop dat door ‘een nieuwe generatie’ deze klassieke kijk op patchoeli goed ontvangen wordt. Want witte patchoeli – echte patchoeli ontdaan van zijn kamfer – geeft toch een vertekend beeld van de kracht van dit kruid, want dat blijft ontegenzeggelijk indrukwekkend.
Het fijne van dergelijke ‘solifleurs’: je kunt ze mengen. Als je dat doet, dan ben je de gewenste consument van nu. Obvious adviseert: Un Patchouli + Un Poivre = ‘een combinatie die houtachtige en wierookfacetten onthult voor een ultradroge en licht rokerige geur’. Un Patchouli + Une Rose = ‘de patchoeli maakt de roos vintage, klassiek en oriëntaals met een cacaofacet’. Un Patchouli + Une Vanille = ‘een gourmandparfum waarbij de vanille de tonkaboon van de patchoeli versterkt en nog zachter maakt. Het leren facet stijgt en roept lichtjes de rokerige en leerachtige vanillestok op’.
En met Un Musc wordt de patchoeli volgens mij poederiger, zachter en cocon-achtig. Wil je dit zelf ondergaan, dan raad ik aan de discoveryset te kopen. Ben je klaar voor € 15,00. Persoonlijk vind ik € 110,00 voor 100 ml per flacon aan de pittige kant voor affordable niche.
Neus: nieuwe versie 1991 Jacques Polge, François Demachy
Flacon: originele versie Jean Helleu
Eigenlijk is het merkwaardig dat het tot 1873 heeft moeten duren voordat Parijs met een parfum wordt vereerd: Exposition de Paris van Guerlain. Merkwaardig, omdat de lichtstad al eeuwenlang gold als dé metropool van de goede smaak en verfijning; als de plaats waar de kostbaarste parfums werden gemaakt en verkocht. Maar dan gaat het ‘snel’; 1887 Paris Nouveau. Wederom Guerlain.
Twintig jaar later is het Roger & Gallet: Gloire de Paris. Slechts een enkele parfumeur kwam op het idee een parfum naar de geboorteplaats van goedverkopende geuren te noemen. Wederom Guerlain met Rue de la Paix(1908) en Champs-Elysées (1912) beide hommages aan de straten waar de winkels van de parfumeursfamilie waren gehuisvest. Met Chypre de Paris (1909) vereerde het de stad zelf.
In 1912 presenteert het voor mij volslagen onbekende T Jones Gai Paris weliswaar gehuld in een prachtige flacon ontworpen door Julien Viard (geweldige designer by the way). Het duurt tot 1921 voordat Parijs zijn eigen parfum krijgt. Dan komt Coty met Paris.
Toch is het niet deze parfumeur – die toen het beroemdst en meest succesvol was – die de naam en faam van de lichtstad wereldwijd olfactorisch verspreidt. Deze eer komt Bourjois (anno 1826) toe. In 1929 lanceert dit cosmetica- en parfumhuis het legendarische Soir de Paris, het eerste Franse parfum dat op grote schaal in Amerika werd gepromoot. Maar niet nadat de naam was vertaald in Evening in Paris.
Andere ‘historici’ beweren dat het andersom ging. Bij de introductie in Frankrijk werd de Engelse naam omgedoopt tot Soir de Paris. Omdat de geur niet al te duur was, konden de Amerikaanse vrouwen voor wie een reis naar de Franse hoofdstad altijd een fantasie zou blijven, zich toch in Parijs wanen – Spirit of Paris (1930) en Springtime in Paris (1931) zijn de minder bekende opvolgers.
Evening in Pariswerd razend populair resulterend in bijzondere versies: in de vorm van de Eiffeltoren, champagnekoeler, hoefijzer, schildpad, lucifersdoosjes, hoteldeur en paasei! Er werden zelfs Miss Soir de Paris-verkiezingen gehouden! Grappig detail: in 1923 sponsorde Bourjois in Amerika een radioprogramma ter promotie van een gezichtspoeder. Dat progamma heette – mais oui! – Evening in Paris.
De vintage-versie (ik heb een eau de cologne-versie gescored op een rommelmarkt): lijkt net of je met een vooroorlogse Guerlain vandoen hebt. Zacht, heel poederig met een prachtige kruidige sluier. Eerst de chique opening: bergamot met lindebloesem – ruik je niet vaak deze combi – snel overgaand in een boeket van viooltje (zuurtjeszoet), sering (zonnig-bloemig), roos (zoet) en jasmijn (helder). Samen een zoet-zonnig boeket versterkt door aldehyden die de geur, hoe me je het zeggen, een een zilverachtige geven. Voor de kruidige noot zorgt anjer versterkt door kruidnagel. Afronding: mooi en intens door vetiver en storax.
Bijna niet te vergelijken met de 1991-versie. De all-over indruk van deze Soir de Paris: zoeter, fruitiger en minder ‘diep’. Toeristenwinkelchic. Komt door de nadruk op heliotroop met zijn vanilleachtige geur in het hart – voorafgegaan door ‘groene noten’, bergamot en perzik – omringd door roos, viooltje, jasmijn, lelietje-van-dalen en ylang-ylang. Heel veel, heel veel bloemen, beetje te veel, beetje glad, wegglijdend in een fond zoals zoveel populaire geuren in de jaren negentig, want opgebouwd uit amber, ceder- en sandelhout, musk en vanille.