Als je Black Night googelt krijg je ongeveer 4.000.000.000 bezoekmogelijkheden voorgesteld. Voeg je parfum toe, dan narrowt het zich down tot 26.000.000. Grappig: de eerste die dan verschijnt, is de door mij onlangs behandelde The Black Knight van Francesca Bianchi. Blijkt maar weer eens hoe geheugenverliezerig-dom zoekmachines zijn en het verschil niet opmerken tussen ‘night’ en ‘knight’. En daarnaast ‘denken’: ‘Dark’ leveren we er gratis en voor niets bij.
Best wel ontroerd dat ‘mijn’ Black Night van BN parfums ook direct in beeld verscheen. Hij vormt onderdeel van de ‘geroken-en-mwahh-bevonden’-collectie van Het Rozenhofje in Amsterdam. Dat wil zeggen: de daaronder vallende geuren stonden allemaal op de ‘gratis-meeneem’-tafel bij de in/uitgang aangeboden door de bewoonsters. En uit louter verbazing door een vriendin/bewoonster van me tijdelijk in beslag genomen, omdat ze benieuwd was wat ik er zou van vinden.
Ik ben zeer verheugd dat de dames nog enige notie van smaak hebben: ‘Ik mag dan op een hofje wonen, met deze shit maak je me echt niet blij – gewonnen op de Bingo misschien?’ Misschien ga ik binnenkort middels een buurtinterview op zoek naar de geuren die ze echt lekker vinden.
In ieder geval, ik moest qua presentatie aan de Turkse toko, met zijn plank gevuld ‘vage geuren’ denken en ook aan de commerciële ‘meuk-is-leuk’-marktkraamuitventer die zich op slinkse wijze een plaats heeft weten te regelen op een alleen tegen betaling te bezoeken rommelmarkt.
We zoeken verder. Black Night blijkt volgens www.bol.com een kloon te zijn van Yves Saint Laurents Black Opium – not my favorite cup of coffee. Qua compositie schatte ik hem inderdaad op ‘L’Oréal Luxe’-niveau. Niet slecht, niet geweldig, gewone middelmatige veronderstelde chic geleverd door Armani, of Lancôme, of Ralph Lauren, of Saint Laurent, of… (vul zelf maar in). Met dien verstande dat kruidige parfums het nu niet echt goed doen in de masstige-sector.
Profielschets van de in dit geval gebruik(st)er: ‘Voor een persoonlijkheid die de regels verbreekt, telkens opnieuw de grenzen opzoekt – charismatisch en gewaagd’.
‘Rozenhof’-collectie
Leuk: de ingrediënten zijn in orde van opkomst goed te onderscheiden. Tenminste ik ruik de roze peper, oranjebloesem en peer goed in de opening: prikkelend zoetbloemig met die voor mij ‘akelig-plakkerige’ geur van peer. De koffie heeft de neus ook goed weten te vangen die een soort van gourmandbehandeling krijgt met bittere amandel en zoethout: van Arabic naar een zachtgestemde bakkie leut. Jasmijn zorgt voor lucht.
De basis is smeuïg. Eerlijk gezegd: ook niet slecht gedaan. Een volle laag vanille ondersteund door patchoeli, ceder- en kasjmierhout die – moet óók eerlijk gezegd – wel scherp-synthetisch eindigt. Mijn haren gaan nog net niet overeind staan. Voor € 10,75 100 ml moet je niet zeuren. Enne: heb’m een lange tijd geleden geroken, maar ik denk dat ‘the original’ het niet zoveel beter doet.
Van de andere kant, een overweging: hoe zou Mona di Orio deze ingrediënten (maar dan A-kwaliteit) hebben gemengd? Wat zou er dan uit het computer-parfumorgel zijn gekomen? Een door indolen opgegeilde jasmijn die door de koffie wordt verbrand met rookslierten van amandel en zoethout, en in de basis ondergaat/smelt in diep, diep ‘beproefd’ en oud hout. Haar Angelsaksische versie van haar Nuit Noire?
Twee weken geleden in de Bijenkorf. Parfumafdeling begane grond. Gekkenhuis. Drukker dan druk. Maar meer ‘langs de muren’ – kun je volop gratis sprayen zonder echt gestoord te worden – dan bij de counters van de diverse brands waar veel van het personeel gewoon stond te staan – hoe vaak kun je een flacon rechtzetten? Ik baande me een weg – ‘Aan de kant, weten jullie niet dat Geurengoeroe zich te midden van jullie bevindt!’ – naar Guerlain om een paar nieuwe geuren uit de L’Art et la Matière-reeks te proberen.
Krijg nou wat! Verkopen ze niet meer, over een tijdje wellicht weer. Maar tot die tijd kon ik (geheimtip ook voor jullie) naar hotel Waldorf Astoria (Herengracht Amsterdam), in de Guerlainspa om ze te proberen. Wel van tevoren bellen.
Erg leuk de vrouw – vergeten haar naam op te schrijven, excuses bij deze – die me hielp. Ze kon in tegenstelling tot de vorige verkoopster – die ik een jaar daarvoor sprak – goed de nuances tussen de verschillende klassiekers uitleggen. Ook fijn: ze benaderde me als serieus geïnteresseerde, niet als iemand die ze snel een geur moet verkopen. Vol enthousiasme vertelde ze over Les Absolus d’Orient en liet me ze allemaal ruiken. Ze vond Musc Noble het lekkerst, ik Patchouli Ardent. Nee, de nieuwe Aqua Allegoria’s waren er toen nog niet – ik ben met name benieuwd naar de vetivervariatie.
Toen ik wegging gaf ze me een proefje van Rose Chérie uit L’Art et la Matière. Grappig: er was me verteld dat daar geen échantillons van werden gedistribueerd. Dit is volgens mij de derde make over van L’Art et la Matière. De uitkomst: van minimalistisch-modern naar über-klassiek. Ik lees op de homesite: ‘Savoir-faire en gedurfde creaties staan centraal in een collectie die parfum verheft tot kunst. De parfumeurs van maison Guerlain hebben deze meesterwerken met de hand vervaardigd en een unieke, olfactorische verzameling gecreëerd waar iedereen van kan genieten.’
Met de hand? Ik zou zeggen met hun neus. Ik lees verder: ‘Rose Chérie, een liefdesverklaring à la Guerlain, is een eerbetoon aan de meest geliefde bloem onder parfumeurs. Het spoor wordt versterkt door een amandelnoot en onthult het kloppende hart van een delicate roos. Deze geur van romantiek bevat zachte, luchtige olfactieve accenten van tedere groene amandel, bleekroze bloemblaadjes, uitgesproken roze noten van framboos en een noot van paarse viooltjes (die niet anders ruiken dan witte). Zoete, lieflijke rozen, verzacht door amandel, klopt met een roze kloppend hart, en laten u ‘La vie en rose’ zien. ‘Als het een liedje was: La vie en rose door Édith Piaf’.
Kan d’r ook nog wel bij: ‘Liefde is een onuitputtelijke bron van inspiratie voor de parfumeurs van Guerlain. De signatuur van Rose Chérie doet denken aan La vie en rose, de Parijse liefdesverklaring en de belichaming van romantiek voor geliefden over de hele wereld. De roos in Rose Chérie is overvloedig aanwezig in al haar nuances en vormen, door middel van rozenwater, essence en Damascusroosabsolu, met de hand geplukt in Bulgarije en Turkije, evenals de zeer gewilde centifoliaroos, afkomstig uit Grasse’.
En dat wisten nog niet: er zijn vier tot vijf ton bloemblaadjes zijn nodig om een liter damascusroos-essence te produceren, met haar lychee-, framboos- en amandelnoten. Deze koningin der bloemen, gekoesterd materiaal in de Guerlinade, doet zich gelden in legendarische composities als Nahéma en La Petite Robe Noire‘. Ik vind laatste niet legendarisch, dit terzijde.
Een paar dingen: gedurfd vind ik deze nieuwe roos niet. Meesterwerk? Dat is aan ons, de gebruikers, omdat te bepalen. Daarnaast vind ik de naam erg niet-Guerlain, erg tuttig, richting de platgetreden parfumpaden van ‘Lancôme-en Diorromantiek’. Dat wordt onderstreept met dat beroemde nummer van Edith Piaf. Moet dat nu? Dat is inmiddels zo’n doorgezaagd cliché, zo vaak misbruikt ter promotie voor allerlei commerciële ‘mooie dingetjes’.
Ik verwacht van Guerlain meer eigenzinnigheid. Een gedroomde hoop? En de geur zelf. Tja, ik weet het niet. Mooi, moet ook wel. Prettig om die rode fruitnoten, eigen aan sommige rozen, bescheiden te ruiken. De natuur trouw gekopieerd zo lijkt het. Maar hierdoor ook saai. Ik moet denken aan de eerste regel uit het gedicht van Gertrude Stein Sacred Emily uit 1913: (A) rose, is a rose, is a rose… waarmee Stein wou zeggen dat het simpelweg gebruiken van ‘de naam van een ding al beelden en emoties oproept die ermee verbonden zijn’ en inmiddels een zinnebeeld is geworden voor ‘dingen zijn zoals ze zijn’.
Maar ik wil meer. Ik loop nu door mijn tuin waarin zich een aantal rozenstruiken – de egelantier, de ‘new dawn’ en nog een paar mij onbekende soorten – bevinden, en meen af en toe een geurspoor à la Rose Chérie te ruiken.
Maar ik wil meer, nog een keer. Maar wat dan? Nou, neem de eerste roos uit L’Art et Matière: Rose Barbare (2005). Daar krijg je het idee dat parfum tot ‘soort van’ kunst wordt verheven. Eigenzinnig, gemaakt met het parfumvak als uitgangspunt, de roos als uitdager (‘laat me ruiken, zoals ik nog nooit heb geroken’), de neus als uitgedaagde. Níet de consument geëxtraheerd uit een of ander marketingonderzoek; hoe krijgen we de Lancôme- en Diorparfumfans in onze Guerlaintuin?
Een ding snap ik wel: deze Rose Chérie is bescheiden, dartel en zacht-poederig en dus in lijn met ‘wens van de consument’ naar natuurlijkheid en ongedwongenheid – denk Marie-Antoinette rondwandelend in haar ‘petit hameau’ op het terrein van Versailles.
Maar, call me old fashioned, een roos die wordt opgenomen in de L’Art et Matière-reeks moet zich van mij aanstellen, moet meer drama, meer ‘Versailles’ hebben, over the top zijn (zonder Ru Paul Dragrace-associatie), maar vooral verbazen: ‘Dat een roos zó kan bloeien!’ Denk Rose Royale van Parfums Nicolaï, gecombineerd met La Rosevan Le Galion, overgoten met Une Rose Chyprée (Andy Tauer) en afgerond met, let’s go carzy, Rose Ishtar van Rania J. Het extract van Stella McCartney mag er ook nog wel bij.
Wat laatste twee betreft: die ruiken bewust erg biologisch en dat is volgens mij de trend van de nabije toekomst: 100 procent natuurlijke geuren. Lange tijd als alternatief en te niche gezien, nu wagen grote merken er zich ook aan zoals Chloé. Ik had dat eigenlijk ook al van Guerlain verwacht, als voorloper in de business; een ‘L’Art et la Matière Neo’, ‘cent per cent eco et bio’.
De naam La Closerie des Parfums doet iets eeuwenouds vermoeden. 1600, 1700 nog wat. Komt met name door la closerie. Google Translate vertaalt het met closerie. Daar hebben we niet veel aan, maar doorwereldwijdwebbend kom je erachter dat het een boerderij kan zijn, maar ook een hofstede, een domein, een tuin, een park.
De overeenkomst: ze zijn allemaal omringd door een muur. Zoiets heeft iets verfijnds, rustigs, verzorgd en chiques. De muren van La Closerie des Parfums zijn pas in 1972 opgetrokken. En wat daarachter allemaal is gebeurd, klinkt vaag. Iets van twee broers – Antoine en Hervé Madrid – grote parfumliefhebbers en ‘vivre à la Française’ die, ja hoor, traditie aan innovatie koppelen. Ze waren met name succesvol in Amerika en kochten daarnaast diverse beautyhuizen op en bliezen die nieuw leven in. Er volgen geen ‘bewijzen’, er volgen geen namen. Lekker makkelijk.
En dan komt Hervé’s dochter Valérie om de hoek kijken. Zij schudt de boel lekker flink op. Haar bedoeling: de terugkeer naar de essentie van Franse parfumkunst. Pardon? ‘Bedankt voor niets pa, bedankt voor niets oompie, move over!’
Ze huppeltut: ‘Voor mij is het idee van ‘la closerie’ ideaal. Ten eerste omdat het een tuin is die mooie essences bewaart. Maar ook omdat je er heen gaat voor een verandering van omgeving. Onze geuren zijn ontworpen vanuit deze dualiteit. Altijd het bekende met het onbekende mengen. Een delicate Parijse herinnering combineren met de verleidelijke beloften van verre landen. Ik kom oorspronkelijk uit Bordeaux, het beroemde kruidencentrum, en ik droom graag van andere horizonten. Met La Closerie kan ik mijn smaak voor exotisme combineren met de traditionele Franse parfumerie.’ Applaus. Nog een dooddoener: ‘Onze parfums nodigen uit tot reizen en het verlangen naar elders.’ Ook ontroerend: ‘La Closerie is een bevoorrechte deur tot de verbeelding’.
Valérie heeft het samengevat in een rekensom: een kostbare basis + variaties aan specerijen = duizend bestemmingen. Conclusie volgens mij: doe waar je goed in bent en laat de pr over aan mensen die er verstand van hebben.
Je ruikt Valérie’s nieuwe beleid terug in vier lijnen: Iris, Patchouli, Oud en Rose. Van laatste ontving ik een proefpakketje: Suède Rose Canelle, Pétale RoseCardomome en Bois Rose Muscade. Direct twee associaties. De eerste doet denken aan Kelly Calèche van Hermès, maar dan iets zwaarder. De derde aan Rose Absolue uit de nichelijn van Yves Rocher door de kruidige toets.
Moet gezegd: de basis – roos – van de geuren is mooi, rond en vol, richting fluweel. De toegevoegde ingrediënten die je naar ‘duizend bestemmingen’ brengt, zorgen – moet ook – voor de nuanceveranderingen. Zo ruik je de kaneel in Suède Rose Canelle elegant, zonder te veel op de voorgrond te treden, en zit een honingspoor in het geheel die ervoor zorgt dat het suède lekker zacht blijft en achterblijft in een warme amberbasis.
In Pétale RoseCardomome zorgt inderdaad kardemom voor een frisse dauwachtige toets, geeft een lentegevoel aan het geheel en dan kom je, qua vergelijking, al snel in een van de meer dan niet ommuurde 25 tuinen van Yves Saint Laurents Paris Premières Roses terecht – alleen blijft hier de ‘fluweelroos’ duidelijker op de voorgrond. Bois Rose Muscade is voor mij een ‘basisroos’ van goede kwaliteit – that’s it.
Vermeng je alle drie dan ben je ‘zo mooi als een roos’. Deze flauwiteit daargelaten, La Closerie des Parfums valt in de categorie instap-niche en zal in de smaak vallen bij mensen die moeite hebben met al die ‘moeilijke, artistieke en quasi-intellectuele merken van tegenwoordig’, maar toch de overstap van doorsnee naar ‘iets verfijnder’ willen maken. Ben dan ook benieuwd hoe La Closerie des Parfums de iris, de patchoeli en de oud hebben behandeld. Natuurlijk niet door Antoine en Hervé Madrid. Valérie lijkt ze met pensioen te hebben gestuurd. Voor de nieuwe creaties zocht ze contact met negen verschillende neuzen.
Volgens The New York Times (een krant) neemt de belangstelling voor long reads toe. Zit ik even goed. Hier is er een. Ook zegt deze krant dat je nu moet schrijven alsof je een podcast presenteert. Zit wel goed bij mij, I suppose. Enjoy!
Ik gun iedereen een gul en (financieel) rijk leven. Maar sommigen hoeven dat niet aan parfum te danken te hebben. De reden: ze hebben er door hun beroep niets mee vandoen. Velen vinden/denken door begripsverwarring van wel. Lastig, want je kunt ook zeggen ‘Who cares!’ Ik zeg: ‘I do, I do, I do!’
‘Deze ‘sommigen’ maken het voor mensen die uit – nu volgt een vreselijke typering; kan even niet iets anders vinden – pure passie het vak parfumeur uitoefenen wel een stuk moeilijker.
Want het voordeel van deze ‘sommigen’; hun naamsbekendheid. Dat hebben ‘pure passie parfumeurs’ meestal niet. Deze ‘sommigen’ hebben vaak een link met mode, lifestyle en beauty. En parfum wordt – logisch – vaak in een adem genoemd met deze bedrijfstakken. Helaas.
En iedereen – lees: de lifestyle- en modewereld – vindt het natuurlijk geweldig wanneer deze ‘sommigen’ een parfumlijn aan hun naam verbinden: ‘Wat creatief!’, ‘Ongelofelijk!’, ‘Een verrijking voor de parfumwereld’ en meer van dat soort plichtmatige huldetaal, eigen aan glamour-lifestyle-journalistiek, zie je dan op de socials verschijnen.
Geuren van deze ‘branchevreemde’ begonnen me voor het eerst te irriteren bij Terry de Gunzburg – is dat alweer tien jaar geleden? Zij is/was een beroemd visagiste die voor zichzelf begon. Eerst een cosmeticamerk. De beautywereld was dol op haar. Logisch: altijd leuk om een nieuw, nog niet door de ‘grote jongens’ opgekochte merk te steunen.
Een van de ‘sommigen’
‘Maakt ze ook geuren?’ Yep. Première in 2012 met een kwintet, inmiddels kan ze een ‘bar à parfums’ openen. In 2019 verscheen haar achttiende: Be Mine. Corona gooide roet – zoals bij de meeste brands – in het parfumorgel, maar ik verwacht dat De Gunzburg de pijpen binnenkort weer laat fluiten van plezier.
Nog een voorbeeld. Ik ga nu mensen tegen het zere been trappen: By Kilian. Is dat alweer dertien jaar geleden? Categorie: verondersteld mooie geschoren jongen met de juiste vinkjes belegd met bladgoud (kleinzoon van de oprichter van Hennessy cognac). Hij stapelt cliché op cliché met zijn (in 2007 al) boudoir-boring en bla-bla-bla-forbidden love geïnspireerde geuren. Hij geeft ze als extraatje bling bling-allure. Precies op tijd dat wel. Natuurlijk zijn de geuren goed, mag voor die prijs. Natuurlijk is hij gekocht door een Estée Lauder. Ga zo door. Wat alleen ontbreekt; bezieling. You want proof: meer dan 70 geuren inmiddels.
Nu we toch bezig zijn met branchevreemd-gelieerde geuren. Diana Vreeland. Is dat alweer zeven jaar geleden? Komt geen zoon, maar een kleinzoon van haar erachter dat omalief ooit een meedogenloze influencer was – een Anna Wintour avant la lettre. Bekend om haar in kleine kring legendarische opmerkingen die hij als naam passend vond om op parfumflacons te plakken: Smashingly Briljant, Simply Divine en Outrageously Vibrant. Tis leuk, de flacons zijn letterlijk kleurrijk en de geuren tóch inwisselbaar; die tappen allemaal uit hetzelfde nichevaatje. Dus vol, je ruikt echt wel wat, maar in the end voorspelbaar: amber this, tuberoos that, neroli zus, oudhje zo.
Ik weet natuurlijk ook dat het om de poppetjes gaat, niet op de parfummetjes. En ieder decennium heeft zijn populaire protagonisten. Maar met dit parfumpoppetje heb ik echt moeite: Carine Roitfeld – inmiddels een parodie op een belangrijke modestilist, en geloof ik de uitvindster van de chic heroine-look. Dat zie je.
Een van de ‘sommigen’
Juicy: ik zat een keer naast haar tijdens een parfumlanceringdiner in Parijs (Jil Sander geloof ik) toen ze nog hoofdredacteur was van Vogue Paris. Ik heb nog nooit zo’n verveelde ‘ik-voel-me-hier-te-goed-voor-maar-de-advertenties-hè’-modegeval ontmoet. Als ik iets geanimeerder was geweest, had ik waarschijnlijk dit stukje niet getikt. Maar ik durfde niet, voelde me heel onprettig, ongemakkelijk en ongelukkig met haar in de buurt.
In ieder geval, met 2.3 miljoen volgers op Instagram – op een post staat ‘I breathe fashion’ – is de rekensom snel gemaakt. Stel dat drie procent daarvan een van haar geuren koopt, heb je 69.000 flacons verkocht – genoeg om een producent te interesseren. Lukte. Vreemd dat die haar niet hebben geadviseerd om eerst met make-up te komen (zwarte eyeliner en zwarte nagellak; toch trademarks van heroine chic). Maar nee hoor, hupsakee, zeven geuren in een keer op de plank. Vernoemd naar haar lovers – hoe origineel! – en onlangs nog een. Die heet gewoon, zeg maar Carine. En natuurlijk gemaakt door een van de beste neuzen – Dominique Ropion. Met onder andere haar ‘fetish’-ingrediënt: patchoeli. Zal wel niet, ouwe Ab Fab-hippie.
Kijk, deel een: voor Tom Ford maak ik een uitzondering. Ook een beetje ‘branchevreemd’, maar hij heeft de nicheparfumerie wel naar een breder publiek gedirigeerd zonder goedkoper (in prijs en compositie) te worden. Laat dat maar aan de licentiehouder The Estée Lauder Companies over: die weet van bijna elk merk dat het opneemt in hun portofolio, de eigen-gereid-heid aan te scherpen, uit te vergroten. Alleen, Tom Ford maakt ook too fucking fabulous much geuren: ook al meer dan 70. Ik zou wel de persoon willen ontmoeten die ze allemaal heeft.
‘Too fucking fabulous much’
En tot voor kort had ik ook een zwak voor Agent Provocateur. Alles klopte voor mijn gevoel. De eerste: een chypre zonder eikenmos en toch een authentiek chypre-gevoel. De volgende drie ook, inclusief de humoristische ‘kinky’ extensies. Maar sinds Fatale Pink (de naam alleen al) één en al treurigheid.
Mijn punt: Terry de Gunzburg, Diana Vreeland, Carine Roitfeld, By Kilian en al die andere ‘sommigen’ verminderen de kans dat de gemiddelde de consument ooit in contact komt met ‘pure passie-parfumeurs’ zoals Andy Tauer, Hiram Green, Parfum d’Empire, Gorilla Perfume, Bruno Acampora, 4160TuesDays, Pierre Guillaume, Etat Libre Orange (for that matter), Humiecki & Graef, Kerosine en al die andere (tientallen inmiddels) die ik natuurlijk vergeet (scroll even door mijn blog en je komt ze tegen).
De omvangrijkste groep die het verpest voor de echte vakmensen zijn natuurlijk de celebs met hun overbodige geuren die vaak een belediging voor de branche zijn. Misschien wel de aller-aller-ergste: Beyoncé. Of was het nu Lady Gaga? Of Paris Hilton? Of Jessica Simpson? Christina Aguilera? Antonia Banderas? Enrique Iglesias? Lionel Richie? Michael Jackson? Michael Jordan? Noem me één geur die na een paar seizoenen nog te koop was. Nou vooruit Britney Spears. De eerste blijkt in dit geval toch weer de beste: Elizabeth Taylor met haar Passion in 1987. Nog steeds te koop. Niet verder vertellen: toch mis ik Celine Dion een beetje.
Ik vind het knap: een idee, een gedachte zo oud als de weg naar Grasse, te presenteren als iets nieuws. Zoals: ‘Een zoektocht naar een nieuwe olfactorische elegantie en een nieuw begrip van luxe’. Ik zeg: vul de concurrenten maar in, of ga langs de (niche)merken met hun hun eigen plankje in de parfumerie met daarop een collectie met basis-ingrediënten van de parfumerie die een veredelingsproces hebben ondergaan. To name a few: Guerlain, Acqua di Parma, Mona di Orio, Hermès, Reminiscence, Grandiflora, Prada, Jo Malone.
Dit klinkt ook verdomde bekend in de oren: ‘Luxe ingebed in eenvoud rekening houdend met milieukwesties’. Kan er ook nog wel bij: ‘Onze parfums zijn modern en weerspiegelen een samenleving die bestaat uit nieuwe consumenten zich bewust van de wereld om hen heen, veeleisend en op zoek naar onderscheidende geuren’. Als laatste: ‘Onze parfums passen ook bij de garderobe en levensstijl van vandaag: eenvoudig, hoogwaardig, origineel en casual’.
Dit lees je allemaal op de openingspagina van www.obviousparfums.com, maar had natuurlijk door veel andere merken bedacht kunnen worden. Ik kan alle bovenstaande uitgangspunten wel ontleden, maar daar is geen beginnen aan. Ik hou het op: ‘Been there, done that’. Wat daarbij komt: je struikelt tegenwoordig over de goede inclusieve bedoelingen van exclusieve merken. De boodschap loud & clear: koop onze producten dan gaat het in alle opzichten de goede kant op de met wereld’.
Nog knapper: oprichter David Frossard heeft via crowdfunding zijn parfumproject voor elkaar gekregen. Want Obvious is en blijft toch een bekende variatie op een zeer bekend thema (‘onlangs’ ook gedaan door www.matière-premiè.com en eerder door www.nomenclature.nyc en heb er zeker een of twee over het hoofd gezien). Alsof de parfumwereld niet wordt gekenmerkt door overproductie. Wat dát voor een impact heeft op het milieu (over goede bedoelingen en commitment gesproken) daar hoor je bijna niemand over. Ik ken een aantal jonge creatievelingen die het ook hebben geprobeerd, maar zagen hun ‘parfumdroom’ stranden, vanwege gebrek aan belangstelling bij crowdfunders.
Nog iets over Frossard. Ik heb soms het idee, dat investeerders/zakenmensen met ‘een passie voor parfums’, voor nieuwe merken op zoek gaan naar hippe, aantrekkelijke mannen (liefst getatoeëerd, veel haar, een woest-aantrekkelijke uitstraling en literaire inslag) die het gezicht en oprichter worden van het merk. Ik had het onlangs bij Leo Crabtree van Beaufort, de allereerste keer bij Ben Gorham van ByRedo. Frossard past ook perfect in deze mal. Maar al www-ende, lees ik dat hij ‘daarnaast’ ook zakenman is. Ik dacht al: ‘Wat komt mij dit gezicht bekend voor’.
Blijkt: hij is de man achter het parfumlabel Liquides Imaginaires dat weer onderdeel is van het door hem opgerichte bedrijf Différentes Latitudes met inmiddels een eigen ‘bar à parfums’ – nieuwe naam voor winkel – aan de rue de Normandie 9 en inmiddels ook een ‘dépendance’ – nieuwe naam voor corner – in de Bon Marché (beide Parijs) waar je kunt kennismaken met al zijn ‘onafhankelijke’ merken die hij als distributeur voert; waaronder Frapin Parfums, Andrea Maack, Parfum d’Empire, Carine Roitfeld.
Frossard: een man van deze tijd: de edele wilde, de wilde edele.
Kan er niets doen: maar Obvious doet me het meest denken aan die stalletjes met parfums in Zuid-Frankrijk op van die gezellige toeristenmarkten. Ik kocht ooit, rond 2000, in Perpignan ‘Une Verveine’, ‘Un Musc’ en ‘Une Fique’. 100 ml € 12,00. Heb nog steeds spijt dat ik niet alle geuren heb gekocht. Anyway, Obvious doet hetzelfde maar veredelt het principe, maakt het ‘Made in Paris’. Kekke verpakking, kekke boodschap.
En het merk zal het wel goed doen – ik weet dat www.parfumaria.com de geuren heeft ingekocht en dat ze Une Verveine goed vindt. De reden tot inkoop: makkelijk, niet moeilijk, leuke kennismaking met niche, alhoewel ze vindt dat daar hier niet echt sprake van is – valt eerder onder de categorie ‘prestige’.
Hè, hè. Nu eindelijk de analyse: Un Patchouli zoals patchoeli is bedoeld. Ik rook ongeveer tegelijkertijd Patchouly Ardente van Guerlain – die is smeuïger, neigend naar gourmand. En dat kenmerkt Un Patchouli ook. Gelukkig geen vertrouwde citrusopening: je zit er direct in. Want naast het ‘stroeve’ dat deze patchoeli kenmerkt in de opening (wil zeggen: naast het hout, ruik je ook de typische kamfernoten) wordt de geur wel een behoorlijk zoete sfeer ingetrokken door een soort van overdosis van tonkaboon die aan diepte wint door tolubalsem (met zijn diepdonkere vanille-ondertoon maar dan aromatischer, minder vlak).
Ik vrees alleen dat een ‘ouwe hippie’ de geur te gepolijst zal vinden, het ruwe randje (kamfer) is daarvoor te veel gevijld als het ware. Te clean, te weinig vies. Ik hoop dat door ‘een nieuwe generatie’ deze klassieke kijk op patchoeli goed ontvangen wordt. Want witte patchoeli – echte patchoeli ontdaan van zijn kamfer – geeft toch een vertekend beeld van de kracht van dit kruid, want dat blijft ontegenzeggelijk indrukwekkend.
Het fijne van dergelijke ‘solifleurs’: je kunt ze mengen. Als je dat doet, dan ben je de gewenste consument van nu. Obvious adviseert: Un Patchouli + Un Poivre = ‘een combinatie die houtachtige en wierookfacetten onthult voor een ultradroge en licht rokerige geur’. Un Patchouli + Une Rose = ‘de patchoeli maakt de roos vintage, klassiek en oriëntaals met een cacaofacet’. Un Patchouli + Une Vanille = ‘een gourmandparfum waarbij de vanille de tonkaboon van de patchoeli versterkt en nog zachter maakt. Het leren facet stijgt en roept lichtjes de rokerige en leerachtige vanillestok op’.
En met Un Musc wordt de patchoeli volgens mij poederiger, zachter en cocon-achtig. Wil je dit zelf ondergaan, dan raad ik aan de discoveryset te kopen. Ben je klaar voor € 15,00. Persoonlijk vind ik € 110,00 voor 100 ml per flacon aan de pittige kant voor affordable niche.
WAT EEN ONZIN: ‘DRUIPT VAN SIERLIJKE VROUWELIJKHEID’
EEN BEYOND GENDER-GEUR NON PLUS ULTRA
VERFIJNDER DAN JE ZOU VERMOEDEN
Ik ben de laatste tijd weer serieus aan het theedrinken. Wil zeggen: ik betrek het zintuig reuk er intens bij. Wat me opvalt en eigenlijk logisch: het aroma komt het beste tegemoet zodra je de theebus opendoet. Én als de thee is afgekoeld, een nacht heeft gestaan. Laatste valt vooral op bij een earl grey die ik onlangs kreeg van een vriendin. Hetzelfde effect heb je ook met een lapsang souchong. Na een nacht ervaar je een enorm sterk ‘rook’-effect, die – eenmaal beland in parfumkringen – associaties kan oproepen met oudh.
Dat ruik je goed in Bvlgari’s Eau Parfumée au Thé Noir (die ik nog steeds zeer aangenaam vindt en gebruik). Maar ik pakte voor dit verhaal de tegenhanger van Bvlgari’s Eau Parfumée au Thé Blanc uit 2003 (die ik nog steeds zeer aangenaam vindt en gebruik): White Tea van Elizabeth Arden uit 2017. Niet gekocht of gekregen, maar omdat die (met talloze andere flacons, waarover in een andere post meer) staat in het Amsterdamse mini-appartement van een vriendin aan een hofje waar ik nu af en toe overnacht. Wat me opvalt: ik spuit hem vaak op.
Amerika mag dan wel klagen dat de Chinezen geen respect hebben voor het intellectueel eigendom van anderen; zelf kunnen ze er ook wat van. Waaronder Elizabeth Arden. Waarschijnlijk ingefluisterd door ‘goed gekopieerd is beter dan zelf bedacht’. Waarvan getuige: Green Tea (1999). Goede geur daar niet van. ‘Nota bene’ gemaakt door diegene die François Demachy onlangs is opgevolgd als hoofdneus Parfum Christian Dior: Francis Kurkdjian. Trouwens, al eerder vermeld: Thé Vert / Green Tea van Yves Rocher kan er ook wat van. Maar Eau Parfumée au Thé Vert van Bvlgari blijft de beste.
Reese heeft geen achternaam meer nodig
Eerlijk gezegd: had ik White Tea eerder verwacht. Haar Green Tea met alle variaties daarop kennen we nu wel. En zal me ook niet verbazen, als ze over een tijdje – Bvlgari indachtig – met een rode en blauwe versie komt. Blijft in Eau Parfumée au Thé Blanc, los van de thee, de combinatie van witte peper en ambrette voor de verrassing zorgen, in White Tea is dat voor mij de geur van thee die op een heel elegante wijze samengaat met iris. Je krijgt een soort van fris- poederigs én dat het theegevoel in basis wordt voortgezet met mate.
En tussen deze ‘hoofdsmaken’ door, bespeur je in de opening een fluistering van citrusnoten en als je goed door ruikt ook salie. Dat wrang-groene past weer mooi bij de iris. Fijn is ook de afronding; mate dus en ambrette, houtsoorten (ondefinieerbaar maar toch aanwezig), tonkaboon en amber. Samen roepen ze een oriëntaals gevoel – maar ook weer als een fluistering. Behaaglijk. Intiem en bovenal, ja het is echt waar – de geur straalt rust uit, is sereen en je voelt je tegelijkertijd een aangename warmte: het effect van een goed kop – witte – thee. Niet verwacht: White Tea is verfijnder dan ik in eerste instantie dacht.
Ik kwam ergens op www het volgende tegen ‘White Tea druipt van sierlijke vrouwelijkheid’. Ooit zoiets doms gelezen? Waar moet je beginnen. Als eerste en ook maar als laatste: theegeuren zijn bij uitstek ‘beyond gender’. En volgens mij is Reese Witherspoon de ambassadrice van de geur, die gelukkig haar moment heeft gevonden. Voor een kop witte thee of moet ik de slogan filosofischer interpreteren?
‘A FRAGRANCE THAT PROVIDES A FEELING OF HAPPINESS’
NIET VAAK GEBRUIKT EN ZO LEKKER: KUMQUAT
imaginary roadtrip
Een zomer zonder ck one summer, is als een lente zonder bloemen, als – nu al slaat de meligheid toe – veters zonder schoenen. Het moest rijmen. Vergeef me. In ieder geval, Calvin Klein (lees Coty) houdt het altijd kort met zijn zomergeuren wat sfeer, stemming, bedoeling en dergelijke betreft. Tenminste in vergelijk met het bijna politieke manifest dat zijn meest (en volgens mij niet echt aangeslagen) recente ‘grote geur’ begeleidde: Women (2017).
De reden: tis maar een zomergeur. Maar toch, er schuilt een verhaal achter. Conclusie: here we go again! Want CK One Summer Daze is ‘geïnspireerd op de ultieme roadtrip met je ‘tribe’ (een gevaarlijke ontwikkeling vind ik dat ‘groepsdenken’) en de vrijheid die je voelt. Prachtig landschappen. Verkeersborden trekken voorbij. Een kaart vol eindeloos avontuur. De komst van de zomer wekt je diepste gevoelens van warmte, jeugd en speelsheid op’.
Hoewel dit keer niet geografisch niet gepreciseerd, denken veel marketeers in parfumkringen nog steeds dat een roadtrip door The United States of America het ultieme reisdoel/vakantie-ervaring is (met dank aan Hollywood).
Anyway, de geur toegelicht: ‘Opent met een pittige, citrusachtige topnoot van kumquat. Een noot van ijskoude muntthee in het hart zorgt voor frisheid, terwijl musk en vetiver het sap vermalen en de essentie van het zomerseizoen in een fles vangen. Het eindresultaat: een geur die voor een geluksgevoel zorgt, a fragrance that provides a feeling of happiness’.
Handig: je eet het inclusief de schil
Ik verwacht een lichtzoetige frisse opening door de kumquat, dan een frisser dan fris hart door de theenoot en munt, dus groen dat doet denken aan de allereerste ck one (1994). Het geheel wordt afgerond met katoenfrisse en houtachtige noten door respectievelijk witte musk en vetiver. En dan maar hopen dat de neus niet al te scheutig met de musk is geweest.
En wat ruiken we? Kumquat. Yes! Blijft een interessante vrucht die relatief weinig wordt gebruikt in de business. Zou het zijn omdat de essentiële olie te duur is om het in massmarket-geuren te stoppen? Want wat je krijgt: een frisheid die net zoals mandarijn en kweepeer wordt begeleid door een onderliggende zoetheid. Het is zonnig, fruitig, fluwelig, een beetje wrang (ik gebruik het wel eens als topping voor een cake) zonder dat het te citroen-scherp is. In CK One Summer Daze gaat de kumquat mooi lang mee, nestelt zich eigenlijk ook in het hart. Die fris wordt door muntthee (denk thee plus waternoot); het heeft iets waterdruppels-achtig met een hint van gember.
God zij dank: de witte musk legt het af tegen de houtachtige nuances van vetiver (die moeilijk is te onderscheiden dat wel). Geen laundry-effect dus. Grappig, en misschien niet bedoeld: maar CK One Summer Daze heeft in de afronding ook iets sorbet-achtigs. Komt natuurlijk door de witte musk. Als ik niet oppas ga ik dat nog lekker vinden ook.
Opgelet: niet al mijn volgers weten het, maar ik plaats ook korte, opvallende en mallotige ‘waar denk je aan’-berichten op Facebook onder de naam Geuren Goeroe. Inderdaad twee woorden: Facebook accepteerde het ooit niet als een voluit geschreven naam. Heb onlangs weer een verzoek tot naamsverandering ingediend. Ben benieuwd hoe hierop gereageerd wordt. Wellicht: ‘The computer says no’.
John van de Zwarte Linten
The Black Knight: toen ik de naam van de geur las… was ik direct getriggerd. Dat heeft, zoals zo vaak met geuren, een persoonlijke link. De eerste vintage-geur die ik op een rommelmarkt kocht, zal begin 2000 zijn geweest, heette LeChevalier Noir. Jaren vijftig-werk denk ik in een klein onbeduidend 30mlflesje – kwijtgeraakt inmiddels en niet op www te vinden. Met sierlijk-zwierige belettering. Hoe de geur rook? Kruidig-aromatisch. Zoiets.
Maar die naam, hè. Als een middeleeuws epos. Mist, regen, een woud der verwachting met daarin een eenzame ridder tot eeuwig dolen gedoemd. In gedachten zie ik een smaakvolle zwartwittekening uit het interbellum.
Even kijken wat google brengt met de zoekwoorden ‘chevalier noir’, ‘illustration’, ‘noir’, ‘’blanc, ‘errant’ (dolend). Nou, veel fantasieloos gegothic. Dacht ik al. Typ je Giovanni Dalle Bande Nere – protagonist van Francesca Bianchi’s The Black Knight – dan komen de beelden dichter in de buurt van mijn ‘one day my black prince will come’-fantasie.
Bianchi zegt over hem: ‘Hij is geïnspireerd door Giovanni Dalle Bande Nere, een Italiaanse huurlingkapitein uit de renaissance behorend tot de glorieuze Medici-familie’. Én vader van Cosimo I di Medici (1519-1574). ‘Ik was van hem gecharmeerd vanwege zijn stoïcijnse toewijding, loyaliteit en Spartaanse manier van leven – ondanks zijn nobele afkomst’. Ik zeg: ‘Het ene heft het andere niet uit te sluiten’. Het resultaat aldus Bianchi: ‘Een donkere, middeleeuwse en meditatieve geur’.
Giovanni is niet oud geworden: 1498-1526 – helden sterven jong. Zijn vroegtijdige dood betekende, zo lees ik op Wikipedia, het einde van het tijdperk van de condottieri, gezien hun manier van vechten (gepantserd te paard) achterhaald werd door de introductie van de met spies bewapende infanterie.
‘One day my black…’
Zijn blijvende reputatie dankt hij aan zijn tijdgenoot Pietro Aretino: satiricus, kunstcriticus, (pornografisch) dichter, toneelschrijver, ‘plaag der prinsen’, invloedrijkste schrijver van zijn tijd én een goede vriend die hem bij enkele van zijn heldendaden vergezelde. By the way, Giovanni dankt zijn bijnaam aan het feit dat hij zwarte linten aan zijn wapenschild toevoegde vanwege de dood van paus Leo X – John van de Zwarte Linten.
Zo’n geur – in dit geval een parfumextract – moet wel donker ruiken. En hoe prettig: ik word op alle wenken bediend. De opening is fascinerend: fris, geen citroentjes en dergelijke, maar een donkere frisheid nijgend naar groen. Dat moet dan wel alsem en karwij zijn.
Nu ik door ruik, herken ik het bittergroene van alsem dat sinds een paar jaar onze tuin siert – spontaan komen aanwaaien. Deze twee kruiden vermengd met honing geeft ook een soort van zoetheid die heel lichtjes doet denken aan melange van zoethout en steranijs. Chic!
De bloemen in het hart ruiken ook ‘anders’. Geen roos, anjer en jasmijn (zoals vaak bij leergeuren), maar roos (‘die de aanwezigheid van een geheime minnares onthult’) en narcis. De laatste is weliswaar moeilijker dan de roos te detecteren, maar het hart heeft iets, hoe moet je het zeggen, meer dan alleen maar roos, iets sluimerends – iets gelig ‘zweterigs’ groenig.
Prachtig is de iris. Boter in dit geval. Rijk, smeuïg en poederig (zoals je dat ook zo aangenaam ruikt in het extract van Guerlains Shalimar en L’Heure Exquise van Annick Goutal) en is een elegante opmaak voor de basis, waarin je als het ware diep in het woud terechtkomt.
Met heel veel fantasie ruik je het bezwete paard door de prominente leernoot (en de narcis?) die geschraagd wordt door hout, patchoeli en vetiver. Laatste is donker en rokerig en het lijkt wel of het in stoomvorm, als een wind door ‘het woud’ wordt geblazen. Samen verbeeldt het aldus Bianchi ‘de sfeer van een militair kamp, beginnend met de geur van wilde struiken, dan de rook van kampvuur en de geur van paardenbit- en trensen’. Op het einde krijgt de geur iets vertrouwds: dan penetreren flarden van mijn all time favorite leather fragrance in mijn neus: Knize Ten – alleen is die zoeter en bloemiger.
Het is altijd moeilijk zo niet onmogelijk, vind ik, om met parfum menselijke karaktertrekken en deugden te verbeelden – in dit geval ‘de compromisloze en de menselijke aspecten van de fascinerende Giovanni Dalle Bande Nere’ – maar het ‘totaalplaatje’ van The Black Knight klopt. En meditatief is het parfum zeker; het houdt me niet voor niets zolang bezig.
Lekkere geur (waarover zo meer) alleen snap ik de naam niet. Herba Pura betekent – mijn rudimentaire kennis van het Italiaans is voornamelijk gebaseerd op libretto’s van opera’s – puur gras. En dat ruik je dus niet. Ook opvallend: als je Herba Pura uit 2019 googelt zie je voornamelijk de flacon, maar geen afbeeldingen van puur gras. Ik zing: ‘È strano, è strano’ – betekent: ‘Dat is vreemd, dat is vreemd’ (ken ik van de gelijknamige aria van Violetta uit Verdi’s La Traviata).
De eerste gedachte bij de eerste sniff: ‘Fruitmand’. Ik ruik rijpe meloen, koele watermeloen – alsof ze net gesneden zijn – en een sfeer van rood fruit en natuurlijk een trits aan citrusnoten. Goed gedaan. lk blijk er niet ver naast te zitten, want zo wordt de geur omschreven: ‘Een mand met de meeste vrolijke vruchten en verse, uitbundige Siciliaanse citrusvruchten en Calabrisch bergamot vullen de compositie met vrolijkheid’.
En dat verkwikkende, dorstlessende gevoel houdt lang aan. Mooi is de elegante mix tussen de zeer poederige musk en ‘barnsteen’ (chique-aanstellerige omschrijving voor amber) gecombineerd met vanille waardoor de geur een oriëntaalse en warm-zomerse onderlaag krijgt.
Dan slaat de onnodige mystificatie toe: ‘Het hart en de basis van het parfum kent een klein geheimpje’. Namelijk een zeldzaam molecuul geëxtraheerd (met de ‘Pura-techniek’) uit een zeldzaam Indiaas kruid. Ik zeg: ‘Namen noemen.’ Dat moet toch niet zo moeilijk zijn. Het gevolg: ‘Dankzij deze techniek heeft dit fruitig-bloemige elixer een langdurig fluweelachtig effect en is het perfect geabstraheerd, wat de aura van een persoon benadrukt’. Lees het laatste gedeelte nog een keer: ‘is het perfect geabstraheerd, wat de aura van een persoon benadrukt’.
Wat is dit voor een klinkklare onzin? Doen ook de nichemerken maar wat? Of heeft Xerjoff het in dit geval gewoon over het hoofd gezien? Was er eigenlijk een andere naam bedacht voor deze compositie? Un Cesto di Frutta al Sole, maar was het te laat om nog in te grijpen: de doosjes waren al gedrukt. De ‘officiële’ sfeerfoto’s doen ook niet echt aan Erba Pure denken.
Nu nog een klein geheimpje van mij: de geur doet me qua sfeer denken aan al die make-upzomerhitgeuren van Estée Lauder een tijdje geleden. Of misschien worden ze nog wel steeds gemaakt: Bronze Goddess. Ooit als limited edition bij een zomermake-uplook gelanceerd in 2008. Bleek een enorm succes, dus… volgde de ene na de andere. Inderdaad, nog steeds te koop en nog steeds ieder jaar opnieuw geïnterpreteerd zie ik op de site van Lauder. Dit jaar is er zelfs Bronze Goddess Nuit.
Bij de meeste parfummerken heeft de, door velen gehoopte, reset na corona niet echt plaats gevonden. Je kunt het niet verbieden. Maar als er nou één wereld is waar ‘het wel wat minder kan’, dan is het de parfumbusiness. Het wordt me bijna zwaar te moede, als ik zie wat er allemaal verschijnt en – in dit geval erg ‘grappig’ – hoeveel daarvan níet de Lage Landen bereikt. Bestel je het gewoon in Duitsland, toch?
Verbeter me indien gewenst, maar ik ken geen merk dat zich door de covidcrisis heeft laten inspireren. Behalve Mexx – zonder het te benoemen dat wel.
Het resultaat: Simply. De verantwoording: ‘Het afgelopen jaar heeft de wereld op de herstartknop gedrukt, waardoor we zijn gaan beseffen wat echt belangrijk is. Het heeft ons geholpen de essentie te vinden van wat we nodig hebben in ons leven’.
En verder: ‘Mexx nodigt je uit om op de pauzeknop te drukken en te kijken wat écht belangrijk is. Laat een onvergetelijke indruk achter en wees de authentieke versie van jezelf. Met één spray ben je klaar om de dag met een schone lei te beginnen’.
Niets op tegen, behalve dan ‘de authentieke versie van jezelf zijn’. Inmiddels zo uitgekauwd. Ik weet niet wie deze marketingslogan heeft bedacht. In het Angelsaksische taalgebied waarschijnlijk ontstaan, maar Google weet het ook niet. Mexx geeft ook een goed advies: ‘De pauzeknop indrukken’. Zouden ook meer mensen met parfum moeten doen, maar dan juist niet. Als je snapt wat ik bedoel.
Het woord pauzeparfum bevalt me. Dit gecombineerd met ‘de essentie van minder’ gevat in twee geuren. Het met een schone lei beginnen wordt letterlijk opgevat, want de twee geuren zijn dermatologisch getest op alle (lijkt me logisch) huidtypes en vegan (wat in principe álle geuren zijn sinds het midden van de jaren zeventig toen dierlijke ingrediënten in de ban werden gedaan) én geïnspireerd op de natuur. Kan er ook nog wel bij: Simply kent meer dan 90 procent ingrediënten van natuurlijke oorsprong (waaronder alcohol en water) maar geen toegevoegde stabilisatoren of kleurstoffen.
Simply For Him
Ik ervaar bij beide geuren niet ‘het gelukzalige gevoel van wakker worden bij het ochtendgloren, je uitgerust en comfortabel in je vel voelen, klaar om de dag opnieuw te beginnen’, maar ze zijn wel ongekend fris.
In beide geuren móet wel calone zitten – die beroemde synthetische waternoot die het gevoel van helder, stromend water weet op te roepen. Misschien vormt het wel die andere tien procent van de geur (laten we peer en lelietje-van-dalen in Simply For Her en appel en musk in Simply For Him niet vergeten).
I love de opening in Simply For Her. Vaker gedaan natuurlijk, maar nog steeds krachtig in zijn effect: zwarte bes met haar vermogen om citrusachtige noten een lichte zoet-sensuele, veloursachtige ondertoon te geven. In dit geval bergamot en sinaasappel. Bloemig fris en zoetig fris opgewaardeerd door zwarte bes.
Het lelietje-van-dalen en de roos in het hart blijven door deze opening lekker luchtig – het is voorjaar. De peer ontwaar je ‘pas’ als je je echt overgeeft aan de geur. De afronding is even ongecompliceerd, maar beklijft: sandelhout en benzoïne. Het geeft een lichte warmte aan het geheel.
Simply For Him: krachtig hoor die golf van munt in de opening! Die, iets later, door appel zoeter en grapefruit frisser wordt. Duurt ‘best wel’ lang voor je de geranium met zijn roosachtige nuances ruikt in het kloppende hart dat een soort van dolkstoot krijgt door gember. Grappig: je ruikt door de simpelheid bijna alle ingrediënten apart. Dus ruik wat dieper en je neemt zowaar het bittergroen van salie waar. De afronding is vertrouwd mannelijk: cederhout, patchoeli en musk. Maar het leuke – geldt voor Simply For Her als Simply For Her – het extreem frisse gevoel blijf je ook in de basis ervaren.
Tenslotte: lachen! Mexx schrijft: ‘Strevend om duurzamer te zijn, wordt elke flacon gemaakt met 25 procent gerecyclede (PCR) materialen. Bovendien is de verpakking gemaakt van Forest Stewardship Council (FSC) gecertificeerd karton, van hout dat voldoet aan de hoogste milieu- en sociale normen’. Maar waarom passen dan in één verpakking bijna twee flacons?
Ik vind het allemaal prima wat de merken al niet verzinnen om een geur een verhaal, een verkooppraatje, een meerwaarde te geven. Negentig procent is tegenwoordig opgebouwd uit zelfvoldane onzin. En soms struikel je over een zin en dan denk je: ‘Wat staat hier in hemelsnaam? Wat wordt ermee bedoeld?’
Dit bijvoorbeeld, geklemd tussen twee informatieve zinnen, lees ik op de site van Nishane betreffende Sultan Vetiver uit 2013: ‘As the sultans and the kings were the actual conquerors for ages, Sultan Vetiver is the new rule breaker in its genre’. Snap ik maar toch. GoogleTranslate ingeschakeld: ‘Aangezien de sultans en de koningen eeuwenlang de feitelijke veroveraars waren, is Sultan Vetiver de nieuwe regelbreker in zijn genre’.
Het eerste gedeelte gaat er bij mij nog in, maar dan na de komma. Als ‘losstaande zin’ snap ik het nog wel, (hoewel de aanname niet klopt), maar wat de vetiver wel of niet vandoen heeft met de feitelijke veroveraars? Of ik heb iets over het hoofd gezien, iets niet begrepen, maar het slaat werkelijk nergens op. Het parfum daarentegen wel. Geen ‘regelbreker in zijn genre’, maar wel een sierlijk-lekker donkere vetiver die zich op een letterlijk verfrissende manier (maar wel warm blijft) onderscheidt van zijn concullega’s.
Zoeken veel niche vetivers het in het diepe en rokerige aspect ‘verzwaard’ door houttonen in de basis, Nishane koppelt het gras aan de – in dit geval zwoele – frisheid van neroli. Voor het zover is: eerst een fris-kruidige, gepeperde opening waarin de Javaanse vetiver wordt gekoppeld aan een elegante mix van roze peper, alsem en bergamot. Een soort old school vetiver à la Guerlain is het resultaat.
Is pas het begin: in het hart wordt Bourbonvetiver en Haïtiaanse vetiver verweven met de zwoele frisheid van neroli. Dat is mooi, want hierdoor worden de groen-aardse noten van de vetiver opgelicht, zelfs een beetje verwarmd wat versterkt wordt door tonkaboon. Denk donkergroen met oranje flitsen. In de basis komt tenslotte Braziliaanse vetiver tot ontplooiing met ‘amberhout’ en leer. Weer mooi, de vetiver lijkt hierdoor ‘huideigen’ wordt zwoel, zij het gereserveerd. Terwijl de neroli op de achtergrond blijft resoneren.
Ik kan waarschijnlijk geen Javaanse vetiver onderscheiden van Bourbonse, Haïtiaanse en Braziliaanse – nog nooit geprobeerd. Samen levert het in ieder geval een chique vetiver op die volgens mij op zijn lekkerst is bij een graadje of 30 wanneer je de warmte van je huid wil versterken met een aromatisch-aards parfum.
Zijn roem is hem vooruitgesneld. Of eigenlijk: ik had in 2019 al op de hoogte moeten zijn van de lancering van Young Hearts van Bruno Acampora (gemaakt door Miguel Matos). Had toen al de loftrompet kunnen afsteken. Had helemaal kunnen roeptoeteren toen de geur in 2020 werd onderscheiden met The Art and Olfaction Award 2020 – categorie Niche. Maar ik zat toen in een pre-corona geurdepressietje. Of zaten we er toen al midden in de corona?
Ik weet het niet meer. Wat ik wel – weer – weet toen www.parfumaria.com mij onlangs een proefje toestuurde: wat een ongelooflijk goede geur is het! Maar ook: dit is wel héél erg terug naar af. Een retro-retro-retro-retro-parfum in optima forma. Het blijft een grappig gegeven: terwijl de parfumindustrie algoritmes en kunstmatige intelligentie omarmt om maar zo futuristisch en hightech mogelijk over te komen, wordt een ware klassieke geur door een vakjury onderscheiden.
Zegt dit iets over ons ‘gedeelde’ verlangen naar een nostalgie die iedereen op zijn eigen manier invult, met misschien als gemeenschappelijke overeenkomst: een chypre uit de jaren zeventig toen velen van ons nog Young at Hearts waren. En dat met deze geur al die vrije en blije beelden door ons geheugen dwarrelen terwijl we toen ook al wisten dat het niet overal pais en vree was.
‘Je chypre, moi non plus‘.
Wil je een geur-onwetende laten kennismaken met ‘het wonder van parfum’, zet haar/hem/non binair een chpyre onder de neus, en wacht af. Misschien schrikken ze omdat ze – nu volgt een vooroordeel – gewend zijn aan die gladgestreken geuren uit het taxfreecircuit. Maar dan kun je mooi gaan uitleggen, wat ze nu eigenlijk ruiken en wat nu juist de charme van een klassieke chypre is.
Wordt het Young Hearts, dan chypre je all the way. Inspiratie schijnt trouwens the discoscene van Studio 54 in New York te zijn, waar begin jaren zeventig je als nobody kon ‘rubbing shoulders’ met Calvin Klein, Diana Ross, Pat Cleveland, Liza Minelli, Cher, Halston, Bianca Jagger, Debbie Harry en de man die ze allemaal kiekte; Andy Warhol. Grote kans dat ze een chypre (kort door de bocht: knisperend groen via bloemen overlopend in warme ondertonen) droegen, want toen erg en vogue. Ook zo fijn: die vintage chypres fuseerden nog zo aangenaam met menselijk zweet. Zoals: Chanel N° 19, Givenchy III, Clinique Aromatics Elixir, Estée Lauder Private Collection en Alliage, Diorella, Gucci No. 1, Amazone Hermès, Mystère Rochas, Halston, Niki de St. Phalle en chypre zo maar door.
In Young Hearts komt dit allemaal samen met af en toe een flash van Robert Piguets Bandit. Het verschil en dus ‘van deze tijd’: saffraan. Het geeft aan de mossige chypre, hoe moet je het zeggen, een lichte ‘andere’ zoetheid én een stoffige en aardse ondertoon; maakt het hout nog houtiger – ruik je mooi in de basis. En doordat de al ruimhartig gedoseerde galbanum wordt geflankeerd door den, bespeur je af en toe in Young Hearts een elektrificerende flits die de geur doorklieft. Het duurt bij mij altijd langer om in een gelaagde geur de bloemen er direct uit te pikken, maar een soort van roos neem ik uiteindelijk waar.
Wat me tegenstond/staat aan de geur: alleen verkrijgbaar in 100 ml. En de prijs: soort van pittig: € 220,00. Maar wat zie ik nu op Acampora’s homesite: nu in de aanbieding: € 176.00. Ook verkrijgbaar als pure parfumolie. Heb de laatste tijd een dingetje: ik zoek een plaatje bij een parfum. Bij Young Hearts is dat Blame it on disco van Christina. Afkomstig van een van de leukste neo-discoplaten met nog leukere lyrics… ‘There was a time, I was walking on a cloud, diamonds and pearls, and a gentleman always around. Now I’m alone, each and every other night, climbing the walls, while my man is dancing out his life. Blame it on disco, disco, with the fascinating lights, blame it on disco, unpredictable nights…’
De eerste reden waarom ik Vaara had gekocht: in de aanbieding. De tweede had ook te maken met de eerste: had zin in, call me old fashioned, een ouderwets merk – zit je bij Penhaligon’s goed. Ja-ha, ik weet ook wel dat ze met Penhaligon’s Portraits waanzinnig hip en anno nu lekker bezig zijn… De derde: kweepeer. Daarvoor kun je me, so to speak, uit bed bellen.
Dan neem je de inspiratie op de koop toe. Is me toch boring cliché: het koninklijk huis van Marwar-Jodphur in Rajastha. Gaap-gaap – so eighties and nineties perfume land. De naam van dit gebied betekent, nou da’s toevallig, ‘het land van koningen’ en staat bekend om zijn kleurrijke textiel, ‘filigraan’ paleizen en majestueuze forten. Eveneens de plek waar je wierook met opiumgeur en ‘decadent-rijke’ milkshakes geparfumeerd met pistache, amandel en saffraan kunt kopen. Zoals het grootste deel van India is het een zintuiglijke achtbaan.’ Aldus het promopraatje.
Jessica Volz, een van de talloze fans die een review schreef op Penhaligon’s’ site – waarmee het merk openheid-iedereen-welkom suggereert – slaat wat mij betreft door. ‘Vaara, een luxueus boeket, leidt de neus naar een parure van gebloemde juweeltonen. Robijnen, diamanten, saffieren en parels worden vertaald in geuren rijk aan verenigbare elegantie. Als op het juiste moment componeren ze een exotisch aura; daar heerst de roos absoluut in eeuwige bloei. Na een enkele spritz zullen mensen in je aanwezigheid gefixeerd zijn. Een met rozen doordrenkt parfum met een andere naam zou niet hetzelfde zijn: de veelzijdige verblinding die Vaara is, is de enige sprankeling die je ooit nodig zult hebben om je dagen en nachten te versieren.’ Inside or outside barf?
Ik ervaar iets anders. Vooropgesteld: waren de ingrediënten beter/krachtiger geweest dan had Vaara het etiket niche ‘verdiend’. Alleen, komt het geheel eerder nu overeen met die lullige plastic gouden strik die de hals van de flacon siert – een dergelijke shitkwaliteit win je zelfs niet meer op de kermis. En dat heet dan niche.
Kermistrik
Anyway, de opening klinkt goed en is goed. De kweepeer – zoetjes, zacht, fruitig, lichtbloemig en met zijn eigen aciditeit – zwevend tussen peer en appel met ‘flarden’ van honing en ananas – ruik je als het ware echt. Deze frisse zoetheid van de opening wordt versterkt, origineel; moet gezegd – met wortelzaad, met haar wonderlijke zoetheid die ‘altijd’ mooi samengaat met iris. Doet het hier ook bij ‘vlagen’. Saffraan- só niche, só India! – moet je ook ruiken, maar is niet onderscheidend en stuurt het geheel niet.
Ja, en dan die rozen in het hart. Wordt in de opening aangekondigd door rozenwater en het zijn niet de minsten: uit Marokko en Bulgarije, ‘Europees’ gemaakt met fresia, pioenroos en magnolia (een populaire combi om een frisheid in een ‘pure’ rozengeur op te roepen).
De basis moet ervoor zorgen dat het geheel een sensuele poederige siddering ondergaat door ceder- en sandelhout, witte musk, benzoïne, tonkaboon en iris. Afgewerkt met honing (met af en toe door het geheel een ‘opleving’ van saffraan)
Penhaligon’s ziet India als een zintuiglijke achtbaan. Gaat ook op voor de geur, in de zin dat in het hart alles een beetje door elkaar loopt – blur, blur. Het lijkt net of alle geurmoleculen het niet echt met elkaar kunnen vinden. Alsof de bloemen niet één kunnen worden met de poederachtig noten van iris en later in de basis met sandelhout en tonkaboon. De scherpe witte musk (moet dat nu?) doet het geheel ook niet goed. Lijkt alsof Vaara af en toe door een wasprogramma gaat.
Ondanks de ‘volle’ belofte, komt het komt er wel allemaal erg magertjes en zuinigjes uit. Heb eerder een Chloé- dan een niche-ervaring. Of, nu ik er langer over nadenk: Vaara is Etro-light, Etro very light. Zo stellen wij Europeanen India in een parfumflacon voor. Of zo hebben neuzen en marketeers ervoor gezorgd dat wij India olfactief zo zien. Ruik de geuren van Etro en je weet dat Etro dichter in de buurt komt bij deze fantasie. Ruik je de echte geuren uit India – men neme attars – dan weet je hoeveel wij Europeanen het mis hebben en missen.
Hoe herken je een slechte cabaretier? Volgens mij als hij/zij deze vraag aan het publiek stelt: ‘Hebben jullie dat nou ook?’ Geurengoeroe heeft dit: door de aanhoudende stroom nieuwkomers raakt hij steeds sneller uitgekeken op een (tot voor kort door hem aangenaam bevonden) merk nog niet zolang geleden opgericht. Social media zal er mee te maken hebben, bedenkt hij zich: mensen lezen steeds minder, kijken steeds meer maar ook vluchtiger en scrollen steeds sneller; de aandachtspanne is als een vingerveeg over je smartphone-scherm.
Net zoals in de muziekscene, duurt in de parfumbusiness echte roem gemiddeld tien à vijftien jaar. Daarna kun je braaf als brand nieuwe geuren blijven produceren en tegelijkertijd op je lauweren rusten. Gezellig meedoen aan ‘herinnert-u-zich-deze-nog’-festivals en -docu’s. In vergetelheid raken en ondertussen toch rentenierend van je royalties. Voor je het weet breng je als parfumeur je eigen geuren als vintage op de markt.
Vintage Atkinsons: Eleven en een naamloze
Voorbeeld: Atkinons. Eeuwen oud (anno 1799) – heb twee vintage geuren van ze in mijn kabinet: Eleven en een qua naam niet meer traceerbare. Dan vanaf de jaren zeventig steeds cheaper wordend (onderste plank drogisterij-niveau), gevolgd door vergetelheid. Vervolgens overgenomen door een nieuwe investeerder die, moet gezegd, met die typische Britse humor, het huis in 2013 een wedergeboorte geeft van heb ik me jou daar.
Alles vond ik leuk in het begin: de namen, de inspiratie en natuurlijk de geuren zelf. Maar na een paar jaar dacht ik: ‘Mag het ietsje minder?’ De doorstart begon met een kwintet, gevolgd door een stortvloed (de teller staat nu op 38) waardoor me het iets te veel money driven werd, in plaats van ‘zorgvuldig’ een naam opbouwen. Bij de meest recente Atkinsons’ denk ik: ‘Zal wel’, terwijl sommige namen toch prikkelen. Zoals het met de Hollandse geschiedenis beladen Tulipe Noire uit 2019.
Wat ook niet echt helpt qua serieus nemen: het merk is behoorlijk aan het stunten. Of laat het zich stunten? Door ‘oude voorraad’, parallelhandel of nauwelijks van echt te onderscheiden made-in-China-klonen?Tulipe Noire 100 ml kost bij www.parfumaria.com € 150,00. Bij www.bol.com € 89,43. Trouwens Atkinons kun je bijvoorbeeld ook vervangen door Atelier Cologne. Het verschil: opgericht in 2010. Aantal geuren: twee meer.
Nu – eindelijk! – Beaufort. Hier de link: de story-telling-marketing gaat verder waar Atkinsons ophoudt. Met verve en wéér die so called understated humor, concentreert het merk zich op een ander aspect waar Great Britain maar niet genoeg van krijgt. Namelijk van hun eens those were the days rijke ‘Rule Britannia! Britannia rule the waves. Britons never, never, never shall be slaves’-geschiedenis en dan met name het maritieme gedeelte. Niet alleen komt het heroïsche aspect bij Beaufort aan bod, maar ook de handel, ontdekkingstochten en – hoe woke! – de oorlogvoering
De oprichter van Beaufort London is Leo Crabtree die – how storytelling smart is that – stamt uit een familie van zeelieden, kunstenaars en creatieve geesten. Ga maar na: geboren op een woonboot op de Theems omringd door een (groot)vader die dol waren op boten (logisch lijkt me). Maar Crabtree is meer dan dat, want ook nog bekend muzikant, namelijk drummer van The Prodigy.
Wow, echt zo’n stoere, getatoeëerde woesteling die duidelijk maakt dat het puur, echt genieten van geur niet in een aura van inclusive gayness of old school Yvo van Regteren Altena-chic hoeft te hangen. Rauw & ruw als lifestyle is ook een verdienmodel. Alvast meegenomen: de bezoekers van zijn concerten en kopers van zijn cd’s zijn potentieel interessant.
‘Hé, zet die bril eens af Crabtree (&Evelyn)!’
Hoe ontstaan? Crabtree voer de cosmeticawereld binnen met zijn eigen, zelfbenoemde ’s werelds beste snorwax. Vervolgens geuren. Rake & Ruin valt in de Revenants-serie waarin Britse historische figuren als inspiratiebron dienen. Going back in time: in 1751 verklaarde de schrijver Henry Fielding dat ‘gin-shops ongetwijfeld de kwekerijen van allerlei ondeugd en slechtheid zijn’. Om deze ondergang van de openbare deugd te illustreren, schilderde William Hogarth acht doeken getiteld A Rake’s Progress waarin de protagonist Tom Rakewell door zijn liederlijkheid, boven zijn stand leven, prostituees en gokken het onderspit delft en eindigt in het gekkenhuis. De moraal van het verhaal?
Hogarths degeneratiescènes, herleven we dus in Rake & Ruin. Een geur, aldus het promotiepraatje, ‘die een avond in een taveerne vastlegt met botanische ingrediënten van de dranken die de glazen vulden, het donkere hout van de vloeren waarop ze werden gemorst en dierlijke toespelingen op de liederlijke daden die plaatsvonden’.
Gin als inspiratie is natuurlijk niet nieuw en in feite niet meer en niet minder een melange van jeneverbes en diverse kruiden gemengd met lichtere smaakmakers denk citrus. Men drinke: Gin Fizz. Gin (jeneverbes), ruik je ook heel aangenaam in Versace’s The Dreamer (1996), Hermès’ Rocabar (1998) en Atkinsons 24 Old Bond Street(2013).
Het verschil: Rake & Ruin is donkerder en ‘vuiler’. Mooi is dat de jeneverbes direct in de opening versterkt wordt door spar/den waarvan je de etherische terpentijn-noot goed waarneemt. Ook mooi: het wordt al maar pittiger. Door szechuanpeper (gedroogde geurig-aromatische bes met citroennuance) en roze peper (pittig-zoet scherp). En ook een soort van sensueler (engelwortel). Eveneens fascinerend: het hart met haar innovatieve combi van leer en zoethout. Het effect: ruige zoetheid.
Vies-lekker, lekker-vies
En dan, moet de dirt en viezigheid nog over je heen komen. Opgeroepen met ambrarome (moeilijk woord voor cistus labdanum; een parfum op zich deze mengeling van leer, peper, teer, koffie, tabak), castoreum (dierlijk-geil dus) en costus (omschreven als ongewassen haar – de geur van door zon verwarmde hoofdhuid en haarwortels; de geur van de vacht van een kat).
Maar echt ‘vies’ wordt het niet. Dat kan ook komen doordat ik te veel gewend ben en/of wens. Ik onderga in ieder geval geen sterk rottend gin-zweet huidakkoord. Ondanks, of dankzij, de driestap-raketsopbouw, heeft de geur eendimensionale ‘gelaagdheid’. Een pre volgens anderen. Je krijgt de geurexplosie als een kanonskogel in één keer in je gezicht geblast. Als de kruidwolken zijn neergedaald, merk je dat er meer lagen te begeuren zijn.
Wat ik nu het allergrappigst vindt aan Crabtree, is dat deze stoere, met inkt volgespoten British bloke ook geurkaarsen verkoopt. Ideetje van zijn vriendin? Of mag je dat tegenwoordig niet meer zeggen?
Naar ik heb begrepen was/is de Portugees Miguel Matos (nog) een van de redacteuren/schrijvers van www.fragrantica.com en daardoor meermaals genomineerd voor de Perfumed Plume Awards en Fragrance Foundation Awards – voor wat het waard is dan. Want de laatste heeft, vind ik, een erg discutabel ‘prijsbeleid’ en heeft pas op een laat moment als conservatief bolwerk nieuwe prijscategorieën toegevoegd (waaronder beste blogger, beste niche, best indy) die buiten de usual suspects (de grote namen in de parfumindustrie door wie het ook gesponsord wordt) vielen. Dit terzijde.
Daarnaast schreef hij parfumgerelateerde boeken – onder meer Portuguese Artists in Direct Speech en Making the Body Think’. Hij werkte samen Art & Olfaction Institute in Los Angeles en het Casa da Cerca Contemporary Arts Centre in Almada (Portugal) en heeft een studio/galerij.
Als creatief directeur werkte Miguel samen met Sven Pritzkoleit (een capsulecollectie ‘binnen’ het merk SP Pafums). Als parfumeur is Matos autodidact. Zijn opdrachtgevers: Sarah Baker Perfumes, Der Duft, Testament London en Nishane. Hij heeft inmiddels zijn eigen geurlijn, Miguel Matos Perfumes en – niet verkeerd; wat een goede beslissing! – is sinds 2019 inda house nose van Bruno Acompora waarvoor hij ondermeer Young Hearts maakte die ik binnenkort ga bespreken.
Voor Nishane componeerde hij Unutamam in 2019. Betekent in het Turks ‘Ik kan het niet vergeten’ en wordt gezongen door de ‘grondlegger van de Turkse popmuziek’ Sezen Aksu. Dit zijn geuren waarvan ik blij word; ze balanceren tussen ‘klassieke’ en ‘dierlijke’ verleiding, tussen polijsten en bewust niet-geraffineerd. En maken zo connectie met je onderbewuste… schreef Geurengoeroe in verwarring op.
Of toch niet? Want hij raakt er steeds meer van overtuigd dat een goede geur direct contact zoekt met je onbewuste gevoelens die ergens ‘daarboven’ liggen te slapen en die bij een goede geur direct wakker worden geschud. Je vraagt je af: wat gebeurt er, wat ruik ik? In eerste instantie niet uit te leggen, maar er daalt – al woorden zoekende – wel een harmonieuze tevredenheid op je neer.
Wat er direct uitspringt, ruik je niet vaak in een opening: zuivere rozemarijn in overdrive: bloemig groen met haar eigen ijlige frisheid waarvan de groenheid wordt versterkt door munt, de ijlheid door jeneverbes. Hierdoor kan de geur in eerste instantie alternatief en ‘kruidenvrouwtje-achtig’ overkomen. Niet mis mee in dit geval. Samen zorgt het voor een prikkelend aromatische overdaad.
Dat dan weer wel: in eerste instantie lijkt het of de jasmijn voor een ‘schijn-bloem-heiligheid’ zorgt die je maar even echt waarneemt. De reden: de donkere partij die hierachter de wacht houdt: anjer aangedreven door een klassieke chypre-veredeling van patchoeli, cistus labdanum en eikenmos (even heb je het idee dat je met een klassieke chypre in de grondstijgers vandoen hebt).
Als ‘extraatje’ castoreum (bevergeil) die je goed waarneemt en die geleidelijk souplesse krijgt door amber en karamel (denk vanille). Maar er gebeurt nog iets meer met dit samenspel van sensuele smaakmakers; er treedt een soort van ‘garagesfeer’ op – ik krijg associaties met petroleum, olie, smeuïge geilheid – dat werk. En toch blijven de aromatische prikkels van de opening en die van jasmijn op de achtergrond aanwezig.
Ik zeg: ‘Superlekker!’. Alleen ik hoop dat we qua ontwikkeling van richtinggevende geuren niet alleen maar teruggaan naar de basis, naar het herontdekken van klassieke ingrediënten gebaseerd op natuurlijke ingrediënten die je kunt bestellen bij www.hekserij.nl (Unutamam is in a way erg retro. Maar dat we ook een vlucht naar voren maken (vrij van historische ballast) zodat we geuren kunnen ervaren die we écht nog nooit hebben geroken, misschien wel met behulp van kunstmatige intelligentie.
De nieuwe Jacques Fath heeft natuurlijk niets met de oude, de echte vandoen. Wie de eigenaar van de huidige licenties is: staat op de flacon: www.panouge.com. Is het belangrijk? Nope. Maar ik ben – van historisch oogpunt gezien – altijd benieuwd naar de omzwervingen van deze licenties na de dood van de naamdrager.
Wel weer wat geleerd, Jacques Fath (1912-1954) de couturier, in de vintage parfumwereld heldenstatus genietend vanwege zijn Iris Gris (1946) en Green Water (1947) lanceerde zijn eerste parfum vlak na de bevrijding, die niet in tegenstelling tot geuren van de concurrent de vrede vierde – Patou: L’Heure Attendue, Shiaparelli: Le Roy Soleil, Balmain Vent Vert, Nina Ricci Coeur Joie – maar vreemd genoeg Chasuble. Betekenis: kazuifel. Ofwel, voor diegenen die geen link what so ever hebben met de katholieke eredienst; mouwloos opperkleed gedragen door de priester tijdens de eucharistie. Vreemd, ludiek en zou nu ook niet misstaan als parfumnaam van een indy label. Opvallend: toen ‘ook al’ te koop in Canada zoals op oude advertenties te zien is.
Anyway, het merk als parfumlabel is sinds 2016 serieus weer terug met Faith’s Essentials. Het is een toonbeeld van AN 2.0: Affordable Niche 2.0. Kloeke flacons, met een klassieke look die uitstraalt dat het merk al ‘best lang’ bestaat, af en toe benadrukt door een geur waarvan de naam refereert aan oude bekende: L’Iris de Fath (2018).
Fath heeft de smaak in ieder geval te pakken: Rosso Epicureo, L’Orée du Bois, Les Frivoltés & Lilas Exquis(allemaal 2017), Red Shoes, Velours Boisé, Le Loden & Tempête d’Automne (allemaal 2018). Ook leuk: een 15-ml-variatie in het assortiment – zouden meer merken moeten doen.
Omdat ik geuren meestal at random koop – uitgangspunt: ben benieuwd, verras me maar, of: ik heb weer zin in een bepaald soort geur – werd het Lilas Exquis, omdat ik zin had in een seringgeur. Had ik me er dieper in verdiept, dan had ik Le Loden gekocht – na even denken schoot me het weer te binnen – naam van de gelijknamige dikke wollen waterdichte stof. Hoe vertaal je dat in geur? Een wollen trui die geperst wordt? Ik ga de importeur om een proefje vragen.
In Attar AT sprak ik het ‘verlangen’ uit om weer eens uit om getrakteerd te worden op een weldadig boeket. Ik moet zeggen: Lilas Exquis komt aardig in de buurt. Drie redenen: je ruikt de sering goed – moet natuurlijk ook. Zoet, poederig, zonnig en een ietsiepietsie gekruid. Twee: originele toevoegingen aan het boeket: (wilde) hyacint, lindenbloesem. Drie: de volle afronding. Grappig: de eerste indruk doet ‘rood-fruitig’ aan, maar dieper inhalerend ruik je twee blommekes die zo lekker het begin van de lente weet uit te drukken: hyacint en wilde hyacint (blue bells) met een flinke scheut bergamot erbij. In het hart ís het lente: een volle, beetje gekruide sering die vervolgens een luchtig-fris component krijgt door magnolia en – daar-is-ie – lindebloesems met haar mooie warme honig-hooiachtige noot. Je ziet het boeket in een vaas voor je. Het viooltjes-room-akkoord kan ik niet echt plaatsen, of het moet de onderliggende zoetheid zijn. Lekker hoor die basis met ambrette (mooi warm, met zijn ‘natuurlijk’ muskachtige noot) die ook garandeert dat de witte musk, ambroxan en ‘houtzijde’ niet de overhand krijgen, dus geen scherp laundry-effect in the end.
Alleen: Lilas Exquis wordt verkocht als parfum, dus niet eau de parfum. Dát gaat er bij mij niet in: hoe lekker ook; ik heb een ‘eau de toiette-gevoel’. Een parfum/extract moet voller, gelaagder en indrukwekkender zijn.
Ik had de laatste tijd een, discussie is een groot woord, gedachtewisseling met www.parfumaria.com over La Collection Particulière de Christian Dior. Dit naar aanleiding van Vanilla Diorama (2021). Zijn deze geuren nog als niche te omschrijven? Moeilijk. Moeilijk. Ja: gezien de kwaliteit aan ingrediënten. Nee: gezien, het wel heel erg breed uitzetten van deze lijn op socials en winkelvloeren van luxe warenhuizen. Drie jaar geleden zag ik bij Macy’s New York dat zelfs de liften van top tot teen driedimensionaal met flat screens ‘gevuld’ waren met daarop de diverse geuren volop in ‘bloeiende’ beweging‘. Indrukwekkend.
Maar moet dat nu? Ik vind, misschien old school gedacht, dat je niche zelf moet ontdekken. En dat je je hierbij niet direct door grote namen moet laten leiden. En dat is met Dior natuurlijk onmogelijk. Die kom je werkelijk overal tegen tegenwoordig. Online en ook in het echt – as we speak is er wel ergens een mega-expositie waarin de wereld van Dior in full splendor wordt geëtaleerd.
Met zo’n naam – die bij een heel groot publiek garant staat voor vertrouwd, zekerheid en kwaliteit – kun je wat geuren betreft niet helemaal losgaan. Zegt men. Moet je toch binnen het klassieke kader blijven. Vind men. Het grote publiek mag het dan als niche zien, voor perfume insiders blijft het categorie prestige.
Wat me opvalt: de spagaat in de naamgeving bij La Collection Particulière. Van de ene kant poëtisch en daardoor sort of nieuwsgierigmakend: Balade Sauvage, Belle de Jour, Jardin des Anges, Rose Gipsy, Sakura en Souffle de Soi. Van de andere kant: niet moeilijk doen, gewoon sec bij de naam noemen: Purple Oud, Santal Noir en Thé Cachemire (allemaal uit 20217). En dan af en toe een geur die met de naam speelt en/of aan het leven van de couturier refereert: Diorissima (idem). Wat is de toegevoegde waarde van de laatste? We hadden toch al Dioramaen Diorissimo?
Imaginair toetje
In deze categorie valt ook Vanilla Diorama. In verband met een journalistiek artikel ‘moest’ ik ooit twee boeken over het leven van monsieur Dior lezen, maar het is me niet bijgebleven dat VanillaDiorama een van zijn favoriete desserts was. Misschien heb ik er wel overheen gelezen want: er niet echt op naar zoek. Hij schijnt zo te zijn dat het restaurant Maxim’s Paris dit dessert speciaal voor hem heeft gemaakt.
Alleen – hoe kan dat nou? – er bestaat volgens Dior geen afbeelding of gedetailleerde beschrijving. Vind ik op zijn zachtst gezegd vreemd. Een restaurant met zo’n reputatie en legendarische clientèle, die bewaart uit trots en historisch besef toch al zijn ‘geheimen’? Ik zou zeggen: dieper graven. Anyway, de geur haakt slim op de nog steeds populaire gourmandtrend.
En de storytelling begrijpt iedereen. Terzijde: ik weet het niet meer, maar wordt het bij de counters in de parfumerie nog gedaan – een ontstaansverhaal vertellen? Onmogelijk volgens mij. Neem alleen de verhalen van alle Diorgeuren. Je kunt je afvragen of klanten nog geïnteresseerd zijn. Het is volgens mij eerder een dingetje waar de marketingafdeling geen afscheid van kan nemen. Want het staat anders zo kaal voor de pers en influencers.
Une amuse gueule pour monsieur Dior
Vanilla Diorama is precies hoe vanille als een prestige/niche-geur moet ruiken: zoet, zeer zoet, royaal, romig, smeuïg met een houtaccent om niet te glad, te plat en te eendimensionaal te eindigen. Leuk de opening: alsof je door een lichte citrusregen van sinaasappel en citroen heen, de vanille ruikt. Maar gelukkig ruik je meer: kardemon en roze peper geven een extra kickstart.
Het houtaccent in dit geval is patchoeli en sandelhout. Samen resulteert dat in een mooie warme amber-ondertoon die ervoor zorgt dat de zoetheid niet uit de bocht vliegt en die op het eind een poederig effect garandeert. Ik bespeur ook een lichte rum-noot (of is dit verbeelding?) Het geeft het geheel een licht tropisch zwoel effect zonder dat het te tropical, te Escada-zomergeurcocktail wordt.
Conclusie: het klopt allemaal, maar het geheel is ook saai en braaf. Maar dat is typisch François Demachy, ‘de ambtenaar’ onder de neuzen. Hij verstaat zijn vak, maar het gaat allemaal langs de lijnen der geleidelijkheid, volgens beproefd recept.
Daarom ben ik benieuwd naar de opvolger van Demachy – hij gaat met pensioen: Francis Kurkdjian. Wordt hij schatbewaarder of krijgt hij kans om zijn creatieve kant te benadrukken en écht te verbazen? Met dien verstande dat parfumcreatie nu wel zijn beperkingen en grenzen heeft bereikt (van AI moet wat dat betreft ook niet te veel verwacht worden). Innovatie en vernieuwing in parfumcreatie is nu vooral een kwestie van hoe je naar het metier kijkt. Ooit zette Dior de trend in plaats van ze te volgen. Hopelijk krijgt Kurkdjian ook die kans.
‘Die geur; dat is hoe liefde ruikt. Zou het flesje niet willen inruilen voor een vriendin’. Klinkt nogal al heftig. Moet wel gezegd: de schrijver van dit appje (afgelopen donderdag verstuurd) is net gestopt met een relatie, en omschrijft haar als ‘mijn huidige ex’.
Maar toch. Zo hoort het. Zo kun je geur ook ondergaan, beschrijven: niet als clichéverzameling van kreten en marketing-gewauwel die je hebt van horen en zeggen, en vaak te horen is op YouTube-geurrecensies. Wél als een mengeling van verschillende emoties die je ondergaat terwijl je een geur in je ‘opneemt’.
Over welke geur hebben we het in dit geval? Héritage van Guerlain (1992). Over welke persoon hebben we het? Nou, over een van mijn beste vrienden, die – moet gezegd – een heel bijzondere relatie met parfum heeft. Stel je hem er een voor, dan vindt er een – vind het woord verschrikkelijk, want uit zijn verband gerukt en te veel en te vaak gebruikt – ritueel plaats. Hij sprayt de geur op zijn pols, brengt die naar zijn neus, inhaleert en sluit zijn ogen. Vervolgens mag ik een tijdje niets zeggen. Stilte vereist.
blenden avant la lettre
En dan gebeurt het: hij geeft zijn mening… ‘Auf Flüglen des Gesanges’ (copyright Heinrich Heine). Als hij het niets vindt; dat ruikt hij direct, zo’n geur krijgt niet eens de kans om zijn polsen te ‘bevochtigen’. Zo zei hij onlangs over een als kerstcadeau gekregen (een mij onbekende) Hugo Boss: ‘Zelfs onwaardig was als wc-verfrisser. Uitroepteken!’
De Héritage-flacon (voor nog maar een vierde gevuld) was honderd procent vintage dus niet hergeformuleerd en afkomstig uit de nalatenschap van de recent overleden moeder van een vriendin van me (waarover een andere keer meer; ik heb parfumrestanten gekregen). Ik rook hem ook nog een paar keer op de fiets (in de ‘nalatenschap’ zaten ook nog twee monsters van de geur in minivorm van de originele flacon) op weg naar hem, en genoot weer met volle teugen.
Héritage is echt classic Guerlain. Je ruikt eerst de zalig-zonnige klassieke bergamotopening, dan komt er een onbestemde kruidige noot naar boven – een mengeling van tijm, salie en rozemarijn; althans zo lijkt het – ‘gedroogd’ door wierook plus een peperige noot. Vervolgens daalt de geur in en kom je terecht in een zalig-zoete zalvende amberbasis die na verloop van tijd poederig, maar niet tuttig wordt. Het donkere bos-gevoel bij een ondergaande zon blijft bestaan. Het gemoed: volle tevredenheid omdat je kwaliteit en liefde voor het vak ruikt – een steeds zelden wordende ‘deugd’.
Ik las ooit op het uit de lucht gehaalde www.monsieurguerlain.com dat Jean-Paul Guerlain Héritage had samengesteld uit een combinatie van zijn geliefdste Guerlain-klassiekkers, als met het spelen met het legendarische parfum-repertoire van het huis. Blenden van bestaande geuren was toen een originele gedachte en werd (ook nu nog) als heiligschennis gezien; en ik heb er mijn eigen huis aan te danken; le bienaimé – ik heropen hem binnenkort met een serie Eaubades, maar dat terzijde, maar we houden u op de hoogte. En niche moest nog uitgevonden worden.
Jean-Paul Guerlain heeft gelijk met zijn Héritage. Toch blijft het een soort van wishful thinking/smelling: als je wilt ruikt je het allemaal. De lavendelnoot van Jicky. De hesperide-prikkeling én gulle warmte van Habit Rouge. Zelfs een whiff van de kruidigheid van Derby. En – als het dan echt moet – ook een back to the future-idee, want in het Arsène Lupin-duo uit 2010 (niet de Netflex-serie) ruik je ook echo’s van de klassieke Guerlain-signatuur.
Maar het allermooiste aan Héritage, is dat je toch een time warp maakt – ‘toe opa vertel nog eens’ – het is de tijd van de opkomst van de nieuwe zakenman, die strak in het pak van Armani de helikopter pakt, maar thuis in zijn tweede huis dans la campagne zich pas echt thuis, comfortabel voelt. En dat gevoel van hout, bos, warmte ruik je allemaal in deze geur, toen een prestigegeur eigenlijk niche was. Daar is niets ‘toe opa vertel nog eens’-ouderwets aan, want deze kruidig-aromatische versiertoer doet vertrouwelijk aan, die heel veel mannen en vrouwen en, nou vooruit, ‘in betweeners’ nog steeds aangenaam zullen vinden. By the way: nog steeds te koop.
Het valt me op dat ik steeds luier word om te verdiepen in de achtergrond van parfummerken. De reden: het zijn er gewoon te veel geworden en op inhoud en invulling te vaak te veel van hetzelfde. Geldt dus ook voor namen die geuren krijgen. De lol is er wel een beetje af. Maar bij Hacivat, moest ik wel; wat betekent dit in hemelsnaam? De eerste gedachte: zeker de Latijnse benaming van een (wel of nog net niet uitgestorven) beest dat ik nog niet ken, dus ‘moest’ die wel van Zoologist zijn: op het proefje geleverd door www.parfumaria.com stond alleen de naam, niet de producent.
Bij het www-en kwam ik er direct achter dat ik fout zat. Hacivat (eerst bekend als ‘Hacı İvaz’ wat ‘Ivaz de pelgrim’ betekent; soms geschreven als Hacivad op de foto rechts afgebeeld) is een van de hoofdpersonages uit het traditionele Turkse schaduwspel populair tijdens het Ottomaanse rijk (anno 1299 dat na de Eerste Wereldoorlog in 1922 ophield te bestaan en vervolgens werd opgesplitst).Het andere ‘silhouet’-karakter heet Karagöz; zwartoog in het Turks) en is inderdaad ook de naam van een Nishane-geur; Karagoz).
Havicat staat voor de goed opgeleide, welgemanierde, vlot pratende aristocraat. Karagöz vertegenwoordigt de moraal en het gezond verstand van het publiek. Ben benieuwd hoe heden ten dage de Turkse premier Recep Tayyip Erdoğan hier naar kijkt en of Karagöz hem af en toe op de hak neemt. Maar ik dwaal af. want nu we toch bezig zijn: wat betekent Nishane eigenlijk? Nooit bij stilgestaan tot nu. Wat blijkt? Insigne, ofwel onderscheidingsteken voor rang of verdienste. Valt me niet tegen.
De geuren van dit merk trouwens ook niet. Sterker, I love them. Ze hebben iets brutaals en tegelijkertijd is de boodschap dat het merk heeft in zekere zin bescheiden – níet dat het het eerst niche parfumbrand uit Turkije is; ik weet niet of dat klopt; moet ik dit ook weer uitzoeken? – in vergelijk met bijvoorbeeld de zelf-feliciterende druktemakers zoals Guerlain, Dior, Mona di Orio en bijvoorbeeld Amouage die je constant vertellen wat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn: kwaliteit en expertise ‘mede mogelijk gemaakt’ door de beste ingrediënten.
De prijs is pittig. Enigszins logisch want de inmiddels 29 geuren zijn allemaal een ‘extrait de parfum’. 50 ml vanaf € 170,00 tot en met € 450,00. Ik snap het dan ook niet dat sommige sites stunten met kortingen van 40 procent. Hoe komen ze eraan? Via de achterdeur? Van de vrachtwagen gevallen? Ik bedoel: daar gaat je winst als middenstander als je de geuren via de officiële kanalen koopt. Of zouden het neppers à la Notino zijn?
In ieder geval Hacivat is lekker. Het idee erachter: ‘Een eerbetoon aan elegantie, vriendelijkheid, bekwaamheid en liefde voor de kunst’. Daar kan niemand wat op tegen hebben, toch? Verder: ‘Geïnspireerd door het traditionele schaduwspelkarakter, zal deze chypre je helpen in je beste dromen te leven door de eeuwige sprankeling van zijn vreugdevolle structuur’.
Die ‘eeuwige’ sprankeling ervaar je direct: de mix van bergamot en grapefruit is over het algemeen slaapverwekkend saai of aangenaam vertrouwd, het is maar hoe je ‘erin’ staat, Voor mij meestal: alsof je naar een uitzending van The Voice kijkt. Maar als je daar ananas aan toevoegt dan krijg je een heerlijk fruitige sprankeling met een exotisch ondertoontje.
By the way: I love pineapple – mierzoet, zonnig, gebrande suiker, sensueel; een soort samenballen van alle zoete citrusvruchten verrijkt met kokos-en vanille-accenten. Dan komt de jasmijn tevoorschijn, die zich bescheiden opstelt, want het zijn de houttonen die het ‘totaalplaatje’ bepalen. Een mix van patchoeli, cederhout, ‘blank’ en ‘droog’ hout en eikenmos. Inderdaad veel hout, maar aangenaam hout. Voor mij een melange die doet denken aan de houtachtige chypres die midden jaren zeventig werden gemaakt: denk Rochas’ Mystère, denk Guerlains Parure.
Even een misverstand uit de wereld: doordat ik het de laatste tijd ‘nogal eens’ heb over geursensaties die richting vies nijgen, wil ik niet de indruk wekken dat ik een ‘gewoon gezellige’ bloemengeur niet – meer – op zijn waarde weet te schatten. Integendeel, ik zeg: ‘Kom maar op!’
Dan heb ik het niet over geuren waarin in één bloem de show steelt: de ‘pure’ roos, de ‘pure’ pioenroos, de ‘pure’ jasmijn, de ‘pure’ oranjebloesem, de ‘pure’ enz. enz. – dat kennen we nu we wel. Maar wél over een elegante combinatie van deze solifleurs uitgebreid met wat ‘pure’ lelietjes-van-dalen, ‘pure’ narcissen, ‘pure’ hyacinten en ‘pure’ sering. Kortom, een klassiek boeket verbluffend-vernieuwend geschikt. We wachten af.
‘Tot die tijd’, moet ik bekennen dat ik behoorlijk onder de indruk ben van Attar AT (uit 2017; dat ik’m niet eerder heb geroken is een – nu volgt een bespottelijke overdrijving helemaal in lijn met het huidige tijdsgewricht – misdaad tegen de menselijkheid). De inspiratiebron doet er in feite niet toe, maar ik vermeld het toch even omdat het zo ongelooflijk ‘LVMH-marketing’ aandoet. Misschien is het wel in het echt ‘gebeurd’, maar bij Andy Tauer ga ik twijfelen omdat deze storytelling niet bij hem past en hij het ook niet echt nodig heeft.
‘Op een mooie avond werd ik uitgenodigd voor thee in de Saoedische woestijn (ik zou toch graag willen weten door wie), samen met parfumliefhebbers en vrienden (ook benieuwd naar). We bespraken de wereld van oudh en attar. We hebben gepraat en geroken, en keek naar de zon die zich achter de duinen verschuilde. Ik zal het nooit vergeten. Thuisgekomen moest ik gewoon verder werken aan een attar: donker, Arabisch, ruig, sterk maar niet te schreeuwerig. Ik wilde een attar die verder ging dan het gewone. Ik wilde dat Attar AT met een element van bescheidenheid kwam’.
Wat de laatste zin betreft: begrijp ik niet. Want een attar is ‘in principe’ onbescheiden; ‘moet’ walmen en roken. Dit mag dan zijn advies zijn: ‘Eén druppel op elke arm is genoeg om de dag met je mee te gaan, terwijl de geur dicht op de huid blijft’; ik ‘verdriedubbel’ het graag.
Want dat gaat de geur helemaal los, en nog meer wanneer het buiten broeierig en droog-warm is volgens mij. Ik ga het toch een keer checken: een attar in de woestijn ruiken om te ervaren of een geur zich dan echt anders gedraagt.
Mijn moeite met deze attar: ik haal de jasmijn er niet echt uit. Weet niet wat zijn rol is. Om de dierlijke ingrediënten te versterken of te verlichten? Feit is dat je na het aanbrengen direct diep in het hout zit. Ik ervaar eerst voornamelijk vetiver met ander ondefinieerbaar droog hout, overgoten – zo lijkt het – door een hele, hele donkere cistus labdanum die richting teer gaat (is dit de berkenteer?). Daarna zorgt sandelhout voor een soort van smeuïgheid. Dat wil niet zeggen dat het hout gaat smelten, maar wordt wel sort of van fluïde.
Dan komt de dierlijk-viezige noot naar boven drijven. Opgegeven ingrediënten: leer, berkenteer, bevergeil (zou het de echte zijn?). Donker, warm en vooral rokerig. En opvallend: geen kruiden om het geheel te spicen. Het fijne: als ik het ruik, krijg ik zo’n intens tevreden gevoel en vraag (me al langer) af hoe een pure attar van roos, lelie en water ruikt. Kom ik binnenkort achter. Heb een ‘local’ uit India leren kennen in good old Drenthe, die bij zijn volgende reis een paar flaconnetjes voor mij meeneemt.
Attar AT is een olfactorische sensatie die je blind in je moet opnemen, inademen en dan je gedachten de vrije loop laten. Je zult verbaasd zijn wat er allemaal in je opkomt. For good. For worse. For worse. For good.
DE MAN DIE EEN REVOLUTIE IN DE PARFUMERIE TEWEEGBRACHT
R.I.P: REST IN PERFUME, REST IN PEACE
The Big Bang-editie: midden links
Had ik niet verwacht, niemand eigenlijk: in het jaar dat zijn premièreparfum – Angel – zijn dertigjarig bestaan viert, overlijdt de bedenker en naamdrager: Thierry Mugler, deze fantastische en – cliché I know – compromisloze ontwerper die zélf de afgelopen twee decennia een opvallende transitie doormaakte. Van een A*Men (zijn eerste mannengeur), dus een gewone, slanke aantrekkelijke man, naar een opgeblazen, über-gespierde Alien (naam van zijn tweede geur; ook voor de man), een uiteengespatte spierbundel, een karikatuur; een experiment, een mislukte schets voor een humanoid.
Voor mij onbegrijpelijk, maar daar gaat het niet om. Feit is, dat hij in de parfumerie voor een nieuwe standaard heeft gezorgd – en dat is knap, want dat gebeurt zelden – met de introductie van gourmand, ofwel een parfum geïnspireerd op geuren en aroma’s die je in de fijne banketbakker ruikt.
En dat deed hij op onorthodoxe wijze, door een aantal bijna vergeten gebruiken in de parfumerie te herstellen overgoten met een Hollywoodsaus. Dat moest ook wel, want Mugler had een ‘wereldvreemd’ beeld van vrouwen. Geen treurigstemmende burgertrutdoorsnee maar bigger than life-versies met een fetish randje die hij vanaf de jaren negentig steeds verder verfijnde: de femme fatale, de diva, de stoeipoes, de keiharde zakenbitch, de sirene, de sprookjesprinses, de vamp, de gothic princess, de heilige, de onschuldige belle of the ball. Voor al deze vrouwen en die vrouwen die het in het diepst van hun gedachten willen zijn (de meeste dus) lanceerde hij in 1992 Angel. Slogan: ‘Méfiez-vous des Anges’.
Naar verluidt liet hij zijn publiek zo lang – zijn directe concurrent Claude Montana lanceerde zijn inmiddels bijna vergeten Parfum de Peau in 1986 – omdat hij parfum serieus nam en niet als een product dat je lanceert, promoot, om het snel te vervangen door een nieuw (daar is hij anders over gaan denken; al die variaties die op Angel verschenen: ik ben de tel verloren).
De flacon gevormd naar een hemelse ster – volgens Mugler aards symbool van schittering en succes – is door hem zelf ontworpen en sommige edities zijn navulbaar; in veel parfumerieën staat een ‘engelbewaarder’ waar je je lege flacon weer kunt bijvullen (en er is een loyaliteitsprogramma; Mugler The Circle).
Een gezegende geur
Met deze bewaarder/’fontein’ werd een oud gebruik in de parfumwereld in ere hersteld. Ik weet niet of sinds de overname door L’Oréal van Muglerparfums (van Clarins) deze verkoopmode nog wordt gehanteerd. Nog een nadeel van de L’Oréal-deal: de compositie is aangepast, volgens sommige Angel-aficionado’s met rampzalig gevolg. En de voornaam is na de overname vervallen.
Angel is vernieuwend-revolutionair door aan het oriëntaalse patchoeli-motief vernieuwende noten afkomstig uit de patisserie toe te voegen. Denk honing, karamel en chocolade – natuurlijk in overdrive. Nu is dit gourmandthema zó uitgekauwd, dat ik het bijna niet meer kan ruiken. Alhoewel – Candy van Prada met zijn mix van karamel en gelaagde benzoïne (zonder dat het te kleverig wordt) vind ik de laatste tijd weer lekker warm.
Dat Angel zich heeft weten te nestelen in de top – en er nog steeds zit – komt natuurlijk ook door de opvallende campagnes en de limited editions (zoals Big Bang voor de millenniumwissel en het twintigjarig bestaan). Die doen precies wat parfum vermag: clichés tarten of juist vet bevestigen, verwondering oproepen en prikkelen.
Opvallend: de eerste geur die een ontwerper presenteert is ook vaak de beste, de bestverkopende. Geldt eveneens voor A*Men (1996). Hier manifesteert zich een ander succesingrediënt van Thierry Mugler: hij liet de mensen (en zijn modellen lachen). Geen depri heroine-chic en hologige gothic, nee ‘when you smile, I can see, you were born, born for me… ‘.
Zie je terug in deze mannengeur. A*Men kun je lezen als ‘een man’ of als ‘amen’, de zegen die je na het gebed uitspreekt. Mugler bedoelt waarschijnlijk beide, want A*Men (geflankeerd door een reeks interessante variaties waarvan sommige nog steeds te koop) is een geur voor mannen gezegend met een gezonde dosis lef, humor en viriliteit: je ruikt’m wanneer iemand hem draagt. Let trouwens op de flacon: chic, hypermodern en perfect passend in het Angel-universum: de ster ‘uit’ dit parfum vind je ‘in’ de flacon als een ingeslagen meteoor terug. En de geur: bijna een Angel-kloon maar door een flinke scheut koffie ‘mannelijk’ gemaakt.
De onlangs op 91jarige overleden Nino Cerruti was een zeer aimabel man. Finesse, karakter en beschaafd – every inch a gentleman met die vanzelfsprekende Italiaanse quasi-nonchalante flair, het tegenovergestelde van de klassieke Italiaanse ijdeltuit-macho.
Ik heb dat mogen ervaren tijdens de lancering van Image in 1998. Ik was door hem – lees: Unilever – uitgenodigd (en Anneke Smit; hoofdredacteur van het Pour Vous-magazine waarvoor ik freelancete) om naar Berlijn te komen om drie dagen te genieten van de stad die na de val van de Muur door veel hippe designers werd gezien als de stad van de toekomst. Ik ben er geweest voor introducties van Hugo Boss, Davidoff en Joop!.
Cerruti had het beste hotel van de stad uitgekozen – Adlon – waarvan ik wist dat Wolfgang Joop er een privésuite had (tijdens de presentatie van Rococo is het me niet gelukt hem te versieren; het klikte niet, ik had er echt heel veel voor over om zijn Tamara de Lempicka’s in het echt te zien).
Anyway, ik kan me het interview herinneren. Wat me vooral is bijgebleven, is hoe hij – ‘You can say Nino’ – over de inspiratie van Image vertelde. Het leek alsof hij het allemaal in de suite van het hotel à l’improviste uit zijn mouw schudde. I was impressed. Toen ik later op mijn hotelkamer de persmap vond, trof ik de door hem uitgesproken zinnen letterlijk terug. Zelfs hij, de grote Nino, ontkwam niet aan de dictatuur van de marketing – toen al.
Hij begon te glimlachen, toen ik hem vertelde dat zijn eerst geur zo’n beetje mijn introductie was met de fijnere geuren, samen met die van Chanel (Pour Homme), Lancôme (Balafre), Jacomo (Pour Homme) en Guerlain (Jicky). Laatste gebruikte een schoolvriendin van me – die was er vroeg bij; niet slecht voor een echte, trotse boerendochter. Gevolgd door mijn vraag of hij het ook niet jammer vond, dat zijn Pour Homme niet meer leverbaar was. Hij beaamde het.
Every inch
Daarna vertelde ik hem een anekdote – ooit was ik gevraagd door de redactie van (volgens mij) de voorloper van de Vijf Uur Show of ik in hun programma iets wilde vertellen over deze geur. Want ze hadden het plan om deze (toen al niet meer verkrijgbare geur) eenmalig opnieuw te maken in het kader van hun ‘wensrubriek’. Ik vroeg: ‘Hoeveel ga ik hiermee verdienen?’ Nee, dat moest pro deo; het was toch een perfecte etalage voor mij? Ik vroeg het redactielid of Martine van Os ook als vrijwilliger voor het programma werkte? Daarop had ze geen antwoord.
Grappig: Van Os belde me later om het er nog eens over te hebben. Ik was niet te vermurwen. Heb later vernomen dat de parfumeur Martin Gras voor de ‘re-creatie’ zorgde. Ben er nooit achter gekomen wie de oorspronkelijke neus is geweest. Hij lachte beleefd. Ook om mijn opmerking waarom hij zelf niet het model van de campagne was geweest, ik bedoel…
Anyway, Nino Cerruti Pour Homme – slogan ‘l’envie de jouer’ – is de eerste signature scent van een Italiaanse luxe prêt-à-portermerk – Armani, Valentino en Versace begonnen hiermee ‘pas’ midden jaren tachtig. Grappig: ik heb de geur niet bij de hand. Maar als ik mijn ogen sluit, dan ruik ik hem weer, moet ik denken aan een vriend van mij in Amsterdam die de geur ook gebruikte, als geur-groentje en provinciaaltje vond ik dat spannend, werelds en interessant.
a gentleman
Het verhaal gaat dat de geur in eerste instantie voor de vrouw was bedoeld. Daar kan ik me iets bij voorstellen. Ondanks de ferme frisse groenheid – wat dat betreft heeft het overeenkomsten met Geoffrey Beene’s Grey Flannel – waren het de heldere, crispy bloemen – ingebed door kruidige noten – die het geheel op een chique manier begeleiden.
Geldt misschien minder voor de afronding: de schitterende sillage van musk, benzoïne, cederhout en amber zorgde samen voor een aanhoudend, prikkelend-riekend ‘zweetresidu’ dat ik later ook aantrof in Yves Saint Laurents Kouros en Van Cleef & Arpels’ Pour Homme. Gewoon chic, gewoon klasse. In retroperspectief: niche.
Helaas, leiden de recente geuren die onder de naam Nino Cerruti worden verkocht, aan hetzelfde euvel van zoveel parfumbrands: ongeïnspireerde tax free parfumprut. De namen zeggen al genoeg: Bella Notte Man, dus ook Bella Notte woman (2014), Cerruti 1881 Sport (2016) en – we hebben zo’n zin in vakantie – Cerruti 1881 Riviera (2019). Vraag me echt af waarom de nieuwe eigenaren (Designer Perfumes) nog niet in niche zijn gestapt. Als Roberto Cavalli en Chopard (alle twee, gelijk Cerruti, ooit onderdeel van Unilever, daarna Coty’s geurenportfolio) het doen…
Mocht je overwegen de geur alsnog te willen kopen: Kassa! Op Etsy in de aanbieding 125 ml € 599,90, 75ml€ 400,00. Ongeopend. Lijkt me vanzelfsprekend.
PLUS: EEN VAN GEURENGOEROE’S HEFTIGSTE OLFACTORISCHE ERVARINGEN
Laten we eens een keer op niveau beginnen en Shakespeare citeren: Fair is Foul, Foul is Fair. Wordt voorgedragen door de drie heksen aan het begin van het toneelstuk Macbeth (première 1606). Hiermee wil Shakespeare aantonen dat wat als goed wordt beschouwd, in feite slecht is en wat als slecht wordt beschouwd, eigenlijk goed is. Via een geitenpaadje kun je dit ook toepassen op geur door het stellen van de vraag: wanneer gaat lekker over in vies, vies over in lekker?
Dat is – met zoals zoveel dingen – persoonlijk. Dus betrekken we het op onszelf. Ik vind dat de meeste wasmiddelen je ‘geurtechnisch’ niet in een droomweide doen belanden – een geliefd beeld in deze industrie. Ik ruik eerder een ‘keiharde’ scherpe witte musk ‘met de geur van katoen’, met iets penetrant ondefinieerbaar viezigs hangend op de achtergrond. Soms vermengd met een vleugje kermissnoepgoed dat voor bloemen moet doorgaan. Wat als ‘goed’ wordt voorgesteld vind ik ‘slecht’.
Waar ik ook onpasselijk van wordt: een drukbezochte parfumerie zonder luchtververser – je wordt overmand door een te veel rondspuiten samengebald in een onzichtbaar en ondoordringbaar wee-penetrant wolkdek. Ook weer associaties oproepend met te veel witte musk maar dan gecombineerd met C16 H28 O, cetalox, grisalva, ambrox, amberlyn en ambroxan en al die andere synthetische variaties op ambergris.
Wat ik wel lekker vind, daar lopen de meesten mensen niet mee weg. Nog niet. Van de week rook ik het weer terwijl ik de hond uitliet: door de mist heen, ijzige koude lucht, hooi vermengd met koeienmest en humus. Het heeft iets aards, animaals en oer, dit keer perfect gedoseerd en dus aangenaam: even diep inademen. In de parfumindustrie zijn, zoals bekend, ingrediënten met het vermogen dierlijke geursporen te verspreiden sinds met midden van de jaren zeventig verboden: musk, civet en bevergeil.
Nu is er, zo blijkt, al millennia-lang een alternatief (het was in het oude Egypte al bekend), dat langzamerhand de parfumlaboratoria begint binnen te druppelen: de excrementen van de hyrax (die worden geoogst zonder het beest te kwellen of gevangen te houden). Ik werd er voor het eerst, ik denk tien jaar geleden op geattendeerd door Marc-Antonio Corticchiato van Parfum d’Empire – je weet wel die geweldige neus die zich in eerste instantie liet inspireren door historische gebeurtenissen, personen en dieren.
Ga je al www-ent op zoek naar meer info over de hyrax dan kom je snel terecht bij de African Wildlife Foundation. Op https://www.awf.org/wildlife-conservation/hyrax wordt echter, merkwaardigerwijze, geen melding gemaakt van de sensualiteit – in de ware zin van het woord – oproepende vermogens van deze grondstof, afkomstig van het dier dat bij ons ook bekend is als de klipdas.
Het oogsten van hyraceum
Hoe ontstaat het? Het rotsachtige materiaal waarop de hyrax zijn uitwerpselen en urine achterlaat – ook wel Afrika Stone genoemd – versteend; wordt bruis en broos (maar verhardt ook) en tijdens het extractieproces samengedrukt. De donkere olie die eruit stroomt, wordt behandeld met hexaan (koolwaterstof), vervolgens bevroren en gefilterd. Er volgt een rijpingsfase, totdat een harsachtig absoluut ontstaat. Die openbaart een dierlijke, diep-complex gefermenteerde geur met elementen van musk, castoreum, civet, tabak en oudh. Zo wil ik het horen.
Als je ingrediëntensites moet geloven, kunnen sommige van deze excrementen 50.000 jaar oud zijn en hierdoor als het ware authentiek oermateriaal onthullen, want net zoals barnsteen van de Pinus succinifera behoudt hyrax-fossiel zijn geur (dat wist ik dus niet van de Pinus succinifera).
Na al deze verdieping in de materie, was ik benieuwd naar Hyrax van Zoologist, maar ook ‘angstvallig’ gezien mijn ervaring met hun Civet. De inspiratie van Zoologist: ‘De Afrikaanse zon klimt naar zijn plek in de ochtendhemel en reikt over een bergketen om een brede, platte rots te strelen. Uit de schaduw van een smalle spleet verschijnt een hyrax-familie, waarbij heet stof de glans van hun gouden vacht dof maakt. Ze nestelen zich op de warme rots om te zonnebaden, maar blijven altijd waakzaam. De schaduw van een stijgende adelaar snelt over de grond. Met een dringende gil gaat het alarm – de kolonie haast zich om dekking te zoeken. Terwijl de hitte van de zinderende zon toeneemt, komen oude aroma’s vrij uit de verschroeide rotsen, de schaarse vegetatie en het versteende hyraceum (de officiële naam van het ingrediënt). Griezelig verstrengelen ze zich om een geur te vormen die zowel primitief als exotisch is, waarbij de dierlijke neigingen getemd worden door een ondertoon van zoete bloemen.’
Zoologist over de compositie: ‘De kern van Hyrax is een gedurfd, zelden gebruikt ingrediënt in de parfumkunst – Afrikaanse steen of hyraceum, die deze gewaagde, dierlijke geur zijn kenmerkende handtekening geeft. Dit unieke parfum combineert vakkundig (bescheidenheid blijft een deugd in de parfumindustrie) saffraan, roze peper, whisky, roos en musk om een abstract beeld op te roepen van een stoffig Afrikaans berglandschap. Net als de behendige hyraxen die uit bergspleten op zoek naar de zon op hun muskusachtige huid, zal de geur zich een weg banen naar je zintuigen.’
Moet gezegd: interessante compositie, maar in a way toch ook weer braaf. In de zin van: het is een beproefd en geliefd basisrecept voor een nichegeur: na een scherp-medicinale opening (wierook) worden saffraan en roos als hoofdversierders opgevoerd (saffraan is het nieuwe vanille in niche-kringen), omringd met donker-rokerige ingrediënten die garanderen dat de geur blijft hangen. Mijn eerste indruk: wierookharsdruppels gerold in zwoel zand. Voor de zekerheid, de eerste indruk van mijn partner: ‘Wierook!’
Ik krijg in ieder geval een prettig vintage-gevoel, want met andere ingrediënten wordt dezelfde weelde en gelaagdheid opgeroepen als de leren chypres uit de jaren veertig en vijftig gecombineerd met een vleugje nu.
Alleen net zoals met Civet: de misschien onterecht hoge verwachtingen bij mij kunnen alleen maar teleurstelling oproepen. Als je een geur Hyrax noemt en je bent bekend met de werking, dan moet je dat ruiken. En niet zo’n klein beetje ook. Dan wil je tijdens het genieten ervaren of het zich op de grens van goed en slecht, lekker of vies bevindt. En of de compositie naadloos in elkaar overloopt of juist uit de bocht vliegt van viezigheid. Het is er wel, die hint van dierlijkheid, maar voor mijn gevoel te veel getemd. Wetende dat het ‘erger’ kan zijn, houd ik de moed erin.
Je kunt met geuren niet alles oproepen wat je graag zou willen. En dat is vaak de mare tegenwoordig met ‘excentrieke’ parfumeurs: de fantasie is te groot, de techniek om dit te realiseren te beperkt. Of ze worden toch teruggeroepen door de commerciële afdeling – ‘Het geld moet ergens vandaan komen!’ – omdat die vindt dat de oorspronkelijke bedoeling van de parfumeur echt stinkt, wat dus ook de bedoeling was – ‘Dûh!’
Hoogste tijd dat ik the real stuff eens ga ruiken, en dat kan want inmiddels volop te koop. De omschrijving van http://www.hermitageoils.com bevalt me wel: ‘Een echte stinker van het extreme soort, zeer urinoir en fecaal van aroma en perfect voor een geestverruimende tinctuur.’
PS: Ik heb aan check, dubbel check, triple check gedaan, om me ervan te overtuigen dat ik toch niet ruik wat ik graag zou willen ruiken. Het wonder geschiedt niet bij mij. Geen primitief-exotische essence, maar gewoon een wierookachtige geur. Lekker dat wel, maar dat was nu juist niet de bedoeling.
Baloué-masker Ivoorkust
Grappig: de officiële persfoto van Hyrax doet me denken aan een zeer gedenkwaardige geur-ervaring. Ik werkte vroeger gratis en voor niets bij een kunsthandelaar – er kwam bijna niemand langs, dus kon ik werken aan mijn journalistieke ambities. Een van zijn specialisaties: houten beelden uit Afrika. Een keer vroeg hij mij of ik een partij van die maskers en voodoo- en voorouderbeelden naar zijn depot wou brengen. Zo gezegd zo gedaan.
En bij de opening gebeurde het: alsof je een heiligdom betrad. Het rook er zo intens naar hout: oud hout, ebbenhout, rozenhout, droog hout, vermolmd hout, verbrand hout… en het was ook nog eens dertig graden. Het duizelde me. Zoiets had ik nog nooit ervaren. Vergelijkbaar met een rondzwaaiend wierookvat in de kerk, maar droger en overweldigender. De beperkte grootte van de ruimte, versterkte het olfactorische bombardement. Het leek wel alsof het samengebalde parfum, jaren wachtend op het juiste moment, wou ontsnappen uit de kleine opslagplaats. Ik gebruik het woord niet graag in relatie met parfum, want het is verworden tot een cliché: magisch. Maar dat was het. En tevens voor mij ‘weer eens’ het bewijs dat je de olfactieve kracht van de natuur niet in een flacon kunt vatten.
Hierop voortbordurend: ik vond ooit tijdens ‘mijn Brusselse jaren’ een quasi-antieke klok op straat. Meegenomen in verband met een project. Telkens als ik thuiskwam, de dagen erna, rook ik een enorme sterke drooghout-geur met zoete nuances. Ik kon het niet direct plaatsen tot dat – ephinany! – het tot me doordrong. De klok was gemaakt van rozenhout dat zijn parfum gewoon bleef verspreiden. Heb hem ook meegenomen naar mijn vaste verblijfplaats op het Drentse platteland. Toen Maria van Geuren, de eerste keer langskwam in mijn dorp zei ze:’Wat ruikt het hier lekker, rozenhout?’ Mij was het inmiddels niet meer opgevallen, maar zij rook de klok die in de nok van de zolder opgeborgen lag in een verhuisdoos, door alle verdiepingen heen.
De waarheid bestaat niet. Feiten wel. Geschiedenis wil met feiten de waarheid vastleggen. Of is het: de waarheid wil met feiten de geschiedenis vastleggen? Moeilijk, moeilijk. Bijkomend probleem: ‘iedereen’ interpreteert feiten anders, ‘iedereen’ kleurt de geschiedenis op eigen wijze. Dat werd me een tijdje geleden duidelijk tijdens een uitzending van het radioprogramma Onvoltooid Verleden Tijd waarin werd stilgestaan bij het eeuwfeest van het beroemdste parfum ter wereld: N°5.
Er werden een aantal aannames gedaan die ik ‘questionable’ vond. Wat me het meest stoorde: het leven van Gabrielle Chanel werd geanalyseerd door een bril van het politieke correcte denken van nu. Er werden haar daarnaast ook diverse emancipatoire kwaliteiten toegedicht – zoals hoe ze met N°5, de hogere klasse met de ordinaire klasse verbond, of zoiets – die ik vergezocht vond. En eigenlijk overbodig: Gabrielle Chanel is tegen wil en dank de belichaming geworden van de moderne vrouw tijdens het interbellum.
Wat niet in de uitzending ter sprake kwam – en dit is ‘mijn’ waarheid – is dat Chanel het parfum in eerste instantie als een eenmalig relatiegeschenk zag. Zo zou ze N°5 tijdens de ontwikkelingsfase in restaurants hebben getest: telkens als een vrouw haar tafeltje naderde, spoot ze het parfum kwistig rond. Als mensen vroegen van wie dit heerlijke parfum toch was, antwoordde Coco bescheiden dat zij ‘het idee had om dit parfum voor haar clientèle te introduceren’, maar dat ze nog aarzelde. Dezelfde strategie paste ze toe in haar salon aan de rue Cambon.
N°5 was in 1921 niet meer en niet minder een van de vele parfums die verschenen, wel een van de eerste couturehuizen die het deed. Men neme: Le Bonheur Existe (Avenel), Karess (Bourjois), Cappi (Cheramy), Dacry (Cottan), Paris, Emeraude (Coty), Stephanitos (Crown Perfumery), Toujours Moi (Dana), Jasmin, Sous la Charmille (Fontanis), Candide Effleuve (Guerlain), Enigma, Magda, Kismet (Lubin), L’Heure Jolie, Jasmin (Violet) en natuurlijk Tosca van Mülhens. Ook wel bekend als ‘the poor women’s N°5‘.
Chanelgeuren uit het interbellum
En dít parfum is voor mij nu juist een van de grote mysteries van de parfumgeschiedenis: hoe kan tegelijkertijd een soort van dezelfde, door het gebruik van aldehyden, revolutionaire compositie worden gepresenteerd? Is Ernest Beaux, de door de Russische revolutie gevluchte Russische neus (en de neus achter N°5) in Keulen de trein uitgestapt (hoofdzetel van Mülhens) om daar ook zijn formules te slijten voor hij in Parijs arriveerde? Vergeet niet dat hij de N°5-formule vóór Chanel aan François Coty trachtte te verkopen, alleen die weigerde omdat hij de productie ervan te duur vond.
Maar dit is een ander onderwerp. Mijn vermoeden dat Chanel in eerste instantie haar N°5 gewoon als een eenmalig iets zag, wordt bewezen volgens mij door het ‘feit’ dat ze een jaar later – in 1922 dus – N°22 presenteerde (twee jaar later gevolgd door Cuir de Russie, Gardénia in 1925 en Bois des Iles in 1926). Maar ja, dat is mijn interpretatie. Moet gezegd: dit is voor mij weer een bewijs hoe origineel Gabrielle Chanel (een geur sec naar een jaartal vernoemen) was en dat ze geuren in eerste instantie letterlijk als iets ‘éphémères’ zag (betekent: vluchtig; vroeger was in chique Louis Couperus-kringen éphemeer een courant Nederlands woord), als iets aardigs, als een relatiegeschenk zag.
Genoeg geïnterpreteerd. Nu de geur. Ten eerste: de geur was in Amerika tot in de jaren zeventig gewoon te koop in de reguliere parfumerie zonder ‘niche’-of ‘vintage’-etiket. Ten tweede: het is moeilijk om mensen met een vast gebruik te overtuigen. Zo zeg ik ‘al jaren’ dat N°22 (ook gemaakt door Ernest Beaux) verfijnder is dan N°5. Heeft tot nu toe weinig indruk gemaakt. Ik heb slechts één N°5-gebruiker ervan weten te overtuigen.
Toch is voor mij is de tweede Chanelgeur de kwintensens van een aldehyde omdat de geur zowel de koele, metaalachtige kant van bloemen als het vermogen om die te veredelen; te polijsten verenigt. Een andere reden: bij witte bloemen – in dit geval tuberoos, meiroos en oranjebloesem – lijkt het alsof aldehyden vanzelfsprekend nog beter hun best doen; de geur popt er mee up als champagnebubbels terwijl op de achtergrond de witte bloemen op het punt staan om in volle olfactorische glorie uit te barsten. De geur in drie woorden: ingehouden zwoele elegance. Ook mooi is dat de basis van vetiver en vanille de compositie een vanzelfsprekende donker-zachte onderlaag geeft, zonder de bloemen in de weg staan.
N°22is daarnaast minder zwaar op de hand. Het is levendig, warm en zacht tegelijkertijd, zwevend tussen sensueel en gereserveerdheid. Als je in parfumclichés gelooft: het lonkt, maar creëert ook afstand. Heel cheap gezegd: look but don’t touch. Iets persoonlijker geïnterpreteerd: járen geleden zag ik Jerry Hall eens tijdens een hip feestje in Parijs. Wat ik niet wou, deed ik toch: ik staarde haar als een klein kind na, omkijkend in verwondering, overmand als ik was door zoveel schoonheid. Het spatte ervan af. Maar ik voelde ook aan dat haar benaderen niet tot de mogelijkheden behoorde – ‘a goddess on a mountaintop’ zoiets. Had ik het maar gedaan, was ze nu niet getrouwd met Rupert Murdoch (inmiddels 90). Maar dit terzijde.
Pfff, ga er maar eens aan staan als startend nichehouse zonder een backer die garant staat voor miljoenen: hoe krijg ik de geuren op de juiste plek, op de juiste hoogte, op de juiste plank, in de juiste winkels? Want het aanbod (ook van nieuwe merken) is zoals bekend overweldigend. Waarom zouden je juist jou nu net kiezen? Het antwoord: hard werken en doorgaan en doorgaan en doorgaan.
Fugazzi opgericht in 2018, is een jong Nederlands nichebrand die zich onderscheidt van zijn lokale concurrenten door het ontbreken van gewichtigheid, ‘verhevenheid’ en filosofische drukdoenerij. Ook leuk: denk je bij veel merken betreffende hun ‘verantwoording’ en commitment dat ze een charitatief project leiden, bij Bram Niessink, ‘de man achter’, is het duidelijk dat hij er ook geld mee wil verdienen.
Mooi natuurlijk, maar geen garantie dat de verkoop als een tierelier gaat. Dus doet Niessink wat je een jaar of vijftien geleden voorzichtig zag opkomen: modewinkels met een duidelijk eigen signatuur, die voegen aan hun kleding geuren toe die in lijn liggen met, ga er maar vanuit, hun verkochte high end-merken.
Dit is een slimme ‘verkooptruc’, want als een verkoper je aan de juiste kleren heeft geholpen, neem je zijn geuradviezen ook serieus – moet je er wel gevoelig voor zijn. Ik weet alleen niet of door de hoge vlucht van online-aankoop dit soort service nog geleverd kan worden; wordt. Je wil er als ware toch bij zijn als je na je aangekochte nieuwe outfit een matching geur krijgt voorgesteld.
Hoe het ook zij, Fugazzi heeft onlangs voor een winkelconcept een geurkwartet geleverd: Smooth Suede, Vibrant Velvet, Lush Linen en Cashmere Comfort. Naam de winkel: Four. Als ik het goed heb begrepen, dan wordt Four beschouwd als een van de meest high-end winkelervaringen van Amsterdam. Hun filosofie: de beste kwaliteit vrijetijdskledinglabels aanbieden die de markt te bieden heeft. Men neme: Tom Ford, Balenciaga, Maison Margiela, Krien, Prada, Daily Paper, Four (ze hebben onlangs hun naam veranderd in een nieuw merk), Palm Angels, Rick Owens.
De gedachte achter deze samenwerking: elke geur vertaalt een geliefde stof/materiaal. Voor Smooth Suede is dat inderdaad suède, voor Vibrant Velvet – yep – fluweel, voor Lush Linen – klopt – linnen en voor Cashmere Comfort – need we say more – kasjmier.
De overeenkomst (overbodig om te vermelden, maar toch): de kwaliteit van de grondstoffen die zijn geassembleerd tot draagbare, comfortabele en, in a way, easy-to-wear geuren. Schreeuwen doen ze niet (mag ook niet ‘bij’ vrijetijdskleding) waardoor dit kwartet niet aanstellerig niche wordt, maar je ruikt direct dat ze uit het upper scale department komen.
WAT ‘FAB FOUR’ IK EIGENLIJK?
Smooth Suede. Overall impression: zachter dan zacht met een aardse resonantie, alsof je een pasgeboren lammetje streelt. Frisse accenten van lavendel en rozemarijn introduceren een opvallende suède-imprint omringd door zoet-groenbloemige accenten van basilicum, geranium en cyclaam. Een spoor van eik, patchoeli en oud, ondergaat een oosterse sensatie van tonkaboon en amber, en maakt het totaalplaatje van supersuède af. Leuk is ook dat die groene accenten door het suède heen blijven ‘steken’.
Vibrant Velvet. Kort maar krachtig. Poederachtige noten van iris – zowel poederig, koel als aards – voorafgegaan door een peperig-frisse toets. Een opmaat voor groenige nuances van salie en vetiver (onverwachte, mooie combi) vloeien samen in een superzachte melange van melkachtig sandelhout, warm amber en poederig musk.
Lush Linen. Een zacht briesje door je ziel en je favoriete kleding. Linnen vertaald in een geur vraagt om casual frisheid met een katoenachtig gevoel. Fugazzi vermengt heel subtiel citrustonen met zachte bloemen (alsof de roos en het viooltje slapen) en ‘skin-like’ ingrediënten. Stel je voor: zacht hout, ‘katoenbloemen’ en witte musk op een bedje van mos en alsem.
Cashmere Comfort: een schaduw van warmte tijdens een herfstdag. Eerst de verse druppels van Calabrisch bergamot en zoete Damascusroos, overgaand in de droge houtachtige noten van cederhout en iris. Dit mondt uit in een allesomvattende ‘veiligheidsdeken’ van kasjmier, leer, musk en ‘zwarte amber’. Gewoon goed.
En als je nou denkt: ‘Wat vreemd, er zit helemaal geen oudh-geur tussen.’ No worries. Hiervoor moet je bij Amsterdam Vintage Watches zijn. Hiervoor creëerde Niessink een limited edition genaamd – let op de woordspeling – Watch Oudh. Want bij een vintage horloge, hoort volgens Bram Niessink een gedistingeerde geur en die moet nu conform de trend oudh bevatten. Een overtuigende exercitie. Watch Oudh (geleverd in parfum-extract) wordt geïntroduceerd met een explosie van bergamot, verrijkt met tabak doordrenkte rozen en verzacht met een delicaat spoor van amber, musk en sandelhout.
Wat vooral opvalt is de zoete ‘tabaksroos’ die naar voren komt en die lekker ‘vloeibaar’ blijft hangen, ondersteund door oudh. Uitgesproken maar ambigu. Dus – overbodig om te zeggen, maar toch – ook zeer geschikt voor de vrouw op zoek naar een vintage horloge, zoals bijvoorbeeld een Cadenas van Van Cleef & Arpels.
VOOR DE ZOVEELSTE KEER BEVESTIGD: SCHADELIJKE CHEMICALIËN IN PARFUMS
R.I.P: REST IN PEACE PERFUME OF WORDT HET REST IN PERFUME?
Tijd voor gezelligheid rondom de kerstboom. Heb je van de goed heilig man geen geur cadeau gekregen, misschien heeft de kerstman wel aan je gedacht. Maar zonder de pret te bederven, hier een waarschuwing. Achter de wereld van retro-romantiek, dromerige storytelling en poëtische prietpraat, loert het gevaar. Want in de als helder water ogende parfumflacons drijven niet alleen ‘geluksmoleculen’. Heel veel ‘flowerbombs’ blijken in potentie ‘toxic bombs’
Dit nieuws is in feite oud nieuws, want het wordt in de media om de zoveel tijd opgepikt. Zo deelden onlangs BNN/Vara, NPO, Radar (AVROTROS), Margriet, het persbericht van Stichting Tegengif in samenwerking met de Deense consumentenbond en Kom op tegen Kanker uit België. De kop van het artikel: ‘Schadelijke chemicaliën gevonden in populaire parfums’ – de conclusie van een recent onderzoek.
De crux van het probleem is dat de huidige regelgeving volgens deze organisaties niet toereikend is om kopers te behoeden voor blootstelling aan schadelijke chemicaliën. De onderzoekers selecteerden, op basis van populariteit, twintig parfums en toetsten de bestanddelen op zorgwekkende stoffen. In het rapport lees je welke er in de parfums zijn aangetroffen. Het gaat om Carolina Herrera, Chanel, Chloé, Dior, Armani, Givenchy, Hermès, Hugo Boss, Gaultier, Kenzo, Lancôme, Marc Jacobs, Paco Rabanne, Ralph Lauren, Mugler, Viktor & Rolf, Yves Saint Laurent, Zadig & Voltaire, Zarkoperfume. Nou, dan kun je er gif op innemen dat ook andere merken (inclusief niche) een gevaarlijk spel spelen.
In totaal betreft het 26 problematische chemicaliën die worden geassocieerd met onder andere een verstoring van de hormonen, verminderde vruchtbaarheid en allergieën – én ze zijn moeilijk afbreekbaar in het milieu. Bijvoorbeeld: ethylhexyl methoxycinnamate, een uv-filter die lange houdbaarheid van geuren garandeert. Bijvoorbeeld: de geurstof butylphenyl methylpropional die is reproductietoxisch, dus schadelijk voor de voortplanting of het nageslacht. Zegt Annelies den Boer, voorzitter van Stichting Tegengif: ‘Gelukkig geldt er per 1 maart 2022 een verbod op het gebruik van deze stof in cosmetica op de Europese markt. Helaas geldt dat niet voor andere chemicaliën die wij aantroffen.’
De organisaties zijn verontrust over de bij elkaar opgetelde blootstelling aan gevaarlijke stoffen die consumenten binnenkrijgen via cosmetica en parfums. Veel mensen gebruiken volgens de onderzoekers dagelijks twaalf tot zestien van zulke producten, wat neerkomt op meer dan 160 gevaarlijke stoffen.
‘Langdurige blootstelling aan hormoonverstorende stoffen, zelfs in lage doses, kan bijdragen aan het ontstaan van sommige borstkankers,’ zegt Ann Gils, directeur van Kom op Tegen Kanker, ‘daarom is het cruciaal blootstelling aan hormoonverstorende stoffen te minimaliseren. Het gebruik van persoonlijke verzorgingsproducten zonder schadelijke chemische stoffen kan hierbij helpen.’
De Europese Commissie erkent in ‘Strategie voor Duurzame Chemische Stoffen’ dat consumenten in het alledaagse leven aan een breed assortiment schadelijke stoffen worden blootgesteld. Stichting Tegengif is blij met deze erkenning, aldus Den Boer: ‘Toch kan het nog jaren duren voordat dit leidt tot een daadwerkelijk betere bescherming van consumenten. Tot die tijd blijven wij dagelijks blootgesteld aan deze stoffen. Daarom vinden wij het belangrijk om consumenten hiervan bewust te maken en hen te wijzen op alternatieven. Er zijn voldoende consumentenartikelen zonder schadelijke chemische stoffen voorhanden. Ecologische labels zoals het EU Ecolabel of the Nordic Swan Ecolabel kunnen consumenten helpen bij het maken van een gifvrije keuze.’
Alleen, wat consumenten nogal eens vergeten is dat ook puur natuur-ingrediënten allergisch en, afhankelijk van de dosering, zelfs gevaarlijk kunnen zijn bij een te veel blootstelling aan. Dat viel me een tijdje geleden op tijdens een door mij georganiseerde parfumworkshop. Sommige deelnemers waren zo overtuigd van hun gelijk – de teneur: wat Moeder Natuur heeft gemaakt is goed. Ze kwamen met voorbeelden waardoor ik ging geloven dat ze in een parallel universum leefden.
Toen vertelde ze ik de anekdote van Parvez Haris, biomedisch wetenschapper aan de Montfort University (Leicester). Hij beweert dat Napoleon Bonaparte werd vergiftigd door de essentiële oliën in zijn geliefde geur. Hij gebruikte jarenlang elke dag meerdere flessen eau de cologne. ‘Wat nu als een obscene hoeveelheid zou worden beschouwd’, zegt hij grappigerwijsten overvloede. Maar, het is een bevestiging volgens hem wat eerdere studies in de Verenigde Staten hebben aangetoond: essentiële oliën kunnen werken als hormoonontregelaars die hormonen aantasten, wat leidt tot ontwikkelingsstoornissen en tumoren. Volgens Haris verklaart langdurige overmatige blootstelling aan deze oliën veel van de afnemende gezondheid van Napoleon in zijn laatste jaren – en zelfs zijn fatale maagkanker. Ja, ja, ja,’ zag ik ze denken.
Trouwens, ook op www wemelt het sowieso van artikelen die verwijzen naar het vermeende gevaar van synthetische werkstoffen. Opvallend is dat deze berichten vaak worden geïllustreerd door zogenaamde prachtige foto’s die eerder associaties oproepen met ‘romantisch’ en ‘dromerig’ in plaats van te kiezen voor beelden die stemmen tot nadenken en waardoor je geprikkeld raakt het artikel te lezen.
Nou, neem dit maar mee, als je voor het kerststressdiner nog even snel ‘een geurtje opdoet.’ Zalig Kerstfeest.
Een flits uit de uitermate populaire theatertoer Stank als Dank van Geurengoeroe. ‘Hebben jullie dat nou ook?’ Hard gelach vanuit de zaal. ‘Kom je een parfumerie binnen, vind je dat geuren steeds meer op elkaar gaan lijken!’ Applaus. ‘Mannengeuren nog meer.’ Het publiek komt niet meer bij. ‘En weet je wat nou helemaal zo crazy raar is, sommige nieuwkomers durf ik eigenlijk niet te proberen, bang als ik ben voor teleurstelling’. Zucht van herkenning door de zaal. ‘Wat laatste betreft, nu gaan we echt lachen: als iemand weet op welke geur deze profielschets van toepassing is, die maakt kans op een van de tien geuren genereus beschikbaar gesteld door de producent.’
‘Daar gaan we! De geur vertegenwoordigt de man die zijn dromen al heeft verwezenlijkt, maar die altijd uitkijkt naar de toekomst en nieuwe doelen voor zichzelf stelt. Hij gaat de uitdagingen die op zijn pad komen niet uit de weg en vat niets licht op. Hij stopt nooit en gaat altijd met het grootste plezier over zijn eigen grenzen.’
‘Ik hoor u door het schatergelach heen, toch denken. Hugo Boss, Giorgio Armani, Valentino, Dior, Givenchy? Ik zeg bijna goed! Een golf van verkneukelen, verspreidt zich door de zaal. Allemaal fout, want echt niet te geloven, geurgekken, het is de meest recente mannengeur van Yves Saint Laurent.’ Berusting en teleurstelling wordt hoorbaar weggeslikt en je ziet mensen de zaal verlaten, terwijl de pauze nog moet beginnen…
Anyway, ik heb de moeite genomen om helemaal naar de Amsterdamse Bijenkorf te fietsen, om Y Men te proberen. Want, hoogste tijd voor een mainstreamer, en ik niet de verdenking op me wil vestigen dat ik geen aandacht meer besteed aan ketenparfumerie-geuren. Er zit elf jaar tussen L’Homme (2006) en Y Men (2017). Dat valt dus nog mee, de tig flankers van de eerste niet meegerekend dan.
Ik lees op NowSmellThis: ‘Geïnspireerd door het iconische witte T-shirt en de zwarte jas van Yves Saint Laurent, vertegenwoordigt deze Y Men een balans tussen frisheid en kracht. Zal wel niet. Terzijde: is voor mij dus toch echt nieuws dat Saint Laurent zich het T-shirt als zijn klassieker heeft toegeeigend. En welke zwarte jas wordt bedoeld? Voor zover ik weet, heeft de meester op het gebied van mannenmode geen invloed gehad (waarvan hij het ontwerpen aan anderen overliet).
Wat mij het meest stoort/verbaast hoe de creatievelingen verantwoordelijk voor de geuren, zich hebben laten inspireren Sauvage van Dior. Hoe bedoelt u? Nou, in de communicatie wel te verstaan. Heeft Dior de sauvage, anti-burgerlijke, anti-held Johnny Depp weten te strikken, resulterend in een uiterst clichématig, natuurlijk harstikke dure reclamecampagne: als ruige über-getatoeëerde gitarist (wat een multi-talent is het toch, ik herken akkoorden van het nummer wild thing!) verlaat hij als een maverick de metropool, om ‘de rust op te zoeken’. Hij vertrekt (natuurlijk in een vintage-auto) richting woestenij, jaknikkers, zand, droogte hitte en een toevallig door het beeld lopende bizon… en een roedel wolven. Symboliek?
Yves Saint Laurent klopte aan bij Lenny – always on the run – Kravtiz. Die zei natuurlijk geen nee, altijd leuk zo’n carrièreboost tijdens corona. Maar jeetjemariamoederlief, wat is dat toch met die verheerlijking van seks, drug & whatever aanhangende popartiesten door de parfumindustrie? Om ons, kopers, in te wrijven dat we eigenlijk maar hardzwoegende losers zijn op alle manier vastgeklonken aan de burgelijke moraal. En wie mij kan uitleggen wat de charme is om samen met 50.000 man naar een popconcert te gaan, waar je ook nog eens wordt uitgeknepen consumptieverplichterwijs dan… Maar dat is een ander onderwerp.
Dat dan weer wel: de clip vaan Y Men is stukken goedkoper, en ach zo schattig, er zit ook nog een droomelement in, want de clip wordt – inclusivisme indachtig – doorsneden met ‘jeugdherinneringen’ door een puber achter een drumstel, zou het de kleine Lenny zijn…
Oh ja, de geur. Ik heb de eau de parfum-versie geroken en geblotterd. Inmiddels is ook een ‘parfumextract’ en eau fraîche verkrijgbaar. Eerlijk zeggen? Valt me niet tegen, alleen – een te vaak door mijn geuit commentaar – als de ingrediënten de klasse hadden gekregen van de Saint Laurents Vestiaire-lijn, dan had Y Men echt geknald.
Aangename opening deze inmiddels vaak toegepaste blend van gember, appel, bergamot. Leuk dat een vleuge aldehyden het geheel een opwaarts duwtje geeft. Het hart verenigt elemihars, jeneverbes, salie, geranium en helaas lavendel. Hoort er niet bij. Geeft die schoongemaakte frisheid die je eigenlijk niet wil ruiken in een geur die donker in zijn intenties is. Jeneverbes en salie is trouwens een originele combi, en dat ruik je in ieder geval gelukkig. De donkerte openbaart zich vooral in de basis: een wolk van wierook en vetiver zacht gemaakt door tonkaboon en ‘amberhout’. Die laatste twee hadden van mij ook niet gehoeven, maakt de geur zo, hoe moet ik het zeggen, gemakkelijk glad. Geef mij maar verschroeide aarde in een flacon.
Nog iets: de naam is leuk. Alleen was het volgens mij chiquer geweest als ze het op z’n Frans hadden gedaan Y pour Homme, als verwijzing naar het debuutparfum van de haute couturier. Wel opvallend: de enorme discrepantie tussen ‘aspiratiemodel’ Lenny Kravitz en de – vanzelfsprekend moeilijk-vermoeid kijkende – frêle af en toe angstig magere modellen én de mode van Yves Saint Laurent op dit moment: opgestrakte-verfijnde grunge gelardeerd met klassieke pakken en een overdosis aan wat de meeste mensen nu nog feminien zouden noemen: kanten blouses, veel sieraden, overhemden open tot op de navel, en puntiger dan puntschoenen waarover je struikelt als je niet oppast (wat mij geregeld is overkomen met mijn kekke Dolce & Gabanna-puntlaarzen). Dan doet Lenny Kravitz in eens wel heel erg só nineties aan, lijkt van een andere tijd maar dan zonder ‘vintage’-allure.
Ben ik weer keer. As we speak, participeer ik voor twee dagen in een web-seminar georganiseerd door StadsMuseum Berlijn en Odeuropa. Laatste is een stichting die als doel heeft om historische geuren – weer – tot leven brengen. Ik weet nog niet wat ik ervan moet vinden: decadent, overbodig of noodzakelijk? Komt nog wel. De Europese Commissie vond het in ieder geval een goed plan en ondersteunt dit initiatief met een paar miljoen. Denk bij ‘tot leven brengen’ niet aan oude, in vergetelheid geraakte geuren van reeds eeuwenlang gesloten parfumhuizen, maar aan geuren die we in het dagelijkse leven ervaren, of beter gezegd: die mensen ooit hebben geroken.
Want, de focus van deze twee dagen behandelt niet ‘gezellige’ geuren, maar geuren die worden geassocieerd met dood en bederf. Denk stinkende grachten, ziekenhuizen, kerken, oorlogen en andere plekken waar op olfactief gebied de duivel als het ware om de hoek keek – stank werd vaak geassocieerd met hel en ander onheil, afgeroepen van ‘boven’. Het seminar heet dan ook Malodours a Cultural Heritage? Ik doe ook mee, omdat ik bezig met een project met als codes: civet, grachtenpanden, Amsterdam, stank of stralend? Misschien kan ik een bijdrage lospeuteren bij Odeuropa. Fingers crossed.
En ondertussen gaat The Merchants Of Venice maar door met het – laten we in de stankcontext blijven – het schijten van geuren. Opgericht in 2013. De teller staat nu op 85. Een van de meest recente is: Flamant Rose Eau de Parfum Concentrée. Net geen parfumextract dus.
Waarom ben ik zo grof? Ik kom op schijten, omdat me dit doet denken aan de brievencorrespondentie tussen de schrijvers Gustave Flaubert en George Sand. Hij omschrijft zijn stijl als het groeiproces van een perzik: van ontluikende bloesem in het voorjaar tot een vrucht rijp om geplukt te worden in het najaar. Dat duurt dus maanden. Sand daarentegen produceerde volgens Flaubert boeken alsof ze diarree had.
Zou Flaubert het persbericht van deze geur hebben kunnen beschrijven? Oordeel zelf: ‘Een vlammende veer die de huid streelt met de gratie van een van de meest elegante wezens ter wereld: de roze flamingo. Symbool van harmonie en positiviteit; met zijn kleurrijke en stralende verenkleed, is deze prachtige vogel de inspirerende muze van The Merchant of Venice’s Flamant Rose, Eau De Parfum Concentrèe. Een geur die delicatesse en extravagantie in perfecte balans combineert. Een kostbare en omhullende geur, ondergedompeld in de warme en heldere koraaltinten van de flacon die herinneren aan de iconische kleuren van de flamingo’. Commentaar van Geurengoeroe: sinds wanneer zijn de kleuren van de flamingo iconisch? Wat een ge… (vul naar believen in).
Dan de geur. Ik lees op ergens anders op www: ‘Herinnert aan de sensaties van een wandeling bij zonsondergang’. Das fijn, maar dat is natuurlijk wel afhankelijk waar je deze ondergang ervaart: aan de Amsterdamse grachten, beneden de Sahara, boven ergens in Scandinavië? Ik bedoel maar. Het is in ieder geval geen geur waarmee je je (schoon)moeder, vrouw, geregistreerde partner, vriendin, amant, nou vooruit, de buurvrouw nemen we ook mee, beledigt. Is een van deze personen een parfumsnob, dan zal die FlamantRose ‘wel aardig’ vinden. Is ze een ‘doorsnee-vrouw’ die een geurtje nog grotendeels als een cadeautje beschouwt, dan vindt ze Flamant Rose waarschijnlijk heerlijk, ‘wat aardig, wat lief van je, bedankt!’ Echt vies kun je hem niet vinden. Echt niet.
Wil zeggen: Flamant Rose is duidelijk, ruikt naar kwaliteit, heeft de allure van niche maar is het niet echt. Maar wat dan wel? Laten we het houden op masstige – een samentrekking van massa en prestige.
De elegantie zit’m in de ondertoon. Een behaaglijke wolk zwevend tussen fluweel en suède. En die ondertoon voert eigenlijk direct de boventoon: want, aldus het persbericht, ‘het citrusachtige en sprankelende vertrek van petitgrain en verbena’ is snel vervlogen ook al ‘bedwelmt die de zintuigen’. Dan is het raak; de oranjebloesem staat direct in volle bloei, op en top sensueel van aard, en ziet haar bloemige noten versterkt-verfrist door geranium. Abrikoos zorgt voor fruitige souplesse en geeft de geur zijn ‘verzachtende omstandigheden’. De afhandeling voert je naar het Nabije Oosten: een superzachte en warme noot met poederachtige accenten geleverd door musk (vrij van laundry-effect) en tonkaboon.
Zijn dit nu de sensaties van een wandeling bij zonsondergang? En, voor ik het vergeet: wat een ontzettende romantische, perfect gemaakte promotieclip… slechts 114 kijkers op YouTube. Hoe is het mogelijk? Oh ja, de prijs, mooi afgerond: 100 ml € 250,00.
DISNEY KAN OOK TOT ORIGINELE MERCHANDISE INSPIREREN
Ik volg Estée Lauder niet meer echt. Maar dat geldt voor heel veel andere merken. Zal allemaal wel. De geuren van Aerin Lauder vind ik slaapverwekkend ouderwets, trendvolgend in plaats van trendsettend. Alles is tuttig. Haar ‘personality’, haar smaak en haar invulling. Maar ze vindt zichzelf heel modern en een influential op mode- en lifestylegebied zoals Ivanka Trump zichzelf ook heel modern en een influential op mode- en lifestylegebied vindt.
Dit zegt natuurlijk iets over de über-conservatieve smaak van de gemiddelde Amerikaanse vrouw die nog steeds met Lauder wegloopt – het merk is qua beauty feitelijk de Chanel van de Verenigde Staten. Aerin zal er niet wakker van liggen, het geld blijft binnenstromen en stromen en stromen.
Sinds Aerin voor een groot gedeelte de artistieke en creatieve koers van het merk bepaalt, zie je dat Estée Lauder niet meer een duidelijke en overtuigende koers vaart. Het eigenzinnige, het innovatieve is niet meer. Het is vooral leunen op en spelen met de erfenis van haar oma – de oprichtster.
Dus wat geuren betreft: gemakzuchtige variaties op de klassiekers. Maar voor wie gemaakt? De oma’s en/of de kleinkinderen? Beautiful wordt dan Beautiful Belle of Beautiful Magnolia. Welke klassieker (waarvan de meesten, net zoals bij Guerlain, nu in een standaardflacon zijn gestopt) is volgend jaar aan de beurt?
Nieuw is de Luxury Collection. Een octet dat qua creativiteit niet ver verwijderd is van de mediterrane, zonovergoten wereld van de Aerin-geuren. Ze zullen vast heel helder en crisp zijn (en inwisselbaar met de Aerin-collectie). Alsof in je slow motion door acht sprookjestuinen loopt terwijl de bloesems en blaadjes vallen – ‘knijp me, knijp me’. Hou eens op met die sprookjeswereld parfumproducenten! Neem de vrouw eens serieus, maar dan wel alsjeblieft, dankjewel zonder politiek correct worden. Voorlopig dieptepunt in deze: Maison Margiela’s Mutiny (2019).
Wel leuk: een vintage edition van Youth-Dew (moet nu blijkbaar een verbindingsstreepje tussen), maar zoals gezegd: dit had oma al bedacht.
Nog leuker: de solid perfume compacts dit seizoen gemaakt door Monica Rich Kosann. Want ondanks het opstrakken en opschonen van het totaalaanbod, blijven de huidige decision makers deze (limited editions) ‘gekkigheidjes’ van Estée Lauder voortzetten.
Ik heb niet zoveel Disney en perfume compacts. Maar deze zijn een goed voorbeeld dat Disney ook tot originele merchandise kan leiden. Ze zien er wel erg geinig uit, werken op de lachspieren, en dan vrij van cynisme. Gelukkig maar, want dat moet parfum ook doen: je tot glimlachen brengen. Iets wat we door huidige über-verniching van de branche, dus ook het zichzelf über-serieus nemen, wel eens vergeten: parfum is ook parfun.
Bladeren vallen. Gedachten vallen. Gedichten vallen. Het stormt. En niet alleen veroorzaakt door de natuur: gedachten/meningen worden nodeloos/hopeloos tegenover elkaar gezet, en door social media uitvergroot – een opblazen meestal niet in verhouding staand tot de nieuwswaarde.
Interessant: ook op fronten waar je het niet verwacht worden de messen geslepen. Wel of niet gedreven door ‘woke-warriors’, wordt van collega’s verwacht dat je stelling neemt, waardoor je in een keer het begrip ‘concullega’s’ begrijpt.
‘Nou, kom op Geurengoeroe, make your point!’ Oké: geldt dit opwerpen van barricaden ook al in de parfumwereld? Geurengoeroe zegt: ‘Comptez maar van oui!’ Nee, ik hint dan niet op wel of niet met mondkapje een geur testen. Wat, by the way in dit geval werkt – mocht je er überhaupt zin in hebben: eerst een geur in het mondkapje sprayen, dan opzetten en dan inhaleren maar.
Wel ‘een dingetje/discussie’ dat zich leent voor ophitsen, tot een scheiding der geesten: puur natuur versus synthetisch. Alleen welke aanhang staat dan aan de linker- dan wel rechterkant van het politieke spectrum? Want als alles politiek is, dan parfum ook. Weg met het politiek correcte parfumgeleut – ‘Nou, mij maakt het niet uit, als je de geur maar lekker vindt – toch, niet dan?’
Lang verhaal kort: lange tijd maakte het mij ook geen ene mallemoer uit, ‘als de geur maar’ enz. enz. Maar sinds kort – lees: jaar of drie – word ik zo ‘ik-stop-met-geurengoeroe’-moe van al die voorspelbare variaties op marketingthema’s die oude en zelfs nieuwe merken als dé nieuwste geursensatie sinds lang presenteren. Neem het wonderhout 2.0 oud(h): als Axe het in zijn deodorant stopt… Neem, de hinderlijk synthetische nasleep van geuren die een warm, security blanket-gevoel moeten schenken: je ogen gaan er scheel van staan.
En dan, zonder het in de gaten te hebben omdat je er niet bewust bij stilstaat (‘je gaat af op je gevoel’), haal je de meeste voldoening niet uit een über-georkestreerde geur maar wel uit een etherische olie. Want, waarom koop ik de laatste tijd steeds vaker bij de biologische winkel een klein pipetflesje met een dergelijke olie? Onlangs nog een co2-versie van ‘ingedikte koffieprut’ – jeetje dat ruikt goed. Terwijl ik koffie in een geur maar zo-zo vindt.
Heb mijn doos met tweedehands etherische oliën er ook maar weer eens bij gepakt – jeetje de mandarijn is zo zonnig zoet. De lavendel – jeetje zo vind ik haar wel lekker. Even mijn fles geopend gevuld met diverse vanillegeuren uit het hoogste prijssegment aangevuld met iets te veel druppels komijn-olie – jeetje, daar moet echt nog iets bij.
Misschien Vert van Bruno Acampora? Onlangs gekocht tijdens mijn vetiver-heimwee-stemming en, omdat ik me, zoals reeds geschreven, meer in essences/oliën wil verdiepen.
Nee, dat is toch zonde. En: er zijn grenzen. Sommige geuren meng je niet, toch? Alhoewel, wat zit ik te miepen! Bruno Acampora, stimuleert het zelf zelfs. Ik kreeg er wat proefjes bij met andere essences uit de Acampora-collectie. Zoals Jasmin T Perfume Oil (1978). Ik had’m al vaker geroken, maar wat maakt juist cyclaam deze jasmijn toch bijzonder. Ik moet denken aan het fijnste fluweel waar de zon op schijnt… Maar terug naar Vert. Is dus heel erg vetiver. Hoewel recent, 2016, voldoet hij helemaal aan de ‘Acampora-doctrine’: dus overrompelend, vol en met zo weinig mogelijk extra ingrediënten de essentie van één vervolmaken, polijsten, het begrip soliflor ontstijgend.
Ik ben natuurlijk bevooroordeeld (ik voel met het prettigste met een groene geur) en de geur beantwoordt aan mijn behoefte naar essences. Maar jeetje, wat is Vert wonderlijk: het combineert hout met groen en aarde, prikkelt (een ‘droge’ peper) en is kruidig (een ‘droge’ nootmuskaat). Met een elegante warmte (met name opgeroepen door cederhout) in de basis zonder dat het te geraffineerd wordt. Want een goede vetiver moet aards, ‘plattelands’ soort van grof blijven (rulle aarde, bladeren, mist die in de ochtend optrekt), moet niet te veel naar de grote stad overlopen.
Leuk is dat je de groenheid ook in de frisse noten bespeurt. Zo ruik je ‘op een gegeven moment’ kardemom en elemi (citrus- en houtachtig met groene noot) door de andere geursporen heen. Mijn besluit staat vast: we gaan in de olie en daarna in de attar – heb nu een goed contact in India die mij het echte spul kan leveren, niet de shit die aan toeristen wordt verkocht.
En wat is de volgende Acampora-essences die ik ga kopen? In ieder geval niet hun nieuwste, hippe collectie voor een nieuwe generatie of voor wie dan ook. Alhoewel, op papier lijkt een van die geuren, Young Hearts (2019), een chypre naar mijn hart, en heeft zowaar The Art and Olfaction Award 2020 gewonnen. For what it’s worth.
Door toeval, niet door mijn algoritme (die sucks by the way), kwam ik bij Douglas terecht. Tot mijn verbazing, zag ik tussen het bekende monotone aanbod, een naam die daar eigenlijk niet thuishoort: Jean Patou.
Grappig-treurig weer om te zien hoe weinig ‘inzicht’ en kennis aanwezig is bij de huidige generatie ‘tekstschrijvers’. Of ligt het aan de slechte vertalers, of aan Google-translate, of aan de ingeschakelde kunstmatige intelligentie?
De geur in kwestie betreft het letterlijke legendarische Joy. Ik lees onder meer: ‘De geur is bloemig en dierlijk (laatste behoeft uitleg lijkt me, maar dit terzijde) en werd voor het eerst gelanceerd in 1935. Sindsdien zijn er enkele flacons van Joy verschenen.’ Enkele? Zullen we het op z’n minst over honderdduizenden hebben?
En op welke compositie is de huidige formule gebaseerd? Op het origineel, op de remake toen Jean Patou eigendom van Proctor & Gamble werd (de erven van Jean Patou verkochten het bedrijf in 2001 aan deze multinational). Op de formule van Designer Parfums Ltd aan wie P&G het in 2011 verkocht? Iets waar P&G, volgens mij, nu spijt van zal hebben gezien de aanwezige expertise bij Jean Patou, en het feit dat oude, vergeten couturehuizen het ‘voor de tweede keer’ weer goed doen.
En hier komt de link met Douglas. Want zonder al te veel rumoer, blijkt LVMH, ‘s werelds grootste luxeconcern (met merken als Kenzo, Guerlain, Fendi, Acqua di Parma, Dior) Jean Patou te hebben gekocht. Zo ongeveer een jaar voor de lancering van Diors nieuwe geur – inderdaad Joy, die de grote opvolger van J’adore moest worden maar waarvoor niet eens de moeite werd genomen een nieuwe flacon te ontwikkelen. En de inhoud: gaap-gaap-geur.
Het is natuurlijk vreselijk wat LVMH doet. Een belediging dit niet serieus nemen van de parfumgeschiedenis, iets waar de luxegroep zich juist altijd op laat voorstaan met zijn marketinggekeuvel over heritage, patrimonium, traditie. Eerst de verkwanseling van Miss Dior, vervolgens het uitmelken van Poison (met Poison Girl als het summum van slettebakke cheap-chic) en zoveel ander pure marketingproducten zoals Sauvage – voor een verkwanseling van ja, die beroemde, bekende, geliefde mannenklassieker: Eau Sauvage.
Nee, de nichelijn maakt dan niet veel goed, en die heeft trouwens weinig vandoen met niche. En er verschijnen gewoon te veel – neem de laatste: Vanille Diorama, waar het weer mee aan de haal met een klassieker van Dior. Voor heel wat minder geld koop je kwalitatief betere vanillegeuren.
Je vraagt je wel af waarom Douglas Jean Patou heeft ingekocht – de naam staat toch voor oude meuk? En de verhipping is door LVMH nog niet ingezet. Althans nog niet bij de parfums. De jonge generatie koopt toch liever de zoveelste variatie van Givenchy’s Interdit – ook LVMH? Maar wie koopt er bij Douglas een limited edition van Joy 15 ml voor € 1540,46.
Of voor € 1166,95. Want u krijgt maar liefst 24 procent, ja u leest het goed, 24 procent korting. Dat bedrag geeft de gemiddelde Douglasklant volgens mij nog niet uit in drie jaar. Of ben ik nu aan het ‘shamen& blamen’. En misschien koopt Douglas deze limited edition alleen in als er een bestelling volgt.
Waarom zou dit zo maar kunnen? Nou www.beslist.nl biedt de geur voor dezelfde prijs aan. Wat ik vermoed, gezien de Jean Patou-aanbiedingen op internet: het betreft de oude voorraad van Designer Parfums Ltd waar LVMH zo snel mogelijk vanaf wil. Want op alle flacons staat de naam nog voluit geschreven. Als dat niet lukt, dan is er nog altijd het Kruidvat. Ik sta dan voor in de rij (kocht er onlangs voor € 24,95 200ml van de eerste geur van Agent Provocateur). Ben benieuwd hoe LVMH de eerste Patou zonder Jean in het label gaat lanceren. Moet het na Dior, de nieuwe melkkoe worden?
Nog een laatste geur-zeuropmerking: de beautywereld is in de ban van storytelling. Krijg je een mooi kant en klaar verhaal aangereikt, pik je die vervolgens niet op. Zoveel ‘leuke weetjes’ wat Joy betreft. Zoals dat Jean Patou voor de oorlog zijn eigen roos- en jasmijnvelden rondom Grasse bezat. Nog een: een concurrent kwam met een geinig antwoord op Joy. Nou, nog eentje: Joy is uitgeroepen tot de beste geur van de twintigste eeuw. Maar dit wordt dan ook echt de allerlaatste: de geur verscheen in 1930, niet vijf jaar later Douglas!
Karl Lagerfeld zei over ooit Chanel: ‘Je moet een merk helemaal afbreken om het weer op te bouwen.’ Bij Chanel zat hij er in retroperspectief goed naast – de beleidsmakers van het couturehuis zien in elke uitspraak of opvatting die Coco Chanel ooit deed of ooit had, een begin van een nieuw product.
Als je nú naar het parfummerk Paco Rabanne kijkt, dan heeft Lagerfeld gelijk gekregen, met name wat de geursectie betreft. Die heeft rien, nicht, njet, nada maar dan ook absoluut niets meer met de ideeën van de oprichter vandoen. Erg? Een tijdje vond ik wel, maar ik geloof inmiddels dat het helemaal niets meer uitmaakt, omdat – in Rabanne’s geval – ‘hij’ zich op een nieuwe doelgroep heeft gestort: de jeugd van het schoolplein.
Dan is je inspiratiebron natuurlijk anders. Geen hemelbestormende filosofieën, geen ode op de man/vrouw van de toekomst, maar gewoon simpele namen met een doeltreffende, vanzelfsprekend humoristische, ‘schot-voor-open-eigen-doel’-marketing die direct begrepen worden. En by the way: van de nieuwe consumenten associeert bijna niemand Rabanne waar hij mee beroemd geworden is: jaren zestig space age couture.
Het is voor de jeugd van tegenwoordig hoogstwaarschijnlijk een nieuw merk dat zijn geuren bottelt in gagdet-achtige flacons – het hedonistische 1 Million (2008) en Lady Million (2010), dan wel in een ‘kermis-schiettent-altijd-prijs’-uitvoering: Invictus (2013) en zijn vrouwelijke pendant Olympéa (2015).
Ik keek wel op toen ik Phantom onlangs in Ici Paris XL zag. Associeerde de uitgestalde robot niet met Rabanne, trouwens met geen enkel gevestigd merk. Had ik een nieuw Disney/Pixar-animatiefilm over het hoofd gezien met Phantom in de hoofdrol? Toen ik daarna de clip op YouTube zag wist ik genoeg. Ik herkende zowaar een bepaalde ‘Rabanne’-saus – de opbouw van het ‘verhaal’ de gezellige all inclusive happening met toch een boy meets girl-zijlijn. Ik dacht: ‘Geurengoeroe je wordt te oud voor deze parfumpret, besteed geen aandacht aan dit soort triviaal geglamour’.
Maar ja, je bent dan toch benieuwd hoe Phantom – toch een vreemde naam voor zo’n robot/buitenaards machientje. En dan is er ook zoiets als The phantom of the opera.
Ik lees op www.pacorabanne.com: ‘De essentie van zelfvertrouwen, gevoed door feelgood-energieën. Een futuristische aromatische geur geboren uit de botsing tussen luxe vakmanschap en nieuwe technologie. Gedurfd met tonen van verslavend-romige lavendel, energieke versmelting van citroen en sexy houtachtige vanille. Radicaal anders, totaal ontwrichtend: ontdek onze eerste verbonden fles ooit’. Was het maar waar. Hier is niets futuristisch, nieuw technologisch aan. Zelfs niet in presentatie – ‘iedereen’ is deze ‘oervorm’ van een robot (‘Die kan dansen, heb je het gezien mamma!’) wel eens tegengekomen.
Het verbaast dat de marketingmachinerie van Rabanne (geproduceerd door Puig) met bijna trots vermeldt dat vier neuzen aan de geur hebben gewerkt: Loc Dong (verantwoordelijk voor zijn gekke creativiteit), Julia Karagueuzoglou (levert haar kennis betreffende natuurlijke ingrediënten). Anne Flipo en Dominique Ropion hebben samen de geur gefinetuned voor een krachtig, lang houdend effect. En alsof dat nog niet genoeg is werd ook nog – tada! – kunstmatige intelligentie ingeschakeld voor een extra boost. Hoe? Kom ik niet achter.
Interesseert me ook niet omdat de compositie van een ongelooflijke braafheid is. Waarschijnlijk door alle testpanels wereldwijd ontdaan van de scherpe kantjes – als die überhaupt in de oerversie heeft bestaan. Of is de kunstmatige intelligentie hiervoor verantwoordelijk?
Eerst een aqua-citrusstoot for boys who like toys. Geeft je direct een frisgewassen gevoel. Lavendel vervolgens bevordert dit ‘net-onder-de-douche-vandaan’. De appel kan er ook wat van. En dan de basis: de vanille moet verondersteld de boventonen een soort van warmte verlenen en dan is er ook nog sprake van ‘rook, aardse noten, patchoeli en vetiver’.
Het effect aldus Rabanne: ‘Een overdosis aan verslavende en langdurige sensaties’. Was toch mooi geweest als je dat allemaal had kunnen ondergaan – je ruikt vaag een klassieke houtachtige basis die misschien beter tot zijn recht zal komen in de intens, extreme of ‘out of space’ versie. Want die gaat natuurlijk verschijnen.
Als de gemiddelde boy dit lekker of zelfs erg lekker vindt, en hiermee tevreden is; die zal zich waarschijnlijk kapot schrikken als je hem een echte geur voorzet – dan bedoel ik: een vrij van marketing, een die inhoud boven uiterlijke ijdelheden prefereert. Long way to go!
Het woord hing al een tijdje in de lucht in bla-bla-lifestyle-land en heeft sinds een paar seizoenen ook de ketenparfumerie bereikt: vegan. Dus doet Chloé wat een aantal andere merken – zoals The Bodyshop en Rochas – reeds hebben gedaan: bijzonder trots vermelden dat hun nieuwe geur vegan is. Tis niet waar! Sterker, het is niet waar, want álle geuren die na het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn gemaakt, zijn vegan omdat er sindsdien geen dierlijke ingrediënten meer in verwerkt mogen worden. Denk echte musk, echte bevergeil, echte civet.
Even terzijde: dat geldt niet voor echte ambergrijs omdat de zoogdieren die dit gouden goedje leveren – walvissen – hiervoor niet gedood hoeven te worden. Japan jaagt hier alleen nog maar op vanuit wetenschappelijk oogpunt – gelooft u dat?
Anyway, met een vegangeur wordt nu vaak bedoeld dat die voor honderd procent uit natuurlijke ingrediënten bestaat en vrij van kleurstoffen en filters is. En dat is dus de nieuwe variatie in de Chloé Signature-serie: Eau de Parfum Naturelle. Los daarvan doet Chloé mee met een eveneens andere trend in de wereld van beauty & fashion sinds de opkomst van MeToo en Black Lives Matter: benadrukken als ‘betrokken’ luxelabel dat je het oh zo goed meent met je klanten (bij Chloé: vrouwen samenbrengen door ze een stem geven; het is de vraag of ze hierop zitten te wachten), inclusiviteit plotseling de gewoonste zaak van de wereld vindt en het maken van een positieve sociale en ecologisch impact tot huisregel bevordert.
Al deze goede bedoelingen komen dus samen in Eau de Parfum Naturelle. Het profiel van de draagster is ontroerend en zó herkenbaar volgens mij: ‘Ze weet hoe krachtig maar kwetsbaar de natuur werkelijk is, ze put er kracht uit, terwijl ze zich ook bewust is van de urgentie om haar te beschermen. De natuur is zowel haar inspiratie als de lucht die ze ademt.’ Eén ding is duidelijk: ‘zo maar’ vrij en blij, zonder je zorgen te maken, genieten van een geurtje zit er voorlopig niet meer in.
Eau de Parfum Naturelle is opgebouwd rondom zwarte bes, citroen, neroli, mimosa, roos en cederhout en Chloé gaat hiermee zoals ‘ze’ zegt, ‘terug naar de essentie’. De eerste zorgt voor een zoet-fruitige noot die fris maar tegelijkertijd fluweelzacht is. Toch wint hier de frisheid omdat ze omringd wordt door citroen. Neroli – ook citrusfris maar met een zoetbloemige noot gaat mooi samen met een (biologisch geteelde) roos en mimosa. Het effect: een zoetbloemig hart met poederachtige accenten met een lichte honingtoets (eigen aan mimosa). Cederhout, hier licht en zonnig, houdt alles samen in Eau de Parfum Naturelle.
Conclusie: vriendelijk, lieflijk, onschuldig en puur, dus helemaal in lijn met de huidige ‘beauty-regels’. Maar ook een beetje saai, eendimensionaal. Want dat is het vaak het nadeel van puur natuur-ingrediënten. Dat komt omdat synthetische ingrediënten een geur houvast geven, het geraamte vormen van een compositie waaraan de natuurlijke ingrediënten zich hechten waardoor er diepte, een soort van driedimensionaal-effect ontstaat.
Trouwens deze compositie is zo simpel qua opbouw, dat je die zelf ook had kunnen maken, mits had je meegedaan aan een cursus ‘D(o)I(t)Y(ourself) with natural ingredients’. Zie het Youtube-filmpje en al die andere die vervolgens worden voorgesteld.
Ik ben echt aan het vetiveren. Die van Hiram Green gaf me de geest, maakte me weer enthousiast en besloot vervolgens een aantal andere onder de loep te nemen. Zie vorige post. En nu: Vétiver Royal Bourbon. Wat vind ik Oriza L. Legrand toch heerlijk. Verschillende redenen: ouder dan Guerlain, maar loopt daar minder mee te koop, eigenlijk pas du tout.
De geuren zijn klasse en ik geloof bijna zo goed als zeker dat die allemaal zo nauwkeurig mogelijk zijn gebaseerd op de oorspronkelijke formules. Ruik je bijvoorbeeld overtuigend ruikt in Chypre Mousse – die ruikt op een bepaalde manier ‘historisch’, is niet van deze tijd. En toch niet ouderwets omdat vetiver eigenlijk tijdloos is. Noemen we dan klassiek.
Hopelijk heeft het Oriza L. Legrand nu zijn definitieve vorm gevonden (de veranderingen waren voor mij niet echt nodig). De verpakkingen zijn groter, dus zogenaamd chiquer, de geuren nu alleen nog maar in verstuivervorm en er moest zowaar een kwast om de hals van de flacon. En dat merk je dus aan de prijs: in den beginne bij de relaunch van het merk 110, nu 130 euro.
The colors match!
Vétiver Royal Bourbon (debuut 1914, relaunh 2014) maakt gelukkig veel goed. Mijn fantasie wordt geprikkeld door de naam. Bourbon is de naam van de koninklijke familie die Frankrijk, van 1589 – met een korte tussenposes – tot 1830 regeerde.
De associatie is niet zo vreemd: in de Franse parfumwereld wordt overdreven veel gerefereerd aan het roemrijke verleden van al die koningen Lodewijken, hun paleizen, hun maîtresses, hun bijdrages aan de kunst en cultuur en wat dies meer zij. Zonnekoning-verblindende schone schijn in optima forma.
Maar de naam Bourbon slaat hoogstwaarschijnlijk op het gelijknamige eiland (om de hoek bij Madagaskar), ja inderdaad genoemd naar. En waar volgens de Fransen, chauvinistisch als ze zijn, de beste vetiver vandaan komt. Ben benieuwd wat de Haïtianen, Javanen en Indonesiërs daarvan vinden.
Hoe het ook zij, Vétiver Royal Bourbon is een topper. Het knappe: je ruikt eigenlijk helemaal niet zoveel vetiver, zo lijkt het. Wil zeggen: het droge gras (de geur wordt gewonnen uit de wortels) wordt omringd door allerlei noten die je in eerste instantie afleiden van de ‘core business’, maar uiteindelijk is het toch vetiver die je ruikt.
Niet fris-houtig zoals de vetivers uit de jaren vijftig, zestig en zeventig. Niet rokerig, niet naar zwarte thee neigend zoals zoveel nu-nichegeuren, maar kruidig groen.
De opening is direct raak wat groen betreft: geen klassieke citrusopening, maar een helder-scherpe munt-tijm-combinatie – alsof ik ze net heb geplukt uit mijn kruidentuin. Fris, levendig en opwekkend met aardse ondertoon. Hier voegt zich de vetiver bij. Gaat goed. Gaat nog beter in de follow up – een warme combi van cistus labdanum en iris (die je afwisselend ruikt) gekoppeld aan een mooie houttoets (sandel).
Zijn we pas op de helft. Lekker om te ruiken hoe de groene frisheid wordt vastgehouden tot de nasleep, want de munt-tijm-mix vloeit over in een schel-etherische jus van jeneverbes. Helder en toch warm. Laatste komt grotendeels op conto van de donkergroene en donkerbruine ondertonen: leer, tabak, eikenmos.
Klassieke macho-chic op niveau gebracht door zoetzachte benzoïne en dropachtige strobloem (vraag me alleen af of strobloem al in 1914 werd gebruikt in de parfumindustrie). Opvallend: op het eind ruik je haast geen vetiver meer, maar omdat het zich zo vanzelfsprekend in het begin heeft gemanifesteerd, mis je hem niet door die intense ondertonen.
Maria van www.parfumaria.com omschrijft Vétiver Royal Bourbon als een ‘boudoir-vetiver’. Eigenlijk heel goed getroffen. In de zin dat de vetiver door Oriza L. Legrand elegant en dandy-like wordt behandeld: vol, genereus en duidelijk waarneembaar voor anderen na het sprayen bij jezelf. En tegelijkertijd erg platteland door de frishheid van versgeplukte kruiden: ‘boerderij-vetiver’.
In ieder geval geen uit de grond getrokken vetiver, zoals die van Hiram Green, geen cliché-vetiver zoals die van Tom Ford en de remake van Guerlain uit 2000 (wordt die nog gemaakt of is Guerlain teruggekomen op de oude versie?), maar geraffineerd in de zin van bewerkt.
Het schijnt dat veel mensen bij een geur worden aangetrokken door de flacon en uitstraling van het merk. ‘Velen’ vinden Oriza L. Legrand daarom ouderwets en haken daardoor af. Jammer. Laat ze Vétiver Royal Bourbon blind ruiken, en ik weet bijna zeker dat ze denken met een heel hip, klein en vernieuwend nichemerk vandoen hebben.
ZALIG-KRUIDIGE SANDEL MET ‘ABSTRACTE’ GOURMAND-TOETS
Zoals geschreven in de vorige post, Vétyver van Mona di Orio besteld (plus haar al door mij besproken sierlijke Musc (de heliotroop in het hart komt mij nu over als viooltje) en nog niet besproken Santal Nabataea). Vorige week binnengekomen. Hoe komt het toch dat ik vetyver met een Griekse ij chiquer vindt ‘staan’ dan geschreven met de doodgewone i. Heb ik het nog niet gehad over het accent aigu op de eerste e.
Even vreemd: hoe herinneringen een reeds bekende en geliefde geur van tevoren al in een bepaalde richting kunnen sturen. Van de eerste keer dat ik haar Vétyver rook, direct na de lancering in 2011, is me bijgebleven dat je aan een uit den treure behandeld ingrediënt toch een eigen draai kunt geven (zoals bijvoorbeeld, tegen de verwachting in, niet gebeurt in Tom Fords grijze variatie uit 2009 – toch in de dertien-in-een-dozijn-categorie).
Di Orio’s vetiver is minder zwoel en overrompelend qua vetiver-kracht dan bijvoorbeeld Serge Lutens Vetiver Oriental. Eerder meer subdued deze subtiel-sensuele golven die uit het gedroogde gras opstijgen.
De laatste keer dat ik met mijn neus in Vétyver dook ter analyse (twee jaar geleden ongeveer), leek het of de vetiver zich gehuld had in wierook besprenkeld met harsen – ik durf het bijna niet op te schrijven, want zo’n uitgehold cliché, maar in dit geval toch waar: mysterieus. Maar bedenk me nu dat dat de olfactiefe nasleep in de ruimte van de eveneens geteste wierookgeuren hiervan de oorzaak kan zijn geweest.
Met deze ‘voorkennis’, probeer ik Vétyver weer, en nog een keer, en nog een keer en nog een keer in een van andere geuren vrije ruimte. Kan niet anders: het is ‘vetiver anders’ – dus geen nadruk op het fris-houtige aspect; de frisse intro van blauwe gember en grapefruit is meer een zucht dan een golf. Erg beschaafd. In mijn gedachten dus heftiger. Mooi blijft de mix van specerij (nootmuskaat) en kruid (salie) die de vetiver als het ware verwarmen en de basis die er een sensuele glans aangeeft. Maar mijn herinnering – dat pats, boem, ta-da!, hallo hier ben ik, binnenkomen van de geur – rook iets anders. Krijg de neiging om Vétyver te layeren met haar Cuir (2010).
SANTAL NABATAEA
Pats, boem, ta-da!, hallo hier ben ik – dat heb je dus dírect met Santal Nabataea (2018). Je neus zit direct midden in het sandelhout. Zonder grof en brutaal te zijn. De inspiratie is high brow: de klei-achtige geur van terracotta van het uit zandsteen gebeeldhouwde heiligdom Petra in de Jordanië. FYI: laatste is het adjectief van de Nabateeërs, een Arabisch volk uit de klassieke oudheid met een religie waarin de verering van rotsen centraal stond. Grappig de overeenkomst in a way: de geur van Alaïa – de ontwerper met dezelfde naam is geboren in Tunesië – is geïnspireerd op het koude water dat zijn grootmoeder gooide tegen de door de zon verhitte witte kalkmuren.
De ode lijkt me vanzelfsprekend: op de best kwaliteit sandelhout denkbaar. Wat ik me afvraag: betreft het de echte? Die uit India (de echte dus) mag volgens mij alleen voor religieuze doeleinden worden gebruikt. Of is het Australisch sandelhout dat een luxe-behandeling kreeg? Of heeft het huis ‘wat’ kunnen kopen van het door Chanel geleide re-real sandelhout-project onder leiding van Christopher Sheldrake in Nieuw-Caledonië?
Dat komt vooral door de uitbarsting van kruidigheid die direct start met peper. Met een beetje fantasie gaat het sandelhout aan de wandel en ontmoet op weg door de zandwoestijnen van Petra de andere ingrediënten. Santal Nabataea is voor mijn gevoel lineair, in de zin dat je het sandelhout direct ruikt. Er is niet echt sprake van frisheid in de ‘opening’, hoewel peper dat wel kan bewerkstelligen en wiens warm-scherpe trilling wordt onderstreept door zwarte bes-blad. Maar bestaat er zoiets als warme frisheid? Maar het kan ook verbeelding zijn, en ruik ik het omdat deze twee bij de opgegeven ingrediënten staat.
Hoe het ook zij: Santal Nabataea, door Fredrik Dalman, is helemaal gemaakt met de filosofie van Mona di Orio indachtig. Dus: rijk, gul, krachtig en eigen. En op een bepaalde manier heel erg Arabië. Alsof Santal Nabataea daar is samengesteld en niet in Amsterdam, Europa – sluit dus aan bij de inspiratiebron.
De voor mij ondefinieerbare, maar trefzekere elegance kan ik niet traceren, altijd een goed teken. Het is anders; zacht, bloemig, zalvend… ik hou het op de mix van gedroogde abrikoos, oleander (die als je heel goed op het juiste moment, in het juiste seizoen ‘een soort van’ bloemigheid verspreidt), opoponax en klei.
Het is de som der deze vier delen die dit verfijnde gevoel oproept. Maar stel je dit ingrediëntenkwartet in gedachten eens voor en er gebeurt iets spannends: de zoete droogte van de abrikoos, besprenkeld met een poederige bloemigheid, de warmte van opoponax opdrogend op klei.
Dat koffie een mooi alternatief kan zijn voor bijvoorbeeld patchoeli/amber (zonder al te hinderlijk gourmand te worden, zonder het gevoel te hebben in Starbucks te zitten), bewijst Fredrik Dalman. Het geeft het sandelhout een kracht zonder dat het zijn romige bloemigheid verliest. De nasleep is lang houdend, de sandelhout wordt één met de huid.
Hoewel tegenwoordig, in onze ‘zelf-feliciterende’ en overdreven complimenten rondstrooiende maatschappij, de kwalificatie te pas en onpas wordt gebruikt (zonder dat daar echt reden voor is), is hier toch écht sprake van vakwerk en… liefde voor het vak. Laatste wordt steeds minder beleden door neuzen dan je zou vermoeden.
We bespreken Vetiver (2021) als werkwoord op z’n Frans in de toekomende tijd. Waarom: de kans dat je deze geur als lezer koopt, moet immers nog komen. Ik deed het vorige week, want ik kwam erachter, dat al mijn vetivergeuren zo goed als leeggespoten waren. En dat ik er eigenlijk ontzettend veel zin had.
Waarom? Gewoon, wellicht omdat ik mega-über-moe ben van al die nieuwe ‘oude-wijn-in-nieuwe-kruiken’-merken die wekelijks voorbijkomen op mijn Instagram-account. Slaap-slaap, gaap-gaap. Dat gevoel gecombineerd met ‘tell me something I don’t know!’ En omdat een goede vetiver op een bepaalde manier, op onbewust niveau, connectie maakt met de kracht van de natuur – au moins avec moi.
Tu vetiveres? Jij zult vetiveren?
Heel vrij vertaald: ‘Heb je nog onlangs een vetiver ‘opgehad’?’ Vroeg ik aan mijn partner. Ik: ‘Oh, Encre Noirevan Lalique (2006) nu al op?’ Hij: ‘Yep. Heb nu Sycomore (uit 2008 van Chanel) van je geleend.’
Il – Hiram Green – vetivere? Hij zal vetiveren?
Jazeker, en dat wist ik ook, was er benieuwd naar, maar het kwam er niet van. De eerste poging tot online-aankoop mislukte, de tweede een week later niet. En zoals beloofd volgens de site van Hiram Green werd zijn Vetiver twee dagen (vorige week) later bezorgd met een handgeschreven ‘dank-je-wel’-kaart. Op de een of andere manier is de compositie precies zoals ik hem verwacht had. Dus ‘anders fris’ in de opening, vervolgens een rokende vetiver die langzamerhand zacht, balsemachtig wordt zonder zijn ‘halsstarrigheid’ en aardse toon te verliezen.
Interessant, op het begeleidende kaartje lees ik dat Green zich inbeeldt dat ‘de heartthrobs van Hollywoods gouden eeuw ernaar roken’ – dus ‘elegant en charmant, maar krachtig en avontuurlijk’. Heartthrobs zijnde: ‘een mannelijke beroemdheid bekend om zijn goede uiterlijk’. Denk: Eroll Flynn, Clark Gable, Gary Grant. Ik zou daaraan willen toevoegen Bette Davis, Joan Crawford, Katherine Hepburn – sterke vrouwen die heersende conventies aan hun laars lapten. Met dien verstande: in deze omgeving vind ik Hyde (2018) meer van toepassing. Hoewel die naar mijn intentie een geur is die meer in de grondstijgers staat dan ‘af’ is.
En iets anders: door deze famous actors-link, zou je bijna een vintage-gevoel krijgen terwijl daar geen sprake van is. Vetiver is helemaal nu en tegelijkertijd tijdloos (dus klassiek) – het voordeel als je alleen met natuurlijke ingrediënten werkt.
Nous vetiverons, wij zullen vetiveren
Ik raad het iedereen aan: zowel man, zowel vrouw of in welke hoedanigheid je je als persoon tussen beide seksen ook voelt. Hiram Greens Vetiver legt namelijk op een edele manier het falen bloot van de door op louter winst beluste parfumhuizen – hoewel hun gelikte, miljoenen verslindende presentaties graag het tegendeel pogen te bewijzen: We care and are very concerned with the world and more blablabla.
In plaats van zich te concentreren op de kwaliteit van de ingrediënten, zijn ze te gepreoccupeerd door storytelling (vaak fake) en het benadrukken van het te pas en onpas gebruikte ‘heritage’. Als deze merken het zo goed met ‘ons’ menen, dan hadden die al lang ingezet op natuurlijke ingrediënten. En dat is wat anders dan ‘green washing’. Maar dat is dan ook weer waar: dan zou het bestaansrecht van Hiram Green in gevaar komen.
Vous vetiverons, u, jullie zullen vetiveren
U, jullie zullen Greens Vetiver gebruiken en er zoveel mogelijk andere mensen in laten delen, omdat de geur zo goed aantoont wat de natuur allemaal in zich heeft, dat je au fond geen synthetische alternatieven nodigt hebt. Wat wel zo is: de mogelijkheden zijn beperkt, maar dat heeft dan wel weer als voordeel dat je zo dicht mogelijk in de buurt van de natuur blijft – ‘buurnatuur’. En dat je als neus dan niet aan fantasie en ‘verhaal’ hoeft in te leveren, bewijst Moon Bloom – Greens parfumdebuut in 2013.
Het is prachtig om te ruiken hoe in Vetiver de citrusnoten met gemberinjectie – ‘voorzichtig’ en niet full in the face gedoseerd – de opmaat zijn voor een krachtmeting tussen Haïtiaanse (rokerig richting wierook) en Javaanse (frisser, aards, houtig, stro) vetiver. Deze fusie levert een vetiver op die groen maar toch warm is. Beter gezegd: broeierig-warm richting sensueel.
Dat is iets wat aan de meeste ‘moderne’ vetivers ontbreekt; die leggen meer de nadruk, of eigenlijk te veel nadruk, op het frisse aspect van deze grassoort en laten ‘hem’ conform de huidige ‘parfumwetten’ clean eindigen. Deze sensualiteit in Greens Vetiver wordt elegant gecontinueerd door ambrette (‘de natuurlijke musk’), terwijl het houtachtige aspect van vetiver, zij het zacht, wordt vastgehouden door cederhout.
Ils vetiverent, zij zullen vetiveren
Hoopvolle gedachte: zij zullen zo veel mogelijk Vetiver van Green gaan gebruiken. Ik zal vast een paar belangrijke vetivers in het nichedepartement die dezelfde boodschap als Hiram Green verkondigen over het hoofd hebben gezien – maar dan niet 100 procent puur natuur. Maar zijn Vetiver valt voor mij in dezelfde categorie als die van Serge Lutens en Mona di Orio – de laatste heb ik tot mijn schande ook nog nooit besproken. Ga hem terstond bestellen.
Dus al een vriend, vriendin (of wat daartussen zit) vraagt om een ‘lekker geurtje’ voor zijn, haar, het verjaardag – verbaas hem, haar of het met Vetiver van Hiram Green. Wordt deze originele geurgeste niet begrepen, of gewoon niet lekker gevonden, nou dan wacht je een leuke discussie die de moeite waard is. Ik zou vooral in het begin van het discours inzetten op #puurnatuur #nosynthetics #backtonature #motherearthcalling #therealjoyofperfumes en #geurengoeroeisthebest.
1921: Geurengoeroe in the making. Want 100 jaar geleden dat mijn vader werd geboren in Heeg, Friesland. Die – even terzijde, maar leuk om in dit verband te vermelden – de 30 al ruim gepasseerd nog zeven kinderen, waarvan drie tweelingen – met zijn dertien jaar jongere vrouw, mijn moeder, op de wereld heeft gezet. 1921: Supermarktketen Jumbo opent zijn eerste vestiging. Nu iets meer richting beauty: ook in 1901 opgericht Weleda, een merger van de bedrijven van de Zwitserse antroposoof Rudolf Steiner en de Nederlandse verlosdeskundige Ida Wegman.
In hetzelfde jaar, toen vakmanschap nog echt meesterschap was in Italië, opende Guccio Gucci in Florence zijn boetiek met geïmporteerde lederwaren aan de Via della Vigna Nuova 7 in Florence, snel gevolgd door een eigen atelier. En dat wordt onder meer gevierd met de geur 1921. Hoe het inmiddels tot geek-chic uitgegroeide merk (met een jaaromzet van 8.2 miljard in 2018) zich door de decennia heen heeft gemanifesteerd kun je binnenkort zien in The House of Gucci, met Lady Gaga als ‘the black widow’, ofwel: Patrizia Reggiani Martinelli (voormalig echtgenote Maurizio Gucci).
Terzijde en niet belangrijk, maar toch: Geurengoeroe gaat geen kaartje(s) kopen of online staren, Gaga-moe als hij is. Zó vermoeiend haar entrée op dat belangrijke mode-bal twee jaar geleden in New York, zó politiek correct en slaapverwekkend haar ambassadrice-rol in de recente Valentino-geur overgoten met de voorspelbare ‘beautyglamour’-saus van L’Oréal. And me thinks it’s a pity that the actors don’t speak Italian and that the voiceover in the trailer sounds like Donatella Versace… Dat wel: knap staaltje van marketing deze fusie van film, fashion & fragrance – iets soortgelijks had ik ook van Chanel had verwacht, die dit jaar stilstaat bij het feit dat N°5 honderd jaar geleden werd geïntroduceerd.
Genoeg na beschouwd. Dit zegt Gucci over de geur: ‘Met een speciale naam voor deze gedenkwaardige gelegenheid reflecteert 1921 de moderne en toch tijdloze codes van het huis. Gecreëerd rond de bijzondere neroli-bloesem en geblend met Florentijnse citroenceder, is het een eerbetoon aan de prachtige stad waar Gucci een eeuw geleden geboren werd’. Terzijde: een geur naar een jaartal vernoemen is niet speciaal en neroli is niet bijzonder – onmisbaar voor een geur met een cologne-cick, dus multi-multi en multi-culti gebruikt in de parfumerie.
Over de presentatie: ‘Dit keer verschuift het perspectief naar de tuin waar 1921 in een luxe solarium-oranjerie verschijnt als onderdeel van de bredere The Alchemist’s Garden-collectie’. Georkestreerd door Colin Dodgson en Christopher Simmonds, zien we parfumflacons omringd door weelderig gebladerte, plantenstekken en antiek, aangevuld met wetenschappelijke kolven en tuingereedschap die lopende experimenten suggereren’.
Over de flacon: ‘Heeft een complex design – vind ik nog wel meevallen -, de Gucci-belettering en decoratie zijn in goud uitgevoerd. Versierd met een door een hand opgehouden krans, symboliseert de ronde vorm eeuwige groei en kracht; geen begin of einde, alleen de pure schoonheid van de afgelopen honderd jaar. Opvallend en toch delicaat; de flacon zit in een royale groene doos voorzien van het Gucci-logo in goud en het bijzondere ornamentale design van The Alchemist’s Garden’. Kniesoor die erop let: het lint is niet in groen, maar beige – of zou dat het eikenmos symboliseren?
Maar wat me blijft verbazen aan The Alchemist’s Garden en met 1921 wordt bevestigd: de meer dan über-ouderwetse uitstraling van het geheel. Qua datering kun je beter niet een, maar twee eeuwen teruggaan toen er sprake was van de aanzet tot de professionele parfumindustrie.
Alsof 1921 is gemaakt voor Lodewijk XV (door Jean-Louis Fargeon van Oriza L. Legrand) die het besprenkelde over zijn rits aan maîtresses met wie hij in zijn ‘geparfumeerde hof’ – zo werd Versailles tijdens zijn bewind genoemd gezien zijn ‘parfumverslaving’ – de liefde bedreef. Maar ouderwets is in modekringen al jaren nieuwerwets, zoals burgerlijk, burgerleuk en gezellig gezelli is.
WAT 1921 IK EIGENLIJK?
Bijna niet te geloven: Alberto Morillas heeft in zijn carrière meer dan 6000 geuren gemaakt. Wat mij leuk lijkt: hem onderwerpen aan een blinde test. Of hij de hoogtepunten van zijn dieptepunten weet te onderscheiden. 1921 zal hij er wel uit weten te halen, want onlangs bedacht. Bungelt voor mij tussen hoog en diep.
Deze geur had hij ook in het begin van zijn loopbaan kunnen maken, gezien de eenvoud. 1921 is een overduidelijke citrusgeur. Niet meer en niet minder. Ik vind de prijs (€ 300,00 100 ml) niet in verhouding staan tot de inhoud. Anders gezegd: voor minder geld, koop je een vollere en meer bloemige neroli – zoals Néroli Intense van Nicolaï (€ 177,00 100 ml; ook in 50 en 30 ml). Want dat typische lichtbloemige, met een licht fluwelen randje eigen aan neroli wordt in 1921 niet ten volle uitgebuit. Geldt ook voor de ‘groenige’ cedercitroen (waarvan sukade wordt gemaakt): het knalt en spettert me niet genoeg, zeker niet voor een jubileumgeur. Moet je óók die van Nicolaï (Cédrat Intense 100 ml zelfde prijs; idem) eens aan je neus zetten, dan weet je wat ik bedoel). En als je deze twee dan layert…
Wat je wel goed ruikt en mooi is en klopt – aldus het persbericht: ‘Eikenmos geeft de geur weelde, intensiteit en een ongeëvenaarde bestendigheid, en verleent haar een aardse, welige kwaliteit’. Ongeëvenaard daargelaten bestendigt het mos het groene karakter van de geur. Ik bespeur op de achtergrond weliswaar een cleane witte musk-nuance maar die is in dit geval niet storend.
ARTISTIEKE INTELLIGENTIE + DOE HET ZELF = JE EIGEN PARFUMMERK
Het beroep neus is zogenaamd nog steeds met veel mysterie omgeven dat door de vertegenwoordigers van de oude garde met liefde in stand wordt gehouden. Zie de recente documentaire Nose – made and produced by Dior en ondermeer te zien op AppleTV en Netflix – waarin ter zelfpromotie van het huis, parfumeur in vaste loondienst François Demachy de hoofdrol speelt.
Wat zal het zich altijd iets bescheidener opstellende huis – Chanel – hiervan vinden vraag ik me zo af: ‘This film unveils the fascinating role of the nose at Dior; the most prestigious fashion and perfume brand in the world’. Of Guerlain, net zoals Dior onderdeel van LVMH. Of komen die binnenkort met hun eigen neusdocumentaire?
De kijker kan niets anders, althans dat is de bedoeling lijkt me, vol bewondering Demachy’s doen en laten aanschouwen. Alleen wat je te zien krijgt, afgaande op cuts en teasers op Youtube, heb je als meer dan gemiddelde geïnteresseerde leek al zo vaak gezien: dus Grasse, focus op handwerk, mooi weer en veel lachende mensen op exotische plekken waar natuurlijke ingrediënten worden geoogst, gewikt en gewogen en geroken.
Maar zal de ‘onwetende’ kijker die bij toeval deze docu ziet, de passage verrassen waarin je ziet dat vakmensen citroen/bergamotschillen aan het ruiken zijn – waarom gebeurt dat zo vaak in slow motion? De ‘onwetende’: ‘Jeetje, ik wist niet dat die zo’n heerlijke geur verspreiden; nee, ik ken het principe van een citruspers niet; bestaat er dan een citrusrasp, echt waar?’ En dan wetende, dat de meeste geuren – ook bij Dior, behalve de nichegeuren dan – grotendeels synthetisch zijn.
Ook gaap-gaap: de old school-link tussen geur en muziek: noten, ja ‘the secrets of a craft’, hè. Deze ‘exclusieve’ parfumwereld van Dior zit blijkbaar gevangen in zijn eigen bubbel, want een ontwikkeling schijnt hier nog niet echt te zijn doorgedrongen, of is misschien een taboewoord, waar ik het al vaker over heb gehad: DIY. Do It Yourself. In correct Nederlands: DHZ. Doe Het Zelf.
Laatste is nu nóg een stap dichterbij gekomen voor mensen die overwegen een eigen geurlijn te lanceren, maar geen zin hebben zelf eerst een officiële of do-it-yourself-cursus te gaan volgen. Want Firmenich introduceert Scentmate: het eerste AI-geactiveerde platform dat co-creatie stroomlijnt en vereenvoudigt voor ondernemers en onafhankelijke merken. Scentmate wil deze snelgroeiende markt bedienen door direct toegang te geven tot ‘toegewijde’ parfumeurs – ik zo graag een keer een niet-toegewijde willen ontmoeten – experts en hun parfumproposities gedurende het hele traject.
Achter deze service schuilt vanzelfsprekend weer een missie. Ilaria Resta, president global perfumery, verwoordt het zo: ‘Als scheppers van positieve emoties en al meer dan 125 jaar innovatie-aanvoerder in de branche, is het onze missie elke consument geuren van hoge kwaliteit te bieden. Met Scentmate lanceren we een baanbrekende, op maat gemaakte scent solution. In minder dan een jaar gingen we van concept naar uitvoering – gebruikmakend van Firmenichs beste capaciteiten waaronder meer dan 50 jaar ‘geurgegevens’ die deze revolutionaire ontwikkeling heeft mogelijk gemaakt.’
Hoe werkt het? Het eenvoudige, digitale briefingproces stelt klanten in staat om alle relevante parameters te definiëren. Scentmate beveelt vervolgens de beste door parfumeurs samengestelde geuren aan, waardoor een voorheen wekend durend proces wordt verkort tot minuten. Het concept stroomlijnt de bestelling en afhandeling om de toeleveringsketen te vereenvoudigen: online monsteraanvragen, digitale bestelling, flexibele hoeveelheden en online betaling. Monsters komen binnen 48 uur aan en bestellingen worden binnen vijf dagen uitgevoerd. Bijkomende voordelen: advies over veiligheid en regelgevende wetgeving, afgestemd op specifieke categorieën en geografische markten. Scentmate is nu verkrijgbaar in Europa.
Ik ben benieuwd wat er voor geur eruit zal komen, als François Demachy er gebruik van zou maken. Waar hij zogenaamd jaren over doet, levert zijn nieuwe geurvriend in real time…. misschien J’adore Homme?
PERFUME PROFILING: THE WAY TO DADDY’S HAPPIER LIFE
Net zoals bij moeders, krijgen ook veel vaders tijdens hun jaarlijkse, traditionele herdenkingsdag een verkeerde geur cadeau. De reden: de meeste gekochte geurgeschenken zijn eveneens voor hem gebaseerd op foutieve informatie. Tenminste als hij zijn duidelijk omschreven olfactorische preferenties niet van te voren heeft doorgegeven aan de diverse familieleden.
Zit zo: als vader – via welk online-mediakanaal dan ook – advertenties voorbij ziet komen gebaseerd op zijn zoekgedrag en algoritme, dan wil dat nog niet zeggen dat die geur bij hem past. De gemiddelde advertentie van de luxemerken – Armani, Boss, Chanel, Dior, Dolce & Gabanna, Givenchy, Gucci, Yves Saint Laurent; zo nu heb ik de grootste jongens uit de business wel gehad – kiest nog steeds voor een boodschap waarin de man in zijn beste hoedanigheid wordt gepresenteerd. Natuurlijk al naar gelang van de op dat moment heersende hippe conventies – aspiratieniveau heet zoiets.
Of ze kiezen voor the oldest trick in the book: parfum als lokmiddel die de drager onweerstaanbaar zal maken. In het huidige tijdsgewricht wil dat dus zeggen bij de luxemerken die de ‘l’air de temps’ nauwlettend in de gaten houden: voor welke (inter)sekse dan ook. Het grappige is eigenlijk om te huilen: welke miljoenen verslindende mediacampagne gebaseerd op je online-zoekgedrag ook op je screen verschijnt, niets wordt vrijgegeven met wat voor een soort geur zo’n goede sier wordt gemaakt.
Er zijn nog te weinig vaders die durven zeggen dat ze een geschonken geur niet echt lekker vinden. Vreemd vinden veel vaders iets anders misschien wel: afgaand op ‘hun advertentie’ hadden ze eigenlijk een andere geur verwacht. Dat vindt Geurengoeroe jammer en – een beetje drama op zijn tijd mag ook wel – betreurenswaardig en zonde. En dat betekent ‘uiteindelijk’: de dag minder opgewekt beginnen dan in feite had gekund – onderschat niet de werking van geur op onbewust niveau.
Om dit ‘je-kunt-zoveel-meer-genieten’ van een geur die bij je past toe te lichten, gebruik ik mijn inmiddels klassieke voorbeeld. Ik heb een zwager waarvan ik weet dat hij meer dan gemiddeld gek op geuren is. Dat bleek wel uit het feit dat van de honderden geuren die ik in der loop der jaren onder mijn familie, vrienden, kennissen en buren heb gedistribueerd, hij een van de weinigen was die veel geschonken geuren teruggaf. Voor hem was een ‘klinkende naam’ geen garantie voor ‘lekker’.
Hij uitte dan zijn kritiek: ‘Te zoet!’ ‘Te laf!’ ‘Wat ruik ik eigenlijk?’ ‘Onbegrijpelijk!’ ‘Ronduit vies!’ Tot ik hem Gucci Pour Homme – 2003 alweer – gaf. Wat hem daaraan beviel: de donkere houtachtige, smeulende basis. Opgeroepen met – dat wist hij toen natuurlijk nog niet – wierook, cistus labdanum en leer. Als ervaringsdeskundige heb ik hem ‘in de leer’ laten gaan. Een schot in de roos, want wat blijkt: mijn zwager blijkt een leergeur-aficionado. Zo heb ik hem ook aan de Knize Ten (1924), Serge Luten’s ‘copycat’ van voorgaande geur – Cuir Mauresque uit 1998 – en Cuir van Mona di Orio (2010) gekregen.
Zelf ontdekte hij zelf op een gegeven moment Cuir Fauve (2012) van Keiko Mecheri – hij belde me op vanuit de winkel toen hij de aankoop deed. Opvallend: Cuir de Russie (1924) van Chanel daar heeft hij weinig mee. Zelfs het extract kon hem niet overtuigen. Tussen ons gesproken en gezwegen: ik heb hem een paar jaar geleden warm gemaakt voor oudh. Werkte direct: hij heeft al één fles (een rip off van Acqua di Parma voor 1/5 of van de prijs) leeggespoten waarop ik hem attendeerde. En toen ik hem vertelde dat er ook geuren zijn die oudh en leer vermengen – ‘Hou me vast!’
Maar nu komt het: mijn zwager is zo blij dat hij (door mij) weet welke soort geur hem in een prettige(r) stemming brengt. Hij gaat zelfs een stap verder: als iedereen alleen maar de geuren of geurfamilie draagt, waarbij zij/hij/het zich het meest prettig bij voelt – zij het door toeval, gedegen (zelf)onderzoek of advies – dan komt de wereldvrede weer een stukje dichterbij omdat je dag begint in harmonie met jezelf. Ik zeg: valt wat voor te zeggen.
Dus – hier volgt de kwintensens van mijn pleidooi: moeders, vaders, dochters, zoons of hoe de familieconnectie en-constructie ook mag zijn: als je ècht van je allerliefste pappie ter wereld houdt en deze kei van een vader houdt ook nog eens van geuren: doe hem en jezelf (en de rest van je familie) een groot plezier: geef hem voor Vaderdag geen geur. In plaats daarvan: een cadeaubon/voucher voor een afspraak bij een professionele parfumerie – dus geen Douglas, Ici Paris XL, Mooi of DA – waar hij ‘live’ een consult krijgt. Iedere professionele adviseur houdt er zo zijn eigen ‘leitmotief’/school op na met als doel – naast geld verdienen – ervoor zorgen dat je als vader de geur krijgt die hij echt verdient.
Check je directe omgeving op internet of er een parfumerie in de buurt zit die deze service levert – je kunt Geurengoeroe ook zelf inschakelen, moet je wel naar Gees, Drenthe komen – hij gelooft zelf niet zo in online-consulting. Maar – hier volgt een onbetaalde reclameboodschap – voor welke speciaal parfumerie je ook kiest, je verlaat de winkel gelukkiger dan dat je die betrad.
HET WESTERSE OPTIMISME VAN DE JAREN ZEVENTIG GEBOTTELD
Zeg nooit nooit. Maar, ik zie zo een, twee, drie geen backer bereid om het couturehuis Molyneux weer leven – Vivre! – in te blazen. Alhoewel, niemand geloofde eind jaren negentig nog in Lanvin… en je weet wat daarvan de uitkomst is geweest. Mocht je het niet weten – want dit is geen modeblog: Alber Elbaz (onlangs aan de gevolgen van covid overleden) maakte het huis weer hip, hot & happening zoals dat heet. Jammer alleen dat de geuren niet meegingen in deze creatieve revival: behalve Éclat d’Arpègeéén en al treurnis, één al ergernis (daar bemoeide Elbaz zich duidelijk niet mee, jammer).
Maar zeg dus nooit nooit. Ik zie nu ook weer ‘onbegrijpelijke-opa-je-wordt-ouder’-collecties van het voor de zoveelste keer wakker gekuste Patou voorbijkomen. Dus. En bij Schiaparelli (met Molyneux en Patou een grote concurrent van Chanel tijdens het interbellum) zijn de recente spectaculaire ‘op-de-rode-loper-wéér-een-prijs-ophalen-tijdens-belangrijke-uitreiking’-couture volgens mij de opmaat voor het weer lanceren van haar legendarische geuren (een poging die in 1998 jammerlijk flopte).
Nu Vivre. Wie wil dat niet en zo lang mogelijk? Leven. Ja. Vivre! En als je dat genotsgevoel, het besef dat je lééft door een zogenoemde geur kunt versterken, leuk toch? Doodgaan kan altijd nog en schuiven we (in ieder geval in gedachten) zoveel mogelijk voor ons uit. Sterven, mourir, nou liever niet, maar als het echt niet anders kan… bel me maar terug over een tijdje. Je kunt er trouwens gif op innemen, dat als nu een iemand een geur Mourir zou noemen en daarmee de vergankelijkheid van alles zou verbeelden – van de mens, van de natuur, van het besef dat het leven niet oneindig is en al het overige bla-bla-bla-gemijmer – met een compositie die richting bederf gaat… kan zo maar een succes worden. Mooie foto erbij van een ‘nature morte’ – bingo!
Wie wat/was Molyneux? Hij was een succesvol couturier van Ierse komaf geboren in 1889 in Londen, die na de Eerste Wereldoorlog (waarin hij als kapitein diende vandaar dat hij ook le captain couturier werd genoemd, knappe vent by the way) zijn eigen salon in Parijs in 1919 opende aan de rue Royale. Hij was voor de oorlog de mode ingerold na het winnen van een ontwerpwedstrijd; hij had zijn schetsen als kunstschilder ingestuurd, want dat was zijn eigenlijke beroep – zijn hele modecarrière bleef hij schilderen en verkocht zijn doeken ook aan zijn modeklanten, zoals Greta Garbo en de hertogin van Windsor.
Edward Henry Molyneux was al snel geliefd om zijn sober-modernistische benadering van de understated Engelse upperclass-look. Binnen een paar jaar had hij winkels in Monte Carlo, Cannes, Biarritz en Londen. Niet voor niets dat hij ook snel ‘in parfums ging’. Allemaal even chic en ‘strak’ gepresenteerd zoals zijn kleding. De eerste drie verschenen in 1925 en waren geïnspireerd op de directe omgeving van rue Royale: Parfum 3 (naar het eens fameuze restaurant Maxim’s gevestigd op nummer 3), Parfum 14 (het eerste adres van Molyneuxs salon) en Numéro Cinq.
En ik ‘altijd’ maar denken dat dit een knipoog en/of commerciële marketingtruc was vanwege het toen alsmaar in faam groeiende N°5 van Chanel (dat dit jaar zijn eeuwfeest viert). De wetenschappers zijn er nog niet over uit gezien het feit dat Molyneux van nummer 14 naar nummer 5 was verhuisd: hetgeen Numéro Cinq verklaart. Ik weet niet of het tot een rechtszaak is gekomen, maar in Amerika werd dit parfum verkocht onder de naam Le Parfum Connu. 1932: Le Chic. 1962: Fête.
Of hij nog betrokken was bij Vivre (1971), zou zo maar kunnen. Hij overleed in 1974. Na zijn dood deed Quartz uit 1977 het een tijdje goed; een van de eerste keren dat een parfum de ‘opkomende’ zakenvrouw – derde feministische golf? – als inspiratiebron had.
Gauloise uit 1981 is lekker marketing driven, want slimme naam gezien erfgoed en identiteit als hoofdattractie – toen al! Gepromoot door Sylvie Vartan (ooit vrouw van het Franse antwoord op Elvis Presley, Johnny Halliday, die in zijn nadagen al even ‘erfgoedelijk’ was in zijn rol als ambassadeur voor Eau Sauvage). Gauloise kreeg buiten Frankrijk de slogan ‘The essence of France’ mee. Ik bedoel maar. Voor mannen ‘eindelijk’ in 1974 Captain Molyneux en in 1984 Lord Molyneux, maar die hebben qua uitstraling weinig van doen met ‘le chic’ van de oprichter – ‘imagineer’ eerder Yves Rocher.
En zoals de traditie het voorschrijft, bakken de nieuwe eigenaren – na diverse omzwervingen nu in het bezit van Parfums Berdoues – er weinig van: waarvan de namen getuigen. Drie maal gaap: Quartz Pure Red (2008), Quartz Je T’aime (2012), Quartz Addiction (2013). Qua naam leek Rue la Boëtie (2014) veelbelovend, maar afgaande op de presentatie: ‘alle dertien gaat wel’ in een dozijn.
Maar we hadden het over Vivre: back to the seventies so to speak! Een hybride-geur met een enorme sprankeling. Wil zeggen: Vivre zweeft tussen een (bloemige) chypre en (bloemige) aldehyde resulterend in een heerlijk, ja levendig som-der-delen-geur: een bruisend boeket van ‘typische’ parfumbloemen: Bulgaarse roos, jasmijn, iris, ylang-ylang, lelietje-van-dalen en hyacint.
De laatste twee maken er een fris voorjaarsgeheel van. Ylang-ylang geeft een warme ondertoon. Bulgaarse roos, jasmijn, iris doen wat ze moeten doen: een prettig klassiek bloemgevoel oproepen. Laten we de frisgroene opening niet vergeten – opgegeven ingrediënten: bergamot, sinaasappel, theebloesem (lijkt me onwaarschijnlijk), koriander, groen gebladerte, engelenzaad – die het boeket als een groene guirlande omlijsten.
De aldehyden veredelen, de chypre-ingrediënten verdiepen het geheel (de eau de toilette-versie doet een beetje denken aan Yvresse Eau Légèreuit 1997 maar dan minder fruitig). En dat laatste ruik je natuurlijk in de nasleep: eikenmos, vetiver en mirre voorzien van een laagje leer. Die verdieping ruik je nog beter in het parfumextract – beide kwamen door toeval in mijn bezit. De noten van leer en zoet-rokerig mirre nemen je in het extract vanaf het begin mee, alsof er een schaduw wordt getrokken over de bloemen.
Ongecompliceerd maar geraffineerd. Een soort van vanzelfsprekend: achter ogenschijnlijke eenvoud gaat karakter schuil. Op eBay wordt de geur nog steeds aangeboden – ook ongeopend, grote kans dat de geur nog niet aan kracht heeft ingeboet. Die van mij waren voor een gedeelte gebruikt maar altijd in de doos verborgen en ‘doen’ het nog steeds.
Vivre is echt tijdsgebonden, want in lijn met de easy going groene trend eind jaren zestig, begin jaren zeventig die volgens sommigen ook een uitvloeisel was van de tweede feministische golf waardoor parfum so to speak de paleistrappen afdaalde op zoek naar de klanten in de nieuwbouwwijken die rondom de steden werden uit de grond werden getrokken: de grootmoeders van de desperate housewives.
Denk Ô de Lancôme (1969), Chanel N° 19 (1970), Givenchy III (1970), Eau de Rochas (1970), Diorella (1972), Aliage (1972). Om de (nu nog) bekendste en nog verkrijgbare (weliswaar aangepaste) te noemen. Maar Vivre schenkt nu nog even veel levenszin.
Verder wil ik nog even wijzen op de moderne verpakking: heel mooi en simpel het extract van Vivre. De vorm van de flacon is uitgesneden een plastic rechthoekige omdoos, de flacon plaats je erin. That’s it. Een treffend voorbeeld dat je met plastic ook ‘modern artistiek verantwoord design’ kunt verenigen met de klassieke esthetiek die het parfum over het algemeen kenmerkt.
HOE ‘ANDERS’, HOE ‘MOEILIJK’ OF ‘MAKKELIJK’ MOETEN ‘INTERDISCPLINAIRE GEUREN’ RUIKEN?
Vraag ik me de laatste tijd steeds vaker af bij het zien van de aanhoudende stroom nieuwe parfummerken en nieuwe geuren van de klassieke aanbieders: wat betekent creativiteit anno nu? Bestaat het nog wel in de ware zin van het woord; is het niet meer dan een (innovatieve) variatie op een (klassiek) thema dat – fingers crossed – zijn weerklank zal vinden bij een van tevoren duidelijk in kaart gebrachte doelgroep?
Wat dat betreft is parfumland op dit moment een tweestromengebied voor nieuwkomers. Of je gaat mee met de heersende clichés en trends – dus parfum als old school summum van chic, verleiding en mysterie. Of je kiest voor een aanpak die daar juist tegen ingaat. Laatste betekent dat geur vanuit een ‘andere’, meer artistieke en intellectuele invalshoek wordt benaderd.
Vervelend: als de klassieke aanbieders, om de boot niet te missen en om zichzelf een aura van millennial chic te geven, eveneens meegaan in ‘andere’ geuren. Yves Saint Laurent bijvoorbeeld vertaalde in 2016 vinyl in geur: Vinyle, Balmain kwam in 2010 al met Carbon (inderdaad koolstof). Dan moet je, wil je opvallen als ‘new brand on the shelf’, met nóg iets ‘andere’ uitgangspunten komen.
En dan is dat vaak ‘iets met kunst’. En dat blijft toch verwonderlijk, dan lijkt het net of geur dan wordt opgetild – auf Flügeln des Gesanges -, dat het een meerwaarde krijgt en daardoor anders wordt ervaren. Terwijl het olfactieve resultaat vaak weer een variatie op een thema is, omdat ondanks het uitgebreide palet van de parfumeur de werelden/associaties die je met geuren kunt oproepen én wat je als ‘consument’ allemaal kunt opnemen toch beperkt is.
Ik heb het zelf gemerkt met mijn eerste collectie upcycle-geuren: 26 stuks, want gevormd naar het alfabet. Tien jaar geleden alweer. Naam: Parfumclichés. In bepaald opzicht is deze lijn geflopt omdat a: het te veel geuren waren, b: het als enthousiaste verkoper – in dit geval het team van Annindriya Perfume Lounge Amsterdam – bijna niet uit te leggen is en omdat c: de gemiddelde, potentiële koper bij een vierde geur meestal letterlijk afhaakt. Ook al waren de namen nog zo prikkelend – F: Flop! – ook al waren sommige composities écht goed geslaagd: A: Animale (Thank You For Smoking).
Ik moest hieraan denken bij het ‘interdisciplinair ontwerpproject’ Glyphs The Alphabetic Perfume Collection. Nicheparfums – samengesteld door Mark Buxton – gebaseerd op de historische oorsprong van het Latijns alfabet. De gedachte erachter: Rob Stolte en Maarten Dullemeijer van ontwerpstudio Autobahn vinden dat iedereen die kan schrijven moet weten waar onze letters vandaan komen – op zichzelf al een rondetafelconferentie waard. Daarom publiceerden ze in 2018 een inmiddels bekroond boek over de oorsprong van ons alfabet: A is van Os (ook verschenen in het Frans, de Engelse uitgave wordt dit najaar verwacht). Dat is een.
Dit is twee: Autobahn bedacht ook hoe een letter moet ruiken – op zichzelf al een open forum-discussie waard – door terug te gaan naar de historische vorm ervan. De oorspronkelijke, visuele vorm van bijvoorbeeld de A is afgeleid van een tekening van een ossenkop. Wil je deze letter in een geur vangen, dan moet je benaderen hoe een os ruikt – op zichzelf al een international all inclusive symposium waard.
Dit is drie: de eerste drie letters van het alfabet zijn nu te koop. Aleph – A is for Ox, Beth – B is for House en Gimel – C is for Boomerang. Geleverd in spray en een rollerball-flesje (zodat je er mee kunt ‘schrijven’) en verpakt in een stenen artefact ‘waaruit de ontwikkeling van de letter met de hand wordt uitgesneden’.
En nu vier: het mooiste zou natuurlijk één parfumerie zijn – Glyphs genaamd – waar je alleen alle letters zou kunnen ruiken en kopen, waardoor het als concept als het ware onontkoombaar is en je hierdoor ook niet naar een andere parfumerie hoeft te gaan omdat het hele parfumspectrum – clean, fris, bloemig, hout, oriëntaals, gourmand, oudh – in het Glyphs-alfabet zit verwerkt.
Was het maar zo ver. Want – zo valt te lezen in het persbericht – om de geuren daadwerkelijk in grote aantallen te kunnen produceren en te distribueren, zoekt Autobahn investeerders. En hoe meer mensen over Glyphs weten, hoe groter de kans op een succesvolle inzamelingsactie. Dus als je het een interessant project vindt, vraagt Autobahn of je wilt participeren of in ieder geval wil helpen om het verhaal in jouw netwerk te verspreiden. Meer weten: www.glyphs.nl en @glyphsperfume.
Toch eens overwegen, want op papier klinken de gebruikte ingrediënten in ieder geval nieuwsgierig makend. Mark Buxton-waardig so to speak, want typisch ‘anders’ niche. Neem Aleph – A is for Ox. De opening: absoluut van brem (wist niet dat dat nog gemaakt werd), frangipane en hooi (coumarine I presume?) – dat moet iets zoetbloemigs zijn maar dan ruw en droog verpakt. Hart: roos, rabarber, vetiver, waterjasmijn (hedione I presume?) – dat moet iets zoetzurigs zijn met een frisgroen spoor. Basis: animale noten (civet en/of komijn?), musk en patchoeli – dat moet een beetje, het liefst heel veel vies zijn.
Ik interviewde een paar jaar geleden de toen net aangestelde nieuwe directeur van het Tassenmuseum in Amsterdam voor het inmiddels ter ziele gegane – corona als argument – luxe hotelmagazine Hello Amsterdam. Gedenkwaardige telefoongesprekken: ik kon er geen touw aan vastknopen wat Manon Schaap orakelde. Denk: über-duider Lidewij Edelkoort light.
Ik dacht toen alleen: als dit maar goed komt, deze te grote plannen voor een te klein museum. Wat zij wel allemaal niet in de functie van een museum zag: confrontaties aangaan, op onverwachte locaties pop-uppen, dialoog uitlokken, maatschappelijke noodzaak bevestigen, contact zoeken met de straat, perspectieven draaien, en – niet lachen – meer mannen binnenhalen. En meer van dit clichémarketing-pr-blabla. Ze heeft haar gedroomde toekomstvisie niet kunnen realiseren. Het museum ging dicht – corona als argument.
Eén opmerking die Schaap maakte, schoot me weer te binnen toen een collegavriend me het persbericht doorstuurde betreffende dat het Van Gogh Museum een samenwerking aangaat met het parfummerk Floral Street. Ze zei: ‘Musea worden de luxe-merken van de toekomst.’ Of iets gelijks van die strekking.
Ik dacht als een museumdirecteur dat zegt, dan moet je oppassen. En het gebeurt al, maar anders dan de gevestigde museumwereld denkt. Het beste voorbeeld: Louis Vuitton heeft sinds 2006 Foundation Louis Vuitton – een spectaculaire site in Parijs met dito architectuur en dito collectie. Waaronder de privéverzameling van Bernard Arnault, eigenaar van LVMH waar Louis Vuitton onder valt (maar ook de geuren van Dior, Bvlgari, Fendi, Givenchy, Guerlain, Kenzo en Maison Francis Kurkdjian).
Als je het nog niet was, dan word je na bezoek spontaan een Louis Vuitton-fan voor het leven die niet uitsluit om ook eens in de file te staan bij een van de talloze als museum voor moderne kunst opgetrokken vlaggenschip-shops van Louis Vuitton. Gezellig rondsnuffelen en iets kopen – of online. Of anders bij een van de luxemerken van François-Henri Pinault – de oprichter van de Pinault Collection die met drie imposante musea inmiddels hetzelfde als Arnault beoogt. Ofwel, (de geuren van) Balenciaga, Bottega Veneta, Boucheron, Gucci, Stella McCarthy, Alexander McQueen en Yves Saint Laurent.
Ik verwacht dat Chanel binnenkort ook iets dergelijks in de stijgers gaat zetten, gezien ‘haar’ ambities om zich te nestelen in het maatschappelijk debat door het Chanel Culture Fund, ‘dat vernieuwers in de kunst gaat ondersteunen ter bevordering van nieuwe ideeën, en die meer zichtbaar maken in de samenleving’. Daarnaast komt er de Chanel Next Prize van € 100.000 uitgereikt aan tien kunstenaars – muziek, dans, performance en beeldende kunst – die hun vakgebied radicaal herdefiniëren.
Als je al deze info op je laat inwerken, dan kun je concluderen dat het Van Gogh in feite al een jaren een luxemerk is. Maar dan op wel een discutabele manier: geen luxe prêt-à-porter, maar eerder de fast forward fashion bulk-collecties die Versace, Lanvin, Comme des Garçons, Lanvin, Maison Martin Margiela voor H&M maakten. Ik was vlak voor corona nog even in het Van Gogh… wat daar allemaal aan toeristenshit wordt verkocht; Vincent zou bij aanschouwing ook zijn andere oor hebben afgesneden en/of nog een keer zelfmoord plegen of zich vermoord laten hebben.
Het allerergste: de xxl-formaten van zijn ‘klassiekers’. Ik weet de computerprinttechniek van tegenwoordig kan echt alles drukken op alle denkbare ondergronden, maar moet je dat als museum en als consument willen? De intimiteit en de stilte die veel werken (‘op huiskamerformaat’) van Van Gogh uitstralen, worden zo (één)oorverdovend. Het museum stelt het zo: ‘Alle producten en diensten worden ontwikkeld met het erfgoed van Vincent van Gogh in gedachten.’
En nu gaat Van Gogh in geuren: ‘Het duurzame Britse merk Floral Street is de eerste parfumpartner van het Van Gogh Museum. Samen hopen ze een wereldwijd publiek te enthousiasmeren voor de unieke combinatie van fine art & fine fragrance, als eerbetoon aan het werk van Vincent van Gogh’ – het museum is de samenwerking met Scent Man wellicht vergeten.
Qua marketing is het ook alsof je een persbericht van een nieuw parfum(luxemerk) leest. Oprichter Michelle Feeney: ‘Ik ben zeer vereerd dat Floral Street als eerste parfummerk is gekozen voor een samenwerking. Van Goghs tijdloze meesterwerken zijn enorm inspirerend. We delen een liefde voor de natuur en het vinden van schoonheid in het alledaagse. Door deze samenwerking zijn we in staat om ons verhaal op een nieuwe manier te vertellen, waarbij de schoonheid van kunst met die van parfum samenkomt.’
Natuurlijk: ‘De samenwerking biedt een internationaal publiek de kans te ontdekken hoe Van Goghs passie voor de natuur de basis vormt duurzame geuren. De geuren en designs van de bloemen in de eerste lijn zijn geïnspireerd op de schoonheid en het optimisme van een van Van Goghs beroemdste meesterwerken’.
Spannend. Wordt het Sterrennacht? Zoals Annick Goutal in 2012 deed met Nuit Etoilée. En PK Perfumes met Starry Starry Night in 2016? Toch niet Zonnebloemen – zie Scent Man. Irissen? Waardoor Cult Milano zich al liet inspireren in samenwerking met het Getty Museum – lanceerjaar onbekend. Of iets dichter bij huis: Saint Rémy (2019) van het jonge Nederlandse niche-parfummerk Fuggazi. Oprichter Bram Niessink: ‘Toen Vincent van Gogh in zijn diepe waanzin verviel, liet hij zich opnemen in St. Paul-de-Mausole in Saint Rémy. Hier creëerde hij enkele van zijn mooiste werken, zoals zijn iris-schilderij.’ By Hendrik pakt het iets breder en goedkoper aan met Travel with Vincent van Gogh: ‘The homefragrance combines aromas of plants and flowers Van Gogh depicted in his paintings. A delicious organic and handmade fragrance’. Het meest easy-peasy is natuurlijk het schilderij Amandelbloesem dat ‘vanuit zichzelf’ bij mensen een prettig gevoel oproept omdat de geur van amandel wordt geassocieerd met de onschuldige en onwetende kinderjaren.
Ik kreeg een paar jaar geleden van een kennis het bericht dat ze down under ‘on a much larger scale’ kunnen genieten van ‘die kunstenaar die je liever niet als buurman had gehad.’ Het betrof Grand Experiences. Ik citeer de site: ‘Is gespecialiseerd in het creëren, ontwerpen, produceren en toeren van grote internationale kunstervaringen. Het werkte samen met ScentAir aan Van Gogh Alive dat wereldwijd al meer dan 50 steden bezocht. Om Van Gogh tot leven te brengen, koos ScentAir een geruststellende geur. Warme, kruidige tonen over rustgevende houtsoorten completeren zijn rijke, levendige kleurkeuzes en zware penseelvoering.’
Van Gogh Alive
Maar dat was allemaal voor corona. Het Van Gogh hoeft wat de verkoop betreft toch niet te vrezen. Mits Floral Street (anno 2017) – zo te zien qua uitstraling een ‘vrolijke’ mix balancerend tussen Lush en Jo Loves, neigend naar Diptyque – wel de über-commerciële uitstraling van het Van Gogh Museum met het mysterie en het wereldvreemde van Vincent weet te verenigen. Geurengoeroe zegt: low expectations, high hopes.
Hoopgevend in dit geval: onderzoek van de Fragrance Foundation UK en reclamebureau M&C Saatchi schetst, sinds de lockdown in het Verenigd Koninkrijk, een toename van 11 procent in gesprekken over geuren op sociale media. En volgens Pinterest stegen de zoekopdrachten naar ‘kruidige geur’ met 35, ‘aardse geur’ met 34 en ‘bloemige geur’ met 25 procent. Consumenten hebben inmiddels geleerd om digitaal naar geuren te winkelen en via sociale media ‘geurgesprekken’ te voeren. Naast de traditionele on the floor-praktijk kunnen merken nu e-commerce inzetten ter promotie en verkoop van geuren zonder persoonlijke ervaringsbarrière.’
‘Maar Geurengoeroe met welke schilderij zou jij beginnen?’ ‘Nou, leuk dat je het vraagt. Een van die doeken met wuivende korenvelden met cipressen. Dat kun je heel mooi olfactorisch verwoorden. Hooi, droog, groen, aarde, zand, warmte.’ ‘Kan ik niets mee!’ ‘Nou, vermeng Les Nuits d’Hadrien van Goutal met Foin Fraîchement Coupé van Oriza L. Legrand, maar dan stroever.’ ‘Naam?’ ‘Balade à travers Champs / Stroll through the Fields.’
Is Marc Jacobs de nieuwe ontwerper bij Rochas? Afgaand op de ‘uiting’ van Girl zou je er niet aan twijfelen. Daisy hier, Daisy daar, Daisy all over the place. Voegt het concept (of hoe heet zoiets tegenwoordig?) iets nieuws toe? Nou nee niet bepaald, misschien alleen dat het wel een erg politiek correct parfum is geworden. Pffff.
De bedenkers (of hoe heet zoiets tegenwoordig?) hebben zich laten ‘inspireren’ door ontwikkelingen die ook steeds meer girls bezig schijnt te houden. Let wel, de fashionable, ‘woke’-geïnspireerde feminista 2.0 (niet ouder dan 20) dan.
Want volgens het persbericht staat ze – here we go again – ‘voor een nieuwe, bewuste en moderne generatie met aandacht voor de omgeving, is ze gericht op een betere toekomst en niet bang de wereld te veranderen.’
De compositie heeft een wonderlijke uitwerking op de draagsters: ze worden geïnspireerd om te focussen op wat er echt toedoet. In a nutschell: ‘Be your true self and start the revolution’ – niet vergeten Rochas-meiden om bij je sisters van Zadig & Voltaire in te haken.
Erg grappig: de geur is vegan. Oink! Álle geuren zijn vegan! Zelfs geuren met dierlijke ingrediënten, want die zijn synthetisch gemaakt. Maar als het goed is, ruik je – ik heb het niet gedaan, maar kan’m in gedachten ruiken – wél dat de geur voor 90 procent uit natuurlijke ingrediënten bestaat.
Waaronder: neroli (denk zoetbloemig wit), roze peper (denk pittig), zwarte bes (denk ‘vloeibaar’ donkerzoet), oranjebloesem (denk zoetbloemig wit maar dan met een cologne-bite), jasmijn (denk fris-zonnig), sandelhout (denk zachthout met roosaccent), cederhout (denk ‘stralend-strak’ droog), vanille (denk zoeter dan zoet) en orchidee. De laatste is in ieder geval synthetisch want de orchidee is een ‘dove’ bloem. Het idee: een transparante bloemennoot die extra veel lucht geeft aan de compositie.
Zal wel niet! Toch, echt waar: Rochas beweegt zich met Girl in de maatschappelijk verantwoorde richting: Rochas Fragrances schenkt één procent van de inkomsten uit de Girl-lijn aan www.onepercentfortheplanet.org. Ben benieuwd hoeveel dat uiteindelijk gaat opleveren en of Rochas Fragrances dit ook openbaar maakt in het kader van de steeds meer door de consument geëiste transparantie.
Wat ik slimmer had gevonden: in plaats van deze voorspelbare, al tig keer gedane vriendinnenpret… het relaunchen van Tocadilly (1999). Voor mij nog steeds een van de meest verrassende girly geuren ever. Waarom: er gebeurt zoveel. Om maar eens een cliché te gebruiken: een wervelwind van met waterdruppels ‘gelakte’ fruitige noten. Een geur die echt met kleuren werkt zo lijkt wel: groen, rood, geel, paars, lichtblauw met een tropische dauw. Je ruikt het allemaal.
Ik wist dat-ie bestond – Oud Mystère – en was benieuwd door mijn waardering voor het merk Rochas (of wat er nog van over is). Want la maison waait, net zoals bijna de gehele Parijse concurrentie mee op alle zo’n beetje parfumtrends denkbaar. Met andere woorden: fast forward fragrances. Ga naar www.fragrantica.com/designers/Rochas en verbaas je over de hoeveelheid.
(Dat dan weer wel: een van de leukste mannengeuren alle tijden: Moustache (1949) werd in 2019 opnieuw in de originele flacon op de markt gebracht. Doe dat nou ook alsjeblieft met mijn favoriete Rochassen: de prachtige hout-droge chypre Mystère (1978) en de patchoeli in overdrive met balsemachtige finish Macassar (1980). Die van mij zijn nu bijna echt op).
Want óók Rochas moest, zoals iedereen, een oudh-geur op de markt brengen. Grappig om te lezen dat de geur in 2014 ‘speciaal ontwikkeld is voor de Arabische markt’. Grappig om te zien – zie bovenstaande clip, 181 views tot nu toe, of zie ik dat verkeerd? – hoe een parfum ‘anno nu’ wordt gepresenteerd. Alsof betrof het het lanceringsjaar van Mystère – 1978, toen parfum nog met een zekere mate van mysterie was omgeven.
Ik wou meer info. Als je Secret De Rochas Oud Mystère www-t, dan zie je eerst de advertenties. De goedkoopste wordt geleverd door http://www.allzora.com: € 14,08. De duurste door www.notino.nl: € 37,49. Kan inmiddels veranderd zijn.
Geurengoeroe daarentegen kocht’m afgelopen twee weken geleden in een zo’n ‘over-de-uiterste-verkoop-datum-heen’-dumpwinkel in Hoogeveen voor… € 9,99. 100ml. Op welk vliegend tapijt uit de Oriënt is die daar terecht is gekomen? Niet aangeslagen ‘lokaal’? Te veel geproduceerd, ervan uitgaande dat oudh in combinatie Rochas een vanzelfsprekende gouden combi in in het Nabije Oosten is?
En natuurlijk is de compositie goed. Want was getekend: Jean-Michel Duriez (voormalig ‘in da house’ parfumeur van Patou en met inmiddels ook zijn eigen lijn). Al kun je je afvragen of er één echte druppel oudh aan te pas is gekomen.
Duriez linkt oudh aan saffraan – een geliefde combi inmiddels. Wat ruik je dan? Een donkere houtachtige sensatie gekoppeld aan droge zoetheid die overheerst, maar de andere noten wel de kans geeft om zich ook te ontplooien. Zo neem je een duidelijke elegante bloemennoot waar die opgebouwd blijkt uit roos en gardenia – zoet- en zachtheid gecombineerd.
Toch wordt Oud Mystère niet tuttig, want de basis is in feite donker hout: patchoeli, wierook en natuurlijk oudh dat de geur zijn lichte ‘broeierige’ charme geeft. Maar echt oudh wordt het niet. Het dierlijke, het onbeschaafde ontbreekt. Die ‘andere kant van oudh ook: über-sensueel, über intens hout. Gewoon mainstream oudh.
Toen ik in Brussel woonde, viel het me op een gegeven moment op dat de magnolia gemiddeld een week eerder bloeide dan in Amsterdam. In de Europese hoofdstad is het dan ook volgens mijn ervaring gemiddeld anderhalf graad warmer dan in die van Nederland. Dat gold ook voor het lelietje-van-dalen. Dat laatste was me alleen niet opgevallen als ik in de voortuin van mijn Brusselse appartementengebouw niet ieder jaar weer het meiklokje in overvloed zag bloeien (die vervolgens vaak bij bosjes werd gestolen).
Toen Guerlain op mijn verzoek een ‘ruimhartig’ proefje – échantillon klinkt zoveel mooier en de omschrijving in het Frans ook: ‘petite quantité (d’une marchandise) qu’on montre pour donner une idée de l’ensemble’ – van zijn Muguet 2021 toestuurde, stond ik voor het eerst stil bij het feit dat ik zowel de magnolia als het lelietje-van-dalen nooit ergens in Parijs live heb zien bloeien. Eveneens dat hun geuren lichtjes door de wind werd aangedragen – ook niet in het LuxBo (parc de Luxembourg, mijn favoriete flaneer- en hangplek van de stad.
Hier verder over nadenkend: hoe zou het lelietje-van-dalen in de omgeving van Grasse ruiken – zwoeler, warmer? Of behoudt het in die streek (en de rest van de Méditerranée) waar het voorjaar zich zoveel eerder aankondigt ook zijn frisheid die wij met onschuld en reinheid zijn gaan associëren? En welk parfum in gebieden rondom de evenaar als hij daar ‘per ongeluk’ terecht is gekomen? Zoals haar sensuele familielid ‘witte lelie’?
Dit jaar wil de lente – de koudste april sinds lang hoor ik zonet op de radio – maar niet echt op gang komen: ik kijk de ‘gedraaide’ bladeren van het kleine, tedere en breekbare klokje als het ware uit de grond. Was toch leuk geweest wanneer hij vandaag spontaan was gaan bloeien, zo van: ‘Je te l’avais dit, je suis revenu, comme convenu!’
Fans weten het: ieder jaar brengt Guerlain (volgens mij sinds 2006) een limited edition van Muguet. De reden: om bij het grote publiek het vakmanschap en de creativiteit, die door de constante marketingoperaties van andere Guerlaingeuren en -cosmetica wel eens in het gedrang komt, te benadrukken. Voorheen eerst op 1 mei alleen in de flagshipstore aan de Champs Elysées aangeboden, een paar dagen daarna bij andere verkooppunten en nu al een paar jaar direct online te koop.
De versie van dit jaar wordt nadrukkelijk millésime (oogst) genoemd – helemaal passend in het veronderstelde consumentenverlangen naar traditie en uniekheid. Alleen begin ik te twijfelen of nu jaarlijks een nieuwe lelietje-van-dalen-compositie wordt samengesteld, of dat het dezelfde geur betreft maar dan anders gepresenteerd. In ieder geval, Muguet Millésime 2021 is mijn vijfde editie die ik heb geroken. Het is natuurlijk ondoenlijk de verschillende versies met elkaar te vergelijken. Moet je ook niet willen, het wordt dan te veel muggenzifterij waarop niemand op zit te wachten. Als ik het goed heb begrepen wordt deze Muguet sinds 2007 gebruikt – correct me if I’m wrong.
Laat ik het zo zeggen: ik heb de lelietjes-van-dalen van Guerlain groener, knisperiger en ‘dauweriger’ geroken. Met een beetje fantasie lijkt het of in de opening Thierry Wasser, Guerlains in-da-house nose, de met dauwdruppels beplakte bloemenklokjes met steeltjes en al uit de grond heeft getrokken. Je ruikt iets waterigs, ‘mineraals’. Maar deze bladgroene sensatie – met af en toe een toefje hooi – is slechts kort van duur, want het lelietje-van-dalen eist zijn rol op. Hoewel de kenmerkende frisgroene nuances langer blijven resoneren, is deze fase toch kortstondig. Want andere bloemsensaties volgen hem in zijn parfumparcours. Met name roos en jasmijn (lelietje-van-dalen zelf is een samensmelting van samen roos-, jasmijn- en ylang-ylang-moleculen).
Daarom is deze Muguet, als je het zo kunt noemen, romantischer en vrouwelijker van aard, gaat meer richting zomer – je voelt een zekere zonnestralen-warmte zonder dat het meiklokje-gevoel verloren gaat. Ook fijn: de geur eindigt niet poederig, wordt niet ingekapseld door witte musk terwijl ik ook geen houttoets/(witte) patchoeli waarneem. Muguet begint en eindigt als een luchtig-bescheiden voorjaarsboeket.
De geur is gegoten is 4500 genummerde flacons en gedecoreerd met gestileerde lelietjes-van-dalen gemaakt door textiel- en papierjuweel-ontwerper Lucy Touré. En laat mij ondertussen even van een Muguet pour Homme dromen… is binnen het Guerlain-universum eigenlijk niet zo moeilijk te maken, bedenk ik me net: men neme een flinke onderlaag van Herba Fresca (liefst de ‘vintage-versie’) en sprayt hierover elke Muguet-editie die je van Guerlain hebt.
OP BASIS VAN CITROEN, RABARBER, PERZIK & WATERMELOEN
PLUS: EUCALYPTUS, AMBROX & BLOND HOUT
Heeft u dat ook wel eens: je ruikt in een winkel – hoelang geleden was dat ook alweer! – of tijdens een presentatie – idem! – aan een nieuwe geur, en je denkt: ‘Wat ruik ik eigenlijk?’ Iets preciezer: ‘Ik ruik bijna niets, iets vaags.’ Uw capaciteit om geuren te detecteren, lijkt u in de steek te laten. Geurengoeroe heeft het zo vaak. Soms is het verkoudheid, soms is het de (te veel) witte wijn en/of bubbels van de avond tevoren (dan gaat mijn reukzin staken), soms is het algemene vergeetachtigheid, in chique politieke en parfumkringen beter bekend als amnesie.
Bij twijfel pak ik dan een olfactieve krachtpatser (zoals de afgelopen tijd Myrrhe Ardente van Annick Goutal), gewoon om effetechecke. Ruik ik dan, in dit geval, de zoetig-rokerige, verbrande houtnoten met amberaccenten en gekonfijte mandarijnschil, dan weet ik dat met mijn neus niksaandehanda is.
Dat heb ik dus ook met de 2021-variatie van ck one summer, die ik traditiegetrouw, jaar in, jaar uit, beschrijf. Ik ruik iets wat door moet gaan voor water, ik ruik iets wat door moet gaan voor citrus. Ook ‘iets roods’. Alleen verschrikkelijk vaag. Dus Myrrhe Ardente gepakt. Niks mis mee! Ik begrijp nog steeds dat Jozef en Maria erg blij waren met dit geschenk van Caspar…
Even het persbericht erbij gepakt, misschien brengt die me in de juiste stemming: ‘Bedwelmend. Surrealistisch. Verfrissend. Een creatieve interpretatie van een zomerse roadtrip door de Amerikaanse woestijn, gemaakt door digital artist Mishko – de hitte gedurende de dag culminerend in een technicolorzonsondergang in heldere tinten van geel, oranje en koraal. Die brengen ons in vervoering en opwinding. We zijn bedwelmd door de stralende hitte. Als de tijd verstrijkt wordt een verfrissende illusie in een vage waas onthuld. Een explosie van kleurrijke frisheid; de pure en levendige nieuwe geur voor de zomer van 2021.’
Tismenogalwat! Nog een keer ruiken. Sorry guys, the feeling remains the same!’ Maar wat zit er dan allemaal in parfumpotjandorie! Nou, een ‘bitter toch zoete, zeldzame citrusmix van een citroen- en sinaasappelhybride, de levendigheid van rabarber zorgt voor een nostalgische verfrissing, het zoetwaterakkoord explodeert met sprankelende vitaliteit en de weelderige geur van perzikschil onthult een moderne zoetheid.’
Iets specifieker in order of appearance: grapefruit, zoetwaterakkoord, meyercitroen, eucalyptus, watermeloen, rabarber, ambrox, blond hout, perzikschil. Mijn gevoel verandert niet veel. Door de opsomming meen ik nu ook een zweem van watermeloen te herkennen.
Eindoordeel, dat klinkt te zwaar. Eindimpressie is beter: een niksaandehanda citrusy geur die zich meer als een mist dan een eau de cologne manifesteert. Niet bedwelmend. Wel levendig in de zin van uplifting. Heb het al eerder opgemerkt bij tig andere geuren: hoe zou ck one summer 2021 hebben geroken als het de ultimate nichebehandeling van een neus had gekregen? Ik denk een citrus-rode explosie knetterend tussen Hermès en Atelier Cologne.
Vermeldenswaard: de Meyercitroen bestaat echt; is een pomelo-hybride uit China; een kruising tussen citroen en mandarijn – zie video.
Let op: info betreffende Angel en Alien met * aangegeven begin alinea
Je gaat er niet dood aan: na een paar keer, met lange tussenpozen weliswaar omdat je het in eerste instantie niet kunt geloven, tot het inzicht komen dat je favo fragrance niet meer hetzelfde ruikt als ‘voorheen’; blijkt veranderd qua samenstelling. Het ergste wat je kan overkomen in dit geval: teleurstelling inslikken en ‘jammer genoeg’ op zoek naar een nieuwe geur die de komende jaren niet qua samenstelling zal veranderen.
*Eerst een historische duiding: het zal eind jaren tachtig, begin jaren negentig zijn geweest (voor alle duidelijkheid: van de vorige eeuw) toen ik me aan het schrijverschap en de journalistiek waagde, en in deze hoedanigheid toenmalig hoofd parfuminkoop van de Bijenkorf trof: Cees Bosman. Tijdens onze kennismaking zei hij dat hij net terug was van een testcase-presentatie in Parijs van Clarins. Het betrof Angel van Thierry Mugler. Ik zal zijn opmerking nooit vergeten toen hij me this perfume in the making liet ruiken: ‘Wie wil er nou in hemelsnaam naar aardbei, chocolade en patisserie ruiken?’
In het begin niemand, behalve sommige ‘nichers avant la lettre’, maar na drie jaar – het moment waarop een niet succesvolle introductie meestal in de aanbiedingenbak eindigt – begon, geholpen door de juiste verhalen van ‘influencers avant la lettre’ en de ‘Mugleriaanse’ en ‘wereldvreemde’ advertenties in relevante media, voorzichtig de lijn naar boven.
Long story short: Angel is door het volharden in zijn uitzonderlijkheid en extremiteit een van de grootste successen ooit. De compositie zelf werd een nieuwe standaard in parfumcompositie met een ‘often copied, hardly equalled’-status. Platter gezegd: een melkkoe. Vreemd dan ook waarom Clarins Thierry Mugler heeft verkocht aan L’Oréal. Waarom mij niet gebeld? Het zij zo. Toch, angst bekroop veel trouwe fans: zou de cosmeticagigant recht blijven doen aan de filosofie, de erfenis en het dna (geliefde, maar even gratuite commitment-termen in beauty- en lifestylekringen) van Mugler? Belangrijker: gaat L’Oréal met de composities sjoemelen?
Terechte twijfel. Velen – inclusief Geurengoeroe – vinden het onvergeeflijk dat de originele formule van Yves Saint Laurents Opium (1977) na de overname door L’Oréal (2008) van YSL Beauté in het jaar daarop direct werd aangepast. De oude Opium zou inmiddels zoveel ingrediënten bevatten die in de loop der decennia door de IFRA als allergeen werden beschouwd waardoor het een verloren strijd was de formule te redden. Aldus L’Oréal.
Heeft me altijd bevreemd: ik ken enkele nichehuizen die ‘meeslepend’ met het Opium-thema hebben gespeeld (met name rondom het anjer- en patchoeli-thema) die nooit als allergeen zijn gekwalificeerd en dus gewoon te koop. Ik heb zelf in de hoedanigheid van mijn upycle-parfumhuis Le Bienaimé ooit bij www.skins.nl een Opium-hommage verkocht (naam Perfume State) geassembleerd uit diverse oriëntaalse klassiekers. No problem.
*Anyway, via verschillende kanalen heb ik inmiddels vernomen dat Angel en Alien wel degelijk zijn veranderd; dat de huidige versies niets meer van doen hebben met het origineel. De dochter van een vriendin was zelfs zo in de war van het bericht en daarna zo wanhopig bij het ruiken dat ze het internet is gaan afstruinen op ‘vintage’ Alien. Raar om vintage in verband al te gebruiken.
*Eerlijk gezegd, durfde ik de nieuwe versies ook niet te ruiken. Niet dat ik, bij teleurstelling, alleen maar slapeloze nachten zou hebben waardoor ik op een strikt dieet van downers verder zou moeten leven – ik kan zonder ze leven, doe het dagelijks. Maar, ik hou liever de herinnering aan een mooi verleden dan dat die wordt verpest door een ‘bewerkt heden.’ Daarnaast staan al die formule-adapties – door de industrie eufemistisch vaak verantwoord met ‘aangepast door de veranderde smaakopvattingen van de consument’ – me tegen.
De parfumindustrie is een van de meest winstgevende met over het algemeen een enorme consumentenloyaliteit. Neem als industrie die ook serieus; doe moeite om de kwaliteitsstandaard die men gewend is te handhaven en ‘verberg’ je niet achter de IFRA, de organisatie die de gebruiksnormen – van adviserend tot verplicht – voor parfumbestanddelen bepaalt en standaardiseert.
Daarom eerst: waarom worden composities naar verloop tijd aangepast? Zoals zonet aangegeven: IFRA heeft veel voor 2000 gebruikte (natuurlijke) ingrediënten verboden en dus laten vervangen door synthetische of andere aromachemicaliën. Soms overheerst ook het winstprincipe van de sector: goedkopere ingrediënten bespaart geld. Neem de klassieker L’Interdit van Givenchy – tragisch!
Wordt ook wel eens vergeten: natuurlijke materialen ooit in overvloed geoogst, worden steeds schaarser. En bepaalde onafhankelijke – vaak Europese – producenten geliefd om hun eigen concentraties van bijvoorbeeld iris of viooltje zijn in de loop der jaren opgegaan in multinationals die vaak snel ophielden met het maken van deze formules omdat ze te duur waren en daardoor de vraag steeds meer afnam. Nog eens extra gevoed door de opkomst van nieuwe, interessante en vaak goedkopere synthetische ingrediënten.
Daarom blijft het voor neuzen een uitdaging formules aan te passen. De basisregel voor hen blijft ‘veranderen zonder te veranderen’. Gelukkig zijn er ook nog die streng in de leer blijven. Na een beperking van het gebruik van kaneel stopte Pierre Guillaume met Un Crime Exotique (2007) omdat de herformulering hem niet bevredigde. Terzijde: er worden volgens mij geen restricties opgelegd van de hoeveelheid kaneel in culinaire producten – is avaleren minder erg dan opsnuiven en/of op de huid spuiten?
Daarnaast, spelen ook andere, meer subjectieve factoren een rol. Geuren veranderen, maar wij ook: na verloop van tijd verschuiven smaakvoorkeuren, letten we op andere nuances en willen die dan vaak bevestigd zien, waardoor het verschil tussen ‘toen’ en ‘nu’ duidelijker wordt.
Dan is er ‘nog zoiets als’ het geheugen: hoewel we dat vaak als iets volkomen onveranderlijks te zien, is aangetoond dat herinneringen zeer flexibel en elastisch zijn: onze hersenen zijn 24/7 (ook tijdens het slapen) aan het registreren en passen nieuwe ontvangen informatie en indrukken aan. Met het gevolg dat na verloop van tijd herinneringen kunnen transformeren, zozeer dat het beeld/de impressie dat we van iets hadden radicaal kan verschillen van de (ooit initieel ervaren) werkelijkheid.
Ook een goede ‘instinker’: het is de mens eigen te romantiseren en idealiseren. For good en – wordt wel eens vergeten – for worse. Met het ouder worden neigen we ervaringen uit het verleden en herinneringen op te poetsen, terwijl deze ‘memorabele’ ervaringen feitelijk niet zo bijzonder waren. Ik ken het van mezelf: weet zeker dat de eerste keer dat ik N 5 rook, de geur anders was dan dat ik het nu ervaar. De ‘knal’ ontbreekt – letterlijk: de heftigheid van de aldehyden in de opening bijvoorbeeld die ik toen als zodanig nog niet wist te analyseren (heb met Baghari een goed alternatief voor gevonden). Maar ik weet inmiddels ook: een eerste indruk van iets kun je niet een heel leven lang blijven ervaren, willen evenaren. Na verloop van tijd treedt herkenning op – maar goed ook.
Dat neemt niet weg dat je je rot kunt schrikken. Ik heb het bij zoveel geuren die verplicht/vrijwillig zijn aangepast. Met name bij die me dierbaar waren en/of doorgaan voor onbetwiste klassieker en met recht als kunstwerk – in ieder geval door mij – worden beschouwd. Na een herformulering, mis je de kracht, de verbeelding, de vanzelfsprekendheid. Het wordt allemaal gladder, ‘emotielozer’, minder onontkoombaar.
Neemt niet weg dat deze nieuwe versies bij een eerste kennismaking bij een ander wel tot dergelijke emoties kunnen leiden. Miss Dior, Jules, Féminité du Bois, Fleurs de Cédrat, Mitsouko, Opium, Eau de Campagne; kan nog wel even doorgaan. De allerergste schok voor mij: de allereerste geur van Cartier: de nieuwe versie Must verboden worden! Ik herhaal: de nieuwe versie Must verboden worden.
*Nu Angel en Alien. Wat ik zonet beschrijf gebeurt. De knal, het ‘hallo-hier-ben-ik’’-gevoel ontbreekt. Beide wàren geuren die zich eerder aankondigden dan de draagsters. Ik heb twee vriendinnen die Angel jaren hebben gedragen (inmiddels niet meer), en die kwamen dus echt binnen. Heerlijk! Maar dat gevoel is nu weg. Wat je in de aangepaste versies feitelijk ruikt, zijn het hart van de composities en dan ook nog eens zuiniger gedoseerd. Laten we het niet over de afronding hebben: niksig. Maar dat is inmiddels bij zóveel geuren standaard geworden. De moeder van de hierboven genoemde van Alien vervreemde dochter, is een ‘klassieke’ Angel-addict en moet bij de nieuwe versie bij de drydown aan wasverzachter denken – ze kan wel huilen. Ik moet bij de basis van veel geuren denken aan samengebalde muskwolken die dreigend ronddrijven in tax free parfumwinkels op vliegvelden.
Trouwens, sommige herformuleringen vind ik goed geslaagd: zoals Rochas’ Femme en Balmains Vent Vert. Het is minder, maar de all over-indruk van het origineel ruik je wel. Verbeterd, ja het bestaat, voor mijn gevoel: Je Reviens van Worth – het viooltje is poederig-voller en frisser.
Dat het de parfumindustrie (zeker de huizen die zich laten voorstaan op traditie en ‘respect’ voor originele formules) ook niet lekker zit, wordt wel bewezen door het feit dat er nu een prijs bestaat voor de Beste Herformulering van het Jaar – ben de exacte naam even kwijt. Hiermee worden huizen uitgedaagd en het metier van neus op de proef gesteld maar ook serieuzer genomen. Noodzakelijk wellicht in een tijd waarin artificial intelligence en algoritmes nieuwe geuren designen.
Zo puzzelde Thierry Mugler, sorry Thierry Wasser (hoofdneus van Guerlain) een tijdlang met Mitsouko – een diepe chypre met zijn kenmerkende ‘eikenmosgeraamte’. Hij zegt hierover: ‘Eén techniek maakt het mogelijk eikenmos te gebruiken zonder de allergene moleculen, atranol en chlooratranol, maar deze ‘magere’ versie heeft niet dezelfde portée als het origineel: je verliest volheid en gaat minder lang mee op de huid. Voor Mitsouko heb ik het eikenmos opnieuw ontworpen om het de consistentie van de oorspronkelijke versie te geven. Het is vakmanschap, het is koken.’ Zo kan het dus ook. Met dien verstande: heb de nieuwe versie nog niet geroken.
Je hebt persberichten waarvan je na een paar seconden denkt: hoeveel marketinggemiep, parfumclichés en borstklopperij gelardeerd met vrijblijvende politiek correcte ‘social issues’ kan een mens verdragen? Je hebt persberichten waarvan je direct vrolijk wordt, die de liefde voor en kennis van het parfummetier combineert met ‘inlevingsvermogen’ – lees: woorden kiezen waardoor je de geur al vanaf je computerscherm kunt ruiken.
Laatste geldt dus voor het persbericht van Flora Salvaggia en Nettare di Sole. Wolken verdwijnen, zonnestralen verschijnen, je trekt erop uit, strekt je wat later uit op een groen tapijt en dan hoor je aldus Guerlain ‘het trillen van het hoge gras’. En dan: ‘Een ruisend geluid dat uit de verte lijkt te komen – afkomstig van een zwerm dansende bijen. De natuur huivert van vreugde.’
Dat wil je dus ruiken. Openen die flacon van Flora Salvaggia, en snel een beetje! Door de mistige druppels heen, ruikt je direct de filosofie van Aqua Allegoria (anno 1999), door Thierry Wasser (hoofdneus van Guerlain) nu verwoordt met: ‘Een tuin hoeft niet echt te bestaan om gebotteld te worden. Je een tuin verbeelden volstaat al om de creativiteit de vrije loop te laten. De mogelijkheden zijn eindeloos – de essentie Aqua Allegoria.’
Grappig: ik meen een zweem van groen te herkennen, van water, van gebladerte. Of wil ik het te graag herkennen, iets groens dat ‘in de verste verte’ neigt naar Herba Fresca (1999) en zo heerlijk-vanzelfsprekend geen geslachtsaanduiding heeft. Want dat is voor mij ‘toch wel’ het nadeel van de Aqua Allegoria-geuren: ze zijn in de loop der jaren zo über-feminien geworden, iets wat nog wordt versterkt wordt door de presentatie. Hoeft voor mij niet. Ook niet echt nodig. Als het dan moet, gooi wat aantrekkelijke mannen in de strijd genietend van Flora Salvaggia – made by Wasser.
In ieder geval, na dit soort van frisse groen, ruik je ‘langs de kant van de weg bloeiende wilde bloemen’ – letterlijke vertaling van Flora Salvaggia. Alleen worden die niet bij naam genoemd, behalve de jasmijn. Maar, even flauw doen, die groeien volgens mij waar ter wereld ook nergens meer langs landelijke wegen, of het moet boerenjasmijn zijn. Maar die ruik je dus wel de jasmijn, niet bedwelmend zoals Wasser beweert, maar eerder fris en luchtig – laatste wordt versterkt door oranjebloesem. Wasser het spijt me weer, maar niet sensueel. Was het maar waar. Ook hier eerder fris en luchtig.
Opvallend in dit geval: Aqua Allegoria kende ooit een sensuele oranjebloesem, maar dan in disguise: Flora Nerolia uit 2000 (heb de eerste schets daarvan ooit in Leiden geroken, persoonlijk uitgereikt aan mij door Jean-Paul Guerlain lui-même tijdens de presentatie van het eveneens niet aangeslagen Mahora).
De afronding is wat braafjes. Maar dat geldt tegenwoordig voor zoveel geuren die worden ingebed door witte musk – in Flora Salvaggia’s geval opgewaardeerd met een zweem van viooltje en iris. Dat geeft de geur een chic-prettig stemmend gevoel. En leuk voor de doorsnuivers: door het geheel ruik je af en toe iets waterigs-fris en dat is meloen.
En dan Nettare di Sole gemaakt door de ‘side kick’-neus van Thierry Wasser, Delphine Jelk. Voor mijn gevoel meer Guerlain, meer Allegoria. De reden: de opening. De typische strak-zoete frisheid van bergamot die als een ‘ijskoude bries over over het water komt aanwaaien’, waardoor deze Aqua Allegoria meer als een eau de cologne aanvoelt (en dus voor ook de man ‘geschikt’ is, tenminste als die van eau de cologne houdt). Vervolgens waait deze koele wind door een imaginair veld van magnolia (citroenfris van zichzelf), roos en sambacjasmijn waardoor die bloemen hun typische volle signatuur als het ware loslaten.
Goed getroffen door Guerlain: ‘Nettare di Sole is zalig zonder gourmand te zijn’. Gelukkig, want we hebben nu wel genoeg variaties op La Petite Robe Noire (2011). En dat ruik je op het eind goed; een mix van zoete en zonnige noten (vanille-amberachtig), en witte musk met ‘zonnewarmte’ als resultaat. Samen ruikt dat met een beetje fantasie naar honing.
Voor je het weet zijn je depressieve winterblues gekoppeld aan covid19-somberheid vervlogen en begin je spontaan, zomaar ineens te zingen… ‘Let me tell ya’bout the birds and the bees, and the flowers and the trees, and the sun up above, and a thing called love’.
Zal maar over je gezegd worden als vrouw, als man, als ‘in betweener’: ‘She was an anomaly!’ Ze/hij/het was een anomalie, of: ze/hij/het was een afwijking, aberratie. Het is de naam van tigste geur van het door Etienne de Schwardt in 2007 opgerichte Etat Libre Orange.
Om het overdreven te stellen (niet dat het écht interessant is): ik heb een haatliefde-verhouding met dit merk. De reden: lees mijn talrijke besprekingen van ELO erop na. Zoals zovele geuren had ik in 2019 ook van deze notie van genomen, maar me er niet in verdiept in verband met een tijdelijke olfactieve depressie en brood-op-de-plank-opdrachten. De geur kwam onlangs onverwacht een paar keer voorbij, toen ik me weer eens aan het verdiepen was in de ontwikkelingen van artificial intelligence (AI) betreffende geur.
Want She was an Anomaly is hiermee voor een gedeelte tot stand gekomen. In mijn betreffende artikel, schrijf ik dat deze ‘extra nieuwswaarde’ bijna in geen enkele recensie wordt vermeld, en dat ELO het zelf ook nauwelijks doet. Hier kom ik op terug: op hun site wordt het wel degelijk vermeld. Mijn haatliefde-verhouding borrelt ook in She was an anomaly naar boven – uitmondend in irritatie. De reden: de inspiratie is nogal heel vergezocht. Om maar eens een cliché te gebruiken: om op te vallen weten hippe merken (‘oude’ en nieuwe) vaak van gekkigheid niet wat ze moeten verzinnen. Dit verzon De Schwardt: ‘Een huwelijk van Nina Simone en Stanley Kubrick. Deze geur is aan ze opgedragen om hun talenten, hun afwijkingen van de norm, van de theoretische waarde, van het onverwachte te vieren’.
Jezus, zo ken ik nog wel een paar, nee, een rits reeds van overleden kunstenaars die van de norm afweken, de rafelranden opzochten en ga zo maar grensverleggend door. Dat is namelijk een kenmerk van goede kunstenaars (die zich hier meestal niet op laten voorstaan). En die dan samensmelten in een nieuwe geur… Men neme: Emilie de Châtelet en Jean-François de Saint-Lambert (heb net een BBC-podcast over deze wiskundigen/filosofen gehoord, vandaar, puur toeval). Naam: Science Defied. Ook bien étonnés de se trouver ensemble: Gala Dali en Roy Lichtenstein. Naam: Surreal Pop. Of laten we het bij de ons nog omringende levende bekende locals houden: Connie Witteman (geboren Freerecordshop) en Jonnie Boer – beide kunstenaars op hun gebied, toch? Naam: Taste (Less or More). Maar of de wereld hier nu op zit te wachten?
In ieder geval: het gebruik van AI bij deze geur is natuurlijk prikkelender dan de inspiratiebron. Want: kan een met data aangestuurde computer een geur verbeteren, aanscherpen of misschien wel afwijzen? Daniela Andrier zegt hierover: ‘Dit parfum is het resultaat van iets onverwachts. Ik speelde met Carto (de AI van ingrediëntenproducent Givaudan) dat mij formules suggereerde aan de hand van mijn voorstellen.’ Wat stelde ze voor? Haar geliefde en vertrouwde noten. Nou wil het geval dat ik haar in dit geval een beetje ken. Ze is dol op groene mandarijn, musk, iris en vanille (welke voor top notch-huizen werkende neuzen zijn dat nou niet?). Andrier vulde het aan met pruim, wierook, sandelhout en amber, en stelde dit aan Carto voor. Die antwoordde: ‘Iris en musk overdosen.’ Zo gezegd, zo gedaan.
Het resultaat: een chique iris geur die voor Daniela Andrier een beetje een herhalingsoefening is en – daar gaat het nu om – ook zonder AI ook goed gelukt zou zijn. Chic, doordat de geur iets stoffigs – positief bedoeld – heeft, eigen aan iris. Amber geeft de iris warmte, sandelhout zachtheid. De musk is omhullend en verliest door deze amber en sandelhout toch niet zijn lichte animale noot. Herhalingsoefening: She was an Anomaly zweeft tussen Infusion d’Iris (2010) van Prada en Eau de Parfum van Tiffany & Co (2017) beide ook door haar gemaakt.
Benadrukt ze in Prada’s geur de frisheid van iris, lakt ze die dicht met musk en amber in Tiffany & Co, in She was an Anomaly geeft ze iris een klassieke nichebehandeling. Daar kleeft niets afwijkends aan. Ieder couturehuis met nichelijn en ieder zichzelf (en ander) respecterend nichehuis heeft een solifleur iris op het parfumprogramma. Dus vol en rijk, misschien kun je dat overdosed noemen. Maar daarmee is Andrier bekend gezien haar solifleurs die ze maakte voor de eerste nichelijn van Prada. She was an Anomaly is in feite, en dat is knap, hoe ik me de geur Grey Flannel, letterlijk als stof voorstel: zacht, warm, geruststellend, ‘zelfverzekerd omdat je lekker voelt’.