De eerste keer dat ik in aanraking kwam met de naam Paco Rabanne? Ik was een jaar of dertien of veertien. Een buurmeisje (zelfde leeftijd) ‘van de overkant van de sloot’, was al eerder dan mij op de hoogte van de dingen die het leven mooier maken. Dus gingen we een keer naar drogisterij Thomas gevestigd in het moderne jaren zestig buurtwinkelcentrum Deppenbroek, Enschede. Ik kende de winkel alleen maar van het kopen van zakken drop. Toevoeging – schoot me in een keer te binnen: de ‘afslankthee’ voor mijn moeder, Herbesan.
Het buurmeisje niet. Alsof het gewoonste zaak van de wereld was liep zij direct naar de parfumafdeling, en kocht na een paar keer testen het parfumextract van Calandre (1969) – ‘Oh, dat betekent dus niet kalender’. Ik was onder de indruk van haar én de geur, maar nog meer van het idee dat ik als Tukker – ja, ook toen al bestonden er de wederzijdse vooroordelen tussen ‘Het Verre Westen’ en in mijn geval ‘Het Verre Oosten’ – voor het eerst in aanraking was gekomen met een ‘touch of paradise’, Paris’ (mijn moeder had vroeger niets met geuren; het haar later door mijn vader geschonken Miss Dior, fungeerde voornamelijk als aftershave).
Toen ik me meer in parfums ging verdiepen, was ik helemaal verbaasd, bijna ontsteld dat Rive Gauche (1971) bijna hetzelfde rook als Calandre en dat die door dezelfde neus was gemaakt, Michel Hye.
Ik heb de meester driemaal ontmoet. Twee keer Parijs. Een keer Londen. En driemaal was het raak, du moment was er sprake van een vonk. Hij herkende in mij een zielsverwant, zoals hij het zei. Grappig om je ‘uitverkoren’ te voelen te midden van andere journalisten (de foto’s als bewijs heb ik een, twee, drie niet kunnen vinden). Ik moest naast hem zitten tijdens diners. Kan ook gelegen hebben aan het feit, dat de rest van de groep bijna louter uit vrouwen bestond.
Hij is een van die mensen in de business (geweest) waarvan ik dacht: als ik iets meer moeite doe, gaat hij me een baan geven – ‘iets met marketing of zo’, dan ontdekt hij later wel dat ik ‘ook iets met kleding en kunst heb’. Want de verwantschap voelde ik ook. In ons geval: een (mij wel eens verweten) aan arrogantie grenzende zelfverzekerdheid, de mensen in dubio laten wat je allemaal vertelt, of je daar ook echt zelf in gelooft. En most important of all dat mensen niet echt geïnteresseerd zijn in de waarheid, wel in een goed verhaal. Hij was ‘storyteller’ en ‘narratiever’ avant la lettre.
Zijn, voor mij, mooiste geur, bleek zijn grootste flop: La Nuit uit 1987. Goddomme, zo’n stylish-klassieke volbloemige chypre met dirty afloop – kom je zelden nog tegen. En de vintageversie van Pour Homme (1971), daar heb ik diverse flacons van leeggespoten.
Ik geloof dat in Ultraviolet (1999) – waarover ik in het aangehechte artikel schrijf plus levensloop – nog enige creatieve inbreng van de space age couturier te bespeuren is, daarna neemt de marketing-afdeling het over. Wat hij Jean Paul Gaultier ooit verweet – geur als gagdet – dat hebben de creatievelingen verantwoordelijk na zijn vertrek zelfs als uitgangspunt genomen.
Met succes. Het merk is verjongd; kreeg een aanstekelijke jeugdige flair, humor en moderne sophistication. De ene gadget volgde de ander op: 1 Million (2007), Lady Million (2010), daarna de in een kermisflacon gehulde Invictus (2013) en Olympéa (2015) en hun talloze flankers. En ondertussen goede zaken blijven doen met de tig variaties op XS (1994).
Iets anders: een soort van verrassend vind ik de meest recente geuren: Phantom (2021) en Fame (2022). Neigen richting kunstzinnig. Een bewijs dat bij massageuren iets meer risico’s worden genomen. Hoop alleen niet dat consumenten denken dat de laatste een re-issue betreft van het flopperdeflopflop-parfumdebuut van die gek, Lady Gaga.
Waar ik nu echt benieuwd naar ben: hoeveel miljoenen Rabanne aan zijn geuren heeft verdiend en wie en wat hij financieel gedenkt in zijn testament. Zou hij nog in zijn laatste heldere uren aan mij gedacht hebben: ‘Ah, monsieur l’exécuteur testamentaire, n’oublie pas cette personnalité hollandaise exceptionelle, ‘Erique le Clairvoyant’ – zo zag hij mij, ja hoor, tuurlijk – il le vaut bien’.’
Je moet maar durven: een geur Perfect noemen. Dat is hetzelfde wanneer iemand (vaak een stylist- en/of fashionachtige persoonlijkheid) zegt: ‘Ik ben perfectionistisch!’ Ik denk dan: ‘Laat dit waardeoordeel maar aan anderen over, tante Truus. Dank u wel!’
Anyway, Perfect verscheen voor het eerst in 2020. En het (inmiddels slaapverwekkend) schering en inslag, parfumpolitieke pad perfect volgend, kwam in 2021 Perfect Intense. Nu is er Perfect Eau de Toilette. Volgend jaar misschien wel geflankeerd door een ‘fleuri’-versie. En daarna ‘eindelijk’ het extract.
Marc Jacobs heeft zijn visie – dat dan weer wel – op perfectie door de all-inclusive en ‘woke’ Florentijnse fles laten druppelen. Sterker, hij ziet het als zijn mantra: ‘Ik ben perfect zoals ik ben’ – vandaar de perfect-tattoo op zijn pols. Met andere woorden: imperfectie bestaat niet, iedereen is perfect op zijn/haar/hen manier. Bla-bla-di-bla-bla.
Zullen zich hierin wereldwijd girls herkennen, zich bevestigd voelen en dus de geur gaan kopen? ‘No worries’, zeg ik na het lezen van het Perfect-manifest. Wat een opeenstapeling van feel good marketingclichés: ‘Biedt een kwetsbaar en ongefilterd perspectief om jezelf te zien als je authentieke zelf; een krachtige viering van individualiteit, persoonlijke waarheid en authenticiteit met een inclusieve talentenreeks dat over hun geloof in ware eigenliefde spreekt’. Opa Olfactief haakt af.
Nu de geur: not bad, not bad at all. En tevens een goed bewijs dat neuzen de mainstream-business serieus – blijven – nemen. In dit geval: Domitille Michalon-Bertier, die bijvoorbeeld voor Comme des Garçons mijn favo ingrediënt bewerkte met het very niche Celluloid Galbanum (2019).En de eindconclusie die je kunt lezen op het persbericht klopt: ‘Een lichtgevende, vrolijke, schone en aangename bloemengeur met een elegant-houtachtig spoor’.
De opening: de roze peper had voor mij wat ‘lichtgevender’ – lees prikkelender – mogen ruiken, maar het vervolg is lekker. Wie narcis als extract heeft geroken – ik: Santa Maria di Novella had ooit Narciso Estratto Triplo (triple extract). Daaraan gesnoven, begreep ik direct dat in het woord narcis, narcotisch ligt besloten. Als ik eraan denk, begin ik weer lucht te happen. Bij Perfect Eau de Toilette hoef je daarvoor niet te vrezen.
Typisch narcis zou ik het ook niet noemen, eerder een witgeel bloemboeket-idee van geurmoleculen dat de essentie van een aantal witte bloemen combineert (tuberoos, jasmijn, oranjebloesem en ben er een vergeten, kan niet op de naam komen) plus een toefje narcis. Het resultaat: een elegant, ‘vloeiend’ idee van bloemen.
Wat polygonum – (knol)duizendknoop – toevoegt aan de compositie weet ik niet. Deze, voor Europa, invasieve exoot (het betreft meestal de Japanse variant) richt meer schade aan dan plezier als je de www-berichten moet geloven. De enige omschrijving die je krijgt is dat-ie ‘lekker ruikt’. Zal wel. Ben nu eerder benieuwd hoe de geur zonder zou hebben geroken.
De afronding is ook zoals het hoort in deze: hoewel, ik ruik meer blank hout dan het ‘opgegeven’ cederhout. Dat wil zeggen: dit fantastische geurmolecuul die zacht hout weet op te roepen. Het houdt de ‘cleane’ toets van witte musk mooi onder controle. Kun je je hier niets bij voorstellen: denk fluweel met een print van houtnerven.
Niets te geurzeuren? Jawel, maar dat geldt tegenwoordig voor zoveel geuren. Ook Perfect Eau de Toilette eindigt glad, alsof de flacon denkbeeldig uit je handen valt. Je zou wensen dat de geur wat strakker en ‘natuurlijker’ in lucht opgaat. Maar de ‘bedel’-dop is natuurlijk erg leuk.
Ging het Romeinse rijk ten onder aan aanvallen van buitenaf? Door de volksverhuizingen van Germanen, Fransen, Hunnen, Kelten, Saksen, Vandalen, Longobarden en al die andere barbaren die de Romeinse grenzen overstaken gedreven door – nu erg trending – klimaatsverandering? Óf kwam het door het nieuwe monotheïstische geloof geïnspireerd op het leven van Jezus Christus? Óf werd de teloorgang veroorzaakt ‘van binnenuit’ door decadentie; puur omdat de cultuur ‘op’ was, verstard en zich niet kon vernieuwen?
Ik opteer als amateurhistoricus voor het laatste. Aangenaam dat via een ingenieus buizensysteem in het Colosseum geuren werden verspreid om de stank van de door wilde dieren verscheurde lijken van de gladiatoren te maskeren. Je kunt ook stellen: ‘Moet dit nou echt? Niets beter te doen? Hannibal ad portas?’
Dit ‘einde-beschaving-nadert-moet-dat-nou’-gevoel ervoer ik ‘privé’ voor het eerst rond 2000. De Hema had een designwedstrijd: wie maakt de mooiste wc-borstel? Ik dacht: ‘Why? Niets beter te doen? Decadere ad portas?’ De tweede keer, 2020 volgens mij: ‘De Europese Unie stelt 2,8 miljoen euro beschikbaar om historische geuren weer tot leven te wekken’. Naam: Odeuropa. Ik dacht: ‘Er spelen nu andere problemen waaraan je het geld echt beter kunt besteden. Cultuur en kunst (me being a mediocre artist) belangrijk en zo, maar toch’.
Maar er was ook verwondering gevolgd door vragen. Wat zijn historische geuren? Hoe omschrijf je die? Wat zijn de criteria? Wie heeft dit voor elkaar gekregen? Wat laatste betreft: ik vermoed een doorgewinterde lobbyist die op de juiste plek, op het juiste tijdstip de juiste Europees ambtenaar wist te kietelen gevoelig voor dit idee. Je maakt er goede sier mee, staat goed op je cv, en de EG in zijn geheel kan hiermee onderstrepen dat het niet alleen maar in crisisbestendige transitiepatronen denkt.
Nóg een ‘fluid’ Mondriaanparfum
Voor mij zijn historische geuren níet wat ‘men’ er over het algemeen onder verstaat: geuren die zonder vooropgezet plan ontstaan door ‘natuurlijk verloop’. Denk: groei/bloei/verrottingsproces/afsterven. Denk: ‘bijvangst’ van een productieproces. Denk: een combinatie van geurmoleculen die zich binnen een bepaald gebied, in een bepaalde ruimte onbedoeld ontwikkelt.
Neem Piet Mondriaan. Vorig jaar was het 150 jaar geleden dat deze kunstenaar werd geboren. Als ik het goed het begrepen: alle ateliers waarin hij ooit heeft gewerkt zijn omgezet in een geur. Die van New York resulteerde in Victory Boogie Woogie, vernoemd naar zijn schilderij dat het stratenpatroon van the big apple verbeeldt. Hier is sprake van een historische geur. Neem het Museum of London, Docklands: daar werd een paar jaar geleden een ‘scentscape’ ontwikkeld die het handelsverleden van de East End in geur wil uitdrukken. Hier is sprake van een historische geur.
Neem mout. Als kind woonde ik een paar kilometer van de Grolschfabriek in Enschede. Als het bier werd gebrouwen, verdween de geur van mout en gerst door de schoorsteen. Niet te harden, die warm-weeë, ‘gele’ lucht met ondertoon van overrijp. Bottel je dat nú in een flacon, en je produceert er een storytelling bij gelardeerd met historische referenties, en je nodigt de nog levende personen uit die letterlijk onder de rook van Grolsch hebben gewoond, en je presenteert deze geur (Mout & Memories) in aanwezigheid van de (loco)burgermeester en/of wethouder Cultuur… ook dan spreek je van een historische geur.
Ik kan doorgaan, want ‘historische geuren’ worden door de cultuursector regelmatig als lokmiddel ingezet. Denk aan musea die de bezoeker op een andere manier schilderijen wil laten beleven. Zoals het Catherijneconvent in 2018 deed met de tentoonstelling met Magische Miniaturen. De insteek: proberen de Middeleeuwen ‘extra’ op te roepen met geuren. Zoals het Mauritshuis in 2021 met Vervlogen Geuren in Kleuren. De insteek: geuren maken schilderijen uit de Gouden Eeuw, sorry Fouten Eeuw, breder en intenser.
Grappig om te lezen hoe de verantwoordelijken van Vervlogen Geuren in Kleuren alles door de olfactorische trechter gieten: ‘Op schilderijen uit de 17de eeuw worden veel dingen afgebeeld die iets met geur vandoen hebben. Bloemen, fruit – of andere dingen roepen iets op waardoor je positieverwijs aan geur moet/kan denken, of juist aan het andere spectrum daarvan: stank, een lichaam in staat van ontbinding’.
Ik zeg: dat geldt natuurlijk voor elk ooit gemaakt schilderij. Word je gericht gevraagd ‘wat ruik je als je dit ziet’, dan ruik je altijd wel ìets. Iets anders: de beste tentoonstelling over geur, is er een waar niets te ruiken valt volgens mij. Je hebt geen geuren nodig, om iets denkbeeldig te ruiken. Neem lavendel: als je het ziet, dan ervaar je iets fris, iets schoons, iets licht bloemigs, zie je de zon, zie je de Provence – althans zo werkt het bij mij.
Odeuropa kreeg veel aandacht. De lokale media pikte het op – zoals VPRO’S OVT geschiedenis-radioprogramma – de internationale ook. Ik las het op de BBC-site. Getriggerd benaderde ik de persoon die het project leidde. Waarom? Ik ben al járen bezig met ‘mijn historische geur’: civet. Ik dacht: waarom niet mijn kennis delen en mijn visie onderdeel van het project laten worden. Lang verhaal kort: na enthousiaste ontvangst en kennismaking (een samenwerking werd toegezegd) niets meer vernomen (ich bespüre, inmenging van lokale, invloedrijke ‘speurneuzen’).
Tot mijn stomme verbazing, ontving ik anderhalf jaar later een uitnodiging voor een online-seminar (corona), waar tot mijn dubbelstomme verbazing werd uitgelegd door medewerkers van diverse universiteiten en door museumconservatoren hoe zij tot bepaalde ‘historische geuren’ waren gekomen. Ik dacht bij veel voorbeelden: ‘Waarom het wiel opnieuw uitvinden? Is allemaal al gedaan.’
Zoals: hoe ruikt plastic speelgoed uit de voormalige DDR? Series Synthetic 6Skai (2004) van Comme de Garçons komt zeer dicht in de buurt. Zoals: de geur van benzine waarover Marcel Proust schreef toen de eerste auto’s in het straatbeeld/landschap verschenen – ruik aan Prétoleum van Histoires de Parfums (in dit geval what’s in name) en je weet het. Funny fragrance fact na het seminar: een belofte tot re-connecten hunnerzijds in het nieuwe jaar, kreeg een half jaar later een cc-mail van Odeuropa of ik mijn adres wilde opgeven zodat ze mij een persmap kon toesturen. Non merci.
Toch benieuwd. Ik naar http://www.odeuropa.eu en lees de ‘about us’. Wat een hip & happening taalgebruik (door mij gecursiveerd). ‘Bundles expertise in sensory mining (‘geleend’ van de crypto-wereld) and olfactory heritage (staat chic, maar inmiddels een hol begrip sinds de commerciële parfumbusiness het te pas en onpas gebruikt om hun veronderstelde rol en autoriteit te bevestigen – men neme Dior). We develop novel (voorheen heette dat new, zoals narratief voorheen verhaal heette) methods to collect information about smell from (digital) text and image collections’.
Wat ruik ik eigenlijk?
Een lovenswaardig streven, maar het blijft vooralsnog voor mijn gevoel hangen in ‘niche-achtige’ exercities. Zoals een Hollands aandoend 17de eeuws geschilderd tafereel (zie afbeelding) waarop een man afgebeeld die een soort van pijp rookt. Dit tafereel wordt ‘geurtechnisch’ geanalyseerd vanuit de e3 MUSTI Challenge. Een afkorting voor: Multimodal Understanding of Smells in Texts and Images. Ja lekker hip het gebruik challenge – very hashtag-able.
De twee vragen die Odeuropa stelt: voorspel of een tekstpassage en een afbeelding dezelfde geurbron oproepen of niet. Identificeer de gemeenschappelijke geurbron(nen) – personen, objecten of plaatsen die een specifieke geur hebben of geuren produceren; bijvoorbeeld plant, dier, parfum, mens – tussen de tekstpassages en afbeeldingen.
Ik zeg in mijn alwetende domheid: als ik iets moet ruiken, moet dat tabak zijn, iets van rook, en oké, hond in de buurt, kan ook nog wel verwerkt worden in de compositie – bont, vacht, stof, warm gevoel. Maar niet vergeten: het jaargetijde. De winter laat ‘ingrediënten’ immers anders ruiken dan de zomer (zoals de afgebeelde plavuizen, tegels en stucwerk, maar ook een hond – en koperpoets misschien?).
Hoe leuk: voor Amsterdam creëerde Odeuropa ‘City Sniffers, A smell tour of Amsterdam’s ecohistory’. Het bevat de geuren van Mokums verleden via een Rub’n’Sniff-kaart met ‘emblematische’ aroma’s: die van grachten, rozemarijn, civet en linde plus een reconstructie van pomander; gebruikt ter bescherming tegen ziekten tijdens de pest. Op de een of andere manier moet ik denken aan Polyester uit 1981 waar je op tien specifieken momenten tijdens de film wordt gevraagd om te scratchen en te sniffen op een odorama-kaart voor extra beleving: Odeuropa avant la lettre.
Geurengoeroe vraagt zich af: ecohistory. Is toch de studie van de economische aspecten van samenlevingen in het verleden; de geschiedenis van het economisch gebruik van hulpbronnen – land, arbeid en kapitaal? Of wordt het andere eco, van ecologisch, bedoeld? En waarom niet vertellen – betreft toch geur – dat pomander een samenstelling is van pomme (appel) en amber?
Tijdens de pest? Welke precies? ‘We’ hebben er verschillende gehad. Dus wanneer verscheen de pomander voor het eerst die, by the way, volgens mij ook werd gebruikt om ‘akelige’ lichaamsgeuren te maskeren. Althans, zo las ik ooit in Ivan Cloulas’ biografie over Catharina de Medici – ja, die van de dat boek Das Parfum. Emblematisch? Ik kan me ook andere ‘historische geuren’ indenken die ook ‘typisch Amsterdam’ zijn. Geur van de grachten: die zal anders ‘geroken’ hebben in de 14de eeuw (zonder resten van specerijen?) dan in de 17de eeuw (met restanten van V.O.C-specerijen?).
Wat fijn én (parfum)politiek correct: de inmiddels overbodige vermelding dat Odeuropa als cultuurhistorisch project all inclusive is en geen old white elitist male gaze vertegenwoordigt: ‘Naast portretten en objecten van de rich & famous, deelt het Amsterdam Museum verhalen vanuit andere perspectieven – over klasse- en genderverschillen, en het koloniale verleden die minder goed vertegenwoordigd zijn in de collectie. Geur is bij uitstek geschikt om die verhalen op een heel directe manier te vertellen’. Aldus Margriet Schavemaker, artistiek directeur van het Amsterdam Museum en participant Odeuropa.
Odeuropa avant la lettre
Het moge duidelijk zijn: ik zie historische geuren anders: parfums gemaakt met een commercieel doel die ooit populair waren, maar in de vergetelheid zijn geraakt. Voor parfumliefhebbers klinkt dit bekend in de oren. Het ‘her-orkestreren’ van originele formules is bijna een industrie op zich geworden (je kunt er in Frankrijk inmiddels een prijs mee winnen). Dit ‘alles’ is door Guerlain (anno 1828) eind jaren negentig van de vorige eeuw in gang gezet om zijn unieke positie – het was een van de weinige overgebleven ‘echte’ parfumhuizen tussen de alomtegenwoordigheid van couture- en designergeuren in de keten- en taxfreeparfumerie – te bevestigen.
Dit herontdekken van parfumhuizen van hun heritage, kwam door internet en de opkomst van vintage zelfs in een stroomversnelling en leidde ook tot het heropenen van lang geleden gesloten parfumhuizen (ouder dan Guerlain) die zo nauwkeurig mogelijk en met de kennis en restricties van nu hun historische geuren onder de aandacht van een nieuwe generatie brachten.
Historische beleving
Mijn allerheftigste ervaring in deze: Bandit 1944/1996 (eau de toilette-versie) van Robert Piquet – een gedenkwaardige, historische dag voor mij toen ik die in 1998 kocht: nog nooit had ik een overdosis van galbanum zo door mijn neus zien stromen. Zo erg is het niet gesteld bij mij, maar ik heb een vriendin van me die spontaan begint te huilen als je over een bepaalde geur begint te mesmerizen. Het gevoel kwam in ieder geval dicht in de buurt.
Trouwens, bij tientallen andere herformuleringen gebaseerd op authentieke receptuur, heb ik zelden een historisch aha-erlebnis. Ligt voor een deel aan het gegeven dat veel, met name dierlijke ingrediënten niet meer – ook niet speciaal voor deze gelegenheid – gebruikt mogen worden. Dan kun je dus de meeste geuren gefabriceerd voor 1975 afschrijven.
Bij Chypre Mousse van Oriza L. Grand uit 1914, opnieuw gemaakt 2013, heb ik wel die euforische sensatie. Het totaalidee is bemost groen, letterlijk ‘niet van deze tijd’. In eerste instantie denk je muf. Maar ruik je door, dan ruik je meer; verval in de goede zin van het woord (stro, vermolmd hout, natte herfstbladeren verworden tot humus) en, praise the lord, gevrijwaard van de tegenwoordige ‘schoonmakers’ die in geuren worden gestopt.
Nicht teurer
Le Snob (1952) van Le Galion is ook redelijk ‘historisch’ voor mijn gevoel. Ik krijg er zo’n lekker tuttig-chic gevoel bij. Zo achteloos smaakvol, ik zie me in een Chanel-pakje verloren borderline verlopen door Parijs lopen. Zo hoop ik ooit nog de inspiratiebron voor deze geur te ruiken: Joyvan Jean Patou uit 1936 – door The Fragrance Foundation uitgeroepen tot hèt parfum van de 20ste eeuw. Ben er helaas vergeten naar te vragen tijdens mijn laatste bezoek aan de Osmothèque in Versailles. De melange van dierlijk jasmijn (Patou had zijn eigen jasmijnvelden bij Grasse) en über-volle roos schijnt volgens overlevering letterlijk adembenemend te zijn geweest.
Nog een voorbeeld: je gelooft het niet: 4711van (voorheen Muelhens en, nee, de Nederlandse tak heette niet Boldoot) uit 1792. Dat fris-opbeurende ‘schurende’ gevoel van citrusvruchten vermengd met kleine toefjes rozemarijn en lavendel. Zo simpel, zo lekker. Krijg telkens weer bij applicatie, en dat is dus vaak, een soort van historisch besef: dat je weet dat miljoenen mensen wereldwijd al eeuwenlang van dit Wunderwasser genieten. Nu zullen de citrusvruchten vroeger intenser hebben geroken (bergamot is ook niet meer wat het is, dat weten ze bij Guerlain ook al langer), maar het all over-gevoel is – hier volgt een cliché – authentiek. Voor ik het vergeet: hoe het legendarische Iris Gris (1946) van Jacques Fath origineel rook kun je inmiddels ook ervaren.
Als je wilt kun je dat gevoel nog steeds ervaren met veel meer geuren. Tenminste als je een originele formule vindt. Niet zo moeilijk: de handel in vintagegeuren op Ebay bloeit – zie mijn verhaal Doos vol oude geuren.
Mijn meest recente belevenis in deze: in een tweedehands in het schone Drentse land, lag een bijna lege vintage-versie van L’Heure Bleue (1912) naar mij te lonken. € 5,00. Gezien de flacon, schat ik een jaren vijftig-versie. Ik reken af. Loop naar de auto. Ga zitten en laat het gebeuren. Wat een intensiteit, de nog steeds surprisingly modern aandoende bergamot- en anijscombi, de zoetigheid van het viooltje, de lichtscherpe aldehyden-toets. Alles is er. En ook zo elegant ‘vloeiend’ – de anjer en tuberoos op de achtergrond resonerend. En dan die, hoe moet je het omschrijven, dat zweempje zoetzurigheid. Wat een gelaagdheid, wat een caleidoscopische ervaring.
‘Oh Champs-Elysées, oh Champs-Elysées…’
In een Guy de Maupassant-stemming, waan ik me in een fiacre op de Parijse boulevards richting Bois de Boulogne. Geen zin om naar de kerk te gaan. Laat de klokken maar beieren. Ik hoor het gebries en gehinnik (tuig geleverd door Hermès bien entendu) van de paarden – onwennig als ze nog zijn aan auto’s. Het geklik-klak van hun beslagen voeten op de kasseien. Is dat een vermanend fluitje – tussen het geroezemoes van wandelaars door – van een gendarme die het ook niet meer weet? Jeetje. Het lijkt wel of die zwerm duiven me achtervolgt, hoe sierlijk zoeven ze voorbij….
Al die audio’s! Moet ik me toch eens echt in verdiepen. Guess what? Ik ga binnenkort misschien wel lobby-borrelen op het Luxemburgplein in Brussel (heb er jaren gewoond). Hoewel ik het niet meer van mijn looks moet hebben – ik kan nu doorgaan voor een old white elitist male. Het zijn nu de brains die een paar cultuurambtenaren moeten overtuigen een subsidie vrij te maken van mijn boude plan: www.noiseuropa.eu
Wil je de kracht van Vivienne Westwood omschrijven dan verval je, als je niet oppast, in clichés. Toch was ze het allemaal: anarchistisch, provocerend, revolutionair, rebels, anti-establisment, alternatief, disruptief, activistisch, visionair en natuurlijk op een bepaalde manier chic. Een voorbeeld van het laatste: roem deed haar niets en steeg haar niet naar het hoofd. Ze bleef frugal: ‘Ik ben zuinig. Ik ben geen erg hebzuchtige vrouw. Ik verspil nooit eten. Als je je eigen eten bereidt, ga je met de wereld om, het smaakt levend. Het smaakt goed.’ Ik zeg: chic.
Ze deed dit niet allemaal omdat ze zo nodig moest, rellen om het rellen, maar omdat het in haar inborst zat, ze kon niet anders. Noem het talent. En, geef haar eens ongelijk: de nog steeds Engelse standenmaatschappij (niet onder ogen willen zien dat het als wereldmacht had afgedaan) waarin zij opgroeide kon wel wat subversiefs-creatiefs gebruiken. Ze wordt beschouwd als de vormgeefster van de punk en new wave geleidelijk uitgroeiend tot een letterlijk vakkundig couturier waarvan haar flamboyant-ingenieuze jassen en jurken geïnspireerd op patronen uit ‘vervlogen tijden’ getuigen.
Voor mij Westwoord in a nutshell: zij gaf de wollen (Schotse) plooirok, twinset, parelketting en zijden sjaal – toonbeeld van klassiek-veilige chic (denk koningin Elizabeth II) swag en schwung door het te versieren met buttons met opvallende teksten: ‘I Love Crab’, ‘Intellectuals Unite’, ‘I’m not a Terrorist’. Ik zeg: heerlijk.
Maar dit is geen mode-, maar een parfumblog. En ook op dit gebied manifesteerde Vivienne Westwood zich in eerste instantie als compromisloos.
Onderstaande schreef ik (nu enigszins ingekort) over haar premièreparfum: Boudoir, gelanceerd in 1998:
Het heeft lang geduurd voor een cosmeticagigant voldoende vertrouwen had in de commerciële potentie van de Engelse ‘grootmoeder van de punk’, Vivienne Westwood. Terwijl vak-generatie-genoten als Yves Saint Laurent en Karl Lagerfeld mede dankzij hun parfumlicenties al decennia vrij van financiële sores zijn, lukte het Westwood maar niet om haar inmiddels door vriend en vijand erkende betekenis op modegebied met een parfum in klinkende munt om te zetten. Lancaster (nu Coty) had wel vertrouwen in Westwood, en nog beter: het had geduld met haar. Als we de cosmeticaproducent geloven, had haar parfumpremière veel eerder plaatsgevonden, ware het niet dat de ontwerpster pas na driehonderd monsters haar zegen gaf.
Boudoir is Westwoods geromantiseerde visie op de geschiedenisperiode waarin volgens haar vrouwen regeerden die beschikten over een voor mannen – ook nu nog – vaak moeilijk te verhapstukken combinatie: gratie, schoonheid en intellect. Met andere woorden, de zeventiende- en achttiende-eeuwse Franse hofcultuur en dan speciaal de boudoirs waarin deze belles, achtervolgd door amoureuze en hitsige beaux, moe van alle stringente hofetiquette, galante conversatie en spitsvondige koketterie in de literaire salons, zich konden terugtrekken.
Een maxine van Rochefoucauld citerend – lachen: in het persbericht stond ‘een rochefoucauld van Maxime citerend’ – betreurt Westwood het dat nu, drie eeuwen verder, ‘les femmes ne connaissent leur coquetterie’ en nauwelijks hun charme en ‘wit’ weten te gebruiken.
Met Boudoir wil ze de vrouw een plek (terug)geven. Want alleen in deze beschermde ruimte ‘is ze intiem met haarzelf, ziet ze haar fouten, zwakheden en potenties’, een virtuele ruimte ‘die een vrouw omhult als zij haar ogen sluit en het parfum over haar naakte huid, de rondingen van haar schouders en haar hals laat glijden. Zo intiem, zo fantasievol, zo krachtig sensueel’.
Bescheidenheid siert Vivienne Westwood: Boudoir doorstaat volgens haar met gemak de vergelijking met alle coutureklassiekers. Om dit te onderstrepen huist de ‘jus’ in een flacon met de rijksappel als dop, Westwoods monogram en tevens machtssymbool van wereldlijke vorsten. In deze volgorde en niet andersom.
Teruglezend kun je stellen: had Lancaster maar nóg iets meer geduld gehad. Want eigenlijk had ze gelijk: Boudoir had door de presentatie klassieke allure, dat wil zeggen: een vanzelfsprekendheid, alsof het er al altijd al was geweest. Maar rond 1998 zat de parfumindustrie in de fastforward-module (nog steeds, sterker, op dit moment is die echt, maar dan ook echt doorgedraaid). Als (toen) een parfum na drie jaar niet het verwachte resultaat opleverde, dan werd de stekker eruit getrokken, soms eerder.
Dus Boudoir verdween, afgelost door vaak kinderachtige, te veel marketing driven geuren – zoals Let it Rock, Anglomania, Naughty Alice – die het ook allemaal niet goed deden. Toen, heel flauw als een soort spijtbetuiging, verscheen in 2013 Mon Boudoir – een lichtere interpretatie van haar ‘oerknal’. Want wat zat Westwood toch goed met haar ontdekking van boudoir als ‘stylingthema’! Nog steeds wordt dit gegeven uitgekauwd en als slappe hap opgediend door merken die denken dat vrouwen en mannen bij parfum alleen maar aan de verleidingsclichés en -technieken denken.
Had Boudoir dezelfde behandeling gekregen zoals het een jaar later gelanceerde J’Adore – jaar in, jaar uit adverteren, uitzinnige promotieclips, lots of flankers om de zoveel tijd, te dure ambassadrices inhuren, desnoods de geur zelf aanpassen (wat met J’Adore is gebeurd) – dan had Boudoir zich ook onbewust in ons collectief geheugen gegrift en had Vivienne Westwood nu rond de feestdagen weer met een spectaculaire reclamecampagne aangetoond waarom de geur zo waardevol en noodzakelijk is. En zoals Chanel N°5 – nog steeds maatgevend in deze strategie.
En nu, je zou het bijna vergeten, de geur, de compositie dus. Want dat moet ook gezegd: het boeket van Boudoir – ontwikkeld door de Nederlandse neus Martin Gras – is van een hoge kwaliteit en – ja, ja, ja, je zou het niet zeggen – zeer klassiek. Lekkere aldehyden-sprits in de kick-off besprenkeld met bergamot. Elegant-voluptueus is het sterke bloemenhart: sneeuwbalbloesem (pittig zoet met sensueel-exotische ondertoon), oranjebloesem (waarvan de zwoele kant wordt benadrukt), een enorme zoete roos en de iris in poederig overdrive. De afronding chic-klassiek: romig sandelhout en aards patchoeli prachtig unisono opgediend. En, hoe fijn, een kleine skank-nuance door dit alles van civet. Zo hoort het.
Boeiend en daarom ‘klassiek-waardig’: goudsbloem zorgt ervoor dat het boeket een stro-achtige en kruidige warmte krijgt versterkt door kardemom en koriander. Eindresultaat: een overrompelend zoet-kruidig, gelaagd, poederig parfum. Dat vooral tot zijn recht komt in het extract. Daar heb ik nog steeds een 20ml-flacon van. Ik ruik er af en toe aan om mijn eigen gelijk te halen: dit soort geuren worden in het prestigesegment niet meer gemaakt, laat staan dat er überhaupt een extract van een popi-geur verschijnt. Boudoir is niche avant la lettre.
Eigenlijk had de inmiddels geridderde Vivienne Westwood een staatsbegrafenis en een dag van nationale rouw moeten krijgen. Elizabeth II had met ook negen meer dan genoeg gehad, dunkt me. Westwoods betekenis, invloed en impact zal over een paar jaar alleen maar manifester worden. Mark my words.
Het gebeurt niet vaak dat ik drie geuren van hetzelfde merk – bijna – achter elkaar bespreek. You lucky devil Hermès! Here we go. Vraag: wanneer is de verrassing bij een nieuwe geur het grootst? Volgens mij dat je afgaande op de naam – in het geval wanneer die de ingrediënten ‘blootgeeft’ – een soort van verwachting hebt, maar dat die dubbel en dwars wordt waargemaakt. Sterker, je krijgt een soort plezierige overrompeling, voelt je gelukprikkels intensiveren, je krijgt bijna kippenvel.
Had ik dus bij Myrrhe Eglantine. Jeetje, die egelantier is echt geweldig. Helemaal als je weet dat je de geur van de wilde roos niet aan de bloemblaadjes kunt onttrekken. Correct me if I’m wrong. Daarvoor moet je het parfumlaboratorium in.
Het mooie en schone aan de wilde roos? Voor mij: het is de zoetige zaligheid van de roos met een ruw randje. Beetje ongepolijst. Het is geen koningin (geliefde cliché-omschrijving voor de roos), maar, hoe moet je het zeggen, een soort van lage adel die als hofdame voor de koningin werkt. En waar de koningin eigenlijk jaloers op is omdat ze heeft wat haar zelf ontbreekt: geen pregoratief tuthola-arrogantie, maar een ongedwongen charme die je wel of niet meekrijgt ‘van huis uit’.
Vertaald in geur: een ‘natuurlijke’ roos die een beetje houtig, beetje groenig ruikt, met een zweem van meidoorn, met een zweem van honing. En toch delicaat. Dat straalt de Eglantine allemaal uit. Eerlijk gezegd, ontgaat me de Myrrhe (inderdaad mirre) een beetje. Je voelt wel een soort van ‘huideigen’ warmte met een lichte vanille-toets maar dat kan ook allemaal in de wilde roos zitten. Heb eerder de neiging om de naam om te draaien Eglantine Myrrhe.
Ik weet ook dat achter deze twee namen, een palet aan andere ingrediënten schuilgaat, want als je bij www.dehekserij.nl mirre en roos zou bestellen en dat zou mengen, dan ben je er nog niet. Bij lange niet. Terwijl Myrrhe Eglantine door zijn ogenschijnlijke eenvoud dat wel doet vermoeden. Dat is dus knap. Is ongeveer hetzelfde wanneer mensen beweren dat kinderen ‘net zoals Picasso’ kunnen tekenen en schilderen. Zo werkt het dus niet. Gelukkig maar.
Misschien moet ik Christine Nagel maar ‘weer eens’ bellen om te vragen wat ze allemaal heeft gedaan om tot dit ‘casual-chic’-resultaat te komen. En of ze Kelly Calèchein gedachten heeft meegenomen – ik ruik een soort van verwantschap. Effe opscheppen: we waren een tijdje on speaking terms – ‘Salut Christine, je te vois encore? J’ai quelques questions spécifiques’ – omdat ik haar zo vaak tegenkwam op lanceringen. Christine: ‘Quel Erique? Je ne me souviens plus vraiment de lui.’
Wat me altijd aan haar/van haar is bijgebleven: de eerste geur van Mauboussin: een slimme en elegante variatie op het gourmandparfum. En haar bijdrage aan Muglers B*Men – een van de eerste keren dat rabarber in een geur werd toegepast en ze me uitlegde hoe ze dat voor mekaar heeft gekregen.
BINNEN DE LIJNTJES VAN DE KLASSIEKE HERMÈS-‘HUISREGELS’
VERTROUWDE EN VEILIGE HERMÈS-FEEL
Het is soort van vreemd gesteld met de eerste drie Hermessences gemaakt door Christine Nagel. Vind ik. Agar Ebène is degelijk en verzorgd zoals een Hermès-etalage. En Cèdre Sambac zal zich er ook niet misplaatst voelen. Hij herkent zich in de bestverkochte items: de leren producten, de zijden shawls, de suède loafers, ‘double tour’-uurwerken. Oké, het luxemerk heeft ook (mallotig) serviesgoed. Aan de buitenkant soms inderdaad een tikkeltje vreemd, maar als je even door kijkt en in dit geval door ruikt, dan ook hier die vanzelfsprekende vloeiende, afgeronde, zachte, vertrouwde en veilige Hermès-feel.
Veel vragen. Is het dat ik na de geuren van Jean-Claude Ellena, iets meer radicaals, meer uitgesproken verwachtte? Is het dat dat mijn neus moe is van nietszeggende geuren (die door anderen weliswaar als heftig en overrompelend worden ervaren)? Verwachtte ik dat Nagel na haar niche-ervaringen bij Armani Privé (Ambre Soie), Guerlain (Les Elixirs Charnels), Yves Rocher (Rose Absolue) en Jo Malone (26 stuks) helemaal los zou gaan op het parfumorgel?
In ieder geval: Cèdre Sambac heeft niets poëtisch, is droog, is gewoon niet moeilijk doen, de dingen bij hun naam noemen. Het is inderdaad cederhout en sambacjasmijn. Vreemde gewaarding: de geur doet zo natuurlijk en puur aan, dat je je pas later realiseert dat er natuurlijk meer gebeurt.
Nagel zegt dat de inspiratie voor haar Hermessences het Midden-Oosten zijn. ‘Goh, origineel’, denk je dan. Maar gelukkig, heeft ze het niet over het clichébeeld dat wij, westerlingen, van deze ‘sprookjesachtige wereld’ hebben (denk Shalimar Guerlain). Wél over de inhoud: de ‘legendarische’ attars uit India (en Arabië) die volgens mij de komende tijd ‘sturend’ zullen zijn in de nichesector.
attar-bereiding in India
Maar inspiratie is iets anders dan daadwerkelijk attars gebruiken. Persoonlijk denk ik dat pure attarbereiding ook voor Hermès te duur is (zie de prijzen van de nieuwe Amouage-attars). Nagel neemt de weelderige attar-rijkdom als uitgangspunt en vertaald dat naar ‘westers’ model.
Het lijkt of vanaf het begin het cederhout in de lak is gezet, het zonlicht weerkaatst erop, straalt, en wordt zacht alsof je het kunt kneden. En toch die houterige nerf, de kern van de geur, blijven ruiken. Mooi. En dan die jasmijn. Die is gelukkig niet ‘Europees’ dus helder, fris en crisp (en aangelengd met witte musk). De sambacjasmijn is dik, vettig en wordt bij vlagen ‘indolisch’, licht dierlijk dus met vlagen van gardenia.
Met een beetje fantasie groeien er twee struiken jasmijn tegen de cederhoutboom: de bloemige en de dierlijke. Maar toch blijft de geur binnen de lijntjes. De eerste snuif indolen die ik vol voldoening in me opnam, smaakte naar meer maar je krijgt het niet (ik wil te veel). Wel leuk: af en toe een groene noot die smaakt naar groene thee en meen zelfs iets van aldehyden te bespeuren.
Ik vraag me af dat wanneer ik Cèdre Sambac blind zou hebben geroken, of ik de jasmijn als zodanig eruit zou hebben gedestilleerd, het is voor mij eerder een assimilatie van witte bloemen, abstract – zo heb ik een flesje pure sambacjasmijn uit India en die ruikt toch echt meer naar sambacjasmijn. Nagels aanpak van jasmijn doet me eerder denken aan de ‘trend’ om witte bloemen te deconstrueren waardoor het groene effect (verondersteld afkomstig van stam en blad) wordt versterkt. En dat is volgens mij gewoon een marketingverhaaltje om – met name de ‘gevaarlijke’ tuberoos – braver, matter dus voor de consument makkelijker te maken.
Nog een raar ding: ik associeer Cèdre Sambac helemaal niet met niche. Eerder met chique-tuttige bloemengeuren uit de jaren zestig – denk ik dit verband aan Hermès’ Calèche (1961).
Het lot bracht me bij de outlet – ‘vroeger’ heette dat opruimingshoek – van Ici Paris XL. En zag een door mij over het hoofd geziene geur. Bij de naam weet je direct dat die geen lang leven beschoren zal zijn. Zeker als je ziet dat de positionering totaal verkeerd is ingeschat en er een vergissing lijkt te zijn gemaakt bij het ‘kiezen’ van de producent. Een geur Graffiti noemen vraagt natuurlijk om moeilijkheden, welke doelgroep je ook uitkiest. Misschien is er een slaagkans in de ‘girl and boy’-range, maar adolescenten willen meestal als volwassenen ruiken.
Ici Paris XL vraagt voor 100ml € 14,95. Adviesprijs € 29,90. Ha-ha-ha. Wat een treurigheid. Een soort van omzet was gegarandeerd als Tommy Hilfiger of Calvin Klein hadden besloten Graffiti een zomervariatie te laten zijn op Tommy, Tommy Girl en respectievelijk CK One. Maar om de marketingtypetjes van Emmanuel Ungaro déze lauwe worst (wie zou de geur geproduceerd hebben?) voor hun neuzen te hangen en er een mallotig verkooppraatje bij te houden… toch een soort van felicitatie waard.
‘Deze eclectische geur staat symbool voor de nieuwe richting die het gerenommeerde couturehuis heeft ingeslagen. Traditionele technieken worden geupdate met ‘street value’-ingrediënten en nieuwe olfactieve codes. Deze transitie neo-flasht ook terug in de presentatie: geen klassiek facet geslepen parfumflacon maar een spuitbus waarmee een nieuwe generatie Ungaro Upholders zijn revolutionaire en inclusieve manifest rondspuit: ‘Graffiti, spray your way towards your future!’
Ik durf bijna niet verder te www-en om te zien wat de geur (blijken er twee te zijn, of misschien wel vier want de door Ici Paris XL uitgevente geur is ook nog eens Intense) al zo heeft gedaan. Nou vooruit, en kom terecht in een gedegradeerde wereld, waar schijt hebben op en zoveel mogelijk geld binnenharken met lowbudget-producten geplakt op ooit gewaardeerde, met luister en pracht omgeven luxemerken het hoofddoel is.
Afgaande op een advertentie denk je Primark géén Emmanuel Ungaro. Wat dat laatste betreft: de huidige verleidingscodes begrijpen de huidige licentiehouders eveneens niet, not, njet. Want een moderniserings- en transformatieoffensief houdt ook in dat je de voornaam van de oprichter laat vallen.
Ga ik de geur kopen? Achter fout gekozen namen, kunnen ‘best wel aardige’ geuren zitten. Ingrediëntencheck: lychee, appel, zwarte bes, mugane (?), fresia, jasmijn, lorenox (hout, amber, leer, aromatisch), vanille en sandelhout. Kan er mee door, toch?
Lachen en jeetmariamoederlief, ik zie op Fragrantica dat de geur pas uit 2021 stamt. Zo snel heb ik een geur nog niet uit het officiële parfumcircuit gebonjourd zien worden. En is er ook nog een echte inwisselbare inclusieve en woke-achtige promotieclip voor gemaakt (nog geen 400 views). Zeer vreemd hier: wel hip dansen maar een beetje wild in het rondspuiten, ho maar. En zoals zo vaak in de parfumindustrie: what a waste of money, energy and ‘talent’.
Nog een klein dingetje voor de eindredactie van Ici Paris XL online: ik weet het is vervelend, maar Beauty Member Punt is één woord: beautymemberpunt.
Bijna onmogelijk een nieuwe oudh-geur niet te introduceren met een wanhopige kreet: ‘Mijn god wat verschijnen er toch veel – te veel? – oudh-geuren!’ Nu moet gezegd: Agar Ebène stamt ‘alweer’ uit 2018 – is het zó lang geleden dat ik me in de Hermessence-reeks heb verdiept?
Die verdieping zou ook nu niet hebben plaatsgevonden, ware het niet dat ik onlangs een soort van kennismakingspakketje cadeau kreeg van een bevriende kennis uit mijn werkveld.
Moet ook gezegd: Agar Ebène, klinkt weer zo lekker, hoe moet ik het zeggen, Frans chic. Een geur waarin oudh zit verwerkt, daadwerkelijk zo noemen, is zo gewoon, zo doorsnee. In hetzelfde pakketje zitten nog meer nieuwsgierigmakende flaconnetjes, met name twee musks (oliën zo lijkt het).
Agar Ebène is een oefening in minder is meer, én laat je oudh anders ervaren. Hermès had nog geen oudh en Christine Nagel had nog geen Hermessence gemaakt. Et voilà: Agar Ebène zag het licht en werd tegelijkertijd gepresenteerd met Cèdre Sambac en Myrrhe Eglantine. Maar of je het nu echt een oudh kunt noemen?
De klassiek-populaire invulling (met roos en saffraan bijvoorbeeld) wordt vervangen door een overdosis dennenbalsem. Bij de opening, dacht ik eerst met een houtige (in de zin van ongeraffineerd, ruig) leergeur vandoen te hebben. Interessant. En als je doorruikt is het de dennenbalsem – al een parfum in deze geur op zichzelf – die volop aandacht opeist: rijk, smeuïg, zacht, met zo’n aangename frisse, lichtgroene en zalvende ondertoon.
Langer op de huid, wordt de geur één met de huid, en wordt het boeket voller en gaat de oudh meespelen. Maar meer op de achtergrond. Bescheiden de dennenhars dienend in plaats van andersom. Dat brengt me op de vraag: verwijst Ebène – ebbehout – in de naam ergens naar? Nope, volgens mij want de geur is niet donker, exotisch, ‘mysterieus’ en gevaarlijk en onvermijdelijk.
Dat dacht ik dus bij het horen van de naam. Dus in dat opzicht is de geur voor mij teleurstellend. Zoals Agar Ebène nu is (niet dat die gaat veranderen), is het een chique en originele invulling van het oudh-thema. Maar toch een beetje braaf. Mooi maar braaf en met veel aandacht gemaakt. Net zoals de etalages van het Franse luxe-merk.
Ik greep in mijn parfumproefjes-grabbelton, want ik had zin een geur te bespreken. Doe ik de laatste tijd ter ontspanning. Glas wijn erbij – knappe jongen die me dan nog weg krijgt. Freyja (2018) dus – dank je wel www.parfumaria.com. Inderdaad een hele belangrijke godin uit het Noorse godenrijk. Ik ken haar alleen van naam en denk ‘altijd’ bij haar: ‘Moet je niet ’s nachts op straat tegenkomen’.
Wist dus niet dat ze voor zoveel staat, afgaande op wat Tonatto Profumi vertelt: ‘Opperste godin, de godheid van schoonheid, seks, aardse geneugten en het hemelse hiernamaals, rijdend door de hemel in door haar katten getrokken strijdwagen. Ze lijkt misschien een leuke meid. Maar deze dame kan, indien nodig, de bad ass tevoorschijn halen. Ze is een ziener en sjamaan, een gedaanteverwisselaar die de bedrieger Loki kan helpen’ (even terzijde: ‘deze dame’ en ‘bad ass’ is in deze context absurd).
Niets mis mee lijkt me. In hedendaagse, ordinaire straattaal zou ik zeggen: stoephoer met een hoog esthetisch besef die gaat meppen als ze d’r zin niet krijgt. Eerlijk gezegd met die laatste Loki – ook nog nooit van gehoord – voel ik meer sympathie. Wat zegt dat over mij? Want hij ‘is een onruststoker en eveneens een gedaanteverwisselaar die andere goden helpt maar ook vaak tegenwerkt.
Voor hetzelfde geld, had Tonatto Profumi, Freyja ook Loki mogen noemen, want het is onmogelijk een god in een geur te vertalen. Dan heb ik het nog niet gehad over het feit dat het inmiddels een beetje chic-cliché is goden ter inspiratie aan te roepen – kennen we nu wel.
Daarnaast: waar begin je? Het is allemaal een kwestie van interpretatie. Ik denk bij de Noorse mythologie ‘geurtechnisch’ aan kou – zeewater dat tegen de fjorden beukt, koele heldere rivieren, heel veel bos (heel vaak bedekt met sneeuw) en het Noorderlicht. Brute Vikingen? Niet echt. Maar deze ‘ingrediënten’ kun je ook zien als een gelikte reclamefolder van het Noors toeristenbureau: ‘Kom genieten van onze houten tiny houses midden in de uitgestrekte wouden van Noorwegen waar na een lange wandeling een openhaard op je wacht om… te genieten van de ‘speciaal voor de gelegenheid gemaakte’ geur van Tonatto Profumi…
Mooi is die wel hoor. Ik hou niet zo van de omschrijvingen herfst- en security blanketgeur, maar zijn hier wel op hun plaats. Alhoewel, door de klimaatveranderingen loopt de eerste omschrijving steeds meer mank. Terwijl ik die schrijf – 26 oktober rond 16.00 – zit ik in het Vondelpark met een temperatuur van 20 graden.
Freyja begint groenig scherp (galbanum-achtig) en een beetje fris – kan voor mijn gevoel van alles zijn; rozemarijn, salie, wat takjes lavendel, omringd door de eerste zware slierten wierook die je het gevoel geven een kathedraal of basiliek te betreden. Blijft lekker lang blijft hangen – de hele bezichtiging lang.
Bij een heiligenbeeld zie je zelfs vazen gevuld met anjers – alleen bewust ruiken doe ik die niet echt, maar het heeft wel die zweem van dat ‘typische’ warm-kruidige anjer-gevoel. Dan bij de uitgang merk je dat de geur een zalvende toets krijgt – vanille en amber doen hun intrede. Maar mooi gedoseerd zoals dat heet. De vanille niet te, de amber blijft zijn droge-warme charme behouden. Kan de patchoeli zijn die voor dit evenwicht zorgt. En ook mooi: ‘de andere kant’ van wierook – zacht en melkachtig – krijgt nu volop kans zich te laten gelden terwijl je kruidige toetsen blijft waarnemen die oplichten als vuurvliegers tijdens een heldere hemelnacht.
Dit vermeldt de site ook, overbodig en vanzelfsprekend; alsof liefhebbers/klanten deze aanbevelingen nog nodig hebben: ‘Gemaakt met kostbare en innovatieve grondstoffen. Het melange- en filterproces gebeurt met de hand met ambachtelijke technieken van de haute parfumerie’. Wel noemenswaardig: de geur bevat geen kleurstoffen, parabenen, vaseline en siliconen.
Opvallend toch: het prijsverschil. Op homesite € 150,00, bij Bol € 130,00. 100ml.
Eerst even een zijstraat: ik zag gister de vrouw van David Beckham voorbijkomen. Een of ander casual online-interview van Vogue of zo naar aanleiding van haar nieuwe collectie. Zoals we van haar gewend zijn, gaf Victoria the ultimate best version of herself en liet ze door stupide ditjes en datjes weten dat ze eigenlijk heel gewoon en eigenlijk ook maar een mens is. Voorspelbaar celebrity-gewauwel.
Wat ik me tóch ondanks mijn ergernis afvroeg: waarom heeft zij nog geen eigen nieuwe parfumcollectie in het niche-departement conform de luxe-uitstraling van haar mode? Zou zo maar een succes kunnen worden mits ze zich niet laat (ver)leiden en mangelen door marketing-piepeltjes (van Coty bijvoorbeeld) die er bijvoorbeeld voor hebben gezorgd dat haar landgenoten – Stella McCartney, Alexander McQueen – nooit parfumnamen van kaliber zijn geworden.
Anyway, de flacon uit de Eau de Parfum-collectie kan ze van haar man lenen want daar is – wat dat betreft – niets mis mee (ik moet ‘altijd’ aan Bottega Veneta denken). Misschien een andere dop, maar voor de rest.
Amber Breeze is de vierde geur in zijn Eau de Parfum-collectie en geïnspireerd – blablabla – op ‘zijn passie voor reizen, vakmanschap en geuren’. En wat moet er in je opkomen als je Amber Breeze ruikt? Volgens het persbericht iets dat, wat mij betreft, eigenlijk moeilijk voor te stellen is – geurtechnisch dan: ‘De mooiste zonderondergang die je ooit hebt gezien’.
een soort van amber
Vraag een vriend, een kennis, een onbekende wat voor een geur ze in gedachten – zouden – hebben, als ze de zon achter de horizon zien verdwijnen. Grote kans dat het antwoord erg vaag zou zijn. Het vocabulaire ontbreekt; ze kunnen zich er niet echt een voorstelling van maken. En het hangt er natuurlijk van af wáár je de zon ziet ondergaan. Of ze zouden misschien komen met fris, exotisch, warm, zwoel en/of ziltig – omschrijvingen direct afkomstig uit het parfumwoordenboek want ik geloof dat geur & zonsondergang is gekaapt door de parfumindustrie.
David Beckham koos voor een groen-kruidige interpretatie die ik geografisch in Zuid-Europa zou plaatsen tijdens de herfst. Wat je goed ruikt in de opening: rozemarijn, die springt eruit, de peper doet ook zijn best. Heel eerlijk gezegd: ik ruik de lavendel-rooscombinatie niet zo goed en dat komt door de… amber, of beter gezegd de warme ondertonen van de geur. Die geven de bloemen nauwelijks kans te bloeien (een kenmerkend euvel bij ambergeuren).
Of het moet die zoetige sliert zijn, die ik alleen niet associeer amber maar eerder met ambroxan (niet opgegeven als ingrediënt) in de basis. Een beetje weeïg, een beetje ziltig, een beetje houtig, een beetje warm, een beetje van alles wat, maar het ontwikkelt zich niet tot een geprononceerde amberwarmte (typisch voor een midprice-geur).
Het is er wel, maar niet zoals je zou willen: krachtiger en aardser. Patchoeli en vetiver zouden Amber Breeze die kant op kunnen sturen, maar dan moet de kwaliteit er wel naar zijn. Dus niet. Alles wordt ‘afgelakt’ met geroosterde tonkaboon en dat zou je met een beetje fantasie amber kunnen noemen.
Breeze in de naam klopt wel trouwens, want het mag dan een eau de parfum zijn, maar (voor mij) dan wel op eau de toilette-basis. Resteert mij één vraag: als je passie vakmanschap en geuren is, wat voor een geuren zou Beckham dan zelf gebruiken? Ik kom terecht op de (wel of niet te vertrouwen, who cares anyway) www.celebrityfragranceguide.com en zie Erolfa (Creed), Feuilles De Tabac (Miller Harris) en, geloof het of niet, zijn eigen Instinct.
Dat invloedrijke modeontwerpers meer en meer een afbeeldingscultuur promoten dan dat ze zien dat hun kleding daadwerkelijk wordt gedragen, is door Instagram alleen maar toegenomen. Wat je natuurlijk niet weet: zal door al die extra miljoenen likes het geld bij die luxemerken extra tegen de plinten op blijven klotsen?
Loop door de Amsterdamse PC Hooftstraat, dan denk je: ‘Yep!’ Op een druilerige maandag (een week geleden) staan consumenten bij Louis Vuitton, Hermès en Chanel geduldig in de rij. Nog niet bij Balenciaga. Op dit moment niet een van de belangrijkste, maar wel spraakmakendste modehuizen. Die zit nu op een hoekpandje gevuld met op het eerste gezicht alleen maar gaap-gaap-standaard-luxe-tassen.
Erg cliché, waarvoor mijn verontschuldigingen, maar Balenciaga zou zich nu in zijn graf omdraaien als hij zou zien wat onder zijn naam over de catwalk… lopen kun je het bijna niet meer noemen; eerder ‘gebukt gaan onder’.
De huidige ontwerper is in alles anti waar mode voor staat, en heeft het zo ver doorgevoerd dat het inmiddels cliché en voorspelbaar wordt. Wat Demna Gvasalia op de catwalk gooit, zie je al decennia dagelijks in het straatbeeld; gewone mensen (soms vluchtelingen) die leven, wonen en werken zonder met mode bezig te zijn: dus ‘smakeloos’, ‘lelijk’, ‘treurig’ en zo meer.
Zijn truc: op deze dagelijkse kloffie – vaak ook nog eens bewust verknipt, vies gemaakt, te heet gewassen, uitvergroot of ‘militair’ gemaakt – naait hij het begeerlijke label Balenciaga. Het effect en zijn doel: subversief en anti-establishment. Af en toe herinnert hij met zijn kleding aan de klassieke Balenciaga-signatuur (nu tentoongesteld by the way in Den Haag).
Wie zijn wij ook al weer?
Nu we een beetje ‘moe-zal-wel’ zijn van Gucci’s beyond gender hippie-chic, is Balenciaga the brand to be seen at or in. Niet alleen door de schokkige en schokkende kleding die hij showt, maar ook door de sterren die hij weet te trekken om in zijn anti-fashion, anti-whatever mee te gaan.
Ooit gehoord van Kim Kardashian? Instagram ontplofte so to speak. En haar ex? Kayne West (ook bekend als Ye)? Die deed dit keer mee in een zwart zwaar lederen jack (die je nog best wel veel in het straatbeeld ziet als je erop let). Ach wat schattig: Gvasalia verbeeldde met de show de toenemende ongelijkheid, de terugkeer van het facisme, de reële dreiging van een nucleaire oorlog – ‘als sneeuw smelt, verandert het in modder’.
Nu ben ik bijna bij de parfuminvalshoek. Om zijn scheve kijk ons, de onwetenden, onder de neus te wrijven, huurt Gvasalia ‘gearriveerde’ kunstenaars in eveneens bekend, om hun schurende, maatschappijkritische boodschap. Voor zijn laatste show waren dat Santiago Sierra (die gooide de hele chique zaal vol met modder en slijk – begrijp de symboliek) en parfumkunstenaar Sissel Tolaas (werkte al vaker met Gvasalia; denk lekker tuttig en burgerlijk: geurkaars). Zij maakte nu een geur die rook naar ontbinding – begrijp de boodschap. Ben je ook zo benieuwd wat de top-, midden- en basisnoten waren. En of de geur lekker lang bleef hangen?
Wat mij verbaast. Waarom zo moeilijk en duur doen als het makkelijker kan. Toch eenvoudiger om even de openbare werken van Parijs te bellen met de vraag of ze paar ton modder kunnen langsbrengen, en mochten ze in de buurt zijn, bij de waterzuiveringsdienst wat septic tanks met rioolwater. Mag dan minder indringend blijven hangen, ondergaan doe je het als toeschouwer wel. Mij hoor je het woord decadent niet in de mond nemen.
Soms schaam ik me dood als ik de naam van een bekende/autoriteit/pionier ‘in het veld’ tegenkom waar ik nog nooit van heb gehoord. Onlangs overkwam het me toen ik in de Volkskrant las dat prof.dr.E.P. Köster (1931-2022) was overleden. Wat een interessant leven – dichter, zat in het verzet, was bevriend met de dichtersgroep De Vijftigers en bracht (leuk detail) als modelkampeerder ANWB-leden de vereisten bij voor een kampeerbewijs – dat ik oppik als de Tweede Wereldoorlog voorbij is.
Hij gaat psychologie en chemie in Utrecht studeren waar hij in 1971 promoveert en hoogleraar wordt in ‘fundamenteel en toegepast onderzoek der chemische zintuigen’. Zijn proefschrift luidt: Adaption and cross-adaptation in olfaction. An experimental study with olfactory stimuli at low levels of intensity.
Köster, internationaal gerenommeerd, wordt gezien als pionier, als voorvechter van een realistische en pragmatische benadering van geur- en smaakonderzoek, bouwer van olfactometers voor specifiek geur(belevings)onderzoek. Voor hem was de neus een van de minst begrepen zintuigen: ‘Reuk behoedt ons vóór alles voor gevaar. Je weet ogenblikkelijk of je een goedje mag vertrouwen of moet maken dat je wegkomt’, zei ooit hij in de NRC.
Toch bevat een goed parfum zweetlucht, fecale, urineachtige en vaginale geuren, in zeer lichte mate. ‘Met potjestrainingen in de peutertijd leren we die vies te vinden. Heimelijk blijven we waarschijnlijk naar ze verlangen, mits niet te bewust waargenomen. Rozen en jasmijn, de belangrijkste bloemengeuren in parfums, bevatten duidelijke fecale geurnoten.’ Ook fijn om te lezen dat hij niet geloofde in het feit dat geuren kooplust zouden bevorderen, je blijft hooguit langer in een fijn ruikende winkel hangen.
het ereparfum kreeg geen naam
Interessant ook: bij de behandeling van de Zaanse paskamermoord, medio jaren tachtig, trok hij als getuige-deskundige de geurproef in twijfel op basis waarvan een verdachte terechtstond. Zijns inziens reageerde speurhond Tim bij een sorteerproef, twee jaar na het misdrijf, op zijn geleider. Onbewust had deze de Duitse herder het verwachte resultaat geduid. Vrijspraak volgde.
In 2019 organiseerde NOSE (Netherlands Olfactory Science Exchange) een sessie tijdens de bijeenkomst van de Nederlandse Vereniging van Hersenen en Cognitie (NVP) om de bijdrage van Köster aan de olfactorische wetenschap te eren en hem te bedanken voor zijn inspiratie voor de wetenschappelijke studie van de relatie tussen reuk, cognitie en gedrag. Hierbij ontving hij een olfactorische prijs: een parfum speciaal voor hem ontworpen door Spyros Drosopoulos. Het is geïnspireerd op zijn werk, zijn persoonlijkheid en enkele van de geurnoten die hij in zijn werk gebruikte. Het was de allereerste prijs die alleen kan worden gewaardeerd door middel van het reukvermogen, en dus deelde het publiek dat de sessie bijwoonde het plezier gezien de prijs tijdens de bijeenkomst door de kamer werd verspreid.
EEN DOP. EEN FLOP. EEN FAILLISSEMENT. EEN VERMOEDEN
Geen foto maar een tekening
Ik ben de laatste tijd steeds vaker zijstraten en doodlopende steegjes van de parfumboulevards aan het verkennen, op zoek naar ‘vergeten verhalen’. Dat schijnt nu ook een trend te zijn. Soms popt zo’n verhaal, narratief, op uit onverwachte hoek. Zoals deze. Op Youtube was ik terecht gekomen in een swirl van films noirs – de een na de andere kwaad in de zin hebbende en ander potentiële moordverdachten kwamen voorbij.
Ik bleef haken bij The Black Book uit (1949). Chic omschreven als ‘noiresque’ – nog nooit van gehoord. Ik bleef doorkijken door het opvallende kaal-gestileerde camerawerk – ‘cinematografie door de legendarische film noir-cameraman John Alton’ zo lees ik – vormgeving, én de aantrekkelijke acteurs waarvan ik óók nog nooit had gehoord.
Die ga ik dan altijd checken op Wikipedia om te lezen wat van ze geworden is. In dit geval: Robert Cummings, Richard Basehart, Richard Hart en natuurlijk de femme fatale. Die werd gespeeld door Arlene – ‘red head’ – Carol Dahl – onder meer beroemd vanwege haar schoonheidspukkel links van haar bovenlip zo lees ik. Geboren in 1925 en ‘pas’ vorig jaar overleden. Ze wordt omschreven ‘as one of the last surviving stars from the classical Hollywood cinema’. Valt wat voor te zeggen als je haar looks bekijkt.
Nu komt de parfumlink. Na haar acteercarrière, begon ze op vijftigjarige leeftijd te werken voor Sears (in 1892 begonnen als postorderbedrijf, uitgegroeid tot een van Amerika grootste warenhuisketens; inmiddels behoorlijk afgeslankt) als hoofd schoonheidsproducten. Jaarsalaris: $ 750,000. Dit – toch wel als droombaan te classificeren – werk, duurde alleen slechts één jaar. Wat nu? Tien jaar treuren (met af en toe een gastrol) of speuren naar mogelijkheden in geuren? Ze koos voor het laatste: op zestigjarige leeftijd (1985) richtte ze haar parfumhuis op: Dahlia (het duurde even voor ik de naam ‘doorhad’).
‘ouderwetse’ parfumglamour
De presentatie van haar enige geur klopte. Bedenk dat niche nog in de kinderschoenen stond. Rijke klassieke omdoos, facetgeslepen flacon ontworpen door Marc Rosen (deze husband no 6 had ze bij Revlon leren kennen en waarmee ze dertig jaar happily married was) en waarin ‘de suggestie wordt gewekt van dahliablaadjes op abstracte wijze vormgegeven’ zo lees ik – zie het echter niet.
De neus van de compositie is onbekend, maar kwaliteit gegarandeerd gezien het project werd gestuurd door toenmalig directeur Bud Lindsay van parfumgrondstoffenproducent Roure Bertrand Dupont (inmiddels opgegaan in Givaudan). De Amerikaan die het oer-Franse Roure Bertrand Dupont tot een mondiaal belangrijke speler wist te maken. Waarvan getuigt: hij verkocht de formule van Youth Dew aan Estée Lauder en op de achtergrond was hij verantwoordelijk was voor de successen van Yves Saint Laurents Opium en het premièreparfum van Oscar de la Rente.
Dat lukte dus niet met Dahlia. Was de prijs de ‘schuldige’? De met de hand geslepen kristallen sprayflacon (90ml) ging over de toonbank voor $ 250 (nu $ 688.13), de matching dito tasspray (30 ml) voor $ 75 (nu $ 206.44).
Voor de vergetelheid bewaard ergens…
Toch flopperdeflopte de geur. Aan de concurrentie kan het niet echt gelegen hebben, want 1985 was geen bijzonder parfumjaar. De opvallendsten: een bekende: Poison van Dior. Een debuut Perry Ellis. Nog een debuut: Fendi. En een tweede kans (en wat voor een!): Obsession van Calvin Klein.
Terugblikkend vertelt Dahl dat na ‘een succesvolle lancering, had ik een jaar later een schuld van een miljoen dollar vanwege een parfum dat goed verkocht. Mijn man – I presume no 5 – had me met een hoop schulden achtergelaten, ik had geen contract, geen eigendom over de naam van de geur en een zakenpartner die er vandoor was gegaan. Everything was gone, including my 14-room apartment.’
Maar wat mij het meest fascineert is de dop, die is toch wel erg Annick Goutallerig. Zou de laatste – na Dahl’s debacle – van Arlene Dahl de rest ervan hebben gekocht die misschien nog op zoek was naar een passende dop op haar (beetje op dezelfde manier gestylde) flacons? Ik weet dat Goutal in 1981 debuteerde, maar zaten Folavril, Eau d’Hadrien en Eau de Lavande al van het begin af aan al in haar vintage gestylde flacons? We houden het bij een vermoeden.
Kwam – net zoals Van Der Zotte – ook voorbij op mijn tijdslijn, en niet één keer, maar tig: Cliff Vintage. Ik naar de site, tester-set aangevraagd die binnen no time bij mij op de deurmat viel. Niet zo vreemd. Cliff Vintage komt uit Emmen zie ik op het postadres en ik woon in Gees. Ziet er goed en helemaal nu uit: niets is van plastic behalve de sluiters van de proefjes.
Storytelling: ‘Twee hartsvrienden zaten in een bar singel malt whisky te drinken, mijmerend over de fijnere dingen in het leven en pratend over de goeie oude tijd. Een beleving, toen de geur van de gerijpte whisky hen herinnerde aan het vervlogen tijdperk. Het bracht hen op het lumineuze idee om de perfecte gentlemen’s parfum te creëren met diezelfde beleving. Een goed product dat niet gaat over smaak of geur maar gebaseerd is op een levensstijl. In ieder geval een geur waarbij de vrouw des huizes vraagt: waar was jij? En zo geschiede.’
Ik kan het niet laten, zal wel met mijn ‘investigate journalism’- en eindredactie-achtergrond te maken hebben: hier slechts een paar kanttekeningen. Het is toch single en geen singel? En zo geschiedde? Het is niet de, maar het parfum. Wat is ‘het vervlogen tijdperk’? Alsof je over de tijd van, pak’m beet, Willem van Oranje praat. Graag zag ik de levensstijl gedefinieerd. Want een levensstijl kan ook fout zijn. Nu krijg ik hatemail want ik denk dan direct aan Gordon. En kan eveneens als onaantrekkelijk ervaren worden – ik heb bijvoorbeeld niets met de levensstijl van Conny Witteman.
Tja, ‘de vrouw des huizes’, dat doet een beetje-behoorlijk belegen aan. Zo van onder ons gesproken en gezwegen, ‘die heeft thuis de broek aan’. Hierop voortbordurend: gezellig rolbevestigend bezig Cliff Vintage. Whiskey is een echt mannending. Not! Ik ken ‘genoeg’ vrouwen die het drinken. Met en zonder ijs.
Verrassender dan je zou vermoeden
En deze gebrekkige storytelling is allemaal niet echt nodig omdat de geuren gewoon goed zijn. Maar voor ik die bespreek, iets anders. ‘In de wereld van parfums’ is whisk(e)y al vaker een inspiratiebron geweest. Maar dan meestal in een chique, soort van vintage Givenchy Gentleman-achtige allure of connotaties hebbend met ‘those were the days’ mannensociëteiten en -clubs in Londen. Vaak resulterend in houtachtige geuren met een flinke vanille-injectie, kruiden en andere zoetmakers.
Maar dat is nu veranderd: zoals cognac on the rocks drie decennia geleden werd ontdekt door de hiphop en r&b-scene in Amerika, zo wordt whisk(e)y nu anders beleefd. Het heeft zijn chique, country-ambiance verlaten en is marketingtechnisch klaargestoomd voor blokes, lads en gewone hardwerkend kerels die rondom het zelf aangestoken haardvuur, zittend op steigerhout-gestylde meubels (die soms per ongeluk ook voor brandhout worden aangezien) het reuze oer-gezellig en smaak hebben. Sommigen laten natuurlijk hun baard staan en laten die nauwkeurig bijwerken bij de lokale barbershop – en daar wordt nog net geen whisky geschonken (maar Cliff Vintage soms wel verkocht).
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Grappig. Bij Silver heb ik een puur vintage-gevoel. En dat voelt lekker aan. Doet me denken aan mannelijke chypres uit midden jaren zeventig met groene noten en eikenmos-ondertoon – zowel in de opening als doorlopend naar de drydown. Zij het alleen wat minder scherp en knallend (toch ervaar ik ook een lichte terpentijn-noot). Ik herken de opgegeven ingrediënten als zodanig niet, de roos uitgezonderd, want daarvoor zit je te snel in de basis van aangenaam ‘warm-sensueel’ hout. Maar Silver komt, zoals je wil, aardig dicht in de buurt van whiskybeleving.
Dat heb ik dus totaal niet met de Gold-variatie. Is voor mij het tegenovergestelde van ‘mannelijk’ en ‘tough guy’. Ik ervaar een overload aan witte bloemen waarvan de indolen gekieteld lijken te worden door mijn fetish-ingrediënt: civet. Subtiel aanwezig. Mooi is het verloop van de compositie: langzaam worden de bloemen overgoten door honing die daarna als het ware worden opgezogen door het leer. En bijzonder: je krijgt het gevoel alsof de zon schijnt ‘de hele geur door’. Gold associeer ik met chic, ‘vrouwelijk’ en klassiek. En Jasmin & Cigarette van Etat Libre Orange dwarrelt door mijn hoofd. Deze ga ik bestellen.
Platina: alsof je je hoofd soort van in een houten whiskyvat stopt. Uiterst aangenaam. De neroli is heerlijk bloemig, de amber kleurt en geurt als whisky, en het cederhout houdt het geheel mooi strak (in het vat). De geur is voor mijn gevoel het meest ‘mannelijk’; dus het meest toegankelijk voor de beoogde doelgroep dan. En lekker, sommigen interpreteren het als vies, maar ik moet ook een beetje denken aan de klassieke schoenenpoets – kan ook zo heerlijk smeuïg ‘zoethout’-achtig ruiken.
Ik zeg het niet vaak, omdat het te vaak wordt gezegd: ik ben aangenaam verrast. En net zoals Van Der Zotte is dit trio origineler – zowel in compositie als in ‘aanpak’ – dan de gemiddelde mannengeur die je nu treft op de schappen van de ketenparfumerie. En je koopt ook nog eens lokaal. En de geuren blijven inderdaad lekker lang hangen. Ben benieuwd naar de neus, zal toch niet… ?
CONSERVATIEVE INVULOEFENING ALL INCLUSIVE GEPRESENTEERD
Zit je veel online en je ‘hebt veel’ met parfum? Grote kans dat je onlangs Giorgio Armani voorbij zag komen om je te attenderen op het re-design en herformulering van zijn Armani Code. Jaargang 2004 – was toen ook al een verandering want de geur heette oorspronkelijk Black Code als ik me niet vergis.
Grappig of treurig dat Armani teruggrijpt naar deze ‘gouwe ouwe’? Want Attitude (2007) en Diamonds for Men (2008); niet echt aangeslagen – meer marketing dan inspirazione. Toch wel schattig: de flacon van de eerste kreeg FiFi Award voor Best Packaging Men`s Prestige. Wat zal Giorgio blij zijn geweest.
En met het opnieuw (2013) in de etalage zetten van zijn allereerste geur Armani Pour Homme (1984) vergezeld van een aantal flankers was leuk, maar niet waarvan je zegt ‘Gôh, wat geweldig!’: Eau pour Homme, Eau de Nuit (beide 2013) aangelengd met Eau d’Arômes (2014). Nou vooruit, Eau de Cèdre (2015) kan er ook nog wel bij. Nu we toch bezig zijn: Eau de Nuit – ja hoor, zal wel niet, Oud (2016).
En je kunt niet eeuwig blijven variëren op de kassakraker Acqua di Giò pour Homme – 1996 alweer. Dan maar Armani Code. Stick to your classics. Zeker in deze onzekere crisistijden waar voor gekkigheid alleen nog maar plaats is op Instagram, rode lopers van filmfestivals, MTV en andere awards en natuurlijk het jaarlijkse Met-gala.
A Brigderton Beau
Toch snap ik deze keuze. Maar is het naam, is het de geur? Ik denk het eerste: want het zijn twee woorden die heel krachtig één wereld oproepen. En ondanks de luxury for the masses-status die Armani inmiddels heeft, toch een soort van chic blijft.
Dus flacon opgestrakt. Lees masculiener gemaakt; de gemiddelde ketenparfumeriekoper moet je het niet te moeilijk maken en als designer vooral niet te moeilijk doen. Dus de geur aangepast. En de herlancering is ook een passend moment voor het merk om aantonen dat je helemaal op de hoogte bent van de transitie in maatschappelijke verhoudingen
Kort door de bocht: de white male krijgt bij Armani gezelschap van kompanen met diverse achtergronden. Sterker, hij speelt een tweede rol. Want René Jean Page (acteur beroemd geworden doordat malllotige-voel goed kostuumdrama Brigderton) is the main attraction. En waar komen dit soort mannen/’bros’, al decennialang samen als ze aan het verbroederen zijn? Yep, op de baseball-sportparkjes in betonnen wereldsteden. Dit gegeven wordt uitgewerkt tot een artistiek verhaal met een teruglopende klok. Boodschap zal wel zijn: je kunt de tijd niet terugdraaien (nu eindelijk eens begrepen Cher!), dus ga af op je intuïtie en je gevoel anders krijg je spijt, loop je de liefde van je leven mis. Mooi gedaan, gezellig cliché, en met een soort van aspiratie: welke man zou niet zo willen zijn?
Oh ja, en helemaal comme il faut de nos jours: ‘De flacon is hervulbaar en demonstreert – ik ga nu huilen – Giorgio Armani’s aandacht voor de planeet’. En wat je allemaal in een flacon kunt zien: ‘In zijn slanke, opvallende zwarte vorm, verheven met zintuiglijke accenten en zilveren accenten, staat de fles als een prachtig object, ontworpen om lang mee te gaan.’ Alsof dat niet geldt voor niet hervulbare flacons. Ik heb er tientallen, al tientallen jaren in mijn parfumatelier staan.
Nu de geur. Ik weet niet meer hoe de oude versie rook. Ta-da! Voor het eerst van mijn leven een proefje besteld via een campagne die voorbijkwam op Instagram. Ach ja, dit is wat marketing al decennia denkt hoe de gemiddelde man wil ruiken. Frisse (krachtig!) opening vermengd (in dit geval bergamot en bergamotblad – kan dat laatste eigenlijk wel?). Het hart: een soort van gladde chic door poederig-fris iris, ‘mannelijk’ gemaakt door bittergroen salie. De iris vind ik als zodanig moeilijk te herkennen en dat komt niet door een overdosis salie. De afronding: hout met een zoet-sensueel ondertoontje: cederhout en tonkaboon. Beetje ‘been there, done that’. Wel opvallend het gebruik van aldehyden (bezig met een ‘voorzichtige’ comeback). Tilt het geheel op, geeft het kracht en glans.
En als je Armani Code dan opspuit, kun je zeggen dat het een ‘echte’ geur is, want die ruik je echt. Neppers namelijk niet, daarvan gaat de lol snel verloren. Althans zo ongeveer verwoordde mijn oudste neef het (iets wat veel generatiegenoten met hem delen), toen ik zag dat hij een of ander kermisgeurtje in zijn toilettas had en ik die ruilde voor Blue de Chanel Le Parfum.
MEER DAN (DOOR MOLENS) GEMALEN PEPER, KRUIDNAGEL EN KANEEL
WARM SPECERIJPARFUM MET NICHE-ALLURE
Toen ik deze geur op mijn Instagram-account voorbij zag komen, begonnen mijn wenkbrauwen vanzelf te fronsen. Ik heb het niet zo op merken die een vette knipoog/middelvinger richting de ‘echte’ parfumbranche wijzen – voorbeeld: A lab on Fire, Escentric Molecules. Of die een zogenaamde gekte/afwijking als subversieve naam en anti-kijk op de business gebruiken om hun producten aan de man te brengen – Nasomatto. Van de Zotte past ook in deze categorie.
Dacht ik. Not dus. Het blijkt een soort van ‘cherry picking’ uit de achternamen van de initiatiefnemers van dit project: grafisch ontwerper Ferry ZOmerdijk en designer Joeri HoTTEntot. En voor het echte Hollandse effect: VAN DE vóór de naam. Et voilà: Van de Zotte.
Leuk om te zien hoe in Nederland ook steeds meer independent merken een kans wagen op de overbezette plank van de parfumerie. Joeri Hottentot kwam op het idee omdat hij ook schuilgaat achter het horlogemerk Hot&Tot (de naam spreekt nu voor zichzelf neem ik aan). Die worden (grotendeels) van hout gemaakt die zowel online (www.hottot.nl) als in winkels worden verkocht (Europa, VS). Waaronder de houtzaagmolen op de Zaanse Schans. De verkoop loopt lekker doordat toeristen volgens Hottentot waarschijnlijk het idee hebben dat de horloges daadwerkelijk in deze molen zijn gezaagd en gemaakt, én omdat Hottentot merkte dat er vraag was naar souvenirs die het gemiddelde aanbod van toeristenshit-winkels ontstijgen.
don’t be fooled by the name
Zo ontstond het idee voor dit eerste parfum Mills. Storytelling: ‘We koesteren molens en hun molenaars en we zijn betoverd geraakt door de ambachtelijke geuren die je tegemoetkomen wanneer je een Nederlandse windmolen binnenstapt. Die mix van hout, specerijen, jute en eeuwen van ambacht hebben we gevangen in een flacon. Opmerking: vraagt iemand zich wel eens af ‘Wat ruikt het hier ambachtelijk?’
Dan het dragersprofiel: ‘Voor de moedige mannen die niets uit de weg gaan, die de strijd met de elementen aangaan, maar genieten van hun oogst, hun wind en hun regen. Herinneringen en geuren van een rijke historie komen samen in dit parfum, gemaakt van specerijen die vroeger door de molens werden gemalen. Mills is onze manier van terug in de tijd reizen naar de Gouden Eeuw’. Opmerking: heel erg cliché, die mannen dan en daarbij: ik vind de geur beyond gender.
Grappig aan dit verhaal: je weet juist niet of je het met een knipoog moet lezen (met name het profiel) en je kunt dus stellen dat de geur (op aangename wijze) not woke is. Dat verkleint de afzetmogelijkheden wellicht. Jammer, want deze geur zou niet misstaan in de winkel van Het Rijksmuseum. Maar ‘Het geweten van Nederland’ spreekt inmiddels niet meer van de Gouden Eeuw, want dat was een ‘Fouten Eeuw’ (mijn woke-invulling). Ik geloof dat ze het nu over de 16de en 17de eeuwse kunst hebben. Correct met if I’m wrong.
Maar toch, ik word wel moe van dat constante terugkijken naar ons rijke verleden (zijn we dan zo bang voor de toekomst?). Daar word je mee al jaren doodgegooid door musea (De Nachtwacht komt mijn neusgaten uit) en tv-programma’s (Wie wordt de nieuwe Rembrandt, Vermeer en over een tijdje de nieuwe Mondriaan?).
Als je niet oppast word je met je oh zo mooie product op één hoop gegooid met stroopwafels en kaas. Moet je maar net willen. En dat is trouwens wel het laatste waar je bij Mills aan denkt. De geur staat op zichzelf, heeft van zichzelf bestaansrecht door de serieuze invulling (welke geur wordt in een houten kistje aangeboden?) en het laatste waar ik wel aan denk is ‘Ik hou van Holland, landje aan de Zuiderzee’. Zing in gedachten maar verder mee.
Nu de geur. Met alleen door molens gemaalde peper, kruidnagel en kaneel daarmee red je het niet. Saai. Dus in de opening, ruik je samen met de peper (aangenaam in overdrive) een sprankelende bergamot, met een gepeperde frisheid tot gevolg.
En dan doen de specerijen hun werk. Peper, kruidnagel en kaneel alleen kunnen een ontbijtkoek/kerstmispudding-gevoel geven maar dat is hier niet het geval dankzij – volgens mij – a: vetiver en b: saffraan. A schraagt het geheel, geeft de compositie wortels (ik vermoed trouwens nog meer niet vermelde vasthouders in de basis) en b is de chique factor van het geheel – lichtjes gezoet hier met een leerachtige ondertoon die voor mij versterkt wordt door tabak. Eindresultaat: een smeuïg-chique en warme geur die aangenaam present is.
Zeker een compliment: Ik heb een associatie met Vetivervan Hiram Green (die ik nu heel veel gebruik). Met partner had exact hetzelfde gevoel. Ik hoop dat Mills nog meer verkooppunten krijgt, want dit is zo’n geur waarmee je ‘beginners op parfummarkt’ kunt overtuigen dat die marketinggeuren van de grote jongens (Dior, Armani en al die anderen) eigenlijk te boring, te veilig en te saai voor woorden zijn.
Soms krijg ik echt zin een blog te schrijven. Gaat zo: ik heb iets geroken, ben euforisch-verbaasd, dan wel ernstig-heftig teleurgesteld en vervolgens beginnen mijn hersenen – of wat er nog van over is – te pingpongen. ‘Wat gebeurt hier, hoe kan dat nou, is het echt? Dit is toch echt… !’
Ik had het dus met Highland garden/Scottish countryside garden dat onderdeel vormt van de legendarische ‘Rozenhofcollectie’ waarover ik al eerder schreef. Knap, want je komt het nog zelden tegen: een geur/merk die/dat nooit een online-melding heeft gekregen. Ik ben de producent in ieder geval niet tegengekomen van Highland garden/Scottish countryside garden. Wél geuren die als jouw iPhone de flacon scant, een soort van hetzelfde gevoel moeten oproepen.
een ‘onwetende’ nichegeur
Ik verwachtte een nietszeggend, pruttel-pruttel-parfum-prullaria-toeristenshitgevalletje. Maar jeetje het is geweldig. Op het etiket staan bluebells getekend, en verdomd die zijn er niet voor de sier, want je ruikt ze for real. Hoe ruiken die? Als je weet dat de ze worden geclassifieerd als Hyacinthoides non-scripta, dan ruik je dus de hyacint. En wel vol overgave. Klopt: tegenover over onze boerderij poppen ze onder de eikenbomen jaarlijks weer op en dat ruik je – je weet dat de lente in de lucht hangt. Fris-bloemig, tintelend, groen-bloemig met zo’n merkwaardige fluweel-sensuele ondertoon.
Weer wat geleerd: bluebells worden geassocieerd met Schotland volgens Wikipedia. Je hebt daar zelfs velden in open plekken in het bos waar ze bijkans woekeren en die dan niet betreden mogen worden tijdens de bloei – daar zou ik wel eens willen staan.
Trouwens, echte parfumkenners weten het: de bluebell vormt af en toe het hoogtepunt in een geur. De bekendste: die van Penhaligon’ uit 1978. Ach ja, en nu niet gaan huilen: volgens sommige royalty watchers Princess Diana’s favoriet.
Maar er vond nog een machtiger associatie – ping pong! – plaats: in Highland garden/Scottish countryside ruik je een fusie van Chanel N° 19 en Cristalle (1974). Van de eerste heeft ze het klaterend-groene van de tweede die fantastische hyacint-elegantie. Je wordt het parfum ingezogen na de opening: je kijkt verwonderd naar het flaconnetje en constateert tevreden: vroeger was alles beter – ook souvenirs.
De afronding is ook niet hatseflats: poederig met ja zelfs een zachte eikenmos-hout-afronding. Gewoon, het is u inmiddels duidelijk – klasse met een hoofdletter. Ben ondertussen benieuwd naar de neus – ping pong! – en door wie besteld, wat was de briefing – ‘Doe maar iets dat op het midden houdt tussen N°19 en Cristalle, en dan vind ik alles prima’- de prijs en het aantal bestelde flacons.
De achterkant van de flacon vermeldt: ‘Refreshes you with the splendour and naturalness of the Scottish countryside’. Geen woord gelogen volgens mij – uitzonderlijk in de wereld van parfums. Ik hoop het binnenkort live in Schotse Hooglanden te ervaren.
THE USUAL SUSPECTS: PETIT GRAIN, ORANJEBLOESEM EN NEROLI
All about Eva
Ik heb ‘altijd’ een zwak voor Lubin gehad. Dat komt meer door het verleden dan door het heden (het huis maakte in 2000 een doorstart). Dat geldt trouwens voor meer uit hun slaap gehaalde ‘vintage’ huizen. De makke meestal: wel gebruik maken van de geschiedenis in woord, maar in daad: vaak ho maar.
Zie je bijvoorbeeld terug in de flaconkeuze. Presenteerde ‘in the old days’ veel huizen bij lanceringen een nieuwe flacon met bijpassend lettertype, campagne en toeters en bellen, nu moeten we het doen met een standaardflacon voor alle geuren. En met die van Lubin heb ik niets. Lekker belangrijk kun je ook denken.
Toch ben ik door de Lubins legendarische status benieuwd naar nieuwe (herlanceringen) – niet dat ik alle vintage-versies ken. Eva zag het licht in 1920 en werd gevangen in flacon die typisch voor die tijd is en ontworpen werd door Julien Viard.
Een sfeerfoto van de nieuwe Eva (inclusief het prachtige ‘vintage-logo’) dat ik tegenkwam op www vond ik smaakvol: in een silhouet van de drie gratiën zien we de ‘allereerste vrouw’ verschijnen. Niet de Eva uit het in het Westen nog meest aangehangen scheppingsverhaal, maar hier is ze weer, want geliefd in parfumkringen – niet Sandro Boticelli’s Venus maar godin Flora van het wereldberoemde schilderij De Lente (de drie gratiën zijn trouwens op dit kunstwerk ook present).
De ‘verantwoording’ van Lubin: ‘De Eva van toen, heeft niets met de Eva van nu (lijkt wel een variatie op mijn tweede zin). Ze hebben haar uit het paradijs gehaald en naar Engeland overgebracht; ze is de dochter van de Engelsman die zijn land verliet voor een bos van sinaasappelboomgaarden. Onder de brandende Siciliaanse zon rent de jonge Engelse roos blootsvoets over de hete, vruchtbare grond. Ze is bedwelmd door het zachte aroma van de bittere sinaasappel en ze charmeert degenen die haar passeren met haar frisse en levendige karakter. Eva zal dit stralende en rusteloze landschap nooit verlaten. Ze zal een kunstenaar worden en deze natuur tentoonstellen in de tuinen en parken van de grote barokke villa’s van Noto’. Ja, ja.
Old Eva
Als je de moeite neemt dit verhaal goed tot je te laten doordringen, dan weet je dat er niets klopt. Geografisch gezien dan: eerst naar Engeland overgebracht en vervolgens rondhuppelend op Sicilië. Dit zit me ook niet lekker: ‘een kunstenaar worden en deze natuur tentoonstellen’. Of ligt het aan Google Translate?
Nu de geur: valt in de voor mij erg truttig-ouderwets klinkende Portraits de Femmes-serie. Ik wil niet flauw doen, doe het toch, maar dit kan ik ook. Sterker, ik héb het gedaan. Mijn mix – Re-Cologne – van inmiddels 33 verschillende eau de colognes lijkt als twee druppels water op Eva. Misschien logisch als je naar de inhoud kijkt, want Eva is in feite een eau de cologne op eau de parfum-sterkte.
Ik ben blij – dat mij dit onbedoeld gelukt is, ik ben verdrietig omdat ik van Lubin meer verwacht – misschien wel te veel. Maar, tussen ons gesproken en gezwegen: er zijn de laatste jaren too much op oranjebloesem-neroli-petitgrain gebaseerde geuren geproduceerd. Ga maar eens zoeken op Geurengoeroe. Sterkte.
How – three – gracious
Maar ik weet dat elk merk zijn eigen parfumerie wil zijn waar, whatever your perfume preference, je altijd terecht kunt. Ik weet niet of de geur op de originele formule is gebaseerd. Kan haast bijna niet, daarvoor is die te eenvoudig. En ook een gemiste kans qua invulling.
Of je wel of niet in het verhaal van het hof van Eden gelooft, het was toch leuk geweest als de opening vol had gezeten met (de verboden) appel en (het schaamteblad) vijg. Gewoon wat granaatappel erbij (volgens sommigen was dat de verboden vrucht die de slang aan Eva en Adam gaf). Goed bezig denk ik dan. Kan de rest alleen maar leuker worden.
Maar nee, hoor. Eva is een easypeasy-creatie omschreven als musky orange blossom. Klopt als een bus. Als je geluk hebt ruik je de passievrucht. Heb je die gemist, de petitgrain ruik in ieder geval je goed. Fris (geholpen door citroen), maar toch strak en droog. Daar gaat vervolgens een wind overheen van citroen, oranjebloesem, neroli en… witte gember.
Ook hier: ruik je de (witte) gember nu wel of niet? Linkt voor mijn gevoel met de petitgrain. De afronding is zacht. Je kent het wel. Beetje amber voor de warmte, beetje musk voor de cleane touch en sandelhout (zou het de echte zijn?) om de basis een beetje op te tillen, een ‘niche-rechtvaardiging’ te geven.
Niemand schrikt van Eva. Of je moet hekel hebben aan een geur die alle extractiemogelijkheden van de oranjebloemstruik uitbuit.
Daar draait het tegenwoordig vaak om in de journalistiek: namedropping hopende dat bezoekers langer op je social media (site) blijven hangen. Zo ook bij de dood van Issey Miyake. Bij de gemiddelde Nederlander niet bekend, maar plak in een overlijdensbericht aan zijn naam een supergrootheid en lezers blijven misschien gekluisterd.
In dit geval Steve Jobs, die kocht Miyake’s zwarte coltruien by the dozen (wat een leuk weetje zeg; waar bestelde hij zijn schoenen?), las ik bij de eerste vermelding van zijn dood op de Volkskrant-site. Strange, want: er is niets bijzonders aan die truien. Yves Saint Laurent en tig luxemerken hebben die ook standaard in hun catalogus. Basic, goed gemaakt, kwaliteit gegarandeerd – logisch. Maar dat was nou juist níet de essentie van Issey Miyake. Wat dan wel? Dit is geen modeblog.
Parfumliefhebbers gedenken zijn dood op een andere manier. Je kan nu in nichekringen op zijn allerbekendste geur neerkijken, maar L’Eau d’Issey is en blijft revolutionair en dus een moderne klassieker. Gelanceerd in 1992. Hetzelfde jaar waarin nóg twee geuren verschijnen met gelijkwaardige status: Angel van Mugler en Eau Parfumée au Thé Vert van Bvlgari.
L’Eau d’Issey is in feite bedacht door Chantal Roos (voormalig model/stewardess turned parfummarketeer) die Yves Saint Laurent als parfumhuis mondiaal beroemd maakte en juist door dat wapenfeit werd ingehuurd door Shiseido als hoofd ontwikkeling westerse geuren. Succesverhaal. Niet alleen Miyake, maar ook Jean Paul Gaultier en Narciso Rodriguez (en nog zo wat namen) ‘bedacht’ ze. En met inmiddels een eigen (wie niet?) parfumlijn: Roos & Roos.
Waarom was L’Eau d’Issey zo goed? Een: de naam L’Eau d’Issey spreek je uit als Odyssee. Je weet wel, dat epische werk van die erg oude bebaarde Griekse dichter Homeros. En door iedereen, als je het uitlegt, eenvoudig uit te spreken is. Twee: de inhoud. L’Eau d’Issey benadrukt de lichte, waterige kant van bloemen. Alsof die stromen in een kabbelend beekje of langs de kant ervan groeien. Het is luchtig, subtiel, lichtjes zoet met een shot ‘oceaan’ – waardoor de geur, nog steeds tot mijn verbazing tot oceanische geuren wordt gerekend.
Drie. Iets minder maar toch: de flacon schijnt de Eiffeltoren in omgekeerde vorm in perspectief voor te stellen. Of zoiets. Zal wel. De dop met dat bolletje (voorstellende een waterdruppel) is symbolisch weer goed getroffen. De geur was zo succesvol, dat de concurrentie natuurlijk verdomd snel volgde. Op de werkvloer vaak gepromoot als ‘onze Issey Miyake’.
Dat oceanische aspect ruik je wel terug in L’Eau d’Isseypour Homme dat twee jaar later verscheen. In het begin wel de geur voor artistiekelingen en architecten genoemd vanwege de vorm en wat dies meer zij. Een enorm populair en ‘zwaar water’ – ik heb’m nooit gedragen.
L’Eau d’Issey altijd wel en vaak de variaties daarop en andere artistieke interpretaties zoals Une Goutte de Nuage / A Drop of Cloud (2009). En die verschenen aan de lopende band want Chantal Roos is eigenlijk eveneens verantwoordelijk voor de zomervariaties op geuren, een te lang aanhoudende tsunami die zich, de goden zij dank, weer heeft teruggetrokken.
Naast water is er vuur. Dus volgde Le Feux d’Issey (1998). Een flopper-de-flop. En met de geuren die daarop volgden lukte het ook niet echt. Niet met het minimalistische en overtuigende A Scent (2009). Niet met de geur waarvan ik meer verwachtte omdat het zo dicht bij de ontwerper en een van zijn uitvindingen lag: Pleats Please(2013). Ook hier weer: goede flacon, goede geur. Moet je wel van reukerwt houden – ikke.
De parfumgeschiedenis van Issey Miyake bevestigt wel mijn overtuiging dat de premièregeur van een ontwerper meestal de beste is omdat hij/zij hiermee een proeve moet geven van wat hij/zij artistiek en creatief gezien in essentie is.
Soms zit iets zo vast ik in je gedachten, ben je als het ware iets aan het framen, dat een andere optie onmogelijk lijkt. Had ik met Meander. Was direct getriggerd door de naam. Want gezien het aanhoudende parfumbombardement (waarvan vele met precisie-targeting; als je bijvoorbeeld eenmaal Dior hebt geliked, dan laat die je niet meer los) origineel en verbeeldingsvol.
Althans mijn fantasie wordt op vleugels meegenomen, vliegt omhoog en beschouwt vanuit vogelperspectief een kringelend beekje omringd door grazige groen greiden. Greiden is Fries voor weilanden en – nu volgt een leuk ‘privé’-weetje: mijn achternaam Zwaga is Fries en betekent grazige groen greiden. Hoe mooi kun je het hebben?
Anayway de flacon van Meander is groen, dus liep ik onlangs in Bijenkorf Amsterdam recht op mijn doel af. Alleen kwam erachter ná de groene flacon gepakt te hebben, dat ik de verkeerde had. Geen Meander (2020) maar Haltane (2021) van Parfums de Marly (blijkt een zogenaamde ‘exclusive’ voor Harrods – vandaar de kleur?) en met dezelfde uitstraling. Uitstraling? Misschien iets te veel eer voor een simpele groen gekleurde flacon.
Ik ga er dan direct vanuit dat de inhoud dus ook groen is. In dit geval ja (Meandre) en nee (Haltane). Sterker wat een verschil. Haltane – ik kom er maar niet achter wat de naam betekent. Zie ook geen naam van een paard, iets wat ten grondslag aan de filosofie van De Marly. En zag nu pas voor het eerst duidelijk staan op de flacon: since 1743. Dus not.
Oh David van Michelangelo, hoe kom jij hier terecht?
Zo oud is het door Julien Sprecher opgerichte huis niet, maar refereert volgens mij aan het onthullingsjaar van de standbeelden van de paarden van Marly (waarvan sommige nu op het Place de la Concorde staan in Parijs) op het terrein van het gelijknamige, in 1806 gesloopte kasteel dat Lodewijk XIV in 1679 liet optrekken om te ‘ontsnappen’ aan het rigide protocol van Versailles.
Heb het al vaker gemeld: ik ben inmiddels behoorlijk ‘boudoirmoe’ – dat gratuite gekoketteer met de pracht en praal van Versailles en dat de barok- en/of rococostijl zo chic is en het summum van verfijning. Dat komt bij De Marly ook tot uiting in de omschrijving van de geuren, in dit geval door mij ingekort om perk en paal te stellen aan de overdrijving – ook een typisch boudoir-parfumomschrijving-dingetje.
Haltane: ‘De samenstelling bevat een mix van zeldzame en nobele ingrediënten die de traditie van het 18de eeuwse Franse parfummaken opnieuw beleven. De oogverblindende frisheid en kruidige toptonen zorgen voor een warm en zacht leergevoel met een symfonie van kostbare houtsoorten. Zacht en zoet, begeleid door saffraan, het praline-akkoord geeft een ultramoderne draai aan het mythische oudh-hout, dat naar voren komt in deze sluier van contrasten en drukt een lichtgevende verfijning op de huid voor langdurig comfort. Een voorrecht dat draait om sensatie’. Voel je wat ik bedoel?
Wat ik wel interessant vind: De Marly is heel populair bij ‘echte’ mannen die Acqua die Parma behoorlijk boring en braaf vinden. Mijn eerste associatie-sensatie: Mugler-gourmand. Ik heb me bijna volgespoten in de Bijenkorf verbaasd als ik was over ‘Mugler’, de prijs: 125ml € 273,00 (absurd) en de vasthoudenheid – vervliegt nogal snel.
Kabbelde je maar voort
De opening gaat lekker, want oh zo herkenbaar. Dat dan weer wel: de salie springt leuk uit de bergamot en lavendel. En dan, het hart. ‘Mugler’ dus. De toegevoegde saffraan maakt de bonbons niet gek. Terwijl ik het effect van deze combi me wel kan voorstellen.
Moet ook weer gezegd: om de basis te voorzien van oud, maakt het het gourmand-effect wel spannend. Door het broeierige zou je verwachten dat de bonbons gaan smelten, ingaan op het hout. Gebeurt alleen niet. Oud + cederhout geven die distinctieve niche-noot aan het geheel, terwijl op de achtergrond de bonbons (inmiddels verworden tot een vanille-achtige sensatie) blijven naprutttelen.
Meander (2020) neemt een andere bocht. Wist ik een proefje van te krijgen. Het kan aan mij liggen: ik vind de eau de parfums de laatste tijd zo licht, eerder eau de toilette naderend. Het kan beroepsdeformatie zijn en misschien verwacht ik te veel, maar Meander had voor mij wat langer mogen doorstromen, naar de kern so to speak.
Mooi en chic-stoer is de geur wel en dat komt zeker door de originele mix van ‘grondstoffen’. Toch een soort van verfijning: een geur niet openen met frismakers. De neus Mackenzie Reilly koos voor een pittige opening: stoffig en droog wierook die een injectie krijgt van roze en zwarte peper. Dan het hart: chic en slim: de fascinerende mix van iris en wortel (denk poederig zoet) die verzacht wordt door roos die op haar beurt weer wordt getemd door cypriol.
Très chic: de narcis die om de hoek komt kijken. Maakt het geheel, ik kan het niet anders omschrijven, lush. De basis: no worries. Superzacht sandelhout zorgt ervoor dat de opnieuw opgevoerde wierook samen met rokerig vetiver niet te present worden, gaan als het ware in het sandelhout op en geven het een mooie zwoele, donkere sensatie.
Maar zoals gezegd: had heftiger gemogen. Iets anders: Meander is een geur waarover je je vaker zou moeten buigen, want er valt volgens mij meer te ontdekken. Alleen, u kent het probleem: tig andere geuren schreeuwen om de aandacht. Maar, we houden hem in gedachten.
Dit is volgens mij de eerste keer dat ik een geur van de Hema bespreek. Hoe kan dat nou? Zit zo: ik bezocht bij tijd en wijle in pre-coronadagen het geurenhoekje van de Hema wel eens. Oink! Oink! Oink! Als er een merk is, dat de fff-beweging (fast forward fragrance) ten volle tot uitvoering brengt, dan is het wel… echt Hema.
De afgelopen jaren was het en va et vient van concepten en ideeën, die me deden afvragen zijn dit nu allemaal voorbeelden van ‘werk-in-uitvoering’-projecten waaraan nog geschaafd moet worden? De overeenkomst: meisje-meisje-lijnen allemaal even blij. Logisch, parfum moet wel parfun blijven.
Mijn bezwaar: de inhoud heeft zo weinig vandoen met ‘echte’ geuren – teenagers krijgen zo een verkeerde voorstelling van hoe die ‘eigenlijk’ zouden moeten ruiken. Hema is hierin niet de enige – heel veel merken van top tot bodem doen mee aan deze verblurring en het spelen met ‘branchevreemde’ ingrediënten.
De meest recente lancering kiest voor een andere weg: jasmin orange blossom (hip geschreven in undercast ter onderstreping van het informele en pure karakter) haakt meer in op het klassieke thema. Waarvan getuigt: de less-is-more-verpakking (à la, pak hem beet, Jo Malone) en de flacon (heeft bijna elk merk wel eens gebruikt).
Maar dan de dop: Giorgio Armani dank je wel. Maar dan de inhoud: klassieker dan klassiek en in dit geval leeftijdsloos of volwassen als je in deze categorieën gelooft. Zonder laatdunkend te willen zijn: de 30/35-plus abonnées van Libelle en Margriet (wat voor een tuthola-bladen heb je nog meer?) zullen de geur zeker op prijs (weten te) stellen.
komt wel heel snel opdraven
De naam jasmin orange blossom is wel een ‘instinkertje’ (sorry voor dit vreselijke woord; kon niet anders). Ik ruik niet echt jasmijn en oranjebloesem. Wél de zwarte bes en in mindere mater de tangerine (de mandarijnvariant oorspronkelijk gekweekt in Marokko met Tanger als de haven van waaruit ze werden geëxporteerd) in de opening.
Het bloemenduo uit zich namelijk te glad, te vlak. Ik mis van oranjebloesem de frisse kickstart en van jasmijn het volbloemige overlopend in sensueel. Dat sensuele is er wel, maar dat komt eerder op conto van vanille die net als de ambernoot, te snel om de hoek komt kijken waardoor het duo niet kans krijgt op te bloeien. Het is een top-bottom-geur waarin het hart nauwelijks klopt.
In een vlaag, bij de allereerste kennismaking in de winkel (Coevorden), moest ik denken aan L’Occitane maar dat blijkt na doorruiken toch te veel eer. Het is wat dat betreft Echt Hema! – een recente reclameslogan. Echt Hema is voor mij een soort van kwaliteit voor weinig geld, waar de glans en nieuwheid na gebruik snel vanaf gaat. Heb ik geen moeite mee; heb met de geur ook een slimfit wit T-shirt gekocht, katoengaren (met 50 procent korting) en geinige ijsvullers voor de vrieskist.
Shit, zie net op de foto die ik had genomen dat jasmin orange blossom in een naamloze serie valt; er is ook amber cedarwoord (zal wel) en orris rose. Laatste klinkt nieuwsgierigmakend in de zin van: lopen we binnenkort even om?
TELEURSTELLING: EEN SPONTAAN BREKENDE DOP + HAPERENDE SPRAYS
VREUGDE: DE ANDERE KANT VAN LEER; SUÈDE
DE OORSPRONG VAN SPAANS LEDER
Een van de Parijse winkels van Oriza L. Legrand
Peau d’Espagne, scent of sex, that brings
To mind those ways wherein I went,
Perhaps I might forget these things
But for that infamy, your scent!
Uit het gedicht Knave of Nightsvan de Britse dichter Arthur Symons (1913)
Gewichtigdoenerij
Was ik in net zo’n blije bui over het bericht van Oriza L. Legrands nieuwste ‘hereditie’, Peau d’Espagne (waarover later meer), pakte mijn geregistreerde (parfum)partner thuis van zijn nachtkastje-tafel (ik was er niet, waarover later meer) Vétiver Royal. Krijg nou wat: hij maakt de dop los van de flacon, valt die in drieën.
En dan, ziet die in enen een rond cirkeltje uit de hals-flacon vallen. Blijkt een gewicht te zijn die de dop zwaarder moet laten zijn, want – een van de eerste nichevoorwaarden: een dop moet stevig in de hand liggen. Fuck a duck wat een nep! Zo zie je maar weer, dat je op alle manieren in de wereld van parfums voor de gek wordt gehouden.
Alsof dat niet genoeg is, blijkt bij thuiskomst het pompsyteem van Foin Fraîchement Coupé (en Jardins d’Armide) niet meer te werken. Hoe ik ook drukte – van zacht, steviger, tot gefrustreerd hard – de geuren van vers geknipt hooi wou maar niet tot leven komen, terwijl ik het juist aan vrienden ter vergelijking wou laten ruiken. Want het weer was mooi, onze grastuin was een en al wildernis. Zo ja van: ‘Wat mooi hè, dat parfumeurs zo’n gedroogd gras/hooi-gevoel weten te vangen in een geur’. Dikke doei!
Verstopt, wat ik ook doe
Nu een stap terug in de tijd: ik ging afgelopen donderdag depressief naar bed. De reden: na, pak hem beet, twee jaar (corona & zo) bezocht ik de salon van www.parfumeria.com. Want, eenmaal binnen, werd het met zwaar te moede en schreeuwde ‘in mezelf’ (we blijven netjes): ‘Overproductie, overproductie, hold your horses!’ Vervolgens toeterde ik het na verloop van tijd, toch soort van, in haar gezicht. Maria van Geuren beaamde het, maar – je bent een verkoper of niet – ze vindt het heerlijk.
Ik viel van de ene verbazing in andere – logisch als je steeds meer vanaf de zijlijn naar de geurenwereld kijkt. De grootste: Spirit of Dubai. De (voor mij in verhouding te dure) geuren, blijken volgens haar een aanzuigende werking te hebben. Heb je als (www)winkel dit über-nichelabel, dan volgen andere most wanted-merken vanzelf.
Ook best wel schrikken volgens Maria (en mij): de prijsverhoging vanwege de stijgende grondstofprijzen. Hold your horses: Andy Tauer 40 procent omhoog! Zijn de grondstoffen echt zo gestegen? Ik heb op www nog niet gehoord van mislukte oogsten en dergelijke. We wachten af. Wel interessant om te zien in het aanbod: de scheiding tussen less-is-more en more-is-better-merken. Anders gezegd: Europese veilige minimal chic versus oosterse overdaad. Tussenstand: Europa Arabië 3 – 5.
En nu eindelijk hooggeëerd publiek: Peau d’Espagne – www je deze naam dan kom je vanzelfsprekend bij die van Santa Maria Novella terecht. Graaf je wat dieper, dan verschijnt de naam George William Septimus Piesse (1820-1882). Nog nooit van gehoord. En dat moet eigenlijk erg zijn, want volgens Wikipedia een toonaangevend en innovatief Engels chemicus en parfumeur – boeken van hem zijn zelfs te koop op www.bol.com – die het concept van ‘noten’ in parfumerie bedacht en – nu wordt het historisch gezien interessant – mede-eigenaar was van Lubin.
Etalage Oriza L. Legrand Parijs
Een ander wapenfeit in dit verband: hij was de eerste parfumeur die het begrip peau d’Espagne heeft genoemd als omschrijving van een soort geur. Interessant ook, maar meer voor later: in zijn magnus opus The Art of Perfumery (1862) legt hij, naast de popularisering van synthetische werkstoffen, een link tussen synesthesie (een zintuigelijke waarneming die ongewild een of meerdere andere zintuiglijke indrukken oproept) en geluid.
Oorspronkelijk werd de compositie gebruikt om leer aangenaam te laten ruiken (tik voor meer info ‘leer’, ‘neroli’ en ‘Grasse’ op mijn zoekmachine). De originele formule noemt roos, neroli, sandelhout, lavendel, verbena, bergamot, kruidnagel, kaneel, musk en civet.
Hieraan refereert ook Oriza L. Legrand: ‘Van Florence tot Grasse, van Corboda tot Versailles, sinds de renaissance was het mode om leer te versieren met luxueus geurende essences. Onder het bewind van Louis XIV beleeft het bedrijf van gantiers-parfumeurs zijn piek. Maison Oriza L. Legrand roept met Peau d’Espagne de voormalige glorie van deze meester handschoenmakers-parfumeurs op’.
Verschijningsdatum: 1872. Herlancering: 2022. Omschreven als een poederachtige, houtachtige leergeur. Leuk om te zien dat de ingrediënten bijna overeenkomen. Musk en civet zijn weggelaten, maar ‘ter compensatie’ toegevoegd: anjer, berkenteer, styrax en benzoïne.
Over peau d’Espagne – net zoals een chypre een soortnaam – gaan nogal wat clichés rond: het is volgens sommigen het equivalent van een vrouwenhuid. De Britse seksuoloog Havelock Ellis (1859-1939) bevestigt het: ‘Een zeer complex en luxueus parfum, vaak favoriet van ‘sensuele personen dat de vrouwenhuid het meest benadert’.
Winkel Oriza L. Legrand Parijs
Wel grappig om te zien dat dit parfum verschijnt aan de vooravond van de belle époque – gekenmerkt door haar hang naar schoonheid, frivoliteit, luxe en lust – waarin strak gecorsetteerde courtisanes en demi-mondaines – in feite influencers avant la lettre – ook wel bekend als ‘grandes horizontales’ – in hun Parijse salons ‘hele’ mondaine gangmakers ontvingen.
Mijn indruk: die van Oriza L. Legrand komt langzaam op gang. De geur moet als het ware eerst contact maken met de huid. Maar dan zet de trein, auto, nee toch maar de paardentram – het oorspronkelijke lanceringsjaar indachtig – zich in gang. Eerst een lichte siddering, vervolgens een intens, voortdravend leerspoor (denk berkenteer en styrax) ‘stofwolken’ achter zich latend vol bloemen.
Peau d’Espagne
Het is allemaal zo lekker subtiel, die bloemetjes die elkaar als het ware afwisselen om vervolgens samen weer verder te gaan – ik ontwaar tenminste de zoete roos, de zoete lavendel, de pittige die anjer lijken bepoederd met de kruidige noten. De geur eindigt, komt tot rust op een mooie, zachte houtbasis die alle hangende noten in zich opzuigt. En toch blijf je het leer ruiken.
Beter gezegd: ik moet nu meer denken aan suède, en vervolgens heb ik de associatie met Hermès’ Kelly Calèche en ook de geurkaars Le Sac de ma Mère van Annick Goutal. Leuk detail in romantisch-luxe kringen is de inhoud van mamma’s leren luxe tas (en dus dergelijke bloemige leergeuren) symbool geworden voor een prettige en vertrouwde jeugd.
Moet gezegd: de geur komt snel tot stilstand, alsof de koetsier de paarden plots ment tot stoppen. Het ‘nahangen’ had wat langer gemogen. Ben trouwens benieuwd welke andere oude huizen Peau d’Espagne ook in hun collectie, archieven blijken te hebben. Guerlain? Even googelen en ja hoor: Arôme Synthetique Peau d’Espagne uit 1883. Even bellen?
Ik dacht dat de parfumindustrie echt driedubbel maal vier plus een miljoen genoeg had van celeb-fragrances. Maar dan komt er een lekker gekke jonge zangeres met vreselijke persoonlijke privé-issues (vrij vertaald: opgroeien) om de hoek kijken waar haar miljoenen fans zich denken mee te kunnen/moeten identificeren. Gisteren hadden deze fans zelfs in Amsterdam de kans al voor haar optreden flauw te vallen vanwege de ondraaglijke hitte.
Dus succesvol, dus kassa, dus – ja hoor – producenten staan in de rij om haar een fantastic fragrance fancy aan te bieden. Let wel, hier spreekt een ouwe lul die zich toch nog niet aan de indruk kan onttrekken dat het concept nogal liefdeloos en hapsnap in elkaar is geflanst.
Eerste associatie: dat mallotige merk Les Beaux Arts waar – letterlijk – de buitenkant belangrijker was dan de inhoud. Resulterend in over de flacon ‘uitgelekte’ lichamen die je een esthetisch, artistiekerig idee van een kunstparfum moesten geven. Ik heb nog eens goed gekeken: de vergelijking gaat eigenlijk niet op. Maar iets klopt.
De flacon dus: alsof de guillotine in ere is hersteld. Waar staat zo’n doorgesneden hoofd voor? Ik wil niet weten wat de pr-marketingmachine hiervoor allemaal voor bedacht heeft. Dualiteit, gespletenheid, het afgesneden voelen – zal toch wel niet?
Trouwens, ik wil de geur niet eens ruiken. Heb mijn grenzen. Ja hoor, the usual suspects. Ja hoor, zoals gewoonlijk staat alles mooi op papier. Gesuikerd rood fruit (voor vrolijke adolescenten) in de opening met mandarijn. Het hart: hoe eerder we bij een gourmand-drydown zijn des te beter. Dus roos, aan de kant, moven, opschieten, hurry hurry, vanille, cacao, tonkaboon, musk en meer blur- bevorderende zwoelmakers nemen de boel over. Volgens mij is de afronding synthetisch-wise killing, moet haast wel voor dat geld. Blijkt deze première toch too heavy, too sensual (kan me niet indenken, maar toch) een ‘eau fleuri’-variatie is snel in the making.
Ik had uit ‘het nieuws’ begrepen dat Billie nogal eigenzinnig en onafhankelijk was. Blijkt niet uit deze snel neergezette geur. Mocht Ellish toch niet aanslaan, misschien kan ze dan haar naam verbinden aan producten die haar ‘demons & enemies’ (leuke naam voor tweede geur) kunnen weghouden, onderdrukken en wat zo niet al. En bij Action is altijd ruimte op de plank. Daar zag ik ooit Fame (is dat al weer tien jaar geleden?) van Lady Gaga staan voor zes euro nog wat – plus gratis Lady Gaga-zonnebril! Zelfs daar hadden haar ‘little monsters’ geen zin in.
Kniesoor (deel 1) die erop let, maar toch: het lijkt bij Guerlain soms of ze meer tijd aan de buitenkant besteden dan aan de inhoud. Een dingetje waar de hele parfumindustrie trouwens in excelleert. Voorbeeld: Aqua Allegoria. Ik was in de Bijenkorf voor Nerolia Vetiver (waarover later meer). Trouwens, volgens mij ben ik gedumpt door de pr-afdeling – maar dat is wéér een ander onderwerp.
Zie ik dat de emballage wéér is veranderd: elke geur heeft als rand langs de boven- en onderkant van de verpakking een kleurcode (die waarschijnlijk overeenkomst met de soort van geur, lime bij Nerolia Vetiver). Dit extra ‘versiersel’ staat dan naar mijn idee haaks op hun progressieve beleid (inmiddels door de meeste parfumhuizen conform de wens van de consument/maatschappij aangehangen) dat op het volgende neerkomt: de footprint/impact op het milieu van hun producten moet zo minimaal mogelijk zijn. Tóch is voor elke kleurband op de verpakking van iedere Aqua Allegoria een extra verfbad/handeling gebruikt zeg maar. En feitelijk onnodig. En dus een extra belasting/footprint. Kniesoor (deel 2): hoe serieus moet je dergelijke goede intenties nemen? Of wordt op de burelen niet doorgedacht over wat voor een consequenties beslissingen hebben.
Kleurcode overeenkomend met de geursoort
Nu de inhoud: Nerolia Vetiver. Zei je lange tijd Guerlain en mannen, dan dacht direct je aan een van hun ‘heritage-klassiekers’: Vetiver(1959). Een creatie met legendarische status die trouwens tijdens een kleine vetivergolf verscheen, waarvan de versies van Givenchy en Carven getuigden. Ik heb geloof ik, vier flacons leeggegoten en -gespoten. Toen de geur in 1999 werd ‘geherfomuleerd’ haakte ik af (als ‘troost’ nam ik Vetiver van Etro: nog niet besproken tot mijn stomme verbazing). Ik heb begrepen dat Guerlain zijn recente versie zo goed mogelijk naar de oorspronkelijke versie heeft teruggebracht – waarover later meer. By the way Vetiver Extrême uit 2007 was pas mal – de tot laatste druppel gebruikt.
Ik probeerde Nerolia Vetiver eerst bij de ‘gratis spuiten’-wand (waar me dus die verpakkingsverandering opviel). Tja, zet de klassieke vetiver uit je hoofd, of beter gezegd: verban hem. Wat ik dacht, wordt op de Guerlainsite bevestigd: Aqua Allegoria valt nu in de categorie vrouwengeuren. En ik maar denken dat de parfum/modehuizen de aanjagers van de ‘beyonder gender’-, dan wel ‘fluidtrend’ zijn. In makkelijk Nederlands: geuren doen niet aan genderdiscriminatie. Vijf jaar geleden zou ik nou geslachtdiscriminatie hebben geschreven – is de woke-mens in mij opgestaan?
Aryan van de Bijenkorf
Daarna bij de Guerlain-counter – waar de professionale Aryan mijn kritiek beleefd-geamuseerd aanhoorde. Ze deed me wel een leuk layer-voorstel op mijn rechterhand: Encens Mystique met de klassieke Vetiver. Mooi hoor, een vetiver die warm wordt en gaat ‘roken’.
Nerolia Vetiver is zomers, makkelijk, inwisselbaar, maar heeft het Guerlain-gen niet in zich. De omschrijving op de site: ‘De bloemige uitstraling van Calabrische neroli, vetiver en verfrist door basilicum (sinds wanneer is dit kruid fris; ik denk eerder aan groen, gepeperd, kruidig), versmolten met een heerlijk vijgenakkoord’. En denk er stiekem een flinke scheut witte musk voor het cleane ‘katoen-effect’ bij.
De nadruk ligt meer op neroli (hier helder-fris en langhoudend) dan op vetiver. Dat klopt in naam dan weer wel, maar voorheen speelden de twee hoofdingrediënten in Aqua Allegoria gelijk spel, tenminste als daar sprake van was. Flauw om te zeggen: maar mannen hebben ‘inderdaad’ niks aan deze geur, terwijl daar bij zoveel voormalige Aqua Allegoria’s wel sprake van was. Je kunt ook denken: waarom is Nerolia Vetiver eigenlijk verschenen, want Guerlain had toch ooit Vetiver pour Elle (2004) een very frisbloemige geur zover ik me kan herinneren.
200 ml zonder opsmuk
Teleurgesteld? Een groot woord. Maar wil je Nerolia Vetiver binnen Guerlain ervaren maar dan echt op ‘zijn Guerlains’, dan raad ik uit L’Art et La Matière Néroli Outrenoir (voor het friscitrus-bloemige effect), de Aqua Allegoria Nerolia Biancaof een van de klassieke colognes gelayerd met hun klassieke Vetiver – die in de huidige versie je weer vetiver laat ervaren zoals het hoort: droog, een fris-groene noot die groener, donkerder wordt, hooiachtig met een warme ondergrond. Een beetje Patchouli Ardent kan ook geen kwaad.
Nieuw, en volgens mij gaat dat uiteindelijk voor alle Allegoria’s gelden: in het kader van ‘footprint-free- fragrances’-trend is Nerolia Vetiver ook verkrijgbaar in een re-fill van (maar liefst) 200 ml waarmee je je lege 75- en 125ml-versie kunt vullen. De prijs volgens de Guerlainsite: € 145,00
Giorgio Armani doet hetzelfde met My Way. Andere concurrenten inmiddels wellicht ook. Maar dat is toch vreemd. Of laat ik het zo zeggen: ik kan me bijna niet indenken dat iemand de geur zó lekker vindt dat die bereid is om direct 200ml te kopen. Je kunt je voor hetzelfde geld ook afvragen: waarom in dit geval geen gewone abeille-flacon van 200ml gemaakt? Veel mensen vinden een extra grote flacon juist zo mooi in de badkamer/slaapkamer.
En mag je de 200ml refill ook ‘gewoon’ kopen zonder te kunnen aantonen dat je al een 75 of 125ml hebt opgeconsumeerd? Ik kan me herinneren dat een vriendin van me – ja inderdaad http://www.parfumaria.com – ooit bij Skins Laren een refill van By Kilian wou kopen. Dat ging dus mooi niet door. Ze moest eerst naar huis om haar lege fles op te halen. Hoe vind je die? Snobisme en aanstellerij in de overtreffende trap. Ze had het gevoel of ze voor de douane stond. Haar reactie: ‘Dikke doei!’
Was wat aan het rond ruiken in mijn geuratelier. Grote opruiming – in verband met mijn plan om me te gaan richten op essences, attars (de echte) en puur natuur-parfums. Met merkwaardige gevolgen: van de ene kant, besluiten dat die en die geur ‘eindelijk’ maar eens weg moest, van de andere kant weer happy-blij tot het besef komen, hoe wonderschoon geuren kunnen zijn. Ik had het respectievelijk bij Chanels Coromandel(twijfel: toch het extract kopen, of zeuren bij Chanel?), Goutals Mandragore (zoals gisteren vermeld) en Tabac Tabou van Parfum d’Empire. Kan nog wel even doorgaan.
Anyway, mijn doos met proefjes even bekeken, er blind uitgepakt: het houten kennismakingspakketje van Santi Burgos. Welke van de drie die nog resteerden? Ik koos gezien de naam van Egnaro uit 2015. Kom je niet elke dag tegen.
Blind geroken: een hint van hout, of is het oudh (of wierook?), met daarna een enorme frisse sinaasappel-citrusgolf (eerst scherp, dan tintelfris overlopend in een zoetige sfeer). Verder: zomers gevoel, bloemetjes, zoete nootjes en een frisheid die blijft aanhouden. En tis niet waar! Ruik ik ook een hint van civet?
Verdomd, ik heb gelijk. Niet in overdrive, maar beheerst gedoseerd. Wat maar weer eens bewijst dat een geur ook ‘dierlijk-vies’ kan ruiken zonder mensen op de kast te jagen. Maar ik geloof dat hier ook sprake is van vader is de wens van de gedachte: ik wíl het ruiken, want ‘voor hetzelfde geld’ kun je ook stellen dat de geur eindigt met een overdosis (sandel)hout. Maar ik ruik ook door zongedroogd cederhout (kan heel sensueel ruiken) zoet gemaakt door anijs (kan ook een ‘bloemetjesgevoel’ oproepen).
Blijkt het gewoon sinaasappel te zijn
Als je gaat twijfelen, dan heb je meestal een interessante geur te pakken. Maar waar die houtsensatie in het begin vandaan kwam, zat Watching Oudh van Fugazzi nog op mijn huid van gisteren? Trouwens een frisheid die warm-amberig-houtachtig eindigt, zoals in Egnaro, kom je niet meer zoveel tegen bij mijn weten – meestal worden nu citrusgeuren ‘kaltgestellt’ door witte musk of wit hout. Terwijl een eau de cologne afgerond met patchoeli en/of eikenmos zo lekker kan zijn. Men neme vintage Eau Sauvage, of L’Eau Neuve van Lubin.
Dit zijn de opgegeven smaakmakers: Valenciaanse (tuurlijk!) sinaasappel, anijs, gember, Calabrisch bergamot, civet, Australisch sandelhout, amber. De inspiratie: ‘Herinneringen aan het varen langs de Middellandse Zeekust op een hete zomerdag in 1992. Van Valencia naar Palermo, stoppen bij Barcelona, Marseille, Genua en Napoli. Idyllische jeugdherinneringen stonden in mijn geheugen gegrift en de zee was mijn enige getuige. Uren en uren aan dek gestaan, genietend van de geuren die de bries me bracht’.
Tja, niet bijster origineel en dat je je een dag olfactorisch exact kunt herinneren, vind ik knap. Bij mij is het meestal een algeheel sentimenteel gevoel als ik geur en herinnering aan elkaar koppel. En, call me old fashioned, maar een soort van zilte zeenoot was hier op zijn plaats geweest – toch? Nu nog de naam: Egnaro. Lees de naam van achteren naar voren.
Het hing al een tijdje in de lucht: in de niet aflatende operatie van de parfumindustrie om ook op andere terreinen ruimte te winnen, heeft na de geurkaars en -‘stokjes-in-olie-dopen-en-dan-niet-vergeten-om-te-draaien’-trend de industrie sinds een tijdje een ander interieur in het vizier: de auto.
Decennialang waren we van deze behoefte afhankelijk van Little Trees – ‘The global leader in automotive air fresheners’, anno 1952 dat dan weer wel – respect! In Duitsland bekend als Wunder-Baum, in Ierland als Magic Tree. En het noemt zich Arbre Magique in Frankrijk, Italië en Portugal.
Maar er is hoop voor diegenen die olfactorisch op een hoger niveau in hun droom op wielen willen genieten. Ben je helemaal gek geworden! Een autogeur mag natuurlijk niet naar een ‘lichaamsgeur’ ruiken, want daarmee ‘verlaag’ je het niveau van laatstgenoemde.
Ik zeg: dat was ‘in het begin’ ook zo met geurkaarsen, totdat men tot het inzicht kwam dat een minikaarsje van een populaire geur het zo schattig doet in een Moederdag- en/of feestdaggeschenkset. Tot dat Acqua die Parma (met in zijn kielzog tig anderen) met 1 kilokaarsen (en soms nog zwaarder) aan kwam zetten, die als nadeel hadden (persoonlijk ondervonden) dat ze weigerden om tot op de bodem op te branden.
Cartouche Dyptique
Een geur speciaal ontwikkelen voor auto’s – ze heten officieel car diffusers, cartouches op z’n Frans – wil tonen dat er speciale aandacht aan is besteed: overleg met neuzen en zo, misschien wel een leuk ‘making of’-bericht op Instagram. Maar feitelijk is het niet meer dan op een paar toetsen drukken en het vervolgens doorsturen naar de machine die de geuren maakt. Deze ‘opdrachten’ lijken me ook echt iets voor neuzen in opleiding (die voorheen meestal starten met het maken van geuren voor de (af)wasmiddelindustrie.
Inmiddels worden ze geleverd door ‘niet de minsten’ zoals dat heet: Rituals, Mille Fiori en Maison Berger. Een trede hoger: Acqua di Parma, Jo Malone en Dyptique. Prada & consorti zal wel volgen. Mijn idee: het zal allemaal wel. Wat ik eerder ‘teleurstellend’ vind: waarom zijn de betere automerken zelf niet in deze niche gesprongen of samenwerkingen aangegaan. Porsch met Acqua di Parma, Dyptique met Citroën natuurlijk. De laatste had zelf ook een cartouche-lijn; schijnt te zijn geflopt.
Jo Malone? Hiervoor kan ik niet zo snel een automerk verzinnen gezien de recente, zogenaamd ontzettend grappig en vervreemdende reclameuitingen door Shona Heath. Misschien CCCC? Ja, inderdaad voormalig mevrouw Freerecordshop-Witteman die met haar Conny Creative Car Concepts de markt van stadskarretjes openbreken wil. Gratis advies: Conny, doe er gewoon gratis en voor niets een lekker geurtje bij cadeau. Treffende namen? No probleem: Free Spirit, Ageless Beauty, Classic Conny, Conny Creative.
Never leave home with Jo Malone
Mijn idee: als je je eigen favoriete geur wel als kaars wordt geleverd, waarom die dan niet sprayen in je eigen auto? Zit net te denken: niemand die je ervan weerhoudt, je geurkaars met sfeerverhogend vermogen in je auto aan te steken. Can I get there by candlelight?
But more frightening: welk nieuw gebied gaat de parfumindustrie binnenkort in kaart brengen? De uitvaartbranche? Een geur voor doodskisten? Toch ook een soort van interieur. Als je niet oppast, begint het al snel te… (hint wat rijmt er op interieur behalve geur?)
Tot slot een al eerder gegeven fijne puur natuur, ecologisch verantwoorde tip: koop bij de Turk (als jezelf niet over een boom/struik beschikt) een paar kweeperen, leg die in de auto. En dan. Wacht maar af
How to diffuse volgens Rituals
1. Verwijder het rooster aan de achterkant van de autoparfumhouder.
2. Verwijder het lege geurmembraan uit de houder.
3. Plaats het nieuwe geurmembraan in de houder met de aluminiumzijde boven, trek de aluminiumstrip door de opening van het rooster en klem het rooster vast aan de houder.
5. Verwijder voorzichtig het folie (zonder het membraan te beschadigen).
6. Klik de klem in de gewenste positie aan de houder.
7. Klik de houder op de blower van uw auto.
8. Stel de blower in voor de gewenste geurintensiteit.
Een bewijs dat Dior zijn nichelijn weliswaar helemaal misschien niet alleen louter door commerciële overwegingen laat leiden bewijst volgens mij Tobacolor. Want – nu volgt een flauwe woordspeling – veel mensen hebben tabak aan tabak in geuren. Vooral als overheersende noot. Vooroordeel: zwaar, koppig en ‘nogal’ aanwezig, meer als onderdeel van een basis – dan ‘gaat het wel’.
De klassieke oplossing om dit vooroordeel te temperen volgens neuzen: de tabak zoeter maken met honing- en vanilleachtige noten. Het nadeel: de geur blijft dan te veel ruiken naar pijp- tabak en sigarettentabak.
En dat associeert niet iedereen met prettig (zeker nu sigarettenrokers tot pariapaupers worden gemaakt en schattige kinderen in een gezellige, best wel brutale campagne een rookvrije generatie wil worden). Dat is volgens mij de reden dat in het nichecircuit minder tabaksgeuren te koop dan je zou vermoeden.
Ik vind zelf Tobacolor prettig tot zeer aangenaam. Niet te vaak, niet iedere dag. Juist door bovengenoemde vooroordelen. En dat heeft Tobacolor allemaal: warm, sensueel, oosters met een subtiel gourmandslingertje (chocolade-achtig eigen aan goede patchoeli-olie) door het geheel. De zoete noten kunnen van alles zijn: ik bespeur pruim, iets vanille-honingachtigs en een sensatie die ik zou omschrijven als ‘gekruid grijze amber’. Het gekruide komt dan op conto van kruidnagel en witte peper.
Volgens Dior roept ‘de betoverende geur’ (moet dat nu dit cliché; dat kun je werkelijk bijna van elke geur beweren, is onnodig en niet ‘nichewaardig’) ‘gedachten over reizen en vrijheid op’. Grappig: dat heb ik nou juist niet. Ik krijg eerder een sentimenteel gevoel: moet denken aan mijn opa van moederskant (92 geworden die man!) die vroeger al tabak pruimend en sigaar rokend bij ons op bezoek en de pruim in de tuin uitspuugde (goede bemesting) met steevast de opmerking ‘dat die er mooi bij lag’.
pruim, abrikoos, gedroogd, of stroperig?
De maker, François Demachy, legt uit: ‘Ik wilde de klassieke compositie van een tabaksgeur opnieuw beleven door een verrassend spoor te creëren rond de paradox van een koude waterpijp’. Dat ervaar ik niet zo: ik heb af en toe aan de shisha ‘gelegen’, maar dat frisachtige, ‘koud-rokerige’ aspect onderga ik niet – ik blijf gewikkeld in een warme, tevredenstellende wolk van gezoet tabak.
Dat waterpijp-effect in combinatie met tabak heb ik trouwens wel gehad met Havana (uit 1994 alweer) van Aramis. Beide versies werden gedragen door een zekere luchtigheid, alsof net een regenbuitje over de tabaksvelden is neergedaald.
Wat ik nou zo grappig vind – dit is geen ’verwijt’ richting Dior, maar moest er in ene aan denken: dat een eigenlijk voor de hand liggende en nu zo trendy ingrediënt, niet wordt gebruikt. Want in combinatie met tabak, lijkt me dat eigenlijk heel logisch en lekker: gember.
Trouwens, maar wie hoef ik dat uit te leggen, je kunt Tobacolor mooi layeren met andere donkere geuren uit La Collection Privée: Fêve Délicieuse (heb ik niet), Patchouli Impérial (wel), Ambre Nuit (wel), Oud Ispahan (wel) of gelijkwaardige geuren van de concurrentie.
Iets anders; de lijst zelfbenoemde ‘parfumprofessoren’ op YouTube blijft maar groeien. Ik tel er tientallen die ook Tobacolor toelichten. Variërend van 20.000 bezoekers tot onder de 500 (de meeste). Tot mijn verbazing heeft Jeremy Fragrance hem nog niet besproken. Vindt hij de geur niet sexy, verleidelijk, ‘head-turning’, romantisch, ‘panty dropping’ genoeg?
Als je Black Night googelt krijg je ongeveer 4.000.000.000 bezoekmogelijkheden voorgesteld. Voeg je parfum toe, dan narrowt het zich down tot 26.000.000. Grappig: de eerste die dan verschijnt, is de door mij onlangs behandelde The Black Knight van Francesca Bianchi. Blijkt maar weer eens hoe geheugenverliezerig-dom zoekmachines zijn en het verschil niet opmerken tussen ‘night’ en ‘knight’. En daarnaast ‘denken’: ‘Dark’ leveren we er gratis en voor niets bij.
Best wel ontroerd dat ‘mijn’ Black Night van BN parfums ook direct in beeld verscheen. Hij vormt onderdeel van de ‘geroken-en-mwahh-bevonden’-collectie van Het Rozenhofje in Amsterdam. Dat wil zeggen: de daaronder vallende geuren stonden allemaal op de ‘gratis-meeneem’-tafel bij de in/uitgang aangeboden door de bewoonsters. En uit louter verbazing door een vriendin/bewoonster van me tijdelijk in beslag genomen, omdat ze benieuwd was wat ik er zou van vinden.
Ik ben zeer verheugd dat de dames nog enige notie van smaak hebben: ‘Ik mag dan op een hofje wonen, met deze shit maak je me echt niet blij – gewonnen op de Bingo misschien?’ Misschien ga ik binnenkort middels een buurtinterview op zoek naar de geuren die ze echt lekker vinden.
In ieder geval, ik moest qua presentatie aan de Turkse toko, met zijn plank gevuld ‘vage geuren’ denken en ook aan de commerciële ‘meuk-is-leuk’-marktkraamuitventer die zich op slinkse wijze een plaats heeft weten te regelen op een alleen tegen betaling te bezoeken rommelmarkt.
We zoeken verder. Black Night blijkt volgens www.bol.com een kloon te zijn van Yves Saint Laurents Black Opium – not my favorite cup of coffee. Qua compositie schatte ik hem inderdaad op ‘L’Oréal Luxe’-niveau. Niet slecht, niet geweldig, gewone middelmatige veronderstelde chic geleverd door Armani, of Lancôme, of Ralph Lauren, of Saint Laurent, of… (vul zelf maar in). Met dien verstande dat kruidige parfums het nu niet echt goed doen in de masstige-sector.
Profielschets van de in dit geval gebruik(st)er: ‘Voor een persoonlijkheid die de regels verbreekt, telkens opnieuw de grenzen opzoekt – charismatisch en gewaagd’.
‘Rozenhof’-collectie
Leuk: de ingrediënten zijn in orde van opkomst goed te onderscheiden. Tenminste ik ruik de roze peper, oranjebloesem en peer goed in de opening: prikkelend zoetbloemig met die voor mij ‘akelig-plakkerige’ geur van peer. De koffie heeft de neus ook goed weten te vangen die een soort van gourmandbehandeling krijgt met bittere amandel en zoethout: van Arabic naar een zachtgestemde bakkie leut. Jasmijn zorgt voor lucht.
De basis is smeuïg. Eerlijk gezegd: ook niet slecht gedaan. Een volle laag vanille ondersteund door patchoeli, ceder- en kasjmierhout die – moet óók eerlijk gezegd – wel scherp-synthetisch eindigt. Mijn haren gaan nog net niet overeind staan. Voor € 10,75 100 ml moet je niet zeuren. Enne: heb’m een lange tijd geleden geroken, maar ik denk dat ‘the original’ het niet zoveel beter doet.
Van de andere kant, een overweging: hoe zou Mona di Orio deze ingrediënten (maar dan A-kwaliteit) hebben gemengd? Wat zou er dan uit het computer-parfumorgel zijn gekomen? Een door indolen opgegeilde jasmijn die door de koffie wordt verbrand met rookslierten van amandel en zoethout, en in de basis ondergaat/smelt in diep, diep ‘beproefd’ en oud hout. Haar Angelsaksische versie van haar Nuit Noire?
Twee weken geleden in de Bijenkorf. Parfumafdeling begane grond. Gekkenhuis. Drukker dan druk. Maar meer ‘langs de muren’ – kun je volop gratis sprayen zonder echt gestoord te worden – dan bij de counters van de diverse brands waar veel van het personeel gewoon stond te staan – hoe vaak kun je een flacon rechtzetten? Ik baande me een weg – ‘Aan de kant, weten jullie niet dat Geurengoeroe zich te midden van jullie bevindt!’ – naar Guerlain om een paar nieuwe geuren uit de L’Art et la Matière-reeks te proberen.
Krijg nou wat! Verkopen ze niet meer, over een tijdje wellicht weer. Maar tot die tijd kon ik (geheimtip ook voor jullie) naar hotel Waldorf Astoria (Herengracht Amsterdam), in de Guerlainspa om ze te proberen. Wel van tevoren bellen.
Erg leuk de vrouw – vergeten haar naam op te schrijven, excuses bij deze – die me hielp. Ze kon in tegenstelling tot de vorige verkoopster – die ik een jaar daarvoor sprak – goed de nuances tussen de verschillende klassiekers uitleggen. Ook fijn: ze benaderde me als serieus geïnteresseerde, niet als iemand die ze snel een geur moet verkopen. Vol enthousiasme vertelde ze over Les Absolus d’Orient en liet me ze allemaal ruiken. Ze vond Musc Noble het lekkerst, ik Patchouli Ardent. Nee, de nieuwe Aqua Allegoria’s waren er toen nog niet – ik ben met name benieuwd naar de vetivervariatie.
Toen ik wegging gaf ze me een proefje van Rose Chérie uit L’Art et la Matière. Grappig: er was me verteld dat daar geen échantillons van werden gedistribueerd. Dit is volgens mij de derde make over van L’Art et la Matière. De uitkomst: van minimalistisch-modern naar über-klassiek. Ik lees op de homesite: ‘Savoir-faire en gedurfde creaties staan centraal in een collectie die parfum verheft tot kunst. De parfumeurs van maison Guerlain hebben deze meesterwerken met de hand vervaardigd en een unieke, olfactorische verzameling gecreëerd waar iedereen van kan genieten.’
Met de hand? Ik zou zeggen met hun neus. Ik lees verder: ‘Rose Chérie, een liefdesverklaring à la Guerlain, is een eerbetoon aan de meest geliefde bloem onder parfumeurs. Het spoor wordt versterkt door een amandelnoot en onthult het kloppende hart van een delicate roos. Deze geur van romantiek bevat zachte, luchtige olfactieve accenten van tedere groene amandel, bleekroze bloemblaadjes, uitgesproken roze noten van framboos en een noot van paarse viooltjes (die niet anders ruiken dan witte). Zoete, lieflijke rozen, verzacht door amandel, klopt met een roze kloppend hart, en laten u ‘La vie en rose’ zien. ‘Als het een liedje was: La vie en rose door Édith Piaf’.
Kan d’r ook nog wel bij: ‘Liefde is een onuitputtelijke bron van inspiratie voor de parfumeurs van Guerlain. De signatuur van Rose Chérie doet denken aan La vie en rose, de Parijse liefdesverklaring en de belichaming van romantiek voor geliefden over de hele wereld. De roos in Rose Chérie is overvloedig aanwezig in al haar nuances en vormen, door middel van rozenwater, essence en Damascusroosabsolu, met de hand geplukt in Bulgarije en Turkije, evenals de zeer gewilde centifoliaroos, afkomstig uit Grasse’.
En dat wisten nog niet: er zijn vier tot vijf ton bloemblaadjes zijn nodig om een liter damascusroos-essence te produceren, met haar lychee-, framboos- en amandelnoten. Deze koningin der bloemen, gekoesterd materiaal in de Guerlinade, doet zich gelden in legendarische composities als Nahéma en La Petite Robe Noire‘. Ik vind laatste niet legendarisch, dit terzijde.
Een paar dingen: gedurfd vind ik deze nieuwe roos niet. Meesterwerk? Dat is aan ons, de gebruikers, omdat te bepalen. Daarnaast vind ik de naam erg niet-Guerlain, erg tuttig, richting de platgetreden parfumpaden van ‘Lancôme-en Diorromantiek’. Dat wordt onderstreept met dat beroemde nummer van Edith Piaf. Moet dat nu? Dat is inmiddels zo’n doorgezaagd cliché, zo vaak misbruikt ter promotie voor allerlei commerciële ‘mooie dingetjes’.
Ik verwacht van Guerlain meer eigenzinnigheid. Een gedroomde hoop? En de geur zelf. Tja, ik weet het niet. Mooi, moet ook wel. Prettig om die rode fruitnoten, eigen aan sommige rozen, bescheiden te ruiken. De natuur trouw gekopieerd zo lijkt het. Maar hierdoor ook saai. Ik moet denken aan de eerste regel uit het gedicht van Gertrude Stein Sacred Emily uit 1913: (A) rose, is a rose, is a rose… waarmee Stein wou zeggen dat het simpelweg gebruiken van ‘de naam van een ding al beelden en emoties oproept die ermee verbonden zijn’ en inmiddels een zinnebeeld is geworden voor ‘dingen zijn zoals ze zijn’.
Maar ik wil meer. Ik loop nu door mijn tuin waarin zich een aantal rozenstruiken – de egelantier, de ‘new dawn’ en nog een paar mij onbekende soorten – bevinden, en meen af en toe een geurspoor à la Rose Chérie te ruiken.
Maar ik wil meer, nog een keer. Maar wat dan? Nou, neem de eerste roos uit L’Art et Matière: Rose Barbare (2005). Daar krijg je het idee dat parfum tot ‘soort van’ kunst wordt verheven. Eigenzinnig, gemaakt met het parfumvak als uitgangspunt, de roos als uitdager (‘laat me ruiken, zoals ik nog nooit heb geroken’), de neus als uitgedaagde. Níet de consument geëxtraheerd uit een of ander marketingonderzoek; hoe krijgen we de Lancôme- en Diorparfumfans in onze Guerlaintuin?
Een ding snap ik wel: deze Rose Chérie is bescheiden, dartel en zacht-poederig en dus in lijn met ‘wens van de consument’ naar natuurlijkheid en ongedwongenheid – denk Marie-Antoinette rondwandelend in haar ‘petit hameau’ op het terrein van Versailles.
Maar, call me old fashioned, een roos die wordt opgenomen in de L’Art et Matière-reeks moet zich van mij aanstellen, moet meer drama, meer ‘Versailles’ hebben, over the top zijn (zonder Ru Paul Dragrace-associatie), maar vooral verbazen: ‘Dat een roos zó kan bloeien!’ Denk Rose Royale van Parfums Nicolaï, gecombineerd met La Rosevan Le Galion, overgoten met Une Rose Chyprée (Andy Tauer) en afgerond met, let’s go carzy, Rose Ishtar van Rania J. Het extract van Stella McCartney mag er ook nog wel bij.
Wat laatste twee betreft: die ruiken bewust erg biologisch en dat is volgens mij de trend van de nabije toekomst: 100 procent natuurlijke geuren. Lange tijd als alternatief en te niche gezien, nu wagen grote merken er zich ook aan zoals Chloé. Ik had dat eigenlijk ook al van Guerlain verwacht, als voorloper in de business; een ‘L’Art et la Matière Neo’, ‘cent per cent eco et bio’.
De naam La Closerie des Parfums doet iets eeuwenouds vermoeden. 1600, 1700 nog wat. Komt met name door la closerie. Google Translate vertaalt het met closerie. Daar hebben we niet veel aan, maar doorwereldwijdwebbend kom je erachter dat het een boerderij kan zijn, maar ook een hofstede, een domein, een tuin, een park.
De overeenkomst: ze zijn allemaal omringd door een muur. Zoiets heeft iets verfijnds, rustigs, verzorgd en chiques. De muren van La Closerie des Parfums zijn pas in 1972 opgetrokken. En wat daarachter allemaal is gebeurd, klinkt vaag. Iets van twee broers – Antoine en Hervé Madrid – grote parfumliefhebbers en ‘vivre à la Française’ die, ja hoor, traditie aan innovatie koppelen. Ze waren met name succesvol in Amerika en kochten daarnaast diverse beautyhuizen op en bliezen die nieuw leven in. Er volgen geen ‘bewijzen’, er volgen geen namen. Lekker makkelijk.
En dan komt Hervé’s dochter Valérie om de hoek kijken. Zij schudt de boel lekker flink op. Haar bedoeling: de terugkeer naar de essentie van Franse parfumkunst. Pardon? ‘Bedankt voor niets pa, bedankt voor niets oompie, move over!’
Ze huppeltut: ‘Voor mij is het idee van ‘la closerie’ ideaal. Ten eerste omdat het een tuin is die mooie essences bewaart. Maar ook omdat je er heen gaat voor een verandering van omgeving. Onze geuren zijn ontworpen vanuit deze dualiteit. Altijd het bekende met het onbekende mengen. Een delicate Parijse herinnering combineren met de verleidelijke beloften van verre landen. Ik kom oorspronkelijk uit Bordeaux, het beroemde kruidencentrum, en ik droom graag van andere horizonten. Met La Closerie kan ik mijn smaak voor exotisme combineren met de traditionele Franse parfumerie.’ Applaus. Nog een dooddoener: ‘Onze parfums nodigen uit tot reizen en het verlangen naar elders.’ Ook ontroerend: ‘La Closerie is een bevoorrechte deur tot de verbeelding’.
Valérie heeft het samengevat in een rekensom: een kostbare basis + variaties aan specerijen = duizend bestemmingen. Conclusie volgens mij: doe waar je goed in bent en laat de pr over aan mensen die er verstand van hebben.
Je ruikt Valérie’s nieuwe beleid terug in vier lijnen: Iris, Patchouli, Oud en Rose. Van laatste ontving ik een proefpakketje: Suède Rose Canelle, Pétale RoseCardomome en Bois Rose Muscade. Direct twee associaties. De eerste doet denken aan Kelly Calèche van Hermès, maar dan iets zwaarder. De derde aan Rose Absolue uit de nichelijn van Yves Rocher door de kruidige toets.
Moet gezegd: de basis – roos – van de geuren is mooi, rond en vol, richting fluweel. De toegevoegde ingrediënten die je naar ‘duizend bestemmingen’ brengt, zorgen – moet ook – voor de nuanceveranderingen. Zo ruik je de kaneel in Suède Rose Canelle elegant, zonder te veel op de voorgrond te treden, en zit een honingspoor in het geheel die ervoor zorgt dat het suède lekker zacht blijft en achterblijft in een warme amberbasis.
In Pétale RoseCardomome zorgt inderdaad kardemom voor een frisse dauwachtige toets, geeft een lentegevoel aan het geheel en dan kom je, qua vergelijking, al snel in een van de meer dan niet ommuurde 25 tuinen van Yves Saint Laurents Paris Premières Roses terecht – alleen blijft hier de ‘fluweelroos’ duidelijker op de voorgrond. Bois Rose Muscade is voor mij een ‘basisroos’ van goede kwaliteit – that’s it.
Vermeng je alle drie dan ben je ‘zo mooi als een roos’. Deze flauwiteit daargelaten, La Closerie des Parfums valt in de categorie instap-niche en zal in de smaak vallen bij mensen die moeite hebben met al die ‘moeilijke, artistieke en quasi-intellectuele merken van tegenwoordig’, maar toch de overstap van doorsnee naar ‘iets verfijnder’ willen maken. Ben dan ook benieuwd hoe La Closerie des Parfums de iris, de patchoeli en de oud hebben behandeld. Natuurlijk niet door Antoine en Hervé Madrid. Valérie lijkt ze met pensioen te hebben gestuurd. Voor de nieuwe creaties zocht ze contact met negen verschillende neuzen.
Volgens The New York Times (een krant) neemt de belangstelling voor long reads toe. Zit ik even goed. Hier is er een. Ook zegt deze krant dat je nu moet schrijven alsof je een podcast presenteert. Zit wel goed bij mij, I suppose. Enjoy!
Ik gun iedereen een gul en (financieel) rijk leven. Maar sommigen hoeven dat niet aan parfum te danken te hebben. De reden: ze hebben er door hun beroep niets mee vandoen. Velen vinden/denken door begripsverwarring van wel. Lastig, want je kunt ook zeggen ‘Who cares!’ Ik zeg: ‘I do, I do, I do!’
‘Deze ‘sommigen’ maken het voor mensen die uit – nu volgt een vreselijke typering; kan even niet iets anders vinden – pure passie het vak parfumeur uitoefenen wel een stuk moeilijker.
Want het voordeel van deze ‘sommigen’; hun naamsbekendheid. Dat hebben ‘pure passie parfumeurs’ meestal niet. Deze ‘sommigen’ hebben vaak een link met mode, lifestyle en beauty. En parfum wordt – logisch – vaak in een adem genoemd met deze bedrijfstakken. Helaas.
En iedereen – lees: de lifestyle- en modewereld – vindt het natuurlijk geweldig wanneer deze ‘sommigen’ een parfumlijn aan hun naam verbinden: ‘Wat creatief!’, ‘Ongelofelijk!’, ‘Een verrijking voor de parfumwereld’ en meer van dat soort plichtmatige huldetaal, eigen aan glamour-lifestyle-journalistiek, zie je dan op de socials verschijnen.
Geuren van deze ‘branchevreemde’ begonnen me voor het eerst te irriteren bij Terry de Gunzburg – is dat alweer tien jaar geleden? Zij is/was een beroemd visagiste die voor zichzelf begon. Eerst een cosmeticamerk. De beautywereld was dol op haar. Logisch: altijd leuk om een nieuw, nog niet door de ‘grote jongens’ opgekochte merk te steunen.
Een van de ‘sommigen’
‘Maakt ze ook geuren?’ Yep. Première in 2012 met een kwintet, inmiddels kan ze een ‘bar à parfums’ openen. In 2019 verscheen haar achttiende: Be Mine. Corona gooide roet – zoals bij de meeste brands – in het parfumorgel, maar ik verwacht dat De Gunzburg de pijpen binnenkort weer laat fluiten van plezier.
Nog een voorbeeld. Ik ga nu mensen tegen het zere been trappen: By Kilian. Is dat alweer dertien jaar geleden? Categorie: verondersteld mooie geschoren jongen met de juiste vinkjes belegd met bladgoud (kleinzoon van de oprichter van Hennessy cognac). Hij stapelt cliché op cliché met zijn (in 2007 al) boudoir-boring en bla-bla-bla-forbidden love geïnspireerde geuren. Hij geeft ze als extraatje bling bling-allure. Precies op tijd dat wel. Natuurlijk zijn de geuren goed, mag voor die prijs. Natuurlijk is hij gekocht door een Estée Lauder. Ga zo door. Wat alleen ontbreekt; bezieling. You want proof: meer dan 70 geuren inmiddels.
Nu we toch bezig zijn met branchevreemd-gelieerde geuren. Diana Vreeland. Is dat alweer zeven jaar geleden? Komt geen zoon, maar een kleinzoon van haar erachter dat omalief ooit een meedogenloze influencer was – een Anna Wintour avant la lettre. Bekend om haar in kleine kring legendarische opmerkingen die hij als naam passend vond om op parfumflacons te plakken: Smashingly Briljant, Simply Divine en Outrageously Vibrant. Tis leuk, de flacons zijn letterlijk kleurrijk en de geuren tóch inwisselbaar; die tappen allemaal uit hetzelfde nichevaatje. Dus vol, je ruikt echt wel wat, maar in the end voorspelbaar: amber this, tuberoos that, neroli zus, oudhje zo.
Ik weet natuurlijk ook dat het om de poppetjes gaat, niet op de parfummetjes. En ieder decennium heeft zijn populaire protagonisten. Maar met dit parfumpoppetje heb ik echt moeite: Carine Roitfeld – inmiddels een parodie op een belangrijke modestilist, en geloof ik de uitvindster van de chic heroine-look. Dat zie je.
Een van de ‘sommigen’
Juicy: ik zat een keer naast haar tijdens een parfumlanceringdiner in Parijs (Jil Sander geloof ik) toen ze nog hoofdredacteur was van Vogue Paris. Ik heb nog nooit zo’n verveelde ‘ik-voel-me-hier-te-goed-voor-maar-de-advertenties-hè’-modegeval ontmoet. Als ik iets geanimeerder was geweest, had ik waarschijnlijk dit stukje niet getikt. Maar ik durfde niet, voelde me heel onprettig, ongemakkelijk en ongelukkig met haar in de buurt.
In ieder geval, met 2.3 miljoen volgers op Instagram – op een post staat ‘I breathe fashion’ – is de rekensom snel gemaakt. Stel dat drie procent daarvan een van haar geuren koopt, heb je 69.000 flacons verkocht – genoeg om een producent te interesseren. Lukte. Vreemd dat die haar niet hebben geadviseerd om eerst met make-up te komen (zwarte eyeliner en zwarte nagellak; toch trademarks van heroine chic). Maar nee hoor, hupsakee, zeven geuren in een keer op de plank. Vernoemd naar haar lovers – hoe origineel! – en onlangs nog een. Die heet gewoon, zeg maar Carine. En natuurlijk gemaakt door een van de beste neuzen – Dominique Ropion. Met onder andere haar ‘fetish’-ingrediënt: patchoeli. Zal wel niet, ouwe Ab Fab-hippie.
Kijk, deel een: voor Tom Ford maak ik een uitzondering. Ook een beetje ‘branchevreemd’, maar hij heeft de nicheparfumerie wel naar een breder publiek gedirigeerd zonder goedkoper (in prijs en compositie) te worden. Laat dat maar aan de licentiehouder The Estée Lauder Companies over: die weet van bijna elk merk dat het opneemt in hun portofolio, de eigen-gereid-heid aan te scherpen, uit te vergroten. Alleen, Tom Ford maakt ook too fucking fabulous much geuren: ook al meer dan 70. Ik zou wel de persoon willen ontmoeten die ze allemaal heeft.
‘Too fucking fabulous much’
En tot voor kort had ik ook een zwak voor Agent Provocateur. Alles klopte voor mijn gevoel. De eerste: een chypre zonder eikenmos en toch een authentiek chypre-gevoel. De volgende drie ook, inclusief de humoristische ‘kinky’ extensies. Maar sinds Fatale Pink (de naam alleen al) één en al treurigheid.
Mijn punt: Terry de Gunzburg, Diana Vreeland, Carine Roitfeld, By Kilian en al die andere ‘sommigen’ verminderen de kans dat de gemiddelde de consument ooit in contact komt met ‘pure passie-parfumeurs’ zoals Andy Tauer, Hiram Green, Parfum d’Empire, Gorilla Perfume, Bruno Acampora, 4160TuesDays, Pierre Guillaume, Etat Libre Orange (for that matter), Humiecki & Graef, Kerosine en al die andere (tientallen inmiddels) die ik natuurlijk vergeet (scroll even door mijn blog en je komt ze tegen).
De omvangrijkste groep die het verpest voor de echte vakmensen zijn natuurlijk de celebs met hun overbodige geuren die vaak een belediging voor de branche zijn. Misschien wel de aller-aller-ergste: Beyoncé. Of was het nu Lady Gaga? Of Paris Hilton? Of Jessica Simpson? Christina Aguilera? Antonia Banderas? Enrique Iglesias? Lionel Richie? Michael Jackson? Michael Jordan? Noem me één geur die na een paar seizoenen nog te koop was. Nou vooruit Britney Spears. De eerste blijkt in dit geval toch weer de beste: Elizabeth Taylor met haar Passion in 1987. Nog steeds te koop. Niet verder vertellen: toch mis ik Celine Dion een beetje.
Ik vind het knap: een idee, een gedachte zo oud als de weg naar Grasse, te presenteren als iets nieuws. Zoals: ‘Een zoektocht naar een nieuwe olfactorische elegantie en een nieuw begrip van luxe’. Ik zeg: vul de concurrenten maar in, of ga langs de (niche)merken met hun hun eigen plankje in de parfumerie met daarop een collectie met basis-ingrediënten van de parfumerie die een veredelingsproces hebben ondergaan. To name a few: Guerlain, Acqua di Parma, Mona di Orio, Hermès, Reminiscence, Grandiflora, Prada, Jo Malone.
Dit klinkt ook verdomde bekend in de oren: ‘Luxe ingebed in eenvoud rekening houdend met milieukwesties’. Kan er ook nog wel bij: ‘Onze parfums zijn modern en weerspiegelen een samenleving die bestaat uit nieuwe consumenten zich bewust van de wereld om hen heen, veeleisend en op zoek naar onderscheidende geuren’. Als laatste: ‘Onze parfums passen ook bij de garderobe en levensstijl van vandaag: eenvoudig, hoogwaardig, origineel en casual’.
Dit lees je allemaal op de openingspagina van www.obviousparfums.com, maar had natuurlijk door veel andere merken bedacht kunnen worden. Ik kan alle bovenstaande uitgangspunten wel ontleden, maar daar is geen beginnen aan. Ik hou het op: ‘Been there, done that’. Wat daarbij komt: je struikelt tegenwoordig over de goede inclusieve bedoelingen van exclusieve merken. De boodschap loud & clear: koop onze producten dan gaat het in alle opzichten de goede kant op de met wereld’.
Nog knapper: oprichter David Frossard heeft via crowdfunding zijn parfumproject voor elkaar gekregen. Want Obvious is en blijft toch een bekende variatie op een zeer bekend thema (‘onlangs’ ook gedaan door www.matière-premiè.com en eerder door www.nomenclature.nyc en heb er zeker een of twee over het hoofd gezien). Alsof de parfumwereld niet wordt gekenmerkt door overproductie. Wat dát voor een impact heeft op het milieu (over goede bedoelingen en commitment gesproken) daar hoor je bijna niemand over. Ik ken een aantal jonge creatievelingen die het ook hebben geprobeerd, maar zagen hun ‘parfumdroom’ stranden, vanwege gebrek aan belangstelling bij crowdfunders.
Nog iets over Frossard. Ik heb soms het idee, dat investeerders/zakenmensen met ‘een passie voor parfums’, voor nieuwe merken op zoek gaan naar hippe, aantrekkelijke mannen (liefst getatoeëerd, veel haar, een woest-aantrekkelijke uitstraling en literaire inslag) die het gezicht en oprichter worden van het merk. Ik had het onlangs bij Leo Crabtree van Beaufort, de allereerste keer bij Ben Gorham van ByRedo. Frossard past ook perfect in deze mal. Maar al www-ende, lees ik dat hij ‘daarnaast’ ook zakenman is. Ik dacht al: ‘Wat komt mij dit gezicht bekend voor’.
Blijkt: hij is de man achter het parfumlabel Liquides Imaginaires dat weer onderdeel is van het door hem opgerichte bedrijf Différentes Latitudes met inmiddels een eigen ‘bar à parfums’ – nieuwe naam voor winkel – aan de rue de Normandie 9 en inmiddels ook een ‘dépendance’ – nieuwe naam voor corner – in de Bon Marché (beide Parijs) waar je kunt kennismaken met al zijn ‘onafhankelijke’ merken die hij als distributeur voert; waaronder Frapin Parfums, Andrea Maack, Parfum d’Empire, Carine Roitfeld.
Frossard: een man van deze tijd: de edele wilde, de wilde edele.
Kan er niets doen: maar Obvious doet me het meest denken aan die stalletjes met parfums in Zuid-Frankrijk op van die gezellige toeristenmarkten. Ik kocht ooit, rond 2000, in Perpignan ‘Une Verveine’, ‘Un Musc’ en ‘Une Fique’. 100 ml € 12,00. Heb nog steeds spijt dat ik niet alle geuren heb gekocht. Anyway, Obvious doet hetzelfde maar veredelt het principe, maakt het ‘Made in Paris’. Kekke verpakking, kekke boodschap.
En het merk zal het wel goed doen – ik weet dat www.parfumaria.com de geuren heeft ingekocht en dat ze Une Verveine goed vindt. De reden tot inkoop: makkelijk, niet moeilijk, leuke kennismaking met niche, alhoewel ze vindt dat daar hier niet echt sprake van is – valt eerder onder de categorie ‘prestige’.
Hè, hè. Nu eindelijk de analyse: Un Patchouli zoals patchoeli is bedoeld. Ik rook ongeveer tegelijkertijd Patchouly Ardente van Guerlain – die is smeuïger, neigend naar gourmand. En dat kenmerkt Un Patchouli ook. Gelukkig geen vertrouwde citrusopening: je zit er direct in. Want naast het ‘stroeve’ dat deze patchoeli kenmerkt in de opening (wil zeggen: naast het hout, ruik je ook de typische kamfernoten) wordt de geur wel een behoorlijk zoete sfeer ingetrokken door een soort van overdosis van tonkaboon die aan diepte wint door tolubalsem (met zijn diepdonkere vanille-ondertoon maar dan aromatischer, minder vlak).
Ik vrees alleen dat een ‘ouwe hippie’ de geur te gepolijst zal vinden, het ruwe randje (kamfer) is daarvoor te veel gevijld als het ware. Te clean, te weinig vies. Ik hoop dat door ‘een nieuwe generatie’ deze klassieke kijk op patchoeli goed ontvangen wordt. Want witte patchoeli – echte patchoeli ontdaan van zijn kamfer – geeft toch een vertekend beeld van de kracht van dit kruid, want dat blijft ontegenzeggelijk indrukwekkend.
Het fijne van dergelijke ‘solifleurs’: je kunt ze mengen. Als je dat doet, dan ben je de gewenste consument van nu. Obvious adviseert: Un Patchouli + Un Poivre = ‘een combinatie die houtachtige en wierookfacetten onthult voor een ultradroge en licht rokerige geur’. Un Patchouli + Une Rose = ‘de patchoeli maakt de roos vintage, klassiek en oriëntaals met een cacaofacet’. Un Patchouli + Une Vanille = ‘een gourmandparfum waarbij de vanille de tonkaboon van de patchoeli versterkt en nog zachter maakt. Het leren facet stijgt en roept lichtjes de rokerige en leerachtige vanillestok op’.
En met Un Musc wordt de patchoeli volgens mij poederiger, zachter en cocon-achtig. Wil je dit zelf ondergaan, dan raad ik aan de discoveryset te kopen. Ben je klaar voor € 15,00. Persoonlijk vind ik € 110,00 voor 100 ml per flacon aan de pittige kant voor affordable niche.
WAT EEN ONZIN: ‘DRUIPT VAN SIERLIJKE VROUWELIJKHEID’
EEN BEYOND GENDER-GEUR NON PLUS ULTRA
VERFIJNDER DAN JE ZOU VERMOEDEN
Ik ben de laatste tijd weer serieus aan het theedrinken. Wil zeggen: ik betrek het zintuig reuk er intens bij. Wat me opvalt en eigenlijk logisch: het aroma komt het beste tegemoet zodra je de theebus opendoet. Én als de thee is afgekoeld, een nacht heeft gestaan. Laatste valt vooral op bij een earl grey die ik onlangs kreeg van een vriendin. Hetzelfde effect heb je ook met een lapsang souchong. Na een nacht ervaar je een enorm sterk ‘rook’-effect, die – eenmaal beland in parfumkringen – associaties kan oproepen met oudh.
Dat ruik je goed in Bvlgari’s Eau Parfumée au Thé Noir (die ik nog steeds zeer aangenaam vindt en gebruik). Maar ik pakte voor dit verhaal de tegenhanger van Bvlgari’s Eau Parfumée au Thé Blanc uit 2003 (die ik nog steeds zeer aangenaam vindt en gebruik): White Tea van Elizabeth Arden uit 2017. Niet gekocht of gekregen, maar omdat die (met talloze andere flacons, waarover in een andere post meer) staat in het Amsterdamse mini-appartement van een vriendin aan een hofje waar ik nu af en toe overnacht. Wat me opvalt: ik spuit hem vaak op.
Amerika mag dan wel klagen dat de Chinezen geen respect hebben voor het intellectueel eigendom van anderen; zelf kunnen ze er ook wat van. Waaronder Elizabeth Arden. Waarschijnlijk ingefluisterd door ‘goed gekopieerd is beter dan zelf bedacht’. Waarvan getuige: Green Tea (1999). Goede geur daar niet van. ‘Nota bene’ gemaakt door diegene die François Demachy onlangs is opgevolgd als hoofdneus Parfum Christian Dior: Francis Kurkdjian. Trouwens, al eerder vermeld: Thé Vert / Green Tea van Yves Rocher kan er ook wat van. Maar Eau Parfumée au Thé Vert van Bvlgari blijft de beste.
Reese heeft geen achternaam meer nodig
Eerlijk gezegd: had ik White Tea eerder verwacht. Haar Green Tea met alle variaties daarop kennen we nu wel. En zal me ook niet verbazen, als ze over een tijdje – Bvlgari indachtig – met een rode en blauwe versie komt. Blijft in Eau Parfumée au Thé Blanc, los van de thee, de combinatie van witte peper en ambrette voor de verrassing zorgen, in White Tea is dat voor mij de geur van thee die op een heel elegante wijze samengaat met iris. Je krijgt een soort van fris- poederigs én dat het theegevoel in basis wordt voortgezet met mate.
En tussen deze ‘hoofdsmaken’ door, bespeur je in de opening een fluistering van citrusnoten en als je goed door ruikt ook salie. Dat wrang-groene past weer mooi bij de iris. Fijn is ook de afronding; mate dus en ambrette, houtsoorten (ondefinieerbaar maar toch aanwezig), tonkaboon en amber. Samen roepen ze een oriëntaals gevoel – maar ook weer als een fluistering. Behaaglijk. Intiem en bovenal, ja het is echt waar – de geur straalt rust uit, is sereen en je voelt je tegelijkertijd een aangename warmte: het effect van een goed kop – witte – thee. Niet verwacht: White Tea is verfijnder dan ik in eerste instantie dacht.
Ik kwam ergens op www het volgende tegen ‘White Tea druipt van sierlijke vrouwelijkheid’. Ooit zoiets doms gelezen? Waar moet je beginnen. Als eerste en ook maar als laatste: theegeuren zijn bij uitstek ‘beyond gender’. En volgens mij is Reese Witherspoon de ambassadrice van de geur, die gelukkig haar moment heeft gevonden. Voor een kop witte thee of moet ik de slogan filosofischer interpreteren?
‘A FRAGRANCE THAT PROVIDES A FEELING OF HAPPINESS’
NIET VAAK GEBRUIKT EN ZO LEKKER: KUMQUAT
imaginary roadtrip
Een zomer zonder ck one summer, is als een lente zonder bloemen, als – nu al slaat de meligheid toe – veters zonder schoenen. Het moest rijmen. Vergeef me. In ieder geval, Calvin Klein (lees Coty) houdt het altijd kort met zijn zomergeuren wat sfeer, stemming, bedoeling en dergelijke betreft. Tenminste in vergelijk met het bijna politieke manifest dat zijn meest (en volgens mij niet echt aangeslagen) recente ‘grote geur’ begeleidde: Women (2017).
De reden: tis maar een zomergeur. Maar toch, er schuilt een verhaal achter. Conclusie: here we go again! Want CK One Summer Daze is ‘geïnspireerd op de ultieme roadtrip met je ‘tribe’ (een gevaarlijke ontwikkeling vind ik dat ‘groepsdenken’) en de vrijheid die je voelt. Prachtig landschappen. Verkeersborden trekken voorbij. Een kaart vol eindeloos avontuur. De komst van de zomer wekt je diepste gevoelens van warmte, jeugd en speelsheid op’.
Hoewel dit keer niet geografisch niet gepreciseerd, denken veel marketeers in parfumkringen nog steeds dat een roadtrip door The United States of America het ultieme reisdoel/vakantie-ervaring is (met dank aan Hollywood).
Anyway, de geur toegelicht: ‘Opent met een pittige, citrusachtige topnoot van kumquat. Een noot van ijskoude muntthee in het hart zorgt voor frisheid, terwijl musk en vetiver het sap vermalen en de essentie van het zomerseizoen in een fles vangen. Het eindresultaat: een geur die voor een geluksgevoel zorgt, a fragrance that provides a feeling of happiness’.
Handig: je eet het inclusief de schil
Ik verwacht een lichtzoetige frisse opening door de kumquat, dan een frisser dan fris hart door de theenoot en munt, dus groen dat doet denken aan de allereerste ck one (1994). Het geheel wordt afgerond met katoenfrisse en houtachtige noten door respectievelijk witte musk en vetiver. En dan maar hopen dat de neus niet al te scheutig met de musk is geweest.
En wat ruiken we? Kumquat. Yes! Blijft een interessante vrucht die relatief weinig wordt gebruikt in de business. Zou het zijn omdat de essentiële olie te duur is om het in massmarket-geuren te stoppen? Want wat je krijgt: een frisheid die net zoals mandarijn en kweepeer wordt begeleid door een onderliggende zoetheid. Het is zonnig, fruitig, fluwelig, een beetje wrang (ik gebruik het wel eens als topping voor een cake) zonder dat het te citroen-scherp is. In CK One Summer Daze gaat de kumquat mooi lang mee, nestelt zich eigenlijk ook in het hart. Die fris wordt door muntthee (denk thee plus waternoot); het heeft iets waterdruppels-achtig met een hint van gember.
God zij dank: de witte musk legt het af tegen de houtachtige nuances van vetiver (die moeilijk is te onderscheiden dat wel). Geen laundry-effect dus. Grappig, en misschien niet bedoeld: maar CK One Summer Daze heeft in de afronding ook iets sorbet-achtigs. Komt natuurlijk door de witte musk. Als ik niet oppas ga ik dat nog lekker vinden ook.
Opgelet: niet al mijn volgers weten het, maar ik plaats ook korte, opvallende en mallotige ‘waar denk je aan’-berichten op Facebook onder de naam Geuren Goeroe. Inderdaad twee woorden: Facebook accepteerde het ooit niet als een voluit geschreven naam. Heb onlangs weer een verzoek tot naamsverandering ingediend. Ben benieuwd hoe hierop gereageerd wordt. Wellicht: ‘The computer says no’.
John van de Zwarte Linten
The Black Knight: toen ik de naam van de geur las… was ik direct getriggerd. Dat heeft, zoals zo vaak met geuren, een persoonlijke link. De eerste vintage-geur die ik op een rommelmarkt kocht, zal begin 2000 zijn geweest, heette LeChevalier Noir. Jaren vijftig-werk denk ik in een klein onbeduidend 30mlflesje – kwijtgeraakt inmiddels en niet op www te vinden. Met sierlijk-zwierige belettering. Hoe de geur rook? Kruidig-aromatisch. Zoiets.
Maar die naam, hè. Als een middeleeuws epos. Mist, regen, een woud der verwachting met daarin een eenzame ridder tot eeuwig dolen gedoemd. In gedachten zie ik een smaakvolle zwartwittekening uit het interbellum.
Even kijken wat google brengt met de zoekwoorden ‘chevalier noir’, ‘illustration’, ‘noir’, ‘’blanc, ‘errant’ (dolend). Nou, veel fantasieloos gegothic. Dacht ik al. Typ je Giovanni Dalle Bande Nere – protagonist van Francesca Bianchi’s The Black Knight – dan komen de beelden dichter in de buurt van mijn ‘one day my black prince will come’-fantasie.
Bianchi zegt over hem: ‘Hij is geïnspireerd door Giovanni Dalle Bande Nere, een Italiaanse huurlingkapitein uit de renaissance behorend tot de glorieuze Medici-familie’. Én vader van Cosimo I di Medici (1519-1574). ‘Ik was van hem gecharmeerd vanwege zijn stoïcijnse toewijding, loyaliteit en Spartaanse manier van leven – ondanks zijn nobele afkomst’. Ik zeg: ‘Het ene heft het andere niet uit te sluiten’. Het resultaat aldus Bianchi: ‘Een donkere, middeleeuwse en meditatieve geur’.
Giovanni is niet oud geworden: 1498-1526 – helden sterven jong. Zijn vroegtijdige dood betekende, zo lees ik op Wikipedia, het einde van het tijdperk van de condottieri, gezien hun manier van vechten (gepantserd te paard) achterhaald werd door de introductie van de met spies bewapende infanterie.
‘One day my black…’
Zijn blijvende reputatie dankt hij aan zijn tijdgenoot Pietro Aretino: satiricus, kunstcriticus, (pornografisch) dichter, toneelschrijver, ‘plaag der prinsen’, invloedrijkste schrijver van zijn tijd én een goede vriend die hem bij enkele van zijn heldendaden vergezelde. By the way, Giovanni dankt zijn bijnaam aan het feit dat hij zwarte linten aan zijn wapenschild toevoegde vanwege de dood van paus Leo X – John van de Zwarte Linten.
Zo’n geur – in dit geval een parfumextract – moet wel donker ruiken. En hoe prettig: ik word op alle wenken bediend. De opening is fascinerend: fris, geen citroentjes en dergelijke, maar een donkere frisheid nijgend naar groen. Dat moet dan wel alsem en karwij zijn.
Nu ik door ruik, herken ik het bittergroene van alsem dat sinds een paar jaar onze tuin siert – spontaan komen aanwaaien. Deze twee kruiden vermengd met honing geeft ook een soort van zoetheid die heel lichtjes doet denken aan melange van zoethout en steranijs. Chic!
De bloemen in het hart ruiken ook ‘anders’. Geen roos, anjer en jasmijn (zoals vaak bij leergeuren), maar roos (‘die de aanwezigheid van een geheime minnares onthult’) en narcis. De laatste is weliswaar moeilijker dan de roos te detecteren, maar het hart heeft iets, hoe moet je het zeggen, meer dan alleen maar roos, iets sluimerends – iets gelig ‘zweterigs’ groenig.
Prachtig is de iris. Boter in dit geval. Rijk, smeuïg en poederig (zoals je dat ook zo aangenaam ruikt in het extract van Guerlains Shalimar en L’Heure Exquise van Annick Goutal) en is een elegante opmaak voor de basis, waarin je als het ware diep in het woud terechtkomt.
Met heel veel fantasie ruik je het bezwete paard door de prominente leernoot (en de narcis?) die geschraagd wordt door hout, patchoeli en vetiver. Laatste is donker en rokerig en het lijkt wel of het in stoomvorm, als een wind door ‘het woud’ wordt geblazen. Samen verbeeldt het aldus Bianchi ‘de sfeer van een militair kamp, beginnend met de geur van wilde struiken, dan de rook van kampvuur en de geur van paardenbit- en trensen’. Op het einde krijgt de geur iets vertrouwds: dan penetreren flarden van mijn all time favorite leather fragrance in mijn neus: Knize Ten – alleen is die zoeter en bloemiger.
Het is altijd moeilijk zo niet onmogelijk, vind ik, om met parfum menselijke karaktertrekken en deugden te verbeelden – in dit geval ‘de compromisloze en de menselijke aspecten van de fascinerende Giovanni Dalle Bande Nere’ – maar het ‘totaalplaatje’ van The Black Knight klopt. En meditatief is het parfum zeker; het houdt me niet voor niets zolang bezig.
Lekkere geur (waarover zo meer) alleen snap ik de naam niet. Herba Pura betekent – mijn rudimentaire kennis van het Italiaans is voornamelijk gebaseerd op libretto’s van opera’s – puur gras. En dat ruik je dus niet. Ook opvallend: als je Herba Pura uit 2019 googelt zie je voornamelijk de flacon, maar geen afbeeldingen van puur gras. Ik zing: ‘È strano, è strano’ – betekent: ‘Dat is vreemd, dat is vreemd’ (ken ik van de gelijknamige aria van Violetta uit Verdi’s La Traviata).
De eerste gedachte bij de eerste sniff: ‘Fruitmand’. Ik ruik rijpe meloen, koele watermeloen – alsof ze net gesneden zijn – en een sfeer van rood fruit en natuurlijk een trits aan citrusnoten. Goed gedaan. lk blijk er niet ver naast te zitten, want zo wordt de geur omschreven: ‘Een mand met de meeste vrolijke vruchten en verse, uitbundige Siciliaanse citrusvruchten en Calabrisch bergamot vullen de compositie met vrolijkheid’.
En dat verkwikkende, dorstlessende gevoel houdt lang aan. Mooi is de elegante mix tussen de zeer poederige musk en ‘barnsteen’ (chique-aanstellerige omschrijving voor amber) gecombineerd met vanille waardoor de geur een oriëntaalse en warm-zomerse onderlaag krijgt.
Dan slaat de onnodige mystificatie toe: ‘Het hart en de basis van het parfum kent een klein geheimpje’. Namelijk een zeldzaam molecuul geëxtraheerd (met de ‘Pura-techniek’) uit een zeldzaam Indiaas kruid. Ik zeg: ‘Namen noemen.’ Dat moet toch niet zo moeilijk zijn. Het gevolg: ‘Dankzij deze techniek heeft dit fruitig-bloemige elixer een langdurig fluweelachtig effect en is het perfect geabstraheerd, wat de aura van een persoon benadrukt’. Lees het laatste gedeelte nog een keer: ‘is het perfect geabstraheerd, wat de aura van een persoon benadrukt’.
Wat is dit voor een klinkklare onzin? Doen ook de nichemerken maar wat? Of heeft Xerjoff het in dit geval gewoon over het hoofd gezien? Was er eigenlijk een andere naam bedacht voor deze compositie? Un Cesto di Frutta al Sole, maar was het te laat om nog in te grijpen: de doosjes waren al gedrukt. De ‘officiële’ sfeerfoto’s doen ook niet echt aan Erba Pure denken.
Nu nog een klein geheimpje van mij: de geur doet me qua sfeer denken aan al die make-upzomerhitgeuren van Estée Lauder een tijdje geleden. Of misschien worden ze nog wel steeds gemaakt: Bronze Goddess. Ooit als limited edition bij een zomermake-uplook gelanceerd in 2008. Bleek een enorm succes, dus… volgde de ene na de andere. Inderdaad, nog steeds te koop en nog steeds ieder jaar opnieuw geïnterpreteerd zie ik op de site van Lauder. Dit jaar is er zelfs Bronze Goddess Nuit.
Bij de meeste parfummerken heeft de, door velen gehoopte, reset na corona niet echt plaats gevonden. Je kunt het niet verbieden. Maar als er nou één wereld is waar ‘het wel wat minder kan’, dan is het de parfumbusiness. Het wordt me bijna zwaar te moede, als ik zie wat er allemaal verschijnt en – in dit geval erg ‘grappig’ – hoeveel daarvan níet de Lage Landen bereikt. Bestel je het gewoon in Duitsland, toch?
Verbeter me indien gewenst, maar ik ken geen merk dat zich door de covidcrisis heeft laten inspireren. Behalve Mexx – zonder het te benoemen dat wel.
Het resultaat: Simply. De verantwoording: ‘Het afgelopen jaar heeft de wereld op de herstartknop gedrukt, waardoor we zijn gaan beseffen wat echt belangrijk is. Het heeft ons geholpen de essentie te vinden van wat we nodig hebben in ons leven’.
En verder: ‘Mexx nodigt je uit om op de pauzeknop te drukken en te kijken wat écht belangrijk is. Laat een onvergetelijke indruk achter en wees de authentieke versie van jezelf. Met één spray ben je klaar om de dag met een schone lei te beginnen’.
Niets op tegen, behalve dan ‘de authentieke versie van jezelf zijn’. Inmiddels zo uitgekauwd. Ik weet niet wie deze marketingslogan heeft bedacht. In het Angelsaksische taalgebied waarschijnlijk ontstaan, maar Google weet het ook niet. Mexx geeft ook een goed advies: ‘De pauzeknop indrukken’. Zouden ook meer mensen met parfum moeten doen, maar dan juist niet. Als je snapt wat ik bedoel.
Het woord pauzeparfum bevalt me. Dit gecombineerd met ‘de essentie van minder’ gevat in twee geuren. Het met een schone lei beginnen wordt letterlijk opgevat, want de twee geuren zijn dermatologisch getest op alle (lijkt me logisch) huidtypes en vegan (wat in principe álle geuren zijn sinds het midden van de jaren zeventig toen dierlijke ingrediënten in de ban werden gedaan) én geïnspireerd op de natuur. Kan er ook nog wel bij: Simply kent meer dan 90 procent ingrediënten van natuurlijke oorsprong (waaronder alcohol en water) maar geen toegevoegde stabilisatoren of kleurstoffen.
Simply For Him
Ik ervaar bij beide geuren niet ‘het gelukzalige gevoel van wakker worden bij het ochtendgloren, je uitgerust en comfortabel in je vel voelen, klaar om de dag opnieuw te beginnen’, maar ze zijn wel ongekend fris.
In beide geuren móet wel calone zitten – die beroemde synthetische waternoot die het gevoel van helder, stromend water weet op te roepen. Misschien vormt het wel die andere tien procent van de geur (laten we peer en lelietje-van-dalen in Simply For Her en appel en musk in Simply For Him niet vergeten).
I love de opening in Simply For Her. Vaker gedaan natuurlijk, maar nog steeds krachtig in zijn effect: zwarte bes met haar vermogen om citrusachtige noten een lichte zoet-sensuele, veloursachtige ondertoon te geven. In dit geval bergamot en sinaasappel. Bloemig fris en zoetig fris opgewaardeerd door zwarte bes.
Het lelietje-van-dalen en de roos in het hart blijven door deze opening lekker luchtig – het is voorjaar. De peer ontwaar je ‘pas’ als je je echt overgeeft aan de geur. De afronding is even ongecompliceerd, maar beklijft: sandelhout en benzoïne. Het geeft een lichte warmte aan het geheel.
Simply For Him: krachtig hoor die golf van munt in de opening! Die, iets later, door appel zoeter en grapefruit frisser wordt. Duurt ‘best wel’ lang voor je de geranium met zijn roosachtige nuances ruikt in het kloppende hart dat een soort van dolkstoot krijgt door gember. Grappig: je ruikt door de simpelheid bijna alle ingrediënten apart. Dus ruik wat dieper en je neemt zowaar het bittergroen van salie waar. De afronding is vertrouwd mannelijk: cederhout, patchoeli en musk. Maar het leuke – geldt voor Simply For Her als Simply For Her – het extreem frisse gevoel blijf je ook in de basis ervaren.
Tenslotte: lachen! Mexx schrijft: ‘Strevend om duurzamer te zijn, wordt elke flacon gemaakt met 25 procent gerecyclede (PCR) materialen. Bovendien is de verpakking gemaakt van Forest Stewardship Council (FSC) gecertificeerd karton, van hout dat voldoet aan de hoogste milieu- en sociale normen’. Maar waarom passen dan in één verpakking bijna twee flacons?
Ik vind het allemaal prima wat de merken al niet verzinnen om een geur een verhaal, een verkooppraatje, een meerwaarde te geven. Negentig procent is tegenwoordig opgebouwd uit zelfvoldane onzin. En soms struikel je over een zin en dan denk je: ‘Wat staat hier in hemelsnaam? Wat wordt ermee bedoeld?’
Dit bijvoorbeeld, geklemd tussen twee informatieve zinnen, lees ik op de site van Nishane betreffende Sultan Vetiver uit 2013: ‘As the sultans and the kings were the actual conquerors for ages, Sultan Vetiver is the new rule breaker in its genre’. Snap ik maar toch. GoogleTranslate ingeschakeld: ‘Aangezien de sultans en de koningen eeuwenlang de feitelijke veroveraars waren, is Sultan Vetiver de nieuwe regelbreker in zijn genre’.
Het eerste gedeelte gaat er bij mij nog in, maar dan na de komma. Als ‘losstaande zin’ snap ik het nog wel, (hoewel de aanname niet klopt), maar wat de vetiver wel of niet vandoen heeft met de feitelijke veroveraars? Of ik heb iets over het hoofd gezien, iets niet begrepen, maar het slaat werkelijk nergens op. Het parfum daarentegen wel. Geen ‘regelbreker in zijn genre’, maar wel een sierlijk-lekker donkere vetiver die zich op een letterlijk verfrissende manier (maar wel warm blijft) onderscheidt van zijn concullega’s.
Zoeken veel niche vetivers het in het diepe en rokerige aspect ‘verzwaard’ door houttonen in de basis, Nishane koppelt het gras aan de – in dit geval zwoele – frisheid van neroli. Voor het zover is: eerst een fris-kruidige, gepeperde opening waarin de Javaanse vetiver wordt gekoppeld aan een elegante mix van roze peper, alsem en bergamot. Een soort old school vetiver à la Guerlain is het resultaat.
Is pas het begin: in het hart wordt Bourbonvetiver en Haïtiaanse vetiver verweven met de zwoele frisheid van neroli. Dat is mooi, want hierdoor worden de groen-aardse noten van de vetiver opgelicht, zelfs een beetje verwarmd wat versterkt wordt door tonkaboon. Denk donkergroen met oranje flitsen. In de basis komt tenslotte Braziliaanse vetiver tot ontplooiing met ‘amberhout’ en leer. Weer mooi, de vetiver lijkt hierdoor ‘huideigen’ wordt zwoel, zij het gereserveerd. Terwijl de neroli op de achtergrond blijft resoneren.
Ik kan waarschijnlijk geen Javaanse vetiver onderscheiden van Bourbonse, Haïtiaanse en Braziliaanse – nog nooit geprobeerd. Samen levert het in ieder geval een chique vetiver op die volgens mij op zijn lekkerst is bij een graadje of 30 wanneer je de warmte van je huid wil versterken met een aromatisch-aards parfum.
Zijn roem is hem vooruitgesneld. Of eigenlijk: ik had in 2019 al op de hoogte moeten zijn van de lancering van Young Hearts van Bruno Acampora (gemaakt door Miguel Matos). Had toen al de loftrompet kunnen afsteken. Had helemaal kunnen roeptoeteren toen de geur in 2020 werd onderscheiden met The Art and Olfaction Award 2020 – categorie Niche. Maar ik zat toen in een pre-corona geurdepressietje. Of zaten we er toen al midden in de corona?
Ik weet het niet meer. Wat ik wel – weer – weet toen www.parfumaria.com mij onlangs een proefje toestuurde: wat een ongelooflijk goede geur is het! Maar ook: dit is wel héél erg terug naar af. Een retro-retro-retro-retro-parfum in optima forma. Het blijft een grappig gegeven: terwijl de parfumindustrie algoritmes en kunstmatige intelligentie omarmt om maar zo futuristisch en hightech mogelijk over te komen, wordt een ware klassieke geur door een vakjury onderscheiden.
Zegt dit iets over ons ‘gedeelde’ verlangen naar een nostalgie die iedereen op zijn eigen manier invult, met misschien als gemeenschappelijke overeenkomst: een chypre uit de jaren zeventig toen velen van ons nog Young at Hearts waren. En dat met deze geur al die vrije en blije beelden door ons geheugen dwarrelen terwijl we toen ook al wisten dat het niet overal pais en vree was.
‘Je chypre, moi non plus‘.
Wil je een geur-onwetende laten kennismaken met ‘het wonder van parfum’, zet haar/hem/non binair een chpyre onder de neus, en wacht af. Misschien schrikken ze omdat ze – nu volgt een vooroordeel – gewend zijn aan die gladgestreken geuren uit het taxfreecircuit. Maar dan kun je mooi gaan uitleggen, wat ze nu eigenlijk ruiken en wat nu juist de charme van een klassieke chypre is.
Wordt het Young Hearts, dan chypre je all the way. Inspiratie schijnt trouwens the discoscene van Studio 54 in New York te zijn, waar begin jaren zeventig je als nobody kon ‘rubbing shoulders’ met Calvin Klein, Diana Ross, Pat Cleveland, Liza Minelli, Cher, Halston, Bianca Jagger, Debbie Harry en de man die ze allemaal kiekte; Andy Warhol. Grote kans dat ze een chypre (kort door de bocht: knisperend groen via bloemen overlopend in warme ondertonen) droegen, want toen erg en vogue. Ook zo fijn: die vintage chypres fuseerden nog zo aangenaam met menselijk zweet. Zoals: Chanel N° 19, Givenchy III, Clinique Aromatics Elixir, Estée Lauder Private Collection en Alliage, Diorella, Gucci No. 1, Amazone Hermès, Mystère Rochas, Halston, Niki de St. Phalle en chypre zo maar door.
In Young Hearts komt dit allemaal samen met af en toe een flash van Robert Piguets Bandit. Het verschil en dus ‘van deze tijd’: saffraan. Het geeft aan de mossige chypre, hoe moet je het zeggen, een lichte ‘andere’ zoetheid én een stoffige en aardse ondertoon; maakt het hout nog houtiger – ruik je mooi in de basis. En doordat de al ruimhartig gedoseerde galbanum wordt geflankeerd door den, bespeur je af en toe in Young Hearts een elektrificerende flits die de geur doorklieft. Het duurt bij mij altijd langer om in een gelaagde geur de bloemen er direct uit te pikken, maar een soort van roos neem ik uiteindelijk waar.
Wat me tegenstond/staat aan de geur: alleen verkrijgbaar in 100 ml. En de prijs: soort van pittig: € 220,00. Maar wat zie ik nu op Acampora’s homesite: nu in de aanbieding: € 176.00. Ook verkrijgbaar als pure parfumolie. Heb de laatste tijd een dingetje: ik zoek een plaatje bij een parfum. Bij Young Hearts is dat Blame it on disco van Christina. Afkomstig van een van de leukste neo-discoplaten met nog leukere lyrics… ‘There was a time, I was walking on a cloud, diamonds and pearls, and a gentleman always around. Now I’m alone, each and every other night, climbing the walls, while my man is dancing out his life. Blame it on disco, disco, with the fascinating lights, blame it on disco, unpredictable nights…’
De eerste reden waarom ik Vaara had gekocht: in de aanbieding. De tweede had ook te maken met de eerste: had zin in, call me old fashioned, een ouderwets merk – zit je bij Penhaligon’s goed. Ja-ha, ik weet ook wel dat ze met Penhaligon’s Portraits waanzinnig hip en anno nu lekker bezig zijn… De derde: kweepeer. Daarvoor kun je me, so to speak, uit bed bellen.
Dan neem je de inspiratie op de koop toe. Is me toch boring cliché: het koninklijk huis van Marwar-Jodphur in Rajastha. Gaap-gaap – so eighties and nineties perfume land. De naam van dit gebied betekent, nou da’s toevallig, ‘het land van koningen’ en staat bekend om zijn kleurrijke textiel, ‘filigraan’ paleizen en majestueuze forten. Eveneens de plek waar je wierook met opiumgeur en ‘decadent-rijke’ milkshakes geparfumeerd met pistache, amandel en saffraan kunt kopen. Zoals het grootste deel van India is het een zintuiglijke achtbaan.’ Aldus het promopraatje.
Jessica Volz, een van de talloze fans die een review schreef op Penhaligon’s’ site – waarmee het merk openheid-iedereen-welkom suggereert – slaat wat mij betreft door. ‘Vaara, een luxueus boeket, leidt de neus naar een parure van gebloemde juweeltonen. Robijnen, diamanten, saffieren en parels worden vertaald in geuren rijk aan verenigbare elegantie. Als op het juiste moment componeren ze een exotisch aura; daar heerst de roos absoluut in eeuwige bloei. Na een enkele spritz zullen mensen in je aanwezigheid gefixeerd zijn. Een met rozen doordrenkt parfum met een andere naam zou niet hetzelfde zijn: de veelzijdige verblinding die Vaara is, is de enige sprankeling die je ooit nodig zult hebben om je dagen en nachten te versieren.’ Inside or outside barf?
Ik ervaar iets anders. Vooropgesteld: waren de ingrediënten beter/krachtiger geweest dan had Vaara het etiket niche ‘verdiend’. Alleen, komt het geheel eerder nu overeen met die lullige plastic gouden strik die de hals van de flacon siert – een dergelijke shitkwaliteit win je zelfs niet meer op de kermis. En dat heet dan niche.
Kermistrik
Anyway, de opening klinkt goed en is goed. De kweepeer – zoetjes, zacht, fruitig, lichtbloemig en met zijn eigen aciditeit – zwevend tussen peer en appel met ‘flarden’ van honing en ananas – ruik je als het ware echt. Deze frisse zoetheid van de opening wordt versterkt, origineel; moet gezegd – met wortelzaad, met haar wonderlijke zoetheid die ‘altijd’ mooi samengaat met iris. Doet het hier ook bij ‘vlagen’. Saffraan- só niche, só India! – moet je ook ruiken, maar is niet onderscheidend en stuurt het geheel niet.
Ja, en dan die rozen in het hart. Wordt in de opening aangekondigd door rozenwater en het zijn niet de minsten: uit Marokko en Bulgarije, ‘Europees’ gemaakt met fresia, pioenroos en magnolia (een populaire combi om een frisheid in een ‘pure’ rozengeur op te roepen).
De basis moet ervoor zorgen dat het geheel een sensuele poederige siddering ondergaat door ceder- en sandelhout, witte musk, benzoïne, tonkaboon en iris. Afgewerkt met honing (met af en toe door het geheel een ‘opleving’ van saffraan)
Penhaligon’s ziet India als een zintuiglijke achtbaan. Gaat ook op voor de geur, in de zin dat in het hart alles een beetje door elkaar loopt – blur, blur. Het lijkt net of alle geurmoleculen het niet echt met elkaar kunnen vinden. Alsof de bloemen niet één kunnen worden met de poederachtig noten van iris en later in de basis met sandelhout en tonkaboon. De scherpe witte musk (moet dat nu?) doet het geheel ook niet goed. Lijkt alsof Vaara af en toe door een wasprogramma gaat.
Ondanks de ‘volle’ belofte, komt het komt er wel allemaal erg magertjes en zuinigjes uit. Heb eerder een Chloé- dan een niche-ervaring. Of, nu ik er langer over nadenk: Vaara is Etro-light, Etro very light. Zo stellen wij Europeanen India in een parfumflacon voor. Of zo hebben neuzen en marketeers ervoor gezorgd dat wij India olfactief zo zien. Ruik de geuren van Etro en je weet dat Etro dichter in de buurt komt bij deze fantasie. Ruik je de echte geuren uit India – men neme attars – dan weet je hoeveel wij Europeanen het mis hebben en missen.
Hoe herken je een slechte cabaretier? Volgens mij als hij/zij deze vraag aan het publiek stelt: ‘Hebben jullie dat nou ook?’ Geurengoeroe heeft dit: door de aanhoudende stroom nieuwkomers raakt hij steeds sneller uitgekeken op een (tot voor kort door hem aangenaam bevonden) merk nog niet zolang geleden opgericht. Social media zal er mee te maken hebben, bedenkt hij zich: mensen lezen steeds minder, kijken steeds meer maar ook vluchtiger en scrollen steeds sneller; de aandachtspanne is als een vingerveeg over je smartphone-scherm.
Net zoals in de muziekscene, duurt in de parfumbusiness echte roem gemiddeld tien à vijftien jaar. Daarna kun je braaf als brand nieuwe geuren blijven produceren en tegelijkertijd op je lauweren rusten. Gezellig meedoen aan ‘herinnert-u-zich-deze-nog’-festivals en -docu’s. In vergetelheid raken en ondertussen toch rentenierend van je royalties. Voor je het weet breng je als parfumeur je eigen geuren als vintage op de markt.
Vintage Atkinsons: Eleven en een naamloze
Voorbeeld: Atkinons. Eeuwen oud (anno 1799) – heb twee vintage geuren van ze in mijn kabinet: Eleven en een qua naam niet meer traceerbare. Dan vanaf de jaren zeventig steeds cheaper wordend (onderste plank drogisterij-niveau), gevolgd door vergetelheid. Vervolgens overgenomen door een nieuwe investeerder die, moet gezegd, met die typische Britse humor, het huis in 2013 een wedergeboorte geeft van heb ik me jou daar.
Alles vond ik leuk in het begin: de namen, de inspiratie en natuurlijk de geuren zelf. Maar na een paar jaar dacht ik: ‘Mag het ietsje minder?’ De doorstart begon met een kwintet, gevolgd door een stortvloed (de teller staat nu op 38) waardoor me het iets te veel money driven werd, in plaats van ‘zorgvuldig’ een naam opbouwen. Bij de meest recente Atkinsons’ denk ik: ‘Zal wel’, terwijl sommige namen toch prikkelen. Zoals het met de Hollandse geschiedenis beladen Tulipe Noire uit 2019.
Wat ook niet echt helpt qua serieus nemen: het merk is behoorlijk aan het stunten. Of laat het zich stunten? Door ‘oude voorraad’, parallelhandel of nauwelijks van echt te onderscheiden made-in-China-klonen?Tulipe Noire 100 ml kost bij www.parfumaria.com € 150,00. Bij www.bol.com € 89,43. Trouwens Atkinons kun je bijvoorbeeld ook vervangen door Atelier Cologne. Het verschil: opgericht in 2010. Aantal geuren: twee meer.
Nu – eindelijk! – Beaufort. Hier de link: de story-telling-marketing gaat verder waar Atkinsons ophoudt. Met verve en wéér die so called understated humor, concentreert het merk zich op een ander aspect waar Great Britain maar niet genoeg van krijgt. Namelijk van hun eens those were the days rijke ‘Rule Britannia! Britannia rule the waves. Britons never, never, never shall be slaves’-geschiedenis en dan met name het maritieme gedeelte. Niet alleen komt het heroïsche aspect bij Beaufort aan bod, maar ook de handel, ontdekkingstochten en – hoe woke! – de oorlogvoering
De oprichter van Beaufort London is Leo Crabtree die – how storytelling smart is that – stamt uit een familie van zeelieden, kunstenaars en creatieve geesten. Ga maar na: geboren op een woonboot op de Theems omringd door een (groot)vader die dol waren op boten (logisch lijkt me). Maar Crabtree is meer dan dat, want ook nog bekend muzikant, namelijk drummer van The Prodigy.
Wow, echt zo’n stoere, getatoeëerde woesteling die duidelijk maakt dat het puur, echt genieten van geur niet in een aura van inclusive gayness of old school Yvo van Regteren Altena-chic hoeft te hangen. Rauw & ruw als lifestyle is ook een verdienmodel. Alvast meegenomen: de bezoekers van zijn concerten en kopers van zijn cd’s zijn potentieel interessant.
‘Hé, zet die bril eens af Crabtree (&Evelyn)!’
Hoe ontstaan? Crabtree voer de cosmeticawereld binnen met zijn eigen, zelfbenoemde ’s werelds beste snorwax. Vervolgens geuren. Rake & Ruin valt in de Revenants-serie waarin Britse historische figuren als inspiratiebron dienen. Going back in time: in 1751 verklaarde de schrijver Henry Fielding dat ‘gin-shops ongetwijfeld de kwekerijen van allerlei ondeugd en slechtheid zijn’. Om deze ondergang van de openbare deugd te illustreren, schilderde William Hogarth acht doeken getiteld A Rake’s Progress waarin de protagonist Tom Rakewell door zijn liederlijkheid, boven zijn stand leven, prostituees en gokken het onderspit delft en eindigt in het gekkenhuis. De moraal van het verhaal?
Hogarths degeneratiescènes, herleven we dus in Rake & Ruin. Een geur, aldus het promotiepraatje, ‘die een avond in een taveerne vastlegt met botanische ingrediënten van de dranken die de glazen vulden, het donkere hout van de vloeren waarop ze werden gemorst en dierlijke toespelingen op de liederlijke daden die plaatsvonden’.
Gin als inspiratie is natuurlijk niet nieuw en in feite niet meer en niet minder een melange van jeneverbes en diverse kruiden gemengd met lichtere smaakmakers denk citrus. Men drinke: Gin Fizz. Gin (jeneverbes), ruik je ook heel aangenaam in Versace’s The Dreamer (1996), Hermès’ Rocabar (1998) en Atkinsons 24 Old Bond Street(2013).
Het verschil: Rake & Ruin is donkerder en ‘vuiler’. Mooi is dat de jeneverbes direct in de opening versterkt wordt door spar/den waarvan je de etherische terpentijn-noot goed waarneemt. Ook mooi: het wordt al maar pittiger. Door szechuanpeper (gedroogde geurig-aromatische bes met citroennuance) en roze peper (pittig-zoet scherp). En ook een soort van sensueler (engelwortel). Eveneens fascinerend: het hart met haar innovatieve combi van leer en zoethout. Het effect: ruige zoetheid.
Vies-lekker, lekker-vies
En dan, moet de dirt en viezigheid nog over je heen komen. Opgeroepen met ambrarome (moeilijk woord voor cistus labdanum; een parfum op zich deze mengeling van leer, peper, teer, koffie, tabak), castoreum (dierlijk-geil dus) en costus (omschreven als ongewassen haar – de geur van door zon verwarmde hoofdhuid en haarwortels; de geur van de vacht van een kat).
Maar echt ‘vies’ wordt het niet. Dat kan ook komen doordat ik te veel gewend ben en/of wens. Ik onderga in ieder geval geen sterk rottend gin-zweet huidakkoord. Ondanks, of dankzij, de driestap-raketsopbouw, heeft de geur eendimensionale ‘gelaagdheid’. Een pre volgens anderen. Je krijgt de geurexplosie als een kanonskogel in één keer in je gezicht geblast. Als de kruidwolken zijn neergedaald, merk je dat er meer lagen te begeuren zijn.
Wat ik nu het allergrappigst vindt aan Crabtree, is dat deze stoere, met inkt volgespoten British bloke ook geurkaarsen verkoopt. Ideetje van zijn vriendin? Of mag je dat tegenwoordig niet meer zeggen?
Naar ik heb begrepen was/is de Portugees Miguel Matos (nog) een van de redacteuren/schrijvers van www.fragrantica.com en daardoor meermaals genomineerd voor de Perfumed Plume Awards en Fragrance Foundation Awards – voor wat het waard is dan. Want de laatste heeft, vind ik, een erg discutabel ‘prijsbeleid’ en heeft pas op een laat moment als conservatief bolwerk nieuwe prijscategorieën toegevoegd (waaronder beste blogger, beste niche, best indy) die buiten de usual suspects (de grote namen in de parfumindustrie door wie het ook gesponsord wordt) vielen. Dit terzijde.
Daarnaast schreef hij parfumgerelateerde boeken – onder meer Portuguese Artists in Direct Speech en Making the Body Think’. Hij werkte samen Art & Olfaction Institute in Los Angeles en het Casa da Cerca Contemporary Arts Centre in Almada (Portugal) en heeft een studio/galerij.
Als creatief directeur werkte Miguel samen met Sven Pritzkoleit (een capsulecollectie ‘binnen’ het merk SP Pafums). Als parfumeur is Matos autodidact. Zijn opdrachtgevers: Sarah Baker Perfumes, Der Duft, Testament London en Nishane. Hij heeft inmiddels zijn eigen geurlijn, Miguel Matos Perfumes en – niet verkeerd; wat een goede beslissing! – is sinds 2019 inda house nose van Bruno Acompora waarvoor hij ondermeer Young Hearts maakte die ik binnenkort ga bespreken.
Voor Nishane componeerde hij Unutamam in 2019. Betekent in het Turks ‘Ik kan het niet vergeten’ en wordt gezongen door de ‘grondlegger van de Turkse popmuziek’ Sezen Aksu. Dit zijn geuren waarvan ik blij word; ze balanceren tussen ‘klassieke’ en ‘dierlijke’ verleiding, tussen polijsten en bewust niet-geraffineerd. En maken zo connectie met je onderbewuste… schreef Geurengoeroe in verwarring op.
Of toch niet? Want hij raakt er steeds meer van overtuigd dat een goede geur direct contact zoekt met je onbewuste gevoelens die ergens ‘daarboven’ liggen te slapen en die bij een goede geur direct wakker worden geschud. Je vraagt je af: wat gebeurt er, wat ruik ik? In eerste instantie niet uit te leggen, maar er daalt – al woorden zoekende – wel een harmonieuze tevredenheid op je neer.
Wat er direct uitspringt, ruik je niet vaak in een opening: zuivere rozemarijn in overdrive: bloemig groen met haar eigen ijlige frisheid waarvan de groenheid wordt versterkt door munt, de ijlheid door jeneverbes. Hierdoor kan de geur in eerste instantie alternatief en ‘kruidenvrouwtje-achtig’ overkomen. Niet mis mee in dit geval. Samen zorgt het voor een prikkelend aromatische overdaad.
Dat dan weer wel: in eerste instantie lijkt het of de jasmijn voor een ‘schijn-bloem-heiligheid’ zorgt die je maar even echt waarneemt. De reden: de donkere partij die hierachter de wacht houdt: anjer aangedreven door een klassieke chypre-veredeling van patchoeli, cistus labdanum en eikenmos (even heb je het idee dat je met een klassieke chypre in de grondstijgers vandoen hebt).
Als ‘extraatje’ castoreum (bevergeil) die je goed waarneemt en die geleidelijk souplesse krijgt door amber en karamel (denk vanille). Maar er gebeurt nog iets meer met dit samenspel van sensuele smaakmakers; er treedt een soort van ‘garagesfeer’ op – ik krijg associaties met petroleum, olie, smeuïge geilheid – dat werk. En toch blijven de aromatische prikkels van de opening en die van jasmijn op de achtergrond aanwezig.
Ik zeg: ‘Superlekker!’. Alleen ik hoop dat we qua ontwikkeling van richtinggevende geuren niet alleen maar teruggaan naar de basis, naar het herontdekken van klassieke ingrediënten gebaseerd op natuurlijke ingrediënten die je kunt bestellen bij www.hekserij.nl (Unutamam is in a way erg retro. Maar dat we ook een vlucht naar voren maken (vrij van historische ballast) zodat we geuren kunnen ervaren die we écht nog nooit hebben geroken, misschien wel met behulp van kunstmatige intelligentie.
De nieuwe Jacques Fath heeft natuurlijk niets met de oude, de echte vandoen. Wie de eigenaar van de huidige licenties is: staat op de flacon: www.panouge.com. Is het belangrijk? Nope. Maar ik ben – van historisch oogpunt gezien – altijd benieuwd naar de omzwervingen van deze licenties na de dood van de naamdrager.
Wel weer wat geleerd, Jacques Fath (1912-1954) de couturier, in de vintage parfumwereld heldenstatus genietend vanwege zijn Iris Gris (1946) en Green Water (1947) lanceerde zijn eerste parfum vlak na de bevrijding, die niet in tegenstelling tot geuren van de concurrent de vrede vierde – Patou: L’Heure Attendue, Shiaparelli: Le Roy Soleil, Balmain Vent Vert, Nina Ricci Coeur Joie – maar vreemd genoeg Chasuble. Betekenis: kazuifel. Ofwel, voor diegenen die geen link what so ever hebben met de katholieke eredienst; mouwloos opperkleed gedragen door de priester tijdens de eucharistie. Vreemd, ludiek en zou nu ook niet misstaan als parfumnaam van een indy label. Opvallend: toen ‘ook al’ te koop in Canada zoals op oude advertenties te zien is.
Anyway, het merk als parfumlabel is sinds 2016 serieus weer terug met Faith’s Essentials. Het is een toonbeeld van AN 2.0: Affordable Niche 2.0. Kloeke flacons, met een klassieke look die uitstraalt dat het merk al ‘best lang’ bestaat, af en toe benadrukt door een geur waarvan de naam refereert aan oude bekende: L’Iris de Fath (2018).
Fath heeft de smaak in ieder geval te pakken: Rosso Epicureo, L’Orée du Bois, Les Frivoltés & Lilas Exquis(allemaal 2017), Red Shoes, Velours Boisé, Le Loden & Tempête d’Automne (allemaal 2018). Ook leuk: een 15-ml-variatie in het assortiment – zouden meer merken moeten doen.
Omdat ik geuren meestal at random koop – uitgangspunt: ben benieuwd, verras me maar, of: ik heb weer zin in een bepaald soort geur – werd het Lilas Exquis, omdat ik zin had in een seringgeur. Had ik me er dieper in verdiept, dan had ik Le Loden gekocht – na even denken schoot me het weer te binnen – naam van de gelijknamige dikke wollen waterdichte stof. Hoe vertaal je dat in geur? Een wollen trui die geperst wordt? Ik ga de importeur om een proefje vragen.
In Attar AT sprak ik het ‘verlangen’ uit om weer eens uit om getrakteerd te worden op een weldadig boeket. Ik moet zeggen: Lilas Exquis komt aardig in de buurt. Drie redenen: je ruikt de sering goed – moet natuurlijk ook. Zoet, poederig, zonnig en een ietsiepietsie gekruid. Twee: originele toevoegingen aan het boeket: (wilde) hyacint, lindenbloesem. Drie: de volle afronding. Grappig: de eerste indruk doet ‘rood-fruitig’ aan, maar dieper inhalerend ruik je twee blommekes die zo lekker het begin van de lente weet uit te drukken: hyacint en wilde hyacint (blue bells) met een flinke scheut bergamot erbij. In het hart ís het lente: een volle, beetje gekruide sering die vervolgens een luchtig-fris component krijgt door magnolia en – daar-is-ie – lindebloesems met haar mooie warme honig-hooiachtige noot. Je ziet het boeket in een vaas voor je. Het viooltjes-room-akkoord kan ik niet echt plaatsen, of het moet de onderliggende zoetheid zijn. Lekker hoor die basis met ambrette (mooi warm, met zijn ‘natuurlijk’ muskachtige noot) die ook garandeert dat de witte musk, ambroxan en ‘houtzijde’ niet de overhand krijgen, dus geen scherp laundry-effect in the end.
Alleen: Lilas Exquis wordt verkocht als parfum, dus niet eau de parfum. Dát gaat er bij mij niet in: hoe lekker ook; ik heb een ‘eau de toiette-gevoel’. Een parfum/extract moet voller, gelaagder en indrukwekkender zijn.
Ik had de laatste tijd een, discussie is een groot woord, gedachtewisseling met www.parfumaria.com over La Collection Particulière de Christian Dior. Dit naar aanleiding van Vanilla Diorama (2021). Zijn deze geuren nog als niche te omschrijven? Moeilijk. Moeilijk. Ja: gezien de kwaliteit aan ingrediënten. Nee: gezien, het wel heel erg breed uitzetten van deze lijn op socials en winkelvloeren van luxe warenhuizen. Drie jaar geleden zag ik bij Macy’s New York dat zelfs de liften van top tot teen driedimensionaal met flat screens ‘gevuld’ waren met daarop de diverse geuren volop in ‘bloeiende’ beweging‘. Indrukwekkend.
Maar moet dat nu? Ik vind, misschien old school gedacht, dat je niche zelf moet ontdekken. En dat je je hierbij niet direct door grote namen moet laten leiden. En dat is met Dior natuurlijk onmogelijk. Die kom je werkelijk overal tegen tegenwoordig. Online en ook in het echt – as we speak is er wel ergens een mega-expositie waarin de wereld van Dior in full splendor wordt geëtaleerd.
Met zo’n naam – die bij een heel groot publiek garant staat voor vertrouwd, zekerheid en kwaliteit – kun je wat geuren betreft niet helemaal losgaan. Zegt men. Moet je toch binnen het klassieke kader blijven. Vind men. Het grote publiek mag het dan als niche zien, voor perfume insiders blijft het categorie prestige.
Wat me opvalt: de spagaat in de naamgeving bij La Collection Particulière. Van de ene kant poëtisch en daardoor sort of nieuwsgierigmakend: Balade Sauvage, Belle de Jour, Jardin des Anges, Rose Gipsy, Sakura en Souffle de Soi. Van de andere kant: niet moeilijk doen, gewoon sec bij de naam noemen: Purple Oud, Santal Noir en Thé Cachemire (allemaal uit 20217). En dan af en toe een geur die met de naam speelt en/of aan het leven van de couturier refereert: Diorissima (idem). Wat is de toegevoegde waarde van de laatste? We hadden toch al Dioramaen Diorissimo?
Imaginair toetje
In deze categorie valt ook Vanilla Diorama. In verband met een journalistiek artikel ‘moest’ ik ooit twee boeken over het leven van monsieur Dior lezen, maar het is me niet bijgebleven dat VanillaDiorama een van zijn favoriete desserts was. Misschien heb ik er wel overheen gelezen want: er niet echt op naar zoek. Hij schijnt zo te zijn dat het restaurant Maxim’s Paris dit dessert speciaal voor hem heeft gemaakt.
Alleen – hoe kan dat nou? – er bestaat volgens Dior geen afbeelding of gedetailleerde beschrijving. Vind ik op zijn zachtst gezegd vreemd. Een restaurant met zo’n reputatie en legendarische clientèle, die bewaart uit trots en historisch besef toch al zijn ‘geheimen’? Ik zou zeggen: dieper graven. Anyway, de geur haakt slim op de nog steeds populaire gourmandtrend.
En de storytelling begrijpt iedereen. Terzijde: ik weet het niet meer, maar wordt het bij de counters in de parfumerie nog gedaan – een ontstaansverhaal vertellen? Onmogelijk volgens mij. Neem alleen de verhalen van alle Diorgeuren. Je kunt je afvragen of klanten nog geïnteresseerd zijn. Het is volgens mij eerder een dingetje waar de marketingafdeling geen afscheid van kan nemen. Want het staat anders zo kaal voor de pers en influencers.
Une amuse gueule pour monsieur Dior
Vanilla Diorama is precies hoe vanille als een prestige/niche-geur moet ruiken: zoet, zeer zoet, royaal, romig, smeuïg met een houtaccent om niet te glad, te plat en te eendimensionaal te eindigen. Leuk de opening: alsof je door een lichte citrusregen van sinaasappel en citroen heen, de vanille ruikt. Maar gelukkig ruik je meer: kardemon en roze peper geven een extra kickstart.
Het houtaccent in dit geval is patchoeli en sandelhout. Samen resulteert dat in een mooie warme amber-ondertoon die ervoor zorgt dat de zoetheid niet uit de bocht vliegt en die op het eind een poederig effect garandeert. Ik bespeur ook een lichte rum-noot (of is dit verbeelding?) Het geeft het geheel een licht tropisch zwoel effect zonder dat het te tropical, te Escada-zomergeurcocktail wordt.
Conclusie: het klopt allemaal, maar het geheel is ook saai en braaf. Maar dat is typisch François Demachy, ‘de ambtenaar’ onder de neuzen. Hij verstaat zijn vak, maar het gaat allemaal langs de lijnen der geleidelijkheid, volgens beproefd recept.
Daarom ben ik benieuwd naar de opvolger van Demachy – hij gaat met pensioen: Francis Kurkdjian. Wordt hij schatbewaarder of krijgt hij kans om zijn creatieve kant te benadrukken en écht te verbazen? Met dien verstande dat parfumcreatie nu wel zijn beperkingen en grenzen heeft bereikt (van AI moet wat dat betreft ook niet te veel verwacht worden). Innovatie en vernieuwing in parfumcreatie is nu vooral een kwestie van hoe je naar het metier kijkt. Ooit zette Dior de trend in plaats van ze te volgen. Hopelijk krijgt Kurkdjian ook die kans.
‘Die geur; dat is hoe liefde ruikt. Zou het flesje niet willen inruilen voor een vriendin’. Klinkt nogal al heftig. Moet wel gezegd: de schrijver van dit appje (afgelopen donderdag verstuurd) is net gestopt met een relatie, en omschrijft haar als ‘mijn huidige ex’.
Maar toch. Zo hoort het. Zo kun je geur ook ondergaan, beschrijven: niet als clichéverzameling van kreten en marketing-gewauwel die je hebt van horen en zeggen, en vaak te horen is op YouTube-geurrecensies. Wél als een mengeling van verschillende emoties die je ondergaat terwijl je een geur in je ‘opneemt’.
Over welke geur hebben we het in dit geval? Héritage van Guerlain (1992). Over welke persoon hebben we het? Nou, over een van mijn beste vrienden, die – moet gezegd – een heel bijzondere relatie met parfum heeft. Stel je hem er een voor, dan vindt er een – vind het woord verschrikkelijk, want uit zijn verband gerukt en te veel en te vaak gebruikt – ritueel plaats. Hij sprayt de geur op zijn pols, brengt die naar zijn neus, inhaleert en sluit zijn ogen. Vervolgens mag ik een tijdje niets zeggen. Stilte vereist.
blenden avant la lettre
En dan gebeurt het: hij geeft zijn mening… ‘Auf Flüglen des Gesanges’ (copyright Heinrich Heine). Als hij het niets vindt; dat ruikt hij direct, zo’n geur krijgt niet eens de kans om zijn polsen te ‘bevochtigen’. Zo zei hij onlangs over een als kerstcadeau gekregen (een mij onbekende) Hugo Boss: ‘Zelfs onwaardig was als wc-verfrisser. Uitroepteken!’
De Héritage-flacon (voor nog maar een vierde gevuld) was honderd procent vintage dus niet hergeformuleerd en afkomstig uit de nalatenschap van de recent overleden moeder van een vriendin van me (waarover een andere keer meer; ik heb parfumrestanten gekregen). Ik rook hem ook nog een paar keer op de fiets (in de ‘nalatenschap’ zaten ook nog twee monsters van de geur in minivorm van de originele flacon) op weg naar hem, en genoot weer met volle teugen.
Héritage is echt classic Guerlain. Je ruikt eerst de zalig-zonnige klassieke bergamotopening, dan komt er een onbestemde kruidige noot naar boven – een mengeling van tijm, salie en rozemarijn; althans zo lijkt het – ‘gedroogd’ door wierook plus een peperige noot. Vervolgens daalt de geur in en kom je terecht in een zalig-zoete zalvende amberbasis die na verloop van tijd poederig, maar niet tuttig wordt. Het donkere bos-gevoel bij een ondergaande zon blijft bestaan. Het gemoed: volle tevredenheid omdat je kwaliteit en liefde voor het vak ruikt – een steeds zelden wordende ‘deugd’.
Ik las ooit op het uit de lucht gehaalde www.monsieurguerlain.com dat Jean-Paul Guerlain Héritage had samengesteld uit een combinatie van zijn geliefdste Guerlain-klassiekkers, als met het spelen met het legendarische parfum-repertoire van het huis. Blenden van bestaande geuren was toen een originele gedachte en werd (ook nu nog) als heiligschennis gezien; en ik heb er mijn eigen huis aan te danken; le bienaimé – ik heropen hem binnenkort met een serie Eaubades, maar dat terzijde, maar we houden u op de hoogte. En niche moest nog uitgevonden worden.
Jean-Paul Guerlain heeft gelijk met zijn Héritage. Toch blijft het een soort van wishful thinking/smelling: als je wilt ruikt je het allemaal. De lavendelnoot van Jicky. De hesperide-prikkeling én gulle warmte van Habit Rouge. Zelfs een whiff van de kruidigheid van Derby. En – als het dan echt moet – ook een back to the future-idee, want in het Arsène Lupin-duo uit 2010 (niet de Netflex-serie) ruik je ook echo’s van de klassieke Guerlain-signatuur.
Maar het allermooiste aan Héritage, is dat je toch een time warp maakt – ‘toe opa vertel nog eens’ – het is de tijd van de opkomst van de nieuwe zakenman, die strak in het pak van Armani de helikopter pakt, maar thuis in zijn tweede huis dans la campagne zich pas echt thuis, comfortabel voelt. En dat gevoel van hout, bos, warmte ruik je allemaal in deze geur, toen een prestigegeur eigenlijk niche was. Daar is niets ‘toe opa vertel nog eens’-ouderwets aan, want deze kruidig-aromatische versiertoer doet vertrouwelijk aan, die heel veel mannen en vrouwen en, nou vooruit, ‘in betweeners’ nog steeds aangenaam zullen vinden. By the way: nog steeds te koop.
Het valt me op dat ik steeds luier word om te verdiepen in de achtergrond van parfummerken. De reden: het zijn er gewoon te veel geworden en op inhoud en invulling te vaak te veel van hetzelfde. Geldt dus ook voor namen die geuren krijgen. De lol is er wel een beetje af. Maar bij Hacivat, moest ik wel; wat betekent dit in hemelsnaam? De eerste gedachte: zeker de Latijnse benaming van een (wel of nog net niet uitgestorven) beest dat ik nog niet ken, dus ‘moest’ die wel van Zoologist zijn: op het proefje geleverd door www.parfumaria.com stond alleen de naam, niet de producent.
Bij het www-en kwam ik er direct achter dat ik fout zat. Hacivat (eerst bekend als ‘Hacı İvaz’ wat ‘Ivaz de pelgrim’ betekent; soms geschreven als Hacivad op de foto rechts afgebeeld) is een van de hoofdpersonages uit het traditionele Turkse schaduwspel populair tijdens het Ottomaanse rijk (anno 1299 dat na de Eerste Wereldoorlog in 1922 ophield te bestaan en vervolgens werd opgesplitst).Het andere ‘silhouet’-karakter heet Karagöz; zwartoog in het Turks) en is inderdaad ook de naam van een Nishane-geur; Karagoz).
Havicat staat voor de goed opgeleide, welgemanierde, vlot pratende aristocraat. Karagöz vertegenwoordigt de moraal en het gezond verstand van het publiek. Ben benieuwd hoe heden ten dage de Turkse premier Recep Tayyip Erdoğan hier naar kijkt en of Karagöz hem af en toe op de hak neemt. Maar ik dwaal af. want nu we toch bezig zijn: wat betekent Nishane eigenlijk? Nooit bij stilgestaan tot nu. Wat blijkt? Insigne, ofwel onderscheidingsteken voor rang of verdienste. Valt me niet tegen.
De geuren van dit merk trouwens ook niet. Sterker, I love them. Ze hebben iets brutaals en tegelijkertijd is de boodschap dat het merk heeft in zekere zin bescheiden – níet dat het het eerst niche parfumbrand uit Turkije is; ik weet niet of dat klopt; moet ik dit ook weer uitzoeken? – in vergelijk met bijvoorbeeld de zelf-feliciterende druktemakers zoals Guerlain, Dior, Mona di Orio en bijvoorbeeld Amouage die je constant vertellen wat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn: kwaliteit en expertise ‘mede mogelijk gemaakt’ door de beste ingrediënten.
De prijs is pittig. Enigszins logisch want de inmiddels 29 geuren zijn allemaal een ‘extrait de parfum’. 50 ml vanaf € 170,00 tot en met € 450,00. Ik snap het dan ook niet dat sommige sites stunten met kortingen van 40 procent. Hoe komen ze eraan? Via de achterdeur? Van de vrachtwagen gevallen? Ik bedoel: daar gaat je winst als middenstander als je de geuren via de officiële kanalen koopt. Of zouden het neppers à la Notino zijn?
In ieder geval Hacivat is lekker. Het idee erachter: ‘Een eerbetoon aan elegantie, vriendelijkheid, bekwaamheid en liefde voor de kunst’. Daar kan niemand wat op tegen hebben, toch? Verder: ‘Geïnspireerd door het traditionele schaduwspelkarakter, zal deze chypre je helpen in je beste dromen te leven door de eeuwige sprankeling van zijn vreugdevolle structuur’.
Die ‘eeuwige’ sprankeling ervaar je direct: de mix van bergamot en grapefruit is over het algemeen slaapverwekkend saai of aangenaam vertrouwd, het is maar hoe je ‘erin’ staat, Voor mij meestal: alsof je naar een uitzending van The Voice kijkt. Maar als je daar ananas aan toevoegt dan krijg je een heerlijk fruitige sprankeling met een exotisch ondertoontje.
By the way: I love pineapple – mierzoet, zonnig, gebrande suiker, sensueel; een soort samenballen van alle zoete citrusvruchten verrijkt met kokos-en vanille-accenten. Dan komt de jasmijn tevoorschijn, die zich bescheiden opstelt, want het zijn de houttonen die het ‘totaalplaatje’ bepalen. Een mix van patchoeli, cederhout, ‘blank’ en ‘droog’ hout en eikenmos. Inderdaad veel hout, maar aangenaam hout. Voor mij een melange die doet denken aan de houtachtige chypres die midden jaren zeventig werden gemaakt: denk Rochas’ Mystère, denk Guerlains Parure.
Even een misverstand uit de wereld: doordat ik het de laatste tijd ‘nogal eens’ heb over geursensaties die richting vies nijgen, wil ik niet de indruk wekken dat ik een ‘gewoon gezellige’ bloemengeur niet – meer – op zijn waarde weet te schatten. Integendeel, ik zeg: ‘Kom maar op!’
Dan heb ik het niet over geuren waarin in één bloem de show steelt: de ‘pure’ roos, de ‘pure’ pioenroos, de ‘pure’ jasmijn, de ‘pure’ oranjebloesem, de ‘pure’ enz. enz. – dat kennen we nu we wel. Maar wél over een elegante combinatie van deze solifleurs uitgebreid met wat ‘pure’ lelietjes-van-dalen, ‘pure’ narcissen, ‘pure’ hyacinten en ‘pure’ sering. Kortom, een klassiek boeket verbluffend-vernieuwend geschikt. We wachten af.
‘Tot die tijd’, moet ik bekennen dat ik behoorlijk onder de indruk ben van Attar AT (uit 2017; dat ik’m niet eerder heb geroken is een – nu volgt een bespottelijke overdrijving helemaal in lijn met het huidige tijdsgewricht – misdaad tegen de menselijkheid). De inspiratiebron doet er in feite niet toe, maar ik vermeld het toch even omdat het zo ongelooflijk ‘LVMH-marketing’ aandoet. Misschien is het wel in het echt ‘gebeurd’, maar bij Andy Tauer ga ik twijfelen omdat deze storytelling niet bij hem past en hij het ook niet echt nodig heeft.
‘Op een mooie avond werd ik uitgenodigd voor thee in de Saoedische woestijn (ik zou toch graag willen weten door wie), samen met parfumliefhebbers en vrienden (ook benieuwd naar). We bespraken de wereld van oudh en attar. We hebben gepraat en geroken, en keek naar de zon die zich achter de duinen verschuilde. Ik zal het nooit vergeten. Thuisgekomen moest ik gewoon verder werken aan een attar: donker, Arabisch, ruig, sterk maar niet te schreeuwerig. Ik wilde een attar die verder ging dan het gewone. Ik wilde dat Attar AT met een element van bescheidenheid kwam’.
Wat de laatste zin betreft: begrijp ik niet. Want een attar is ‘in principe’ onbescheiden; ‘moet’ walmen en roken. Dit mag dan zijn advies zijn: ‘Eén druppel op elke arm is genoeg om de dag met je mee te gaan, terwijl de geur dicht op de huid blijft’; ik ‘verdriedubbel’ het graag.
Want dat gaat de geur helemaal los, en nog meer wanneer het buiten broeierig en droog-warm is volgens mij. Ik ga het toch een keer checken: een attar in de woestijn ruiken om te ervaren of een geur zich dan echt anders gedraagt.
Mijn moeite met deze attar: ik haal de jasmijn er niet echt uit. Weet niet wat zijn rol is. Om de dierlijke ingrediënten te versterken of te verlichten? Feit is dat je na het aanbrengen direct diep in het hout zit. Ik ervaar eerst voornamelijk vetiver met ander ondefinieerbaar droog hout, overgoten – zo lijkt het – door een hele, hele donkere cistus labdanum die richting teer gaat (is dit de berkenteer?). Daarna zorgt sandelhout voor een soort van smeuïgheid. Dat wil niet zeggen dat het hout gaat smelten, maar wordt wel sort of van fluïde.
Dan komt de dierlijk-viezige noot naar boven drijven. Opgegeven ingrediënten: leer, berkenteer, bevergeil (zou het de echte zijn?). Donker, warm en vooral rokerig. En opvallend: geen kruiden om het geheel te spicen. Het fijne: als ik het ruik, krijg ik zo’n intens tevreden gevoel en vraag (me al langer) af hoe een pure attar van roos, lelie en water ruikt. Kom ik binnenkort achter. Heb een ‘local’ uit India leren kennen in good old Drenthe, die bij zijn volgende reis een paar flaconnetjes voor mij meeneemt.
Attar AT is een olfactorische sensatie die je blind in je moet opnemen, inademen en dan je gedachten de vrije loop laten. Je zult verbaasd zijn wat er allemaal in je opkomt. For good. For worse. For worse. For good.
DE MAN DIE EEN REVOLUTIE IN DE PARFUMERIE TEWEEGBRACHT
R.I.P: REST IN PERFUME, REST IN PEACE
The Big Bang-editie: midden links
Had ik niet verwacht, niemand eigenlijk: in het jaar dat zijn premièreparfum – Angel – zijn dertigjarig bestaan viert, overlijdt de bedenker en naamdrager: Thierry Mugler, deze fantastische en – cliché I know – compromisloze ontwerper die zélf de afgelopen twee decennia een opvallende transitie doormaakte. Van een A*Men (zijn eerste mannengeur), dus een gewone, slanke aantrekkelijke man, naar een opgeblazen, über-gespierde Alien (naam van zijn tweede geur; ook voor de man), een uiteengespatte spierbundel, een karikatuur; een experiment, een mislukte schets voor een humanoid.
Voor mij onbegrijpelijk, maar daar gaat het niet om. Feit is, dat hij in de parfumerie voor een nieuwe standaard heeft gezorgd – en dat is knap, want dat gebeurt zelden – met de introductie van gourmand, ofwel een parfum geïnspireerd op geuren en aroma’s die je in de fijne banketbakker ruikt.
En dat deed hij op onorthodoxe wijze, door een aantal bijna vergeten gebruiken in de parfumerie te herstellen overgoten met een Hollywoodsaus. Dat moest ook wel, want Mugler had een ‘wereldvreemd’ beeld van vrouwen. Geen treurigstemmende burgertrutdoorsnee maar bigger than life-versies met een fetish randje die hij vanaf de jaren negentig steeds verder verfijnde: de femme fatale, de diva, de stoeipoes, de keiharde zakenbitch, de sirene, de sprookjesprinses, de vamp, de gothic princess, de heilige, de onschuldige belle of the ball. Voor al deze vrouwen en die vrouwen die het in het diepst van hun gedachten willen zijn (de meeste dus) lanceerde hij in 1992 Angel. Slogan: ‘Méfiez-vous des Anges’.
Naar verluidt liet hij zijn publiek zo lang – zijn directe concurrent Claude Montana lanceerde zijn inmiddels bijna vergeten Parfum de Peau in 1986 – omdat hij parfum serieus nam en niet als een product dat je lanceert, promoot, om het snel te vervangen door een nieuw (daar is hij anders over gaan denken; al die variaties die op Angel verschenen: ik ben de tel verloren).
De flacon gevormd naar een hemelse ster – volgens Mugler aards symbool van schittering en succes – is door hem zelf ontworpen en sommige edities zijn navulbaar; in veel parfumerieën staat een ‘engelbewaarder’ waar je je lege flacon weer kunt bijvullen (en er is een loyaliteitsprogramma; Mugler The Circle).
Een gezegende geur
Met deze bewaarder/’fontein’ werd een oud gebruik in de parfumwereld in ere hersteld. Ik weet niet of sinds de overname door L’Oréal van Muglerparfums (van Clarins) deze verkoopmode nog wordt gehanteerd. Nog een nadeel van de L’Oréal-deal: de compositie is aangepast, volgens sommige Angel-aficionado’s met rampzalig gevolg. En de voornaam is na de overname vervallen.
Angel is vernieuwend-revolutionair door aan het oriëntaalse patchoeli-motief vernieuwende noten afkomstig uit de patisserie toe te voegen. Denk honing, karamel en chocolade – natuurlijk in overdrive. Nu is dit gourmandthema zó uitgekauwd, dat ik het bijna niet meer kan ruiken. Alhoewel – Candy van Prada met zijn mix van karamel en gelaagde benzoïne (zonder dat het te kleverig wordt) vind ik de laatste tijd weer lekker warm.
Dat Angel zich heeft weten te nestelen in de top – en er nog steeds zit – komt natuurlijk ook door de opvallende campagnes en de limited editions (zoals Big Bang voor de millenniumwissel en het twintigjarig bestaan). Die doen precies wat parfum vermag: clichés tarten of juist vet bevestigen, verwondering oproepen en prikkelen.
Opvallend: de eerste geur die een ontwerper presenteert is ook vaak de beste, de bestverkopende. Geldt eveneens voor A*Men (1996). Hier manifesteert zich een ander succesingrediënt van Thierry Mugler: hij liet de mensen (en zijn modellen lachen). Geen depri heroine-chic en hologige gothic, nee ‘when you smile, I can see, you were born, born for me… ‘.
Zie je terug in deze mannengeur. A*Men kun je lezen als ‘een man’ of als ‘amen’, de zegen die je na het gebed uitspreekt. Mugler bedoelt waarschijnlijk beide, want A*Men (geflankeerd door een reeks interessante variaties waarvan sommige nog steeds te koop) is een geur voor mannen gezegend met een gezonde dosis lef, humor en viriliteit: je ruikt’m wanneer iemand hem draagt. Let trouwens op de flacon: chic, hypermodern en perfect passend in het Angel-universum: de ster ‘uit’ dit parfum vind je ‘in’ de flacon als een ingeslagen meteoor terug. En de geur: bijna een Angel-kloon maar door een flinke scheut koffie ‘mannelijk’ gemaakt.
De onlangs op 91jarige overleden Nino Cerruti was een zeer aimabel man. Finesse, karakter en beschaafd – every inch a gentleman met die vanzelfsprekende Italiaanse quasi-nonchalante flair, het tegenovergestelde van de klassieke Italiaanse ijdeltuit-macho.
Ik heb dat mogen ervaren tijdens de lancering van Image in 1998. Ik was door hem – lees: Unilever – uitgenodigd (en Anneke Smit; hoofdredacteur van het Pour Vous-magazine waarvoor ik freelancete) om naar Berlijn te komen om drie dagen te genieten van de stad die na de val van de Muur door veel hippe designers werd gezien als de stad van de toekomst. Ik ben er geweest voor introducties van Hugo Boss, Davidoff en Joop!.
Cerruti had het beste hotel van de stad uitgekozen – Adlon – waarvan ik wist dat Wolfgang Joop er een privésuite had (tijdens de presentatie van Rococo is het me niet gelukt hem te versieren; het klikte niet, ik had er echt heel veel voor over om zijn Tamara de Lempicka’s in het echt te zien).
Anyway, ik kan me het interview herinneren. Wat me vooral is bijgebleven, is hoe hij – ‘You can say Nino’ – over de inspiratie van Image vertelde. Het leek alsof hij het allemaal in de suite van het hotel à l’improviste uit zijn mouw schudde. I was impressed. Toen ik later op mijn hotelkamer de persmap vond, trof ik de door hem uitgesproken zinnen letterlijk terug. Zelfs hij, de grote Nino, ontkwam niet aan de dictatuur van de marketing – toen al.
Hij begon te glimlachen, toen ik hem vertelde dat zijn eerst geur zo’n beetje mijn introductie was met de fijnere geuren, samen met die van Chanel (Pour Homme), Lancôme (Balafre), Jacomo (Pour Homme) en Guerlain (Jicky). Laatste gebruikte een schoolvriendin van me – die was er vroeg bij; niet slecht voor een echte, trotse boerendochter. Gevolgd door mijn vraag of hij het ook niet jammer vond, dat zijn Pour Homme niet meer leverbaar was. Hij beaamde het.
Every inch
Daarna vertelde ik hem een anekdote – ooit was ik gevraagd door de redactie van (volgens mij) de voorloper van de Vijf Uur Show of ik in hun programma iets wilde vertellen over deze geur. Want ze hadden het plan om deze (toen al niet meer verkrijgbare geur) eenmalig opnieuw te maken in het kader van hun ‘wensrubriek’. Ik vroeg: ‘Hoeveel ga ik hiermee verdienen?’ Nee, dat moest pro deo; het was toch een perfecte etalage voor mij? Ik vroeg het redactielid of Martine van Os ook als vrijwilliger voor het programma werkte? Daarop had ze geen antwoord.
Grappig: Van Os belde me later om het er nog eens over te hebben. Ik was niet te vermurwen. Heb later vernomen dat de parfumeur Martin Gras voor de ‘re-creatie’ zorgde. Ben er nooit achter gekomen wie de oorspronkelijke neus is geweest. Hij lachte beleefd. Ook om mijn opmerking waarom hij zelf niet het model van de campagne was geweest, ik bedoel…
Anyway, Nino Cerruti Pour Homme – slogan ‘l’envie de jouer’ – is de eerste signature scent van een Italiaanse luxe prêt-à-portermerk – Armani, Valentino en Versace begonnen hiermee ‘pas’ midden jaren tachtig. Grappig: ik heb de geur niet bij de hand. Maar als ik mijn ogen sluit, dan ruik ik hem weer, moet ik denken aan een vriend van mij in Amsterdam die de geur ook gebruikte, als geur-groentje en provinciaaltje vond ik dat spannend, werelds en interessant.
a gentleman
Het verhaal gaat dat de geur in eerste instantie voor de vrouw was bedoeld. Daar kan ik me iets bij voorstellen. Ondanks de ferme frisse groenheid – wat dat betreft heeft het overeenkomsten met Geoffrey Beene’s Grey Flannel – waren het de heldere, crispy bloemen – ingebed door kruidige noten – die het geheel op een chique manier begeleiden.
Geldt misschien minder voor de afronding: de schitterende sillage van musk, benzoïne, cederhout en amber zorgde samen voor een aanhoudend, prikkelend-riekend ‘zweetresidu’ dat ik later ook aantrof in Yves Saint Laurents Kouros en Van Cleef & Arpels’ Pour Homme. Gewoon chic, gewoon klasse. In retroperspectief: niche.
Helaas, leiden de recente geuren die onder de naam Nino Cerruti worden verkocht, aan hetzelfde euvel van zoveel parfumbrands: ongeïnspireerde tax free parfumprut. De namen zeggen al genoeg: Bella Notte Man, dus ook Bella Notte woman (2014), Cerruti 1881 Sport (2016) en – we hebben zo’n zin in vakantie – Cerruti 1881 Riviera (2019). Vraag me echt af waarom de nieuwe eigenaren (Designer Perfumes) nog niet in niche zijn gestapt. Als Roberto Cavalli en Chopard (alle twee, gelijk Cerruti, ooit onderdeel van Unilever, daarna Coty’s geurenportfolio) het doen…
Mocht je overwegen de geur alsnog te willen kopen: Kassa! Op Etsy in de aanbieding 125 ml € 599,90, 75ml€ 400,00. Ongeopend. Lijkt me vanzelfsprekend.
PLUS: EEN VAN GEURENGOEROE’S HEFTIGSTE OLFACTORISCHE ERVARINGEN
Laten we eens een keer op niveau beginnen en Shakespeare citeren: Fair is Foul, Foul is Fair. Wordt voorgedragen door de drie heksen aan het begin van het toneelstuk Macbeth (première 1606). Hiermee wil Shakespeare aantonen dat wat als goed wordt beschouwd, in feite slecht is en wat als slecht wordt beschouwd, eigenlijk goed is. Via een geitenpaadje kun je dit ook toepassen op geur door het stellen van de vraag: wanneer gaat lekker over in vies, vies over in lekker?
Dat is – met zoals zoveel dingen – persoonlijk. Dus betrekken we het op onszelf. Ik vind dat de meeste wasmiddelen je ‘geurtechnisch’ niet in een droomweide doen belanden – een geliefd beeld in deze industrie. Ik ruik eerder een ‘keiharde’ scherpe witte musk ‘met de geur van katoen’, met iets penetrant ondefinieerbaar viezigs hangend op de achtergrond. Soms vermengd met een vleugje kermissnoepgoed dat voor bloemen moet doorgaan. Wat als ‘goed’ wordt voorgesteld vind ik ‘slecht’.
Waar ik ook onpasselijk van wordt: een drukbezochte parfumerie zonder luchtververser – je wordt overmand door een te veel rondspuiten samengebald in een onzichtbaar en ondoordringbaar wee-penetrant wolkdek. Ook weer associaties oproepend met te veel witte musk maar dan gecombineerd met C16 H28 O, cetalox, grisalva, ambrox, amberlyn en ambroxan en al die andere synthetische variaties op ambergris.
Wat ik wel lekker vind, daar lopen de meesten mensen niet mee weg. Nog niet. Van de week rook ik het weer terwijl ik de hond uitliet: door de mist heen, ijzige koude lucht, hooi vermengd met koeienmest en humus. Het heeft iets aards, animaals en oer, dit keer perfect gedoseerd en dus aangenaam: even diep inademen. In de parfumindustrie zijn, zoals bekend, ingrediënten met het vermogen dierlijke geursporen te verspreiden sinds met midden van de jaren zeventig verboden: musk, civet en bevergeil.
Nu is er, zo blijkt, al millennia-lang een alternatief (het was in het oude Egypte al bekend), dat langzamerhand de parfumlaboratoria begint binnen te druppelen: de excrementen van de hyrax (die worden geoogst zonder het beest te kwellen of gevangen te houden). Ik werd er voor het eerst, ik denk tien jaar geleden op geattendeerd door Marc-Antonio Corticchiato van Parfum d’Empire – je weet wel die geweldige neus die zich in eerste instantie liet inspireren door historische gebeurtenissen, personen en dieren.
Ga je al www-ent op zoek naar meer info over de hyrax dan kom je snel terecht bij de African Wildlife Foundation. Op https://www.awf.org/wildlife-conservation/hyrax wordt echter, merkwaardigerwijze, geen melding gemaakt van de sensualiteit – in de ware zin van het woord – oproepende vermogens van deze grondstof, afkomstig van het dier dat bij ons ook bekend is als de klipdas.
Het oogsten van hyraceum
Hoe ontstaat het? Het rotsachtige materiaal waarop de hyrax zijn uitwerpselen en urine achterlaat – ook wel Afrika Stone genoemd – versteend; wordt bruis en broos (maar verhardt ook) en tijdens het extractieproces samengedrukt. De donkere olie die eruit stroomt, wordt behandeld met hexaan (koolwaterstof), vervolgens bevroren en gefilterd. Er volgt een rijpingsfase, totdat een harsachtig absoluut ontstaat. Die openbaart een dierlijke, diep-complex gefermenteerde geur met elementen van musk, castoreum, civet, tabak en oudh. Zo wil ik het horen.
Als je ingrediëntensites moet geloven, kunnen sommige van deze excrementen 50.000 jaar oud zijn en hierdoor als het ware authentiek oermateriaal onthullen, want net zoals barnsteen van de Pinus succinifera behoudt hyrax-fossiel zijn geur (dat wist ik dus niet van de Pinus succinifera).
Na al deze verdieping in de materie, was ik benieuwd naar Hyrax van Zoologist, maar ook ‘angstvallig’ gezien mijn ervaring met hun Civet. De inspiratie van Zoologist: ‘De Afrikaanse zon klimt naar zijn plek in de ochtendhemel en reikt over een bergketen om een brede, platte rots te strelen. Uit de schaduw van een smalle spleet verschijnt een hyrax-familie, waarbij heet stof de glans van hun gouden vacht dof maakt. Ze nestelen zich op de warme rots om te zonnebaden, maar blijven altijd waakzaam. De schaduw van een stijgende adelaar snelt over de grond. Met een dringende gil gaat het alarm – de kolonie haast zich om dekking te zoeken. Terwijl de hitte van de zinderende zon toeneemt, komen oude aroma’s vrij uit de verschroeide rotsen, de schaarse vegetatie en het versteende hyraceum (de officiële naam van het ingrediënt). Griezelig verstrengelen ze zich om een geur te vormen die zowel primitief als exotisch is, waarbij de dierlijke neigingen getemd worden door een ondertoon van zoete bloemen.’
Zoologist over de compositie: ‘De kern van Hyrax is een gedurfd, zelden gebruikt ingrediënt in de parfumkunst – Afrikaanse steen of hyraceum, die deze gewaagde, dierlijke geur zijn kenmerkende handtekening geeft. Dit unieke parfum combineert vakkundig (bescheidenheid blijft een deugd in de parfumindustrie) saffraan, roze peper, whisky, roos en musk om een abstract beeld op te roepen van een stoffig Afrikaans berglandschap. Net als de behendige hyraxen die uit bergspleten op zoek naar de zon op hun muskusachtige huid, zal de geur zich een weg banen naar je zintuigen.’
Moet gezegd: interessante compositie, maar in a way toch ook weer braaf. In de zin van: het is een beproefd en geliefd basisrecept voor een nichegeur: na een scherp-medicinale opening (wierook) worden saffraan en roos als hoofdversierders opgevoerd (saffraan is het nieuwe vanille in niche-kringen), omringd met donker-rokerige ingrediënten die garanderen dat de geur blijft hangen. Mijn eerste indruk: wierookharsdruppels gerold in zwoel zand. Voor de zekerheid, de eerste indruk van mijn partner: ‘Wierook!’
Ik krijg in ieder geval een prettig vintage-gevoel, want met andere ingrediënten wordt dezelfde weelde en gelaagdheid opgeroepen als de leren chypres uit de jaren veertig en vijftig gecombineerd met een vleugje nu.
Alleen net zoals met Civet: de misschien onterecht hoge verwachtingen bij mij kunnen alleen maar teleurstelling oproepen. Als je een geur Hyrax noemt en je bent bekend met de werking, dan moet je dat ruiken. En niet zo’n klein beetje ook. Dan wil je tijdens het genieten ervaren of het zich op de grens van goed en slecht, lekker of vies bevindt. En of de compositie naadloos in elkaar overloopt of juist uit de bocht vliegt van viezigheid. Het is er wel, die hint van dierlijkheid, maar voor mijn gevoel te veel getemd. Wetende dat het ‘erger’ kan zijn, houd ik de moed erin.
Je kunt met geuren niet alles oproepen wat je graag zou willen. En dat is vaak de mare tegenwoordig met ‘excentrieke’ parfumeurs: de fantasie is te groot, de techniek om dit te realiseren te beperkt. Of ze worden toch teruggeroepen door de commerciële afdeling – ‘Het geld moet ergens vandaan komen!’ – omdat die vindt dat de oorspronkelijke bedoeling van de parfumeur echt stinkt, wat dus ook de bedoeling was – ‘Dûh!’
Hoogste tijd dat ik the real stuff eens ga ruiken, en dat kan want inmiddels volop te koop. De omschrijving van http://www.hermitageoils.com bevalt me wel: ‘Een echte stinker van het extreme soort, zeer urinoir en fecaal van aroma en perfect voor een geestverruimende tinctuur.’
PS: Ik heb aan check, dubbel check, triple check gedaan, om me ervan te overtuigen dat ik toch niet ruik wat ik graag zou willen ruiken. Het wonder geschiedt niet bij mij. Geen primitief-exotische essence, maar gewoon een wierookachtige geur. Lekker dat wel, maar dat was nu juist niet de bedoeling.
Baloué-masker Ivoorkust
Grappig: de officiële persfoto van Hyrax doet me denken aan een zeer gedenkwaardige geur-ervaring. Ik werkte vroeger gratis en voor niets bij een kunsthandelaar – er kwam bijna niemand langs, dus kon ik werken aan mijn journalistieke ambities. Een van zijn specialisaties: houten beelden uit Afrika. Een keer vroeg hij mij of ik een partij van die maskers en voodoo- en voorouderbeelden naar zijn depot wou brengen. Zo gezegd zo gedaan.
En bij de opening gebeurde het: alsof je een heiligdom betrad. Het rook er zo intens naar hout: oud hout, ebbenhout, rozenhout, droog hout, vermolmd hout, verbrand hout… en het was ook nog eens dertig graden. Het duizelde me. Zoiets had ik nog nooit ervaren. Vergelijkbaar met een rondzwaaiend wierookvat in de kerk, maar droger en overweldigender. De beperkte grootte van de ruimte, versterkte het olfactorische bombardement. Het leek wel alsof het samengebalde parfum, jaren wachtend op het juiste moment, wou ontsnappen uit de kleine opslagplaats. Ik gebruik het woord niet graag in relatie met parfum, want het is verworden tot een cliché: magisch. Maar dat was het. En tevens voor mij ‘weer eens’ het bewijs dat je de olfactieve kracht van de natuur niet in een flacon kunt vatten.
Hierop voortbordurend: ik vond ooit tijdens ‘mijn Brusselse jaren’ een quasi-antieke klok op straat. Meegenomen in verband met een project. Telkens als ik thuiskwam, de dagen erna, rook ik een enorme sterke drooghout-geur met zoete nuances. Ik kon het niet direct plaatsen tot dat – ephinany! – het tot me doordrong. De klok was gemaakt van rozenhout dat zijn parfum gewoon bleef verspreiden. Heb hem ook meegenomen naar mijn vaste verblijfplaats op het Drentse platteland. Toen Maria van Geuren, de eerste keer langskwam in mijn dorp zei ze:’Wat ruikt het hier lekker, rozenhout?’ Mij was het inmiddels niet meer opgevallen, maar zij rook de klok die in de nok van de zolder opgeborgen lag in een verhuisdoos, door alle verdiepingen heen.