Het gebeurt niet vaak dat ik drie geuren van hetzelfde merk – bijna – achter elkaar bespreek. You lucky devil Hermès! Here we go. Vraag: wanneer is de verrassing bij een nieuwe geur het grootst? Volgens mij dat je afgaande op de naam – in het geval wanneer die de ingrediënten ‘blootgeeft’ – een soort van verwachting hebt, maar dat die dubbel en dwars wordt waargemaakt. Sterker, je krijgt een soort plezierige overrompeling, voelt je gelukprikkels intensiveren, je krijgt bijna kippenvel.
Had ik dus bij Myrrhe Eglantine. Jeetje, die egelantier is echt geweldig. Helemaal als je weet dat je de geur van de wilde roos niet aan de bloemblaadjes kunt onttrekken. Correct me if I’m wrong. Daarvoor moet je het parfumlaboratorium in.
Het mooie en schone aan de wilde roos? Voor mij: het is de zoetige zaligheid van de roos met een ruw randje. Beetje ongepolijst. Het is geen koningin (geliefde cliché-omschrijving voor de roos), maar, hoe moet je het zeggen, een soort van lage adel die als hofdame voor de koningin werkt. En waar de koningin eigenlijk jaloers op is omdat ze heeft wat haar zelf ontbreekt: geen pregoratief tuthola-arrogantie, maar een ongedwongen charme die je wel of niet meekrijgt ‘van huis uit’.
Vertaald in geur: een ‘natuurlijke’ roos die een beetje houtig, beetje groenig ruikt, met een zweem van meidoorn, met een zweem van honing. En toch delicaat. Dat straalt de Eglantine allemaal uit. Eerlijk gezegd, ontgaat me de Myrrhe (inderdaad mirre) een beetje. Je voelt wel een soort van ‘huideigen’ warmte met een lichte vanille-toets maar dat kan ook allemaal in de wilde roos zitten. Heb eerder de neiging om de naam om te draaien Eglantine Myrrhe.
Ik weet ook dat achter deze twee namen, een palet aan andere ingrediënten schuilgaat, want als je bij www.dehekserij.nl mirre en roos zou bestellen en dat zou mengen, dan ben je er nog niet. Bij lange niet. Terwijl Myrrhe Eglantine door zijn ogenschijnlijke eenvoud dat wel doet vermoeden. Dat is dus knap. Is ongeveer hetzelfde wanneer mensen beweren dat kinderen ‘net zoals Picasso’ kunnen tekenen en schilderen. Zo werkt het dus niet. Gelukkig maar.
Misschien moet ik Christine Nagel maar ‘weer eens’ bellen om te vragen wat ze allemaal heeft gedaan om tot dit ‘casual-chic’-resultaat te komen. En of ze Kelly Calèchein gedachten heeft meegenomen – ik ruik een soort van verwantschap. Effe opscheppen: we waren een tijdje on speaking terms – ‘Salut Christine, je te vois encore? J’ai quelques questions spécifiques’ – omdat ik haar zo vaak tegenkwam op lanceringen. Christine: ‘Quel Erique? Je ne me souviens plus vraiment de lui.’
Wat me altijd aan haar/van haar is bijgebleven: de eerste geur van Mauboussin: een slimme en elegante variatie op het gourmandparfum. En haar bijdrage aan Muglers B*Men – een van de eerste keren dat rabarber in een geur werd toegepast en ze me uitlegde hoe ze dat voor mekaar heeft gekregen.
BINNEN DE LIJNTJES VAN DE KLASSIEKE HERMÈS-‘HUISREGELS’
VERTROUWDE EN VEILIGE HERMÈS-FEEL
Het is soort van vreemd gesteld met de eerste drie Hermessences gemaakt door Christine Nagel. Vind ik. Agar Ebène is degelijk en verzorgd zoals een Hermès-etalage. En Cèdre Sambac zal zich er ook niet misplaatst voelen. Hij herkent zich in de bestverkochte items: de leren producten, de zijden shawls, de suède loafers, ‘double tour’-uurwerken. Oké, het luxemerk heeft ook (mallotig) serviesgoed. Aan de buitenkant soms inderdaad een tikkeltje vreemd, maar als je even door kijkt en in dit geval door ruikt, dan ook hier die vanzelfsprekende vloeiende, afgeronde, zachte, vertrouwde en veilige Hermès-feel.
Veel vragen. Is het dat ik na de geuren van Jean-Claude Ellena, iets meer radicaals, meer uitgesproken verwachtte? Is het dat dat mijn neus moe is van nietszeggende geuren (die door anderen weliswaar als heftig en overrompelend worden ervaren)? Verwachtte ik dat Nagel na haar niche-ervaringen bij Armani Privé (Ambre Soie), Guerlain (Les Elixirs Charnels), Yves Rocher (Rose Absolue) en Jo Malone (26 stuks) helemaal los zou gaan op het parfumorgel?
In ieder geval: Cèdre Sambac heeft niets poëtisch, is droog, is gewoon niet moeilijk doen, de dingen bij hun naam noemen. Het is inderdaad cederhout en sambacjasmijn. Vreemde gewaarding: de geur doet zo natuurlijk en puur aan, dat je je pas later realiseert dat er natuurlijk meer gebeurt.
Nagel zegt dat de inspiratie voor haar Hermessences het Midden-Oosten zijn. ‘Goh, origineel’, denk je dan. Maar gelukkig, heeft ze het niet over het clichébeeld dat wij, westerlingen, van deze ‘sprookjesachtige wereld’ hebben (denk Shalimar Guerlain). Wél over de inhoud: de ‘legendarische’ attars uit India (en Arabië) die volgens mij de komende tijd ‘sturend’ zullen zijn in de nichesector.
attar-bereiding in India
Maar inspiratie is iets anders dan daadwerkelijk attars gebruiken. Persoonlijk denk ik dat pure attarbereiding ook voor Hermès te duur is (zie de prijzen van de nieuwe Amouage-attars). Nagel neemt de weelderige attar-rijkdom als uitgangspunt en vertaald dat naar ‘westers’ model.
Het lijkt of vanaf het begin het cederhout in de lak is gezet, het zonlicht weerkaatst erop, straalt, en wordt zacht alsof je het kunt kneden. En toch die houterige nerf, de kern van de geur, blijven ruiken. Mooi. En dan die jasmijn. Die is gelukkig niet ‘Europees’ dus helder, fris en crisp (en aangelengd met witte musk). De sambacjasmijn is dik, vettig en wordt bij vlagen ‘indolisch’, licht dierlijk dus met vlagen van gardenia.
Met een beetje fantasie groeien er twee struiken jasmijn tegen de cederhoutboom: de bloemige en de dierlijke. Maar toch blijft de geur binnen de lijntjes. De eerste snuif indolen die ik vol voldoening in me opnam, smaakte naar meer maar je krijgt het niet (ik wil te veel). Wel leuk: af en toe een groene noot die smaakt naar groene thee en meen zelfs iets van aldehyden te bespeuren.
Ik vraag me af dat wanneer ik Cèdre Sambac blind zou hebben geroken, of ik de jasmijn als zodanig eruit zou hebben gedestilleerd, het is voor mij eerder een assimilatie van witte bloemen, abstract – zo heb ik een flesje pure sambacjasmijn uit India en die ruikt toch echt meer naar sambacjasmijn. Nagels aanpak van jasmijn doet me eerder denken aan de ‘trend’ om witte bloemen te deconstrueren waardoor het groene effect (verondersteld afkomstig van stam en blad) wordt versterkt. En dat is volgens mij gewoon een marketingverhaaltje om – met name de ‘gevaarlijke’ tuberoos – braver, matter dus voor de consument makkelijker te maken.
Nog een raar ding: ik associeer Cèdre Sambac helemaal niet met niche. Eerder met chique-tuttige bloemengeuren uit de jaren zestig – denk ik dit verband aan Hermès’ Calèche (1961).
Bijna onmogelijk een nieuwe oudh-geur niet te introduceren met een wanhopige kreet: ‘Mijn god wat verschijnen er toch veel – te veel? – oudh-geuren!’ Nu moet gezegd: Agar Ebène stamt ‘alweer’ uit 2018 – is het zó lang geleden dat ik me in de Hermessence-reeks heb verdiept?
Die verdieping zou ook nu niet hebben plaatsgevonden, ware het niet dat ik onlangs een soort van kennismakingspakketje cadeau kreeg van een bevriende kennis uit mijn werkveld.
Moet ook gezegd: Agar Ebène, klinkt weer zo lekker, hoe moet ik het zeggen, Frans chic. Een geur waarin oudh zit verwerkt, daadwerkelijk zo noemen, is zo gewoon, zo doorsnee. In hetzelfde pakketje zitten nog meer nieuwsgierigmakende flaconnetjes, met name twee musks (oliën zo lijkt het).
Agar Ebène is een oefening in minder is meer, én laat je oudh anders ervaren. Hermès had nog geen oudh en Christine Nagel had nog geen Hermessence gemaakt. Et voilà: Agar Ebène zag het licht en werd tegelijkertijd gepresenteerd met Cèdre Sambac en Myrrhe Eglantine. Maar of je het nu echt een oudh kunt noemen?
De klassiek-populaire invulling (met roos en saffraan bijvoorbeeld) wordt vervangen door een overdosis dennenbalsem. Bij de opening, dacht ik eerst met een houtige (in de zin van ongeraffineerd, ruig) leergeur vandoen te hebben. Interessant. En als je doorruikt is het de dennenbalsem – al een parfum in deze geur op zichzelf – die volop aandacht opeist: rijk, smeuïg, zacht, met zo’n aangename frisse, lichtgroene en zalvende ondertoon.
Langer op de huid, wordt de geur één met de huid, en wordt het boeket voller en gaat de oudh meespelen. Maar meer op de achtergrond. Bescheiden de dennenhars dienend in plaats van andersom. Dat brengt me op de vraag: verwijst Ebène – ebbehout – in de naam ergens naar? Nope, volgens mij want de geur is niet donker, exotisch, ‘mysterieus’ en gevaarlijk en onvermijdelijk.
Dat dacht ik dus bij het horen van de naam. Dus in dat opzicht is de geur voor mij teleurstellend. Zoals Agar Ebène nu is (niet dat die gaat veranderen), is het een chique en originele invulling van het oudh-thema. Maar toch een beetje braaf. Mooi maar braaf en met veel aandacht gemaakt. Net zoals de etalages van het Franse luxe-merk.
Ik greep in mijn parfumproefjes-grabbelton, want ik had zin een geur te bespreken. Doe ik de laatste tijd ter ontspanning. Glas wijn erbij – knappe jongen die me dan nog weg krijgt. Freyja (2018) dus – dank je wel www.parfumaria.com. Inderdaad een hele belangrijke godin uit het Noorse godenrijk. Ik ken haar alleen van naam en denk ‘altijd’ bij haar: ‘Moet je niet ’s nachts op straat tegenkomen’.
Wist dus niet dat ze voor zoveel staat, afgaande op wat Tonatto Profumi vertelt: ‘Opperste godin, de godheid van schoonheid, seks, aardse geneugten en het hemelse hiernamaals, rijdend door de hemel in door haar katten getrokken strijdwagen. Ze lijkt misschien een leuke meid. Maar deze dame kan, indien nodig, de bad ass tevoorschijn halen. Ze is een ziener en sjamaan, een gedaanteverwisselaar die de bedrieger Loki kan helpen’ (even terzijde: ‘deze dame’ en ‘bad ass’ is in deze context absurd).
Niets mis mee lijkt me. In hedendaagse, ordinaire straattaal zou ik zeggen: stoephoer met een hoog esthetisch besef die gaat meppen als ze d’r zin niet krijgt. Eerlijk gezegd met die laatste Loki – ook nog nooit van gehoord – voel ik meer sympathie. Wat zegt dat over mij? Want hij ‘is een onruststoker en eveneens een gedaanteverwisselaar die andere goden helpt maar ook vaak tegenwerkt.
Voor hetzelfde geld, had Tonatto Profumi, Freyja ook Loki mogen noemen, want het is onmogelijk een god in een geur te vertalen. Dan heb ik het nog niet gehad over het feit dat het inmiddels een beetje chic-cliché is goden ter inspiratie aan te roepen – kennen we nu wel.
Daarnaast: waar begin je? Het is allemaal een kwestie van interpretatie. Ik denk bij de Noorse mythologie ‘geurtechnisch’ aan kou – zeewater dat tegen de fjorden beukt, koele heldere rivieren, heel veel bos (heel vaak bedekt met sneeuw) en het Noorderlicht. Brute Vikingen? Niet echt. Maar deze ‘ingrediënten’ kun je ook zien als een gelikte reclamefolder van het Noors toeristenbureau: ‘Kom genieten van onze houten tiny houses midden in de uitgestrekte wouden van Noorwegen waar na een lange wandeling een openhaard op je wacht om… te genieten van de ‘speciaal voor de gelegenheid gemaakte’ geur van Tonatto Profumi…
Mooi is die wel hoor. Ik hou niet zo van de omschrijvingen herfst- en security blanketgeur, maar zijn hier wel op hun plaats. Alhoewel, door de klimaatveranderingen loopt de eerste omschrijving steeds meer mank. Terwijl ik die schrijf – 26 oktober rond 16.00 – zit ik in het Vondelpark met een temperatuur van 20 graden.
Freyja begint groenig scherp (galbanum-achtig) en een beetje fris – kan voor mijn gevoel van alles zijn; rozemarijn, salie, wat takjes lavendel, omringd door de eerste zware slierten wierook die je het gevoel geven een kathedraal of basiliek te betreden. Blijft lekker lang blijft hangen – de hele bezichtiging lang.
Bij een heiligenbeeld zie je zelfs vazen gevuld met anjers – alleen bewust ruiken doe ik die niet echt, maar het heeft wel die zweem van dat ‘typische’ warm-kruidige anjer-gevoel. Dan bij de uitgang merk je dat de geur een zalvende toets krijgt – vanille en amber doen hun intrede. Maar mooi gedoseerd zoals dat heet. De vanille niet te, de amber blijft zijn droge-warme charme behouden. Kan de patchoeli zijn die voor dit evenwicht zorgt. En ook mooi: ‘de andere kant’ van wierook – zacht en melkachtig – krijgt nu volop kans zich te laten gelden terwijl je kruidige toetsen blijft waarnemen die oplichten als vuurvliegers tijdens een heldere hemelnacht.
Dit vermeldt de site ook, overbodig en vanzelfsprekend; alsof liefhebbers/klanten deze aanbevelingen nog nodig hebben: ‘Gemaakt met kostbare en innovatieve grondstoffen. Het melange- en filterproces gebeurt met de hand met ambachtelijke technieken van de haute parfumerie’. Wel noemenswaardig: de geur bevat geen kleurstoffen, parabenen, vaseline en siliconen.
Opvallend toch: het prijsverschil. Op homesite € 150,00, bij Bol € 130,00. 100ml.
MEER DAN (DOOR MOLENS) GEMALEN PEPER, KRUIDNAGEL EN KANEEL
WARM SPECERIJPARFUM MET NICHE-ALLURE
Toen ik deze geur op mijn Instagram-account voorbij zag komen, begonnen mijn wenkbrauwen vanzelf te fronsen. Ik heb het niet zo op merken die een vette knipoog/middelvinger richting de ‘echte’ parfumbranche wijzen – voorbeeld: A lab on Fire, Escentric Molecules. Of die een zogenaamde gekte/afwijking als subversieve naam en anti-kijk op de business gebruiken om hun producten aan de man te brengen – Nasomatto. Van de Zotte past ook in deze categorie.
Dacht ik. Not dus. Het blijkt een soort van ‘cherry picking’ uit de achternamen van de initiatiefnemers van dit project: grafisch ontwerper Ferry ZOmerdijk en designer Joeri HoTTEntot. En voor het echte Hollandse effect: VAN DE vóór de naam. Et voilà: Van de Zotte.
Leuk om te zien hoe in Nederland ook steeds meer independent merken een kans wagen op de overbezette plank van de parfumerie. Joeri Hottentot kwam op het idee omdat hij ook schuilgaat achter het horlogemerk Hot&Tot (de naam spreekt nu voor zichzelf neem ik aan). Die worden (grotendeels) van hout gemaakt die zowel online (www.hottot.nl) als in winkels worden verkocht (Europa, VS). Waaronder de houtzaagmolen op de Zaanse Schans. De verkoop loopt lekker doordat toeristen volgens Hottentot waarschijnlijk het idee hebben dat de horloges daadwerkelijk in deze molen zijn gezaagd en gemaakt, én omdat Hottentot merkte dat er vraag was naar souvenirs die het gemiddelde aanbod van toeristenshit-winkels ontstijgen.
don’t be fooled by the name
Zo ontstond het idee voor dit eerste parfum Mills. Storytelling: ‘We koesteren molens en hun molenaars en we zijn betoverd geraakt door de ambachtelijke geuren die je tegemoetkomen wanneer je een Nederlandse windmolen binnenstapt. Die mix van hout, specerijen, jute en eeuwen van ambacht hebben we gevangen in een flacon. Opmerking: vraagt iemand zich wel eens af ‘Wat ruikt het hier ambachtelijk?’
Dan het dragersprofiel: ‘Voor de moedige mannen die niets uit de weg gaan, die de strijd met de elementen aangaan, maar genieten van hun oogst, hun wind en hun regen. Herinneringen en geuren van een rijke historie komen samen in dit parfum, gemaakt van specerijen die vroeger door de molens werden gemalen. Mills is onze manier van terug in de tijd reizen naar de Gouden Eeuw’. Opmerking: heel erg cliché, die mannen dan en daarbij: ik vind de geur beyond gender.
Grappig aan dit verhaal: je weet juist niet of je het met een knipoog moet lezen (met name het profiel) en je kunt dus stellen dat de geur (op aangename wijze) not woke is. Dat verkleint de afzetmogelijkheden wellicht. Jammer, want deze geur zou niet misstaan in de winkel van Het Rijksmuseum. Maar ‘Het geweten van Nederland’ spreekt inmiddels niet meer van de Gouden Eeuw, want dat was een ‘Fouten Eeuw’ (mijn woke-invulling). Ik geloof dat ze het nu over de 16de en 17de eeuwse kunst hebben. Correct met if I’m wrong.
Maar toch, ik word wel moe van dat constante terugkijken naar ons rijke verleden (zijn we dan zo bang voor de toekomst?). Daar word je mee al jaren doodgegooid door musea (De Nachtwacht komt mijn neusgaten uit) en tv-programma’s (Wie wordt de nieuwe Rembrandt, Vermeer en over een tijdje de nieuwe Mondriaan?).
Als je niet oppast word je met je oh zo mooie product op één hoop gegooid met stroopwafels en kaas. Moet je maar net willen. En dat is trouwens wel het laatste waar je bij Mills aan denkt. De geur staat op zichzelf, heeft van zichzelf bestaansrecht door de serieuze invulling (welke geur wordt in een houten kistje aangeboden?) en het laatste waar ik wel aan denk is ‘Ik hou van Holland, landje aan de Zuiderzee’. Zing in gedachten maar verder mee.
Nu de geur. Met alleen door molens gemaalde peper, kruidnagel en kaneel daarmee red je het niet. Saai. Dus in de opening, ruik je samen met de peper (aangenaam in overdrive) een sprankelende bergamot, met een gepeperde frisheid tot gevolg.
En dan doen de specerijen hun werk. Peper, kruidnagel en kaneel alleen kunnen een ontbijtkoek/kerstmispudding-gevoel geven maar dat is hier niet het geval dankzij – volgens mij – a: vetiver en b: saffraan. A schraagt het geheel, geeft de compositie wortels (ik vermoed trouwens nog meer niet vermelde vasthouders in de basis) en b is de chique factor van het geheel – lichtjes gezoet hier met een leerachtige ondertoon die voor mij versterkt wordt door tabak. Eindresultaat: een smeuïg-chique en warme geur die aangenaam present is.
Zeker een compliment: Ik heb een associatie met Vetivervan Hiram Green (die ik nu heel veel gebruik). Met partner had exact hetzelfde gevoel. Ik hoop dat Mills nog meer verkooppunten krijgt, want dit is zo’n geur waarmee je ‘beginners op parfummarkt’ kunt overtuigen dat die marketinggeuren van de grote jongens (Dior, Armani en al die anderen) eigenlijk te boring, te veilig en te saai voor woorden zijn.
THE USUAL SUSPECTS: PETIT GRAIN, ORANJEBLOESEM EN NEROLI
All about Eva
Ik heb ‘altijd’ een zwak voor Lubin gehad. Dat komt meer door het verleden dan door het heden (het huis maakte in 2000 een doorstart). Dat geldt trouwens voor meer uit hun slaap gehaalde ‘vintage’ huizen. De makke meestal: wel gebruik maken van de geschiedenis in woord, maar in daad: vaak ho maar.
Zie je bijvoorbeeld terug in de flaconkeuze. Presenteerde ‘in the old days’ veel huizen bij lanceringen een nieuwe flacon met bijpassend lettertype, campagne en toeters en bellen, nu moeten we het doen met een standaardflacon voor alle geuren. En met die van Lubin heb ik niets. Lekker belangrijk kun je ook denken.
Toch ben ik door de Lubins legendarische status benieuwd naar nieuwe (herlanceringen) – niet dat ik alle vintage-versies ken. Eva zag het licht in 1920 en werd gevangen in flacon die typisch voor die tijd is en ontworpen werd door Julien Viard.
Een sfeerfoto van de nieuwe Eva (inclusief het prachtige ‘vintage-logo’) dat ik tegenkwam op www vond ik smaakvol: in een silhouet van de drie gratiën zien we de ‘allereerste vrouw’ verschijnen. Niet de Eva uit het in het Westen nog meest aangehangen scheppingsverhaal, maar hier is ze weer, want geliefd in parfumkringen – niet Sandro Boticelli’s Venus maar godin Flora van het wereldberoemde schilderij De Lente (de drie gratiën zijn trouwens op dit kunstwerk ook present).
De ‘verantwoording’ van Lubin: ‘De Eva van toen, heeft niets met de Eva van nu (lijkt wel een variatie op mijn tweede zin). Ze hebben haar uit het paradijs gehaald en naar Engeland overgebracht; ze is de dochter van de Engelsman die zijn land verliet voor een bos van sinaasappelboomgaarden. Onder de brandende Siciliaanse zon rent de jonge Engelse roos blootsvoets over de hete, vruchtbare grond. Ze is bedwelmd door het zachte aroma van de bittere sinaasappel en ze charmeert degenen die haar passeren met haar frisse en levendige karakter. Eva zal dit stralende en rusteloze landschap nooit verlaten. Ze zal een kunstenaar worden en deze natuur tentoonstellen in de tuinen en parken van de grote barokke villa’s van Noto’. Ja, ja.
Old Eva
Als je de moeite neemt dit verhaal goed tot je te laten doordringen, dan weet je dat er niets klopt. Geografisch gezien dan: eerst naar Engeland overgebracht en vervolgens rondhuppelend op Sicilië. Dit zit me ook niet lekker: ‘een kunstenaar worden en deze natuur tentoonstellen’. Of ligt het aan Google Translate?
Nu de geur: valt in de voor mij erg truttig-ouderwets klinkende Portraits de Femmes-serie. Ik wil niet flauw doen, doe het toch, maar dit kan ik ook. Sterker, ik héb het gedaan. Mijn mix – Re-Cologne – van inmiddels 33 verschillende eau de colognes lijkt als twee druppels water op Eva. Misschien logisch als je naar de inhoud kijkt, want Eva is in feite een eau de cologne op eau de parfum-sterkte.
Ik ben blij – dat mij dit onbedoeld gelukt is, ik ben verdrietig omdat ik van Lubin meer verwacht – misschien wel te veel. Maar, tussen ons gesproken en gezwegen: er zijn de laatste jaren too much op oranjebloesem-neroli-petitgrain gebaseerde geuren geproduceerd. Ga maar eens zoeken op Geurengoeroe. Sterkte.
How – three – gracious
Maar ik weet dat elk merk zijn eigen parfumerie wil zijn waar, whatever your perfume preference, je altijd terecht kunt. Ik weet niet of de geur op de originele formule is gebaseerd. Kan haast bijna niet, daarvoor is die te eenvoudig. En ook een gemiste kans qua invulling.
Of je wel of niet in het verhaal van het hof van Eden gelooft, het was toch leuk geweest als de opening vol had gezeten met (de verboden) appel en (het schaamteblad) vijg. Gewoon wat granaatappel erbij (volgens sommigen was dat de verboden vrucht die de slang aan Eva en Adam gaf). Goed bezig denk ik dan. Kan de rest alleen maar leuker worden.
Maar nee, hoor. Eva is een easypeasy-creatie omschreven als musky orange blossom. Klopt als een bus. Als je geluk hebt ruik je de passievrucht. Heb je die gemist, de petitgrain ruik in ieder geval je goed. Fris (geholpen door citroen), maar toch strak en droog. Daar gaat vervolgens een wind overheen van citroen, oranjebloesem, neroli en… witte gember.
Ook hier: ruik je de (witte) gember nu wel of niet? Linkt voor mijn gevoel met de petitgrain. De afronding is zacht. Je kent het wel. Beetje amber voor de warmte, beetje musk voor de cleane touch en sandelhout (zou het de echte zijn?) om de basis een beetje op te tillen, een ‘niche-rechtvaardiging’ te geven.
Niemand schrikt van Eva. Of je moet hekel hebben aan een geur die alle extractiemogelijkheden van de oranjebloemstruik uitbuit.
Soms zit iets zo vast ik in je gedachten, ben je als het ware iets aan het framen, dat een andere optie onmogelijk lijkt. Had ik met Meander. Was direct getriggerd door de naam. Want gezien het aanhoudende parfumbombardement (waarvan vele met precisie-targeting; als je bijvoorbeeld eenmaal Dior hebt geliked, dan laat die je niet meer los) origineel en verbeeldingsvol.
Althans mijn fantasie wordt op vleugels meegenomen, vliegt omhoog en beschouwt vanuit vogelperspectief een kringelend beekje omringd door grazige groen greiden. Greiden is Fries voor weilanden en – nu volgt een leuk ‘privé’-weetje: mijn achternaam Zwaga is Fries en betekent grazige groen greiden. Hoe mooi kun je het hebben?
Anayway de flacon van Meander is groen, dus liep ik onlangs in Bijenkorf Amsterdam recht op mijn doel af. Alleen kwam erachter ná de groene flacon gepakt te hebben, dat ik de verkeerde had. Geen Meander (2020) maar Haltane (2021) van Parfums de Marly (blijkt een zogenaamde ‘exclusive’ voor Harrods – vandaar de kleur?) en met dezelfde uitstraling. Uitstraling? Misschien iets te veel eer voor een simpele groen gekleurde flacon.
Ik ga er dan direct vanuit dat de inhoud dus ook groen is. In dit geval ja (Meandre) en nee (Haltane). Sterker wat een verschil. Haltane – ik kom er maar niet achter wat de naam betekent. Zie ook geen naam van een paard, iets wat ten grondslag aan de filosofie van De Marly. En zag nu pas voor het eerst duidelijk staan op de flacon: since 1743. Dus not.
Oh David van Michelangelo, hoe kom jij hier terecht?
Zo oud is het door Julien Sprecher opgerichte huis niet, maar refereert volgens mij aan het onthullingsjaar van de standbeelden van de paarden van Marly (waarvan sommige nu op het Place de la Concorde staan in Parijs) op het terrein van het gelijknamige, in 1806 gesloopte kasteel dat Lodewijk XIV in 1679 liet optrekken om te ‘ontsnappen’ aan het rigide protocol van Versailles.
Heb het al vaker gemeld: ik ben inmiddels behoorlijk ‘boudoirmoe’ – dat gratuite gekoketteer met de pracht en praal van Versailles en dat de barok- en/of rococostijl zo chic is en het summum van verfijning. Dat komt bij De Marly ook tot uiting in de omschrijving van de geuren, in dit geval door mij ingekort om perk en paal te stellen aan de overdrijving – ook een typisch boudoir-parfumomschrijving-dingetje.
Haltane: ‘De samenstelling bevat een mix van zeldzame en nobele ingrediënten die de traditie van het 18de eeuwse Franse parfummaken opnieuw beleven. De oogverblindende frisheid en kruidige toptonen zorgen voor een warm en zacht leergevoel met een symfonie van kostbare houtsoorten. Zacht en zoet, begeleid door saffraan, het praline-akkoord geeft een ultramoderne draai aan het mythische oudh-hout, dat naar voren komt in deze sluier van contrasten en drukt een lichtgevende verfijning op de huid voor langdurig comfort. Een voorrecht dat draait om sensatie’. Voel je wat ik bedoel?
Wat ik wel interessant vind: De Marly is heel populair bij ‘echte’ mannen die Acqua die Parma behoorlijk boring en braaf vinden. Mijn eerste associatie-sensatie: Mugler-gourmand. Ik heb me bijna volgespoten in de Bijenkorf verbaasd als ik was over ‘Mugler’, de prijs: 125ml € 273,00 (absurd) en de vasthoudenheid – vervliegt nogal snel.
Kabbelde je maar voort
De opening gaat lekker, want oh zo herkenbaar. Dat dan weer wel: de salie springt leuk uit de bergamot en lavendel. En dan, het hart. ‘Mugler’ dus. De toegevoegde saffraan maakt de bonbons niet gek. Terwijl ik het effect van deze combi me wel kan voorstellen.
Moet ook weer gezegd: om de basis te voorzien van oud, maakt het het gourmand-effect wel spannend. Door het broeierige zou je verwachten dat de bonbons gaan smelten, ingaan op het hout. Gebeurt alleen niet. Oud + cederhout geven die distinctieve niche-noot aan het geheel, terwijl op de achtergrond de bonbons (inmiddels verworden tot een vanille-achtige sensatie) blijven naprutttelen.
Meander (2020) neemt een andere bocht. Wist ik een proefje van te krijgen. Het kan aan mij liggen: ik vind de eau de parfums de laatste tijd zo licht, eerder eau de toilette naderend. Het kan beroepsdeformatie zijn en misschien verwacht ik te veel, maar Meander had voor mij wat langer mogen doorstromen, naar de kern so to speak.
Mooi en chic-stoer is de geur wel en dat komt zeker door de originele mix van ‘grondstoffen’. Toch een soort van verfijning: een geur niet openen met frismakers. De neus Mackenzie Reilly koos voor een pittige opening: stoffig en droog wierook die een injectie krijgt van roze en zwarte peper. Dan het hart: chic en slim: de fascinerende mix van iris en wortel (denk poederig zoet) die verzacht wordt door roos die op haar beurt weer wordt getemd door cypriol.
Très chic: de narcis die om de hoek komt kijken. Maakt het geheel, ik kan het niet anders omschrijven, lush. De basis: no worries. Superzacht sandelhout zorgt ervoor dat de opnieuw opgevoerde wierook samen met rokerig vetiver niet te present worden, gaan als het ware in het sandelhout op en geven het een mooie zwoele, donkere sensatie.
Maar zoals gezegd: had heftiger gemogen. Iets anders: Meander is een geur waarover je je vaker zou moeten buigen, want er valt volgens mij meer te ontdekken. Alleen, u kent het probleem: tig andere geuren schreeuwen om de aandacht. Maar, we houden hem in gedachten.
TELEURSTELLING: EEN SPONTAAN BREKENDE DOP + HAPERENDE SPRAYS
VREUGDE: DE ANDERE KANT VAN LEER; SUÈDE
DE OORSPRONG VAN SPAANS LEDER
Een van de Parijse winkels van Oriza L. Legrand
Peau d’Espagne, scent of sex, that brings
To mind those ways wherein I went,
Perhaps I might forget these things
But for that infamy, your scent!
Uit het gedicht Knave of Nightsvan de Britse dichter Arthur Symons (1913)
Gewichtigdoenerij
Was ik in net zo’n blije bui over het bericht van Oriza L. Legrands nieuwste ‘hereditie’, Peau d’Espagne (waarover later meer), pakte mijn geregistreerde (parfum)partner thuis van zijn nachtkastje-tafel (ik was er niet, waarover later meer) Vétiver Royal. Krijg nou wat: hij maakt de dop los van de flacon, valt die in drieën.
En dan, ziet die in enen een rond cirkeltje uit de hals-flacon vallen. Blijkt een gewicht te zijn die de dop zwaarder moet laten zijn, want – een van de eerste nichevoorwaarden: een dop moet stevig in de hand liggen. Fuck a duck wat een nep! Zo zie je maar weer, dat je op alle manieren in de wereld van parfums voor de gek wordt gehouden.
Alsof dat niet genoeg is, blijkt bij thuiskomst het pompsyteem van Foin Fraîchement Coupé (en Jardins d’Armide) niet meer te werken. Hoe ik ook drukte – van zacht, steviger, tot gefrustreerd hard – de geuren van vers geknipt hooi wou maar niet tot leven komen, terwijl ik het juist aan vrienden ter vergelijking wou laten ruiken. Want het weer was mooi, onze grastuin was een en al wildernis. Zo ja van: ‘Wat mooi hè, dat parfumeurs zo’n gedroogd gras/hooi-gevoel weten te vangen in een geur’. Dikke doei!
Verstopt, wat ik ook doe
Nu een stap terug in de tijd: ik ging afgelopen donderdag depressief naar bed. De reden: na, pak hem beet, twee jaar (corona & zo) bezocht ik de salon van www.parfumeria.com. Want, eenmaal binnen, werd het met zwaar te moede en schreeuwde ‘in mezelf’ (we blijven netjes): ‘Overproductie, overproductie, hold your horses!’ Vervolgens toeterde ik het na verloop van tijd, toch soort van, in haar gezicht. Maria van Geuren beaamde het, maar – je bent een verkoper of niet – ze vindt het heerlijk.
Ik viel van de ene verbazing in andere – logisch als je steeds meer vanaf de zijlijn naar de geurenwereld kijkt. De grootste: Spirit of Dubai. De (voor mij in verhouding te dure) geuren, blijken volgens haar een aanzuigende werking te hebben. Heb je als (www)winkel dit über-nichelabel, dan volgen andere most wanted-merken vanzelf.
Ook best wel schrikken volgens Maria (en mij): de prijsverhoging vanwege de stijgende grondstofprijzen. Hold your horses: Andy Tauer 40 procent omhoog! Zijn de grondstoffen echt zo gestegen? Ik heb op www nog niet gehoord van mislukte oogsten en dergelijke. We wachten af. Wel interessant om te zien in het aanbod: de scheiding tussen less-is-more en more-is-better-merken. Anders gezegd: Europese veilige minimal chic versus oosterse overdaad. Tussenstand: Europa Arabië 3 – 5.
En nu eindelijk hooggeëerd publiek: Peau d’Espagne – www je deze naam dan kom je vanzelfsprekend bij die van Santa Maria Novella terecht. Graaf je wat dieper, dan verschijnt de naam George William Septimus Piesse (1820-1882). Nog nooit van gehoord. En dat moet eigenlijk erg zijn, want volgens Wikipedia een toonaangevend en innovatief Engels chemicus en parfumeur – boeken van hem zijn zelfs te koop op www.bol.com – die het concept van ‘noten’ in parfumerie bedacht en – nu wordt het historisch gezien interessant – mede-eigenaar was van Lubin.
Etalage Oriza L. Legrand Parijs
Een ander wapenfeit in dit verband: hij was de eerste parfumeur die het begrip peau d’Espagne heeft genoemd als omschrijving van een soort geur. Interessant ook, maar meer voor later: in zijn magnus opus The Art of Perfumery (1862) legt hij, naast de popularisering van synthetische werkstoffen, een link tussen synesthesie (een zintuigelijke waarneming die ongewild een of meerdere andere zintuiglijke indrukken oproept) en geluid.
Oorspronkelijk werd de compositie gebruikt om leer aangenaam te laten ruiken (tik voor meer info ‘leer’, ‘neroli’ en ‘Grasse’ op mijn zoekmachine). De originele formule noemt roos, neroli, sandelhout, lavendel, verbena, bergamot, kruidnagel, kaneel, musk en civet.
Hieraan refereert ook Oriza L. Legrand: ‘Van Florence tot Grasse, van Corboda tot Versailles, sinds de renaissance was het mode om leer te versieren met luxueus geurende essences. Onder het bewind van Louis XIV beleeft het bedrijf van gantiers-parfumeurs zijn piek. Maison Oriza L. Legrand roept met Peau d’Espagne de voormalige glorie van deze meester handschoenmakers-parfumeurs op’.
Verschijningsdatum: 1872. Herlancering: 2022. Omschreven als een poederachtige, houtachtige leergeur. Leuk om te zien dat de ingrediënten bijna overeenkomen. Musk en civet zijn weggelaten, maar ‘ter compensatie’ toegevoegd: anjer, berkenteer, styrax en benzoïne.
Over peau d’Espagne – net zoals een chypre een soortnaam – gaan nogal wat clichés rond: het is volgens sommigen het equivalent van een vrouwenhuid. De Britse seksuoloog Havelock Ellis (1859-1939) bevestigt het: ‘Een zeer complex en luxueus parfum, vaak favoriet van ‘sensuele personen dat de vrouwenhuid het meest benadert’.
Winkel Oriza L. Legrand Parijs
Wel grappig om te zien dat dit parfum verschijnt aan de vooravond van de belle époque – gekenmerkt door haar hang naar schoonheid, frivoliteit, luxe en lust – waarin strak gecorsetteerde courtisanes en demi-mondaines – in feite influencers avant la lettre – ook wel bekend als ‘grandes horizontales’ – in hun Parijse salons ‘hele’ mondaine gangmakers ontvingen.
Mijn indruk: die van Oriza L. Legrand komt langzaam op gang. De geur moet als het ware eerst contact maken met de huid. Maar dan zet de trein, auto, nee toch maar de paardentram – het oorspronkelijke lanceringsjaar indachtig – zich in gang. Eerst een lichte siddering, vervolgens een intens, voortdravend leerspoor (denk berkenteer en styrax) ‘stofwolken’ achter zich latend vol bloemen.
Peau d’Espagne
Het is allemaal zo lekker subtiel, die bloemetjes die elkaar als het ware afwisselen om vervolgens samen weer verder te gaan – ik ontwaar tenminste de zoete roos, de zoete lavendel, de pittige die anjer lijken bepoederd met de kruidige noten. De geur eindigt, komt tot rust op een mooie, zachte houtbasis die alle hangende noten in zich opzuigt. En toch blijf je het leer ruiken.
Beter gezegd: ik moet nu meer denken aan suède, en vervolgens heb ik de associatie met Hermès’ Kelly Calèche en ook de geurkaars Le Sac de ma Mère van Annick Goutal. Leuk detail in romantisch-luxe kringen is de inhoud van mamma’s leren luxe tas (en dus dergelijke bloemige leergeuren) symbool geworden voor een prettige en vertrouwde jeugd.
Moet gezegd: de geur komt snel tot stilstand, alsof de koetsier de paarden plots ment tot stoppen. Het ‘nahangen’ had wat langer gemogen. Ben trouwens benieuwd welke andere oude huizen Peau d’Espagne ook in hun collectie, archieven blijken te hebben. Guerlain? Even googelen en ja hoor: Arôme Synthetique Peau d’Espagne uit 1883. Even bellen?
Was wat aan het rond ruiken in mijn geuratelier. Grote opruiming – in verband met mijn plan om me te gaan richten op essences, attars (de echte) en puur natuur-parfums. Met merkwaardige gevolgen: van de ene kant, besluiten dat die en die geur ‘eindelijk’ maar eens weg moest, van de andere kant weer happy-blij tot het besef komen, hoe wonderschoon geuren kunnen zijn. Ik had het respectievelijk bij Chanels Coromandel(twijfel: toch het extract kopen, of zeuren bij Chanel?), Goutals Mandragore (zoals gisteren vermeld) en Tabac Tabou van Parfum d’Empire. Kan nog wel even doorgaan.
Anyway, mijn doos met proefjes even bekeken, er blind uitgepakt: het houten kennismakingspakketje van Santi Burgos. Welke van de drie die nog resteerden? Ik koos gezien de naam van Egnaro uit 2015. Kom je niet elke dag tegen.
Blind geroken: een hint van hout, of is het oudh (of wierook?), met daarna een enorme frisse sinaasappel-citrusgolf (eerst scherp, dan tintelfris overlopend in een zoetige sfeer). Verder: zomers gevoel, bloemetjes, zoete nootjes en een frisheid die blijft aanhouden. En tis niet waar! Ruik ik ook een hint van civet?
Verdomd, ik heb gelijk. Niet in overdrive, maar beheerst gedoseerd. Wat maar weer eens bewijst dat een geur ook ‘dierlijk-vies’ kan ruiken zonder mensen op de kast te jagen. Maar ik geloof dat hier ook sprake is van vader is de wens van de gedachte: ik wíl het ruiken, want ‘voor hetzelfde geld’ kun je ook stellen dat de geur eindigt met een overdosis (sandel)hout. Maar ik ruik ook door zongedroogd cederhout (kan heel sensueel ruiken) zoet gemaakt door anijs (kan ook een ‘bloemetjesgevoel’ oproepen).
Blijkt het gewoon sinaasappel te zijn
Als je gaat twijfelen, dan heb je meestal een interessante geur te pakken. Maar waar die houtsensatie in het begin vandaan kwam, zat Watching Oudh van Fugazzi nog op mijn huid van gisteren? Trouwens een frisheid die warm-amberig-houtachtig eindigt, zoals in Egnaro, kom je niet meer zoveel tegen bij mijn weten – meestal worden nu citrusgeuren ‘kaltgestellt’ door witte musk of wit hout. Terwijl een eau de cologne afgerond met patchoeli en/of eikenmos zo lekker kan zijn. Men neme vintage Eau Sauvage, of L’Eau Neuve van Lubin.
Dit zijn de opgegeven smaakmakers: Valenciaanse (tuurlijk!) sinaasappel, anijs, gember, Calabrisch bergamot, civet, Australisch sandelhout, amber. De inspiratie: ‘Herinneringen aan het varen langs de Middellandse Zeekust op een hete zomerdag in 1992. Van Valencia naar Palermo, stoppen bij Barcelona, Marseille, Genua en Napoli. Idyllische jeugdherinneringen stonden in mijn geheugen gegrift en de zee was mijn enige getuige. Uren en uren aan dek gestaan, genietend van de geuren die de bries me bracht’.
Tja, niet bijster origineel en dat je je een dag olfactorisch exact kunt herinneren, vind ik knap. Bij mij is het meestal een algeheel sentimenteel gevoel als ik geur en herinnering aan elkaar koppel. En, call me old fashioned, maar een soort van zilte zeenoot was hier op zijn plaats geweest – toch? Nu nog de naam: Egnaro. Lees de naam van achteren naar voren.
Een bewijs dat Dior zijn nichelijn weliswaar helemaal misschien niet alleen louter door commerciële overwegingen laat leiden bewijst volgens mij Tobacolor. Want – nu volgt een flauwe woordspeling – veel mensen hebben tabak aan tabak in geuren. Vooral als overheersende noot. Vooroordeel: zwaar, koppig en ‘nogal’ aanwezig, meer als onderdeel van een basis – dan ‘gaat het wel’.
De klassieke oplossing om dit vooroordeel te temperen volgens neuzen: de tabak zoeter maken met honing- en vanilleachtige noten. Het nadeel: de geur blijft dan te veel ruiken naar pijp- tabak en sigarettentabak.
En dat associeert niet iedereen met prettig (zeker nu sigarettenrokers tot pariapaupers worden gemaakt en schattige kinderen in een gezellige, best wel brutale campagne een rookvrije generatie wil worden). Dat is volgens mij de reden dat in het nichecircuit minder tabaksgeuren te koop dan je zou vermoeden.
Ik vind zelf Tobacolor prettig tot zeer aangenaam. Niet te vaak, niet iedere dag. Juist door bovengenoemde vooroordelen. En dat heeft Tobacolor allemaal: warm, sensueel, oosters met een subtiel gourmandslingertje (chocolade-achtig eigen aan goede patchoeli-olie) door het geheel. De zoete noten kunnen van alles zijn: ik bespeur pruim, iets vanille-honingachtigs en een sensatie die ik zou omschrijven als ‘gekruid grijze amber’. Het gekruide komt dan op conto van kruidnagel en witte peper.
Volgens Dior roept ‘de betoverende geur’ (moet dat nu dit cliché; dat kun je werkelijk bijna van elke geur beweren, is onnodig en niet ‘nichewaardig’) ‘gedachten over reizen en vrijheid op’. Grappig: dat heb ik nou juist niet. Ik krijg eerder een sentimenteel gevoel: moet denken aan mijn opa van moederskant (92 geworden die man!) die vroeger al tabak pruimend en sigaar rokend bij ons op bezoek en de pruim in de tuin uitspuugde (goede bemesting) met steevast de opmerking ‘dat die er mooi bij lag’.
pruim, abrikoos, gedroogd, of stroperig?
De maker, François Demachy, legt uit: ‘Ik wilde de klassieke compositie van een tabaksgeur opnieuw beleven door een verrassend spoor te creëren rond de paradox van een koude waterpijp’. Dat ervaar ik niet zo: ik heb af en toe aan de shisha ‘gelegen’, maar dat frisachtige, ‘koud-rokerige’ aspect onderga ik niet – ik blijf gewikkeld in een warme, tevredenstellende wolk van gezoet tabak.
Dat waterpijp-effect in combinatie met tabak heb ik trouwens wel gehad met Havana (uit 1994 alweer) van Aramis. Beide versies werden gedragen door een zekere luchtigheid, alsof net een regenbuitje over de tabaksvelden is neergedaald.
Wat ik nou zo grappig vind – dit is geen ’verwijt’ richting Dior, maar moest er in ene aan denken: dat een eigenlijk voor de hand liggende en nu zo trendy ingrediënt, niet wordt gebruikt. Want in combinatie met tabak, lijkt me dat eigenlijk heel logisch en lekker: gember.
Trouwens, maar wie hoef ik dat uit te leggen, je kunt Tobacolor mooi layeren met andere donkere geuren uit La Collection Privée: Fêve Délicieuse (heb ik niet), Patchouli Impérial (wel), Ambre Nuit (wel), Oud Ispahan (wel) of gelijkwaardige geuren van de concurrentie.
Iets anders; de lijst zelfbenoemde ‘parfumprofessoren’ op YouTube blijft maar groeien. Ik tel er tientallen die ook Tobacolor toelichten. Variërend van 20.000 bezoekers tot onder de 500 (de meeste). Tot mijn verbazing heeft Jeremy Fragrance hem nog niet besproken. Vindt hij de geur niet sexy, verleidelijk, ‘head-turning’, romantisch, ‘panty dropping’ genoeg?