12 Noir Absolu Collection Prestige van JC Parfums is een treffend voorbeeld van hoe ‘echte niche’ steeds moeilijker te onderscheiden lijkt van ‘nepniche’. I love it, want het onderstreept des te meer dat ‘alles’ waar niche zich op beroept – exclusiviteit en allerbeste kwaliteit van ingrediënten en eigenzinnige en gewaagde composities – eigenlijk marketingonzin is. Maar wel een zeer goed geslaagde. Chapeau!
De ‘kenners’ moeten misschien denken aan La Collection Privée van Christian Dior – ik in ieder geval. Hoewel je je natuurlijk kunt afvragen of La Collection Privée wel ‘echte niche’ is, hebben beide merken dezelfde uitstraling. Want hoewel de een zwart, de ander wit gepresenteerd, is de etikettering, omdoos, gewicht van de flacon en dop, en presentatie bijna een laken van hetzelfde pak.
En de geur dan? Flauw (of niet) om te zeggen, maar blind geroken zou ik er – ik gebruik deze omschrijving niet graag in verband met geur, maar het is het eerste wat in me opkwam – in zijn gestonken; ‘Niche!” 12 Noir Absolu is warm, vol, gul en schommelt olfactorisch tussen Ambre Nuit en Patchouly Impérial met een vleugje Oud Isaphan.
Het verhaal achter de geur, klinkt wat vreemd en af en toe onbedoeld grappig, maar dat ligt hoogstwaarschijnlijk aan de vertaling: ‘Dit metaforische sap dompelt je onder in een onverwacht en vreemd concentraat van donkere bossen en witte bloemen. Deze geuren stuwen je soms op een reis naar de donkerste bossen met patchoeli, agarhout, dierlijk hout, zwarte bes, soms in een reis onberispelijk door jasmijn en narcissen. Het hele gebeuren is absoluut verontrustend tot het punt dat het bijna onwerkelijk wordt’. Let op het gebruik van soms.
De opgegeven ingrediënten. Top: zwarte bessensiroop, aquatische noten, hart: cyclaam, narcis, sambacjasmijn, roos, en basis; oud, patchoeli, wierook en benzoïne.
Eerlijk gezegd: het komt er allemaal niet uit wat erin zit. Aan de opening ontbreekt de sprankeling die deze twee kunnen oproepen met name als je zwarte bes onderdompelt in waternoten. Mijn maat der dingen wat frisse zwarte bes betreft: Hermès’ Amazone Eau Fraîcheur. Gebeurt niet.
Het hart is echt ‘spannend’ door de originele combi van (het weinig) gebruikte cyclaam en (dito) narcis. Ik ruik het alleen niet echt. Dus geen patsboem-effect van mierzoete cyclaam (think pink) en supergele, supergeile narcis. Samen moet dat iets ‘meeslepends sensueels’ opleveren. Gebeurt niet echt.
Dat komt voor een groot gedeelte op conto van de basis. De ingrediënten daarvan lijken overgedoseerd waardoor je er als het ware direct mee in aanraking komt, zonder opening en hart mee te krijgen. Dat is vaak de makke met oud-angehauchte geuren, de basis eist te snel de aandacht op.
Maar dat zullen waarschijnlijk – hier volgt een vooroordeel – de meeste gebruikers juist prettig vinden. Die zitten niet echt te wachten op – hier volgt er nog een – een bedwelmende ontmoeting tussen cyclaam en narcis. Wel op een gulle en krachtige geur – en nog een – en dat wordt tegenwoordig geassocieerd met niche.
Laten we de boel eens omdraaien: wat zou Dior gedaan hebben met deze ingrediënten? Ik vermoed en ik hoop dat het een verzwelgende bloemengeur zou zijn geworden gesmoord door oriëntaals hout. Nog iets: ik denk ook niet dat de liefhebber van La Collection Privée op zoek is naar JC Parfums. Andersom wel. Of is dit ook een vooroordeel?
Lees net dat 12 Noir Absolu is ‘ontleend’ aan Matière Noire van Louis Vuitton. Interessant. Gemaakt door Jacques Cavallier. Nu denk ik dat ik mijn gewenste verzwelgende bloemengeur aangereikt zal krijgen.
Een nieuwe geur van Hermès is spannend. De reden: het merk blijft toch het meest luxueuze ‘leerlabel’ dat de gemiddelde consument met een meer dan gemiddeld smaakbesef kent. Wel jammer: Hermès gaat ook doodleuk mee in de niet meer bij te houden fast forward fragrance-trend. De nieuwe in da house-nose – Christine Nagel – heeft het druk. Sinds ze Jean-Claude Ellena opvolgde in 2016, stelde ze er twaalf samen – correct me if I’m wrong.
Nu H24. Mensen bekend met Hermès hoef je waarschijnlijk niet uit te leggen waar de naam voor staat. Ik denk: H voor Homme en Hermès. En het cijfer verwijst natuurlijk naar het nummer aan de faubourg St. Honoré in Parijs waar de flagship store zich bevindt. De über-simpele naam (ligt zo voor de hand; waarom zag niemand dat eerder, vraag je je dan af) onderstreept direct het less-is-more-luxeprincipe en love-is-in-the-details-benadering van het merk. Zou ook nog kunnen – het persbericht ligt nog ongelezen naast me – dat er 24 ingrediënten zijn gebruikt, maar zoiets is al vaker gedaan.
Door wie of welke beweging komt het toch dat we op parfum al onze verlangens zijn gaan projecteren betreffende de ‘conduit’ van onze medemens? Zo lees ik op het ‘Avec nos Compliments’-kaartje dat voor Hermès ‘de filosofie van mannelijkheid innovatie en uitvinden is, en de man nooit te reduceren is tot een enkele identiteit’. Wel: ‘De belichaming van een vrije en betrokken houding ver van ieder model. Deze geest is gevangen is het nieuwe olfactieve signatuur H24 door Christine Nagel met een ecofriendly benadering’. That’s it. Inderdaad: less is more.
Dan volgt nog een beetje wat stemmingmakerij: ‘Swift, but unhurried. Quick, but precise. Joyful, serious, supersonic, forever hunting day, travelling across time zones’. Ik zie hem helemaal voor me lopen, runnen, deze Hermès-homme, die alleen, erg cliché weer verdwijnt in het niets: ‘Nothing stops me, unless I want to’, om – dat dan weer wel – poëtisch te eindigen: ‘Only you, wondrous ray of green between paving stones’. Hoewel mij dit doet denken aan een mannelijke interpretatie van Kenzo’s Flower, ben ik toch blij dat Hermès het platgetreden pad van parfum en romantiek, parfum en erotiek, parfum en dadendrang blijft vermijden.
WAT H24 IK EIGENLIJK?
Een flits uit het verleden, of is het puur toeval? H24 blind geroken, meen ik iets van een oudje, een fragrance-flop te herinneren: de geur waarvan ik de kleur ‘altijd’ – de laatste keer is heel, heel erg lang geleden – met neogroen associeer: Greenery, of Greenergy van Diesel. Even checke op mijn blog: heb’m niet besproken. Even www-en: minder ‘woordgrapperig’ dan ik dacht: Green Masculine uit 2001. Toch kan ik’m in gedachten nog ruiken, iets scherps groen dat neon aandeed; een soort combi van verbena, citronella en aldehyden plus een stoot aqua-moleculen. Nogmaals in mijn gedachten dan.
Na hem een week dag in dag uit gedragen te hebben, ben ik er nog niet uit. H24 is een makkelijke en tegelijkertijd moeilijke geur. Makkelijk: de eerste kennismaking is vriendelijk, groen, of beter groenig op zijn moderns. Wil zeggen, geen zware houtachtige basis richting chypre. In plaats van richting aarde, richting hemel. Het moderne zit’m in de tussennoot: groen, plantaardig, zuurstof. Hier doet de gemiddelde man niet moeilijk over in de parfumerie, maar het kan ook zijn dat hij meer verwacht, want in potentie succesvolle geuren, zijn geuren die knallen: pats, boem, hallo, hier ben ik.
Moeilijk: als je door ruikt, neem je meer waar. Na de enigszins bittere opening van salie in een halo van frisheid, wordt de geur intenser. Is dat de narcis? Omschreven als ‘vermaard groen, knisperend en edgy met een zekere herinnering aan nachtelijk tabak’. Ik ruik het allemaal, maar vreemd genoeg doet het me niet aan narcis denken. Die kan ook dieper en sensueel ruiken met sterk narcotisch effect – zoals in het triple extract van Santa Maria Novella. Mijn gedachten gaan aan alle kanten op, als Nagel zegt dat ze de narcis ‘verzacht heeft zonder het van zijn levendigheid te strippen en door het te co-destilleren met ander ingrediënt’ zonder die bij naam te noemen.
Tja, wat moet je hiermee? Dat hebben de neuzen de laatste jaren ook gedaan met de tuberoos (van botergeil naar gourmandzoet) en de lelie (waarvan de bladeren en de stengels ook worden ‘meegenomen’). Het effect: tamme boel, beide bloemen ontdaan van hun verbluffende natuurlijke oproepingskracht. ‘Verzachten’ blijkt vaak een eufemisme voor het meegaan van de parfumindustrie in de veronderstelde afkeer van al te heftige geurervaringen van de parfumerieketenconsument.
Dit geklaagd hebbende, vind ik de bitterheid van de salie gelinkt aan de narcis wél werken; het geeft H24 iets neon-achtig, iets fel schijnend zonder dat het pijn doet – Nagel omschrijft het liever met ‘het patina van een klassieker’. En als je de geur heel diep in je opneemt ervaar je dat nog sterker. Je ruikt een soort vochtig ‘sous-bois’, ondefinieerbaar voorjaar, mineralen, water, Iso E Super, de onderstroom van een beekje in een natuurgebied.
H24 is een goed voorbeeld van een geur die op een nieuwe manier naar de natuur kijkt. Werd die voorheen vooral opgeroepen met synthetische componenten, nu wordt er gewerkt met een nieuwe generatie moleculen en eco-friendly enzymen (denk aan schimmel en bacteriën). En hiermee wordt slim ingespeeld op de veranderende eis van de consument: die wil meer puur natuur en echtheid.
Nog even dit: narcis en tabak – ruik dan voor de lol eens aan Tabac Tabou van Parfum d’Empire. En dat narcis ook fris en onstuimig kan resoneren: Eau de Narcisse Bleue van – inderdaad – Hermès.
Clive Christian valt in dezelfde categorie als Roja Dove: ‘Mag het ietsje meer zijn, sorry ik bedoel eigenlijk, heel veel meer, meneer, mevrouw?’ Parfumkenners hebben geen introductie nodig en bij het grote publiek was hij – een tijdje – bekend omdat hij de maker was van het duurste parfum ter wereld: No. 1. Hoe duur weet ik niet meer, het werd in ieder geval bij bestelling thuis afgeleverd met een Rolls Royce. Dat heet dan decadent.
Het werd bedacht door de naamgever van het huis dat hiervoor in 1990 The Crown Perfumery Company kocht. Aldus de homesite: ‘Het enige huis dat ooit toestemming kreeg om de kroon van koningin Victoria op zijn flessen te gebruiken. Een beeld dat tot op de dag van vandaag elke fles Clive Christian-parfum definieert’. Moet ik als www.mierenneuker.nl toch een kanttekening plaatsen. Koningin Victoria en haar gekroonde navolgers – inclusief koningin Elizabeth – hebben meerder kronen tot hun beschikking. Ik zou dus graag willen weten which crown in particular wordt bedoeld.
Anyway, hij verkocht het weer in 2015 aan EME Investments 5 Ltd en die verpatsten het in 2019 aan Nichebox – zo gaat dat nu in de parfumerie. Sindsdien lanceerde het meer dan dertig geuren – zo gaat dat nu in de parfumerie.
Wat 1872 IK EIGENLIJK?
1872 for Women stamt uit de Clive Christian-periode. 2001 dus. What to say? A very, very elegant scent die, zo zie ik net parfumpotjandorie, ook bij www.bol.com te koop is… dat krijg je als je in handen bent van Nichebox en consorten. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar de geur doet me denken aan een goedkoop uniseksgevalletje dat een vriendin van me ooit meenam uit het Verre Oosten (meer dan twintig jaar geleden) die ik ontzettend lekker vond. En die deed me weer denken aan Dalimix (1996) van Salvador Dali gemaakt door de Nederlandse neus Martin Gras. Lekkere mix van peer (toen al!), perzik en watermeloen. En met cyclaam en roos.
Wat mooi is aan 1872 for Women: de lichtheid van de roos (in overvloed) in de opening omringd door een fris-zoete wolk met tegelijkertijd al een hint van hout uit de basis. De bergamot gedraagt zich groen, de ananas geeft een frolic feeling, terwijl de blauwe bes voor een fruitige noot zorgt die zoet is maar niet doorslaat in ‘rood fruit’.
En de roos bloeit maar door, wordt zoeter en tegelijkertijd minder roos door toevoeging van jasmijn, viooltje, osmanthus, fresia, lelietje-van-dalen en orchidee. Die ruik ik niet stuk voor stuk, maar de som der delen is zoals gezegd very, very elegant. Na wat langer door ruiken meen ik de osmanthus – denk in dit geval aan rozijn en abrikoos – te herkennen, en de lichtheid van dit bloemencorso komt op conto van orchidee.
De afronding: ‘hoort zoals het hoort’: sandel- en cederhout en patchoeli met een toefje musk. Maar het duurt verdomde lang voor dat je die goed ruikt – want de ‘fleurforie’ in het hart houdt zeer lang aan. Met de typering elegant zat ik goed, want de geur wordt op de site omschreven als ‘effortless elegance’.
Nog wat onzin op dezelfde site, tenminste ik heb nooit geweten dat de meiroos sinds lang wordt geassocieerd, door ‘haar puur- en vrouwelijkheid, met de aanwezigheid van een engel’.
De mannelijke versie moet natuurlijk gezien de über-klassieke status van The Crown Perfumery Company, mannelijk zijn en dat betekent dus een fusie van fris en hout. Op 1872 for Men, daar kun je dus niets op tegen hebben, mits je geen moeite met de prijs hebt. Wel leuk: de geur is gemaakt door een hippe neus: Geza Schön/Schoen. Ja, die van Escentric Molecules, maar die ook composities levert aan 4711, Ormonde Jayne, Abaci en Biehl.
Dit zit erin: grapefruit, limoen, bergamot, petit grain, zwarte peper, nootmuskaat, cyclaam, salie, fresia, goudsbloem, jasmijn, cederhout, patchoelil, wierook, amber en musk. Wat ik naast de frisse opening (met voor mij een nadruk op limoen en petit grain) detecteer ik een peperig-gekruide noot vastgeplakt aan een diffuse, ‘best wel zoete’ bloemennoot die zich in een zonnig decor hecht aan heel veel cederhout waarover wierookcirkels waaien.
Kan niet anders zeggen, in hun categorie zijn het kwalitatief goede geuren. Je ruikt de kwaliteit en de zuiverheid van de ingrediënten direct. En dat heeft zijn prijs (inclusief ‘snob-tax’).
Járen geleden toen het begrip niche geleidelijk aan in mijn hersenen begon door te sijpelen – wil zeggen: ik naam het voor notie aan; deed er niet echt veel mee – ontdekte ik 1920. Ik was toen ‘best wel’ onder de indruk, want ik rook meer dan ik gewend was. Wat dan?
Nou, een geur die minder georkestreerd overkwam, een geur die dichter bij de natuur stond. Wat ik verkeerd deed: Bois uitspreken. Ik dacht op zijn Frans, bois als hout, en logisch gezien de compositie. Daarna liet ik het merk een beetje links liggen, zag af en toe wat voorbijkomen op internet maar was niet echt getriggerd.
1920 Extreme, voor vier vijfde gevuld, kon ik onlangs voor drie euri’s kopen bij een tweedehands winkel in Assen. De uitbater was waarschijnlijk niet op de hoogte van de status van het merk en had geen moeite gedaan het op internet op te zoeken. Ik deed het om erachter te komen hoe je de naam uitspreekt, en waarom.
Bois blijkt dus een afkorting voor Bottega Italiana Spigo en 1920 slaat op het oprichtingsjaar. Toen begon de grootvader – Guido Galardi – van de huidige neus – Enzo Galardi – te experimenteren met formules in zijn bottega (winkel) in Florence. Met name met lavendel die groeide op heuvels rond de stad. Hoe het verder precies is gegaan, weet ik niet, en is ook niet echt interessant – wil zeggen: ik word een beetje moe van al die merken die zo hameren op hun geschiedenis vol traditie, passie en verhalen.
Feit is dat volgens verschillende sites 1920 in 2012 tijdens de Fifi Awards in New York werd onderscheiden met een ‘van de vijf beste reukuitdrukkingen’. Waarom en wie de andere vier waren, wordt niet duidelijk. Ook geen zin om dit uit te zoeken omdat die Fifi Awards steeds meer aan geloofwaardigheid begint in te boeten – vind ik. Anyway, inmiddels is Bois een parfumhuis met een sterke reputatie met een inmiddels uitgebreide collectie dat heel goed aanvoelt wat de fragrance-fijnproever zoekt in de nicheparfumerie.
WAT 1920 EXTREME BOIS IK EIGENLIJK?
Net zoals 1920 komt die zeer natuurlijk over, maar dan niet zozeer extremer maar eerder intenser, wat natuurlijk eigenlijk hetzelfde is. Alleen staat intenser in mijn beleving meer voor verfijning, terwijl extreme meer marketing driven is.
Wat ik vooral in 1920 Extreme ervaar is een Armani-toets maar dan minder glad en uitgestreken. Ik doel hier op de verschillende intense versies die er verschenen van Acqua di Giò pour Homme – zoals Acqua di Giò pour Homme Profumo (2015) en Acqua di Giò Essanza pour Homme (2012).
Die gaan ook de diepte in, maar blijven ‘op weg ernaartoe’ toch plakken aan synthetische moleculen waardoor die verdieping niet echt bereikt wordt. Bij Bois is net allemaal wat ‘eerlijker’. Vooral mooi en ‘handig’: je ruikt de opeenvolgende ingrediënten zo goed. Merk je direct in de opening. De frisse flits van bloemig lavendel met bergamot, gevolgd door salie, die ook, interessant, een rol speelt in bovengenoemde Acqua di Giò pour Homme-variaties. Met dit verschil: in 1920 Extreme ruik je die op zijn puurst want niet gehinderd door acqua-noten.
In het hart ruik je die aangename ‘mannelijke’ combi van jasmijn en geranium (de laatste maakt de eerste groener) terwijl de salie blijft resoneren. De basis is een perfect uitgevoerde eenwording tussen sterk hout en zalvende zoetmakers. Ofwel, sandel- en cederhout geven een krachtig-stoer signaal met zoete, ingehouden noten van vanille en tonkaboon.
1920 Extreme wordt neergezet als ‘fluid’ – de huidige parfumpolitieke correcte omschrijving van androgyn – maar ik geloof dat meer mannen dan vrouwen ervoor zullen kiezen. Vooral nu – het stormt, het ‘herfst’ – komt de geur tot volle wasdom. Denk een openhaard-vuurtje na een wandeling door het bos en je zit gebakken.
Dat vergroot altijd het mysterie. Althans men gaat er – nog steeds – vanuit dat veel mensen het interessant vinden. Én het is helemaal in sync met storytelling: dat tijdens het doorspitten door een nieuwe eigenaar van een parfumarchief van een lang geleden gesloten huis, hij stuit op niet eerder gebruikte formules.
Bij Le Galion is dat 222. Created somewhere between 1930 and 1935. Ik stuitte er ook ‘par accident’ op bij het re-arrangeren van mijn parfumatelier. En OMG, GVD, wat een pracht!
Van de ene kant denk ik ‘jammer dat ik’m niet eerder heb ontdekt’, van de andere kant: ‘komt op het juiste moment’. Want ik heb, zoals bekend, af en toe last van een beetjebehoorlijktochwel geurdepressiviteit veroorzaakt door middelmaatgeurtjes waarover ik me betaald professioneel moet buigen. Altijd dezelfde teleurstelling: op papier klinken composities veelbelovend, maar gespoten op de pols gebeurt er niet wat je hoopt. Wel: vlak, lineair, glad, niks. Inwisselbare middelmaat.
De allerergste, toch wel droefmakende constatering: dat mensen hier genoegen mee nemen. Nog erger: door de alomtegenwoordigheid van een paar cosmeticareuzen, wordt de klant in de ketenparfumerie maar een beperkt uitzicht geboden op het zo diverse parfumlandschap anno nu. Hij mist dus echt wat. Wat? Geuren die meer met je doen. En 222 is zo’n geur. Voor mij althans.
Zo wordt de 222 op de Le Galion-site omschreven: ‘Een nieuwe pagina opent met een brug tussen het verleden en de toekomst. Een herinterpretatie van deze verloren formule die een mysterieuze en sensuele geurcreatie ontketend opgebouwd rond een amber-oosters akkoord’.
Die brug klopt inderdaad. Want zou de compositie – gemaakt door Paul Vacher; tenminste daar ga ik vanuit – in originele staat zijn gereleased, dan zou die meer old school hebben geroken. Denk ik in dit geval aan de voor- en naoorlogse klassiekers van Caron. Mooi maar toch wel tijdsgebonden. 222 in nieuwe vorm is een perfecte manier om vintage eigentijds te ervaren.
WAT 222 IK EIGENLIJK?
222 is chique. Een nieuwe definitie anno 2019 van chic volgens Geurengoeroe: een geur die eigenlijk geen geur is, meer een olfactorische sensatie die zich als een lint van noten sierlijk om je heen draait. Het is er en toch niet. Een subtiele gewaarwording. Als je het bij iemand ruikt, en je bent geïnteresseerd in geuren, dan wil je meer weten.
Vooropgesteld: zou het door de tropische hitte van de afgelopen dagen komen dat 222 zo ingetogen maar toch zo rijk zijn nuances verspreidt? Fascinerend: het zoet-gestemde viooltje in de opening voorafgegaan door een ondefinieerbare kortstondige etherische, groene trilling.
Alleen, lijkt voor mijn gevoel het viooltje zich samen met de lavendel in het hart te transformeren tot een boeket van seringen. Voorzichtig fris, voorzichtig zoet. Samengetrokken tot een poederige sensatie met sensuele nasleep. Heerlijk. 222 heeft ook een mooie ‘huidtoets’. Wil zeggen: de poederige noten hechten zich zo elegant. In dit geval een smeuïge, lactone-achtige en vanille-achtige fusie van mirre, styrax (benzoïne), witte musk, kasjmier- en sandelhout. Laatste is opvallend present.
Maar er gebeurt meer in de basis, want naast het sensuele aspect zit er ook een kordate noot in: eikenmos en leerachtige noten. Het geeft de smeuïge fusie een ondergrond. Het effect: stoere verfijning, verfijnde stoerheid. Logisch van Le Galion om 222 als gender free, of beter gezegd als fluïde – de nieuwe omschrijving van uniseks – te categoriseren.
Dus heb je de kans om deze geur ergens te ruiken, doe het. En probeer dan direct wat andere klassiekers van het huis. Dan zul jij ook ervaren waarom Le Galion (door zijn tijdelijk verdwijnen en daardoor in tijdelijke vergetelheid geraakt) eigenlijk de missing link vormt in de moderne parfumerie. Het huis dat Lanvin en Dior van zijn parfumpremières voorzag (ja inderdaad Arpègeen Miss Dior), maar met zijn eigen geuren parfumgeschiedenis heeft geschreven.
By the way, heb je totaal nog geen clue na het lezen van mijn impressie – je kunt 222 op één lijn stellen qua sensatie met Shalimar Souffle de Lumière (2018), maar dan verfijnder, duidelijker, puurder, nich-er.
EEN JAARTAL, EEN PRIJS (DIE BIJNA IEDEREEN IN DE BUSISNESS KRIJGT)
HAUTE COUTURE, PRÊT-À-PORTER OF ‘CRUISE’ WITTE MUSK?
Jaar van lancering: 2018/2019
Laatst aangepast: 16/03/19
Je moet een kluizenaar wezen, wil het je zijn ontgaan: Karl is niet meer. Achternaam: Lagerfeld. En die deed er eigenlijk ook niet meer toe. Want hij was onderdeel van het selecte gezelschap mensen waarvan de voornaam voldoet om te zeggen wie je bedoelt. Je hebt natuurlijk meerdere Karls, maar is er maar slechts één… bladibla, bladibla en ga zo maar door. En vond de pers dat Karl toch nog wat lauwerkranstoevoegingen toekwamen, dan kon die nog altijd voor koning, kaiser of Karl Chanel opteren. Terecht bewierookt, alleen op sommige punten kon je toch vragen stellen bij deze voor een groot gedeelte toch zelfbenoemd multi-talent-tasker.
Zoals: waarom maakte hij ook zoveel lelijks voor Chanel met name de laatste jaren? Dat vonden heel veel hoofdredacteuren ook maar schreven dat niet op want… Zoals: hij was geen fotograaf. Hij ‘stijlde’ voor camera ‘voor de vorm’ wat met haren en accessoires, zei wat wisecracks tegen model, fotograaf en de rest van de crew die vervolgens het betoverende plaatje afleverden. Zoals: waarom is het hem niet gelukt om na zijn eerste licentiehouder Unilever nooit meer echt succesvolle parfums af te leveren? Zoveel talent en er dan niet in slagen de juiste mensen om je heen te verzamelen om een overtuigend product af te leveren.
Nu nog het bruggetje, geitenpaadje naar Chanel. Even nadenken. Nou deze: waarom is Chanel nooit zijn geuren gaan maken? Het huis deed het ook in het verleden voor Emanuel Ungaro. Het mogelijke antwoord: te druk met eigen productie. Zoals recent een intense versie van Coco Mademoiselle (Intense 2018), een ‘parfumextract’ van Blue de Chanel, Les Eaux (beide 2018), een nieuwe variatie op Chance Eau Tendre (eau de parfum-versie 2019) en 1957.
Ik las over 1957 heen, want ik dacht dat ik 1954 zag, het jaar waarin Coco Chanel de schaar na 15 jaar weer oppakte. Als dank daarvoor werd haar comebackdefilé neergesabeld in Frankrijk vanwege haar, to put it mildly, niet zo vaderlandslievende stellingname tijdens de oorlog. Laatste word in een nieuwe documentaire van Jean Lauritano – Les guerres de Coco Chanel – pijnlijker dan voorheen duidelijk gemaakt. Met prachtige, voor mij voorheen onbekende beelden en ontluisterende en grappige feiten.
Zoals het ‘bewijs’ dat ze met haar eigen geuren (zie foto helemaal onder) zou komen wanneer de Wertheimers (producenten en huidige eigenaars van het huis Chanel) geen betere licentiepercentages wouden garanderen. Zoals dat Amerikaanse soldaten na de bevrijding van Parijs in 1944 bij haar aan de rue Cambon niet in de rij stonden om parfums te kopen maar gratis drie flacons mochten meenemen voor hun vriendinnen/vrouwen/amants.
Wroeging of calculatie om de goede naam die Chanel in Amerika nog steeds had hiermee subtiel te ‘influencen’? In ieder geval onthaalde Amerika de collectie als eigentijds en modern-minimalistisch (en dus praktisch) én een welkom antwoord op de volgens Coco Chanel en vele Amerikaanse vrouwen terug-in-de-tijd New Look-korsetcreaties van Christian Dior.
Grappig detail: Amerikaanse vrouwen gingen zelfs de straat op om hiertegen te protesteren, al was het ‘alleen maar’ vanwege de enorme hoeveelheid stof nodig om zelf zo’n creatie te maken. Hoogtepunt in deze: de actie van de Little-Below-the-Knee Club in Chicago.
Hier valt dus 1957 op zijn plaats. In dat jaar neemt Chanel in Dallas de Neiman Marcus Fashion Award in ontvangst (hij begroet Chanel op bovenstaande foto). Ander grappig detail: tijdens een barbecue waarvoor ze was uitgenodigd als onderdeel van deze feestelijkheden liet ze de haar enorme opgediende steak stiekem onder de tafel verdwijnen – vreselijk zo’n lap volgens haar.
De laatste twee cijfers refereren ook aan de straat waar de eerste Chanelboutique in New York werd geopend: 57th Street. Die werd verbouwd, vertimmerd en vorig jaar heropend (eerste foto). En naar aanleiding daarvan werd 1957 ter plekke onthuld.
Nóg een grappig detail dat Chanel vanzelfsprekend niet vermeld: drie jaar eerder werd de prijs uitgereikt aan de grootste (vooroorlogse) concurrent van Chanel: Elsa Schiaparelli. Het huis van de l’Italienne (zoals Chanel haar noemde) is recent weer heropend (herlanceringen van haar frivole chic-parfums are on their way). En eveneens aan de nu helemaal onterecht vergeten (gezien haar staat van dienst ook op parfumgebied) Lily Daché. Netflix-seriewaardig wat mij betreft, Schiaparelli ook, of als het niet anders kan: Wars of Couture – the rivalry between ‘Schiap’ and ‘Coco’.
We gaan nog door: in 1956 werd de Neiman Marcus Fashion Award (amongst others) uitgereikt aan ‘schoonheidskoningin’ Elizabeth Arden, Clare Plotter (Amerikaans designer) en Carmel Snow (hoofdredacteur van Harper’s Bazaar die de eerste collectie van Dior zijn ‘historische duiding’ heeft gegeven met de opmerking ‘It’s such a new look!’). Dit plaatst Coco’s onderscheiding in een ander perspectief.
Anyway, als Chanels marketingafdeling op deze manier ‘jaren’ in het leven van Coco Chanel gaat gebruiken voor de Les Exclusifs-geuren dan kunnen ze nog even. Ik pik er twee lukraak uit. 1915, blijkt het jaar waarin Chanel haar eerste boetiek in Biarritz opende. 1961 – voor Delphine Seyrig ontwierp Chanel de (echt, echt, echt, prachtige) haute couture voor haar rol in de zwartwit gedraaide l’Année dernière à Marienbad (regisseur Alain Resnais). Voor de fans: deze met de Gouden Leeuw van het Festival van Venetië onderscheiden film is met behulp Chanel vorig jaar gerestaureerd.
WAT 1957 IK EIGENLIJK?
In het persbericht valt te lezen naar aanleiding van de Fashion Neiman Marcus Award: ‘Het talent van Coco Chanel wordt over de hele wereld geprezen. Haar creaties zijn het resultaat van durf om zich meester te maken van zorgvuldig gekozen zeldzame texturen en deze opnieuw uit te vinden en naar een hoger niveau te tillen’.
Ik geloof dat in dit geval toen (in de jaren vijftig) nog niet werd gesproken van texturen in relatie tot mode, maar het is een handig ‘geitenpaadje’ naar de compositie van 1957. Want dat geeft aldus hetzelfde persbericht ‘dit beeld perfect weer; een sensueel en subtiel bewerkt met een akkoord van witte musk’.
Ik moet lachen om ‘zorgvuldig gekozen zeldzame texturen’. Want: onzorgvuldig en veel voorkomende texturen (lees ingrediënten) kunnen óók leiden tot een ‘sensueel akkoord van witte musk, doorregen met bloemige, houtachtige, honingachtige en poederige noten’.
Waarschuwing vooraf: ik ben geen groot liefhebber van witte musk. Het is naast clean (de meest geprezen attributie) ook scherp, bleek, hard en koud. Je moet als neus veel doen om het (voor mij) elegant en ‘volwaardig’ te maken.
Goede geslaagde voorbeelden voor mij: Musc (1970) van Reminiscence en Musc (2010) Mona di Orio. Waarom? Beide zijn vloeiend, zacht en geven een cocon, security blanket-gevoel. Ik zie waarschijnlijk andere over het hoofd – legitiem gezien mijn (voor)oordeel.
Olivier Polge, de neus, laat voor mij musk tussen clean en cocon zweven. Elegant in drie stappen, want vooropgesteld dat is 1957. Eerst musk gehuld een groenig, licht pittige waas (roze peper en koriander). Dan neroli die de musk laat zon-schitteren met een bloemig accent, dan iris die de musk laat ‘verpoederen’, dan in de basis musk ingekaspeld in zoetige, honingachtige noten.
Maar toch het blijft witte musk – ik althans blijf een harde, ‘onaardse’ (lees synthetische) noot ruiken. Is dat erg? Helemaal niet – ik ben niet de gemiddelde consument. Maar millions, billions and zillions houden inmiddels van deze cleane, frisgewassen kijk op parfum. In zoveel geuren kom je in no time in een witte musk-basis terecht (met de nieuwe eau de parfum-versie van Chance Eau Tendre zit je wat dat betreft ook goed).
1957 is de meest toegankelijke dus meest commerciële editie in Les Exclusifs. En dat is mijn probleem: 1957 is geen niche, geen masstige, maar prestige. Geen haute couture, geen prêt-à-porter maar ‘cruise’ (benaming voor ‘tussendoorcollecties’ met een zomers karakter) witte musk. Een niet-verrassend thema dat je al zo lang ruikt in de ketenparfumerie (neem alleen de zich steady uitbreidende Musc-variaties van Narciso Rodriguez) en ver daarbuiten.
1957 zal dus heel succesvol worden. Of niet, zijn er ‘ook nog’ mensen die olfactorisch meer van Chanel verwachten, dat het de weg wijst. Een niche-musk anno nu is ook dirty, speelt, verwondert, heeft meer lagen, en laat de klant twijfelen en uiteindelijk overtuigen dat wat zij/hij eigenlijk ‘stiekem’ vies vindt, eigenlijk best wel lekker is.
In aanloop naar mijn bespreking van ‘An evening with Andy Taurer’ afgelopen 23 september at http://www.parfumaria.com hier een oude, enigszins geupdate bespreking van een mijn Tauer-favorieten.
Wanneer spreek je anno 2010 van een goed parfum? Voor mij: als je het qua sensatie en gevoel terugbrengt naar de periode toen het samenstellen van parfums werd gezien als een kunstproces en gevrijwaard was van marktconforme wetten: de jaren dertig, veertig en vijftig van de vorige eeuw.
Creativiteit, fantasie en vakmanschap stonden toen in dienst van een hoger doel: het vervaardigen van parfums die minder inspeelden op het snobappeal van de koper, maar des te meer op zijn olfactieve behoefte. Kortom: parfums die emoties oproepen die je nauwelijks onder woorden kunt brengen. Gewoon ‘stil genieten’.
Dit ‘neo-vintage’-gevoel ervaar ik sinds kort ook op bijzonder aangename wijze met de geuren van Andy Tauer. Een autodidact die zijn huis in 2005 opende en heel langzaam, maar gestaag zijn oeuvre uitbreidt. Het leuke aan hem: hij is vrij van glamour, celebrities en ‘lifestyle’. Iets waar de parfumwereld zich de laatste decennia zo graag in wentelt.
Hij doet precies wat telt: klassiek vakmanschap koppelen aan moderniteit. Dus komen bij Tauer geuren op de eerste plaats. Dat zie je (de presentatie mag van mij iets ‘grootser’), maar ruik je vooral. En dan heb je geen overdreven en vergezochte verhalen nodig. Zijn storytelling – waar iedereen nu zo naar verlangt – is daarentegen wél interessant en oprecht. Want gevrijwaard van courant verplichte clichés in de parfumerie.
Ruik aan 08Une Rose Chyprée en de geur ‘vertelt’ zichzelf… er was eens een roos uit het Westen die zich lostrok uit zijn met chypre-noten doordrenkte aarde en vertrok naar het Nabije Oosten om zich daar te koesteren in de zon en zich te hullen in weelde en warmte… ze arriveerde en assimileerde. Haar bladeren begonnen te stralen, werden zoeter en sensueler zonder de groenigheid van haar roots te verloochenen…. en ze bloeide nog lang en gelukkig.
WAT ROSE CHYPRÉE IK EIGENLIJK?
Deze roos van Andy Tauer is ‘ruw’ prikkelend en verfijnd-elegant tegelijkertijd. Komt – na de opening van bergamot, citroen en clementine – door de fusie van een klassieke chypre (ongepolijst donker en aards groen) en een oriental (zacht, fluwelig) die een originele koers neemt door de verwerking van laurier, kaneel en geranium met roos in het hart. De eerste maakt haar donker, de tweede zoet en de derde groen. En al deze facetten worden versterkt door de basis van patchoeli (donker), cistus labdanum (aards-dierlijk) en vanille (zoet), eikenmos (bos, bos, bos) en vetiver (groen, aards).
Trouwens de roos in 08 Une Rose Chyprée is niet zomaar een roos, maar een melange van absoluut en essentiële olie van rosa damascena: elke flacon bevat één pond rozenblaadjes gedestilleerd op traditionele wijze. Dat ruik je! 08 Une Rose Chyprée valt in de serie Mémorables – ik weet niet of dat anno nu nog het geval is – die volgens Andy Tauer zijn ‘als een praline, aangeboden in een 15ml-flacon met de hand gebotteld en verpakt’.
Ook interessant: volgens oude ‘parfumwetten’ is de charme van een chypre gebaseerd op de connectie tussen bergamot in de opening en eikenmos in de basis. Die vormt als het ware de pergola waaraan de bloemen in het hart zich hechten. Ervaar je op bijzondere wijze in Une Rose Chyprée.
Verder met het verkennen van Les Heures. Pour commencer: III, L’Heure Vertueuse. Hoe vertaal je dat mooi? Het deugdelijke uur? Google Translate geeft alleen ‘het uur’. Dan maar iets breedsprakeriger: ‘Het uur dat deugd doet’, ‘Het uur vol van deugd’. Hoe het ook zij: zelden lavendel zo mooi ‘zien bloeien’ terwijl ik niet zo’n lavendelfan ben. Hoe moet je dit uitleggen? Een natuurfilm versneld afgespeeld waar je de lavendelbloemetjes voorzichtig ziet ontwaken, ontluiken en vervolgens volop zachtjes bloeiend. En gewiegd door de Mistral die de lome zon van de Provence meevoert gevuld met amandel- en melkachtige noten. Denk Sir David Attenborough voor de BBC.
De geur is een interessante combinatie van ‘eerste generatie geuren’ – denk eenvoudige, medicinale apothekersbrouwsels – met het raffinement van moderniteit. Ofwel, geperfectioneerde eenvoud doordat het de zogenaamde puur natuurgeuren ontstijgt. Die blijven vaak steken in een horizontaal genot, terwijl L’Heure Vertueuse meer verticaal zijn nuances prijsgeeft. Want de lavendel is omringd door mooie groene noten die samen voor een harmonieus gevoel zorgen. Niet groen in de zin van vers geknipt, eerder niet plukken mooi laten groeien. En, hoe fijn, je kunt deze kruiden stuk voor stuk detecteren voor ze samen één worden. De rozemarijn: roosachtige, ijlige kruidigheid. De tijm: wilde groenheid. De verbena: zonnig heldergroen.
Mooi ook hoe dit door de basis wordt vastgehouden: ‘aards’ alsem, melk- en groenachtig mastiek waarvan de zachtheid wordt versterkt door amandel. Subtiel: aanwezig maar bescheiden. Happinez op niveau!
Hoe groot het contrast met VII L’Heure Diaphane (2010). Ook hier: hoe vertaal je dit? Heeft dus niets te maken met de godin van de jacht – Diana – terwijl de compositie je wel in die stemming kan sturen. Diaphane is ‘chic Frans’ voor doorzichtig, transparant. En dat is deze geur. Alsof je door tere rozenblaadjes heen naar de wereld kijkt. Maar dan zonder het ‘la vie en rose’-parfumcliché.
Daarvoor is de geur te raadselachtig, ‘te’ poëtisch. Het roosgevoel wordt opgeroepen met pioen, centifoliaroos en lychee, en komt zó natuurlijk over – lychee ruikt vaak te synthetisch, te veel naar snoepgoed, is hier geen sprake van – dat het lijkt of het een voor de gelegenheid gekweekte roossoort is: Rose de Cartier. Een basis van ‘amberhout’ houdt het geheel vast zonder dat je het eigenlijk merkt – zo licht van toon blijft het geheel. Krijgt hierdoor iets engelachtigs, iets wat bij aanraking uit het zicht verdwijnt. VII L’Heure Diaphane in één zin: where angels fear to tread, waar engelen bang zijn om te lopen…
Nu we toch bezig zijn, let’s go crazy met X L’Heure Folle (2009) – het dwaze uur. Mijn hoop, mijn verwachting: olfactorisch vuurwerk, heen en weer geslingerd worden, van de ene verbazing in de andere vallen. Niet echt dus. Een trits aan ingrediënten die rood fruit groepeert rondom het maarts viooltje en groene noten ‘op zijn Japans’. Denk L’Eau par Kenzo (1996), denk Eau de Shiso (2012) van Roger & Gallet maar dan opgestuwd naar nieuwe hoogten.
Alleen, ik kan er in eerste instantie niet echt niche van maken. Is misschien een vooroordeel: te veel rood fruit is voor mij midprice. En heel wat manden worden leeggestort: rode en zwarte bes, bosbes, granaatappel en braam geactiveerd door roze peper. Hechten zich vredig en tevreden aan het viooltje dat verscholen ligt in een bos – want de viooltjeszoetheid wordt getemperd door groene noten (shiso) met een aards, houtachtig en daardoor een beetje stroef randje (klimop en duizendknoop). Toch wel: heel mooi.
En dat onderscheidt L’Heure Folle toch van midprice; die worden meestal geserveerd met een te cleane witte musk. Hierover geblazen een lichte wolk van zoete aldehyden die zorgt voor een abstract geheel. En tegelijkertijd ‘bubbelt’ de geur, alsof er zuurstof doorheen wordt geblazen. Goed door ruikend: het is toch wel niche door de subtiliteit waarvan je ook hoopt dat de kopers het als zodanig ervaren. Maakt van L’Heure Folle wel een perfecte ‘testgeur’: zou je’m blind ook als niche onderscheiden?
Verder door ruikend en denkend: ik zie overeenkomsten tussen Les Heures de Cartier en Le Gemme, de nichelijn van Bvlgari. Beide gemaakt door vrouwen die niet willen overrompelen met ‘right in the face’-parfums maar eerder kiezen voor lichtheid en finesse. Meer een wisselwerking tussen ingrediënten dan ‘emoties’. Geuren die je moet ondergaan en onderzoeken. Ik krijg door Les Heures de Cartier in ieder geval weer zin in geuren – iets waaraan het me de laatste tijd nogal best wel veel behoorlijk aan ontbrak.
Waar de meeste neuzen van dromen (ga ik vanuit), overkomt slechts weinige: een Frans luxemerk neemt je in dienst als ‘in-huis-parfumeur’ en je krijgt… holy moly… bijna carte blanche. Wil zeggen: je moet wél inspelen op trends wat betreft de massmarket-geuren; geeft die hopefully een eigen signatuur. Met daarnaast – ta-da! – de mogelijkheid je vakmanschap op zijn best te tonen, te laten bloeien met een nichelijn.
Ik weet, jullie weten, dat het aantal huizen dat deze mogelijkheid biedt beperkt is. Een van de eersten: Annick Goutal (anno 1980) en Isabelle Doyen zijn samen één. Hermès: Christine Nagel is Jean-Claude Ellena vorig jaar opgevolgd. Chez Chanel: zoon Olivier heeft de taak van zijn vader in 2013 overgenomen. François Demachy doet het voor Dior sinds 2010. Bij Guerlain zwaait sinds 2007 Thierry Wasser de parfumscepter. Oh ja, ik vernam onlangs dat Francis Kurkdjian de nichelijn voor Burberry doet.
Misschien ben ik er een of twee vergeten. Er zijn natuurlijk nog meer huizen met een nichelijn, maar de parfums worden door verschillende neuzen geleverd: Givenchy, Yves Saint Laurent, Lancôme. De ‘Italiaanse tak’ doet hetzelfde: Giorgio Armani (2004), Dolce & Gabbana (2011).
Het nadeel inmiddels: niche is geen garantie meer voor ware originaliteit omdat het zo big is geworden. Met het gevolg – het kan ook niet anders, de mogelijkheden blijven beperkt – veel variaties op hetzelfde thema. Neem daarbij het feit dat de concurrentie op nichegebied vanuit andere hoek enorm is toegenomen: ik ben gestopt met het tellen van de nieuwkomers die tegenwoordig uit alle windstreken aanwaaien.
Eén merk die zich – voor mij althans – onderscheidt is Cartier. De nichelijn Les Heures de Parfum – anno 2009 – is spannend, eigen, eigengereid en gaat voor mij net een stap verder dan de directe concurrentie uit de Franse hoofdstad. Met dank aan Mathilde Laurent. Als je haar ziet, dan weet je direct: een bijzondere vrouw, geen doorsneeneus. Voor mij is ze een kunstenaar en kan haar verhaal ook nog eens goed en doordacht etaleren.
Geen mediocre getrutterprutteldetrut over romantiek, love, seks en al die andere parfumverleidingsclichés. Want zij neemt niet de drager/draagster als uitgangspunt maar de ingrediënten – bij Les Heures de Parfum althans. Die juist door de ‘duidelijke’ combinaties die ze maakt, vaak linken met onze, vaak op onbewust niveau sluimerende emoties waarmee ze the power of perfume kracht bijzet.
En wat gebeurt er dan? Je krijgt als ‘ontvanger’ een prettig gevoel omdat Les Heures de Parfum dus allerlei, onverwachte gedachten, herinneringen en associaties oproepen (die voor iedere ‘ontvanger’ weer anders is gezien zijn geschiedenis). En dat is volgens mij de ware bedoeling van geur. Niet een mallotig marketingverhaal overdonderend gepresenteerd, geen ‘feestdagencadeau’. Wel parfum als handvat dat je leven mooier maakt en siert omdat het resoneert met jezelf.
Moet me wel van het hart en Mathilde Laurent kan er waarschijnlijk ook niets aan doen: de nieuwe ‘nomadische’ lijn Les Heures Voyageuses (2014). Puur ingegeven door commerciële belangen en de boot niet willen missen. Vijf keer word je getrakteerd op oud: Oud & Oud (leuke naam dat wel), Oud & Santal, Oud & Rose, Oud & Musc en Oud Radieux. Ik word niet echt geil, krijg niet de neiging om naar de eerste de beste Cartier-boetiek te snellen (daar worden ze verkocht). Want de voorgestelde combinaties worden al door zoveel, teveel parfumhuizen geleverd. Ik snap het wel – ‘its the economy stupid’ – maar voor mij toch meer ‘oud na de maaltijd’, want oud is so, so, so crowdpleasing. Cartier had dit adelaarshout eerder moeten ‘opnemen’ – zo rond 2000.
Het is ‘niet te doen’: alle geuren tegelijkertijd van Les Heures behandelen. Ik weet dat ik al vaker heb aangekondigd het te doen, maar kwam er gewoon niet van. Terwijl het kennismakingspakketje met tien proefflesjes me al een tijdje geleden door de juwelier is toegestuurd.
Naam is goed gekozen, want passend bij het product waarmee Cartier bij het grote publiek over het algemeen mee wordt geassocieerd: horloges. En het vervlieden, vervliegen van de tijd heeft altijd iets poëtisch. Juist in combinatie met parfum – ook een tijdelijk voorbijgaand genot waaraan je (zoals met de meeste geneugten)zo vaak over kunt geven als je maar wilt.
WAT LES HEURES IK EIGENLIJK?
Ik pak er lukraak twee: VI L’Heure Brillante en XIII La Treizième Heure (beide 2009). De eerste: een schalkse, frisse en limoengroene opening met ‘shaken not stired’-cocktail-effect die inderdaad schittert, knalt, ‘brille’ heeft. Wat een citrusexplosie! De inspiratie: de energie van het neongekleurde nachtleven. De geur heeft een hoge herkenbaarheidsgraad – klassieke knisperende citrus – en brengt je in een verwachtingsvolle, opwaartse stemming en wordt gecombineerd met ‘nu’. Het is eigenlijk een neo-cologne met neo-groene schittering alleen met een vasthoudendheid schommelend tussen eau de toilette en eau de parfum.
Het effect: VI L’Heure Brillante voelt aan als – ik haat de omschrijving; moet maar – vloeibaar fluweel. De compositie heeft zwaarte, beklijft, gaat niet direct de lucht in. Laatste komt op conto van aldehyden die je door de fris-energieke noten ruikt. Aangenaam en elegant en mooi de hoge concentratie aan natuurlijke citrusessences. Ook verwerkt: lijnzaad, maar dat ruik ik niet als zodanig. Mijn herkenning trouwens: Ginn Fizz (1955/2009) van Lubin. Kan trouwens wel indenken dat mensen gezien de prijsproductverhouding zullen afvragen of dit niet wat veel geld is voor een ‘sterke cologne’. Maar vergeet niet: er zijn ook heel veel mensen die zich deze vraag niet – hoeven te – stellen als ze zich ‘weer eens’ willen trakteren op een nichegeur.
XIII La Treizième Heure: direct helemaal mijn ding. Een doorgerookte leergeur, as is verbrande turf, dat werk. Zo moet niche-leer zijn voor mij. Niet in de lak gezet, maar ruig, in pure staat, onbewerkt. Laurent noemt het zelf een ‘olfactieve bedriegerij, een misdaad met voorbedachten rade’. Wat is er mis aan deze daad? Niets. Eerder hulde. Heel even ruik je bergamot en dan maakt het leer – berkenteer vermoed ik, of de synthetische variant – zich vrij – lijkt direct te komen uit een looierij, het walmt je tegemoet.
Toch treedt er een zekere verfijning op: het leer mengt zich met de groen-rokerige noten van maté. Geeft de compositie een idee van lucht en ‘gespeelde helderheid’ want de maté is van de sterkste soort en hecht zich vervolgens in de basis aan een vrijgevige, pure patchoeli beplakt met een paar druppels vanille. Ik heb heel lang moet ruiken om narcis te detecteren.
Niet gelukt. Terwijl het een van mijn geliefde narcotische bloemen is. In ieder geval: ik word blij van deze duistere leerexercitie. En als je VI L’Heure Brillante en XIII La Treizième Heure mengt en even met elkaar laat samenwerken krijg je een leergeur gekieteld door limoen en citroen. Mijn eerste associatie met het dertiende uur qua bewuste niet-geraffineerdheid: Cuir (2010) van Mona di Orio alleen wordt die meer soapy op het einde.
Nu we toch zo enthousiast bezig zijn, nog eentje gepakt: IIL’Heure Convoitée (2012). Wat een lekkere naam waarvan bijna niemand meer die geen Frans in zijn leerpakket heeft gehad de betekenis weet : het begeerde uur. L’Heure Attendue – het verwachte uur, de tijd waarnaar wordt uitgezien – was vanzelfsprekender geweest, maar die naam hoort nog steeds bij Jean Patou. De couturier lanceerde dit parfum in 1946 om het einde van de Tweede Wereldoorlog te vieren.
Wat moet je ruiken? Hoop in een flacon lijkt me. Wat krijg je? Blinde, eerste impressie: een überzoet, sentimenteel en ‘romantisch’ parfum geschakeerd rondom een boeket van ‘ouderwetse’ anjer omlijst met iris, viooltje en rood fruit ‘afgepoeierd’ met zachte, poederige musk. Tweede impressie: lipstick. Derde impressie: een voorstelling tijdens het belle époque in Palais Garnier in Parijs. Ik zit er niet helemaal naast. In mijn hoofd zit alleen de viooltje-iriscombinatie te veel in de weg, want de anjer ruik ik niet zo gekruid ‘zoals het hoort’. Het rode fruit doet me een beetje denken aan Délices (2006) van Cartier maar is slechts een accent dat juist de zuurtjes-associatie met het viooltje versterkt. Niet gemaakt door Mathilde Laurent maar Christine Nagel.
IIL’Heure Convoitée is chic, verfijnd maar… niet echt verrassend. Wil zeggen: zoetgevooisde ‘boudoirgeuren’ is een gegeven in de nichewereld. Mijn directe associatie: Misia (2015) van Chanel en Love in Black (2009) van Creed. Op naar de volgende uren.
Model: Lily-Rose – dochter van Johnny Depp en Vanessa Paradis – Depp
De kracht van een klassieker? Dat het zich probleemloos weet aan te passen aan heersende modes en codes zonder het ware karakter van de compositie te verloochenen. Zegt men. Heeft men ooit bedacht. Was het Coco Chanel zelf die niet zei: ‘Ik wil onderdeel zijn van datgene wat gaat komen’. Beweert ‘Chanel’ nu. De sinds 2014 aangestelde ‘in huis parfumeur’ Olivier Polge verdiepte zich in het geheim van N°5 en vertaalde dat naar een eigentijdse variatie voor een nieuwe generatie. Het resultaat: N°5 L’Eau. ‘Zo essentieel als water, puur, fris, mooi, universeel, een bron van leven’.
Is nodig, want het ‘algemene’ vooroordeel: N°5 is een mooi, alleen te zwaar voor ‘de nieuwe generatie’ consumenten. Dat ligt dus niet aan gebruikers, maar aan de manier waarop nu parfums worden geproduceerd en ‘vermarket’: licht, luchtig, transparant. Niet zwaar, vol en rijk. We hebben het dan wel over masstige-geuren – een samentrekking van massa en prestige, niet over niche. Want als je blind een jonge consument N°5 laat ruiken, zonder verhaal, zonder uitleg, grote kans dat ze de geur ‘best wel te pruimen’ vindt.
Hoe het ook weze moge, Chanel wil de aansluiting met de jonge consument niet missen. Wie niet in parfumland? Vandaar N°5 L’Eau. Het is recentelijk de tweede poging van het couturehuis om dé klassieker van de 20ste eeuw te verjongen. De vader – Jacques Polge – van Chanels huidig huisneus deed het in 2007 met Eau Première. Hij zei toen: ‘Ik wou het parfum een meer heldere en pure benadering geven zonder me te veel van het origineel te verwijderen’. Hoewel de ingrediënten in nieuwe verhoudingen gepresenteerd, bleef het typische kenmerk van N°5 overeind: de aldehyden.
Wat doet zijn zoon, Olivier, negen jaar later: ook hij ontleedde als een chiurg stuk voor stuk alle ingrediënten en presenteerde die eveneens in nieuwe verhoudingen. Alleen nòg meer in sync met de parfumcodes van het nieuwe millennium. Dus zorgeloos en transparant. Met andere woorden: ‘Een ode aan de eenvoud’. N°5 L’Eau is minder abstract en diffuus dan zijn voorgangers, is als compositie eenvoudiger te analyseren.
N°5, gelanceerd in 1921, staat bekend om zijn overdosis aan aldehyden. Een revolutionair synthetisch component – door Chanel als eerste toegepast samen met de neus Ernest Beaux – dat bloemen in een compositie voller en rijker laat bloeien, met een bijna metaalachtige finish. Deze aldehyden worden in N°5 L’Eau door Oliver Polge getemperd door ze te omringen met een fris en tintelend hesperide-boeket van citroen, mandarijn en sinaasappel. Je ruikt de aldehyden nog wel; present maar meer als ‘herinnering’ op de achtergrond. Een leuke ervaring in vergelijk met het eau de parfum. De bloemen in het hart blijven hetzelfde.
Alleen ook hier: de onderlinge verhoudingen veranderd. Sensuele roos en helder jasmijn bloeien zoals in N°5, alleen zorgt een groenere versie van ylang-ylang voor een meer modern-elegant geheel. Maar ook hier: een diffuus boeket als resultaat. De verrassing zit hem voor mij in de basis. Vetiver en cederhout garanderen een duidelijke houttoon – strak en droog – die door witte musk en katoen een frissere en transparante ondertoon krijgt. Zie daar het modern elan. Alleen: de reacties van doorgewinterde klassieke N°5-fans in mijn vriendenkring lopen nogal uiteen. Ik ga binnenkort een meer uitgebreide consumententest doen. We houden u op de hoogte.
Tenslotte, vergeet niet dat N°5 L’Eau geen eau de cologne, geen verwaterde versie is van het origineel, het is een nieuwe compositie helemaal toegepast op de geurcodes die nu spelen. Met de mediapremière N°5 L’Eau toont dat Chanel de wereld van social media perfect aanvoelt. Geen officiële persconferentie, maar gewoon via Instagram wereldkundig gemaakt – als opwarmertje. Gevolgd door een abri-campagne. Daarnaast werden invloedrijke bloggers, vloggers en ‘Instadrammers’ op de door Chanel beheerde roosplantages in de omgeving van Grasse uitgenodigd om de geur aan den lijve te ondervinden.
En kijk eens hoe de geur internationaal wordt ontvangen – ta-da! ‘the unboxing’ – door mindere ‘influential’ parfumbloggers! Zet je wel je wekker om de vijf minuten.