FASCINERENDE ONTMOETING TUSSEN GROEN EN WIEROOK
Als je naar deze geur googelt dan verschijnt die al na de tiende letter: Mousse Aras… hiyama van Le Jardin Retrouvé. Heb natuurlijk al vaker over dit in 1975 opgerichte en zich als ‘first niche’ manifesterende merk gehoord. Alleen de naam hield me tegen: ben een beetje heel veel moe van al die geuren die de geheime deur/opening zijn naar wat voor een tuin dan ook.
En dan als mérk je naam/lot er helemaal aan verbinden… weet het niet, maar ik vergeef het ‘de hervonden tuin’ gezien de oprichtingsdatum. Toen had je nog niet zoveel geparfumeerde tuinen. Toch even checken op mijn overzichtslijst. Klopt dus. De meest vintage in deze: Dans le Jardin de mon Curé van Guerlain. 1895. Daarna: Un Jardin de Nuit van Arys. 1919. En toen: Chèvrefeuille en Jasmin van – inderdaad – Le Jardin Retrouvé. 1977.
Ik kreeg een ruime sample van Mary ter Heege toegestuurd. Misschien wel of niet bekend: ze is een fanatiek (in de goede zin van het woord) en verbazend goed op de hoogte zijn amateur-parfumkenner. Ze was een tijdje geleden bij mij op bezoek in mijn Geeser parfumatelier om te praten over een parfumpraatje dat ik binnenkort ga houden in het openbaar (we houden u op de hoogte).
De reden van het verzenden: tijdens ons geanimeerde gesprek liet ik ontvallen dat ik ooit zelf parfums ben gaan mengen omdat ik me soms afvroeg waarom bepaalde ingrediënten nog niet samen gebruikt zijn. Zoals wat me de laatste tijd bezighoudt: wierook en vijg – in combinatie met galbanum en nog meer (mos)groen. Zegt Ter Heege dat zoiets sort of al is gebeurd, en wel met, inderdaad: Mousse Arashiyama. Gelanceerd in 2019.
Opvallend, en dit gebeurt niet echt vaak: geur in combinatie met storytelling klopt. Ik wist het niet, want heb het land van de rijzende zon nog nooit bezocht, maar met Arashiyama wordt verwezen naar – met dank aan Wikipedia – ‘een natuurlijk bamboebos in Kyoto voornamelijk bestaand uit mōsō-bamboe toegankelijk voor publiek’. Helemaal hip: het ministerie van Milieu beschouwt het bos als een onderdeel van het geluidslandschap van Japan.
Zoals wellicht bekend: bamboe ruikt niet, maar het olfactorisch oproepen spreekt als het ware voor zichzelf: groen, fris, teder en sterk. Dat gaat dan zo. Eerst de inspiratie. Le Jardin Retrouvé vertelt: ‘Een uitnodiging tot contemplatie, sereniteit, spiritualiteit. Maxence Moutte (de parfumeur) geeft ons in deze creatie zijn poëtische visie van het bemoste kreupelhout van een Japans bamboebos, we raden groene tonen van mastiek, rijpe vijg, dauwparels’. Nu zij we echt in Japan: ‘Uit een tempel ontsnappen slierten van wierook en heilige houtsoorten worden versterkt door de frisheid van bergamot’.
En toen sloegen ze een beetje door – eigen aan parfumhuizen en parfumeurs: ‘Je wandelt in dit bos als ware het een heilige plaats. Gesust door de zachtheid van het mos, gehoorzamen je stappen aan een oeroud instinct, een diepe intuïtie. Bij de bocht in het pad vallen je ogen uiteindelijk op deze machtige boom waarvan je de naam niet kent maar wel weet. Je ziel, bevrijd van zwaarte, maakt zich subtiel los van de grond en blijft hangen om te genieten van eikenmos, patchoeli, mastiek en wierook’. Lijkt Rituals wel.
Mooi is de verstrengeling van groen en gerookt hout. Zonder al te diepzinnig te worden; Mousse Arashiyama gaat voorbij de oppervlakte, maar dat gebeurt al snel volgens mij als je geen bloemen toelaat: die maken geuren namelijk toegankelijker en ‘begrijpelijker’. Zulke zonderbloemencomposities vallen dan al snel in de categorie moeilijk/niche.
Ik moet trouwens eerder aan een beekje/stroompje denken dat zich door een bamboebos slingert (door de opvallende aquanoot) dan aan de omringende groene vegetatie. Want het is alsof deze groene smaakmakers door het water worden gewiegd – viooltjesblad, gras en groen-kruidige noten. Wel lekker hoor die vijg die ‘uit het water springt’ en geleidelijk door mastiek houtachtiger en door de wierook ingetogener, sereen wordt.
Al dieper ruikende moet ik denken aan een mist van Kenzo die – ooit – in de KenzoKi-lijn zat/zit: ook toen was bij mij de verwondering groot dat hoewel bamboe niet ruikt, je toch het ‘geurgevoel’ ervan mooi kunt vertalen. Het volgende ervaar ik niet; vraag me af of dit niet een geval van ‘wishful thinking, wishful smelling’ is: ‘Door jarenlang wetenschappelijk onderzoek (in samenwerking met Givaudan) geeft dit eau de parfum een energieboost’. Dat doen groene en citrusgeuren al ‘uit zichzelf’ vind ik.
Hoi Erik,
hoe zit dat dan, dat bamboe niet ruikt? Huizen met ‘parket’ van bamboe, of bijvoorbeeld snijplanken van bamboehout hebben een hele specifieke geur. Groen, kruidig, harsig. Is dat dan de lijm die het geheel bij elkaar moet houden die deze geur geeft ofzo? En ook wat als “bamboescheuten” in blik wordt verkocht ruikt heel apart. Weet je hoe dit zit?
Hi Roos, bamboe ruikt (niet echt). Ik heb een plant in mijn tuin staan. Onverwoestbaar. Denk je ze nu helemaal tot op de wortel te hebben gekilld, zie je een jaar later de eerste scheuten weer uit de aarde steken. Sommige soorten geven een zwakke geur, maar alleen als je over de halmen wrijft – beetje groen, beetje houtachtig. Bamboe als geur: ii het idee dat wij van bamboe dus hebben, en wordt dat dus ‘nagemaakt’ door parfumeurs. Van die lijm zou misschien kunnen, als het een natuurlijke hars is. Maar die ‘nagemaakte’ geur zou ook als extraatje aan de lijm toegevoegd kunnen zijn, om het idee van groen en natuurproduct te versterken. Bamboescheuten zijn een ander geval: alle groente die je kookt (en inblikt) scheiden een geur af. Van plezierig (spercieboontjes) tot onaangenaam (spruitjes). Geurige groet. Erik