OP BASIS VAN CITROEN, RABARBER, PERZIK & WATERMELOEN
PLUS: EUCALYPTUS, AMBROX & BLOND HOUT
Heeft u dat ook wel eens: je ruikt in een winkel – hoelang geleden was dat ook alweer! – of tijdens een presentatie – idem! – aan een nieuwe geur, en je denkt: ‘Wat ruik ik eigenlijk?’ Iets preciezer: ‘Ik ruik bijna niets, iets vaags.’ Uw capaciteit om geuren te detecteren, lijkt u in de steek te laten. Geurengoeroe heeft het zo vaak. Soms is het verkoudheid, soms is het de (te veel) witte wijn en/of bubbels van de avond tevoren (dan gaat mijn reukzin staken), soms is het algemene vergeetachtigheid, in chique politieke en parfumkringen beter bekend als amnesie.
Bij twijfel pak ik dan een olfactieve krachtpatser (zoals de afgelopen tijd Myrrhe Ardente van Annick Goutal), gewoon om effetechecke. Ruik ik dan, in dit geval, de zoetig-rokerige, verbrande houtnoten met amberaccenten en gekonfijte mandarijnschil, dan weet ik dat met mijn neus niksaandehanda is.
Dat heb ik dus ook met de 2021-variatie van ck one summer, die ik traditiegetrouw, jaar in, jaar uit, beschrijf. Ik ruik iets wat door moet gaan voor water, ik ruik iets wat door moet gaan voor citrus. Ook ‘iets roods’. Alleen verschrikkelijk vaag. Dus Myrrhe Ardente gepakt. Niks mis mee! Ik begrijp nog steeds dat Jozef en Maria erg blij waren met dit geschenk van Caspar…
Even het persbericht erbij gepakt, misschien brengt die me in de juiste stemming: ‘Bedwelmend. Surrealistisch. Verfrissend. Een creatieve interpretatie van een zomerse roadtrip door de Amerikaanse woestijn, gemaakt door digital artist Mishko – de hitte gedurende de dag culminerend in een technicolorzonsondergang in heldere tinten van geel, oranje en koraal. Die brengen ons in vervoering en opwinding. We zijn bedwelmd door de stralende hitte. Als de tijd verstrijkt wordt een verfrissende illusie in een vage waas onthuld. Een explosie van kleurrijke frisheid; de pure en levendige nieuwe geur voor de zomer van 2021.’
Tismenogalwat! Nog een keer ruiken. Sorry guys, the feeling remains the same!’ Maar wat zit er dan allemaal in parfumpotjandorie! Nou, een ‘bitter toch zoete, zeldzame citrusmix van een citroen- en sinaasappelhybride, de levendigheid van rabarber zorgt voor een nostalgische verfrissing, het zoetwaterakkoord explodeert met sprankelende vitaliteit en de weelderige geur van perzikschil onthult een moderne zoetheid.’
Iets specifieker in order of appearance: grapefruit, zoetwaterakkoord, meyercitroen, eucalyptus, watermeloen, rabarber, ambrox, blond hout, perzikschil. Mijn gevoel verandert niet veel. Door de opsomming meen ik nu ook een zweem van watermeloen te herkennen.
Eindoordeel, dat klinkt te zwaar. Eindimpressie is beter: een niksaandehanda citrusy geur die zich meer als een mist dan een eau de cologne manifesteert. Niet bedwelmend. Wel levendig in de zin van uplifting. Heb het al eerder opgemerkt bij tig andere geuren: hoe zou ck one summer 2021 hebben geroken als het de ultimate nichebehandeling van een neus had gekregen? Ik denk een citrus-rode explosie knetterend tussen Hermès en Atelier Cologne.
Vermeldenswaard: de Meyercitroen bestaat echt; is een pomelo-hybride uit China; een kruising tussen citroen en mandarijn – zie video.
Let op: info betreffende Angel en Alien met * aangegeven begin alinea
Je gaat er niet dood aan: na een paar keer, met lange tussenpozen weliswaar omdat je het in eerste instantie niet kunt geloven, tot het inzicht komen dat je favo fragrance niet meer hetzelfde ruikt als ‘voorheen’; blijkt veranderd qua samenstelling. Het ergste wat je kan overkomen in dit geval: teleurstelling inslikken en ‘jammer genoeg’ op zoek naar een nieuwe geur die de komende jaren niet qua samenstelling zal veranderen.
*Eerst een historische duiding: het zal eind jaren tachtig, begin jaren negentig zijn geweest (voor alle duidelijkheid: van de vorige eeuw) toen ik me aan het schrijverschap en de journalistiek waagde, en in deze hoedanigheid toenmalig hoofd parfuminkoop van de Bijenkorf trof: Cees Bosman. Tijdens onze kennismaking zei hij dat hij net terug was van een testcase-presentatie in Parijs van Clarins. Het betrof Angel van Thierry Mugler. Ik zal zijn opmerking nooit vergeten toen hij me this perfume in the making liet ruiken: ‘Wie wil er nou in hemelsnaam naar aardbei, chocolade en patisserie ruiken?’
In het begin niemand, behalve sommige ‘nichers avant la lettre’, maar na drie jaar – het moment waarop een niet succesvolle introductie meestal in de aanbiedingenbak eindigt – begon, geholpen door de juiste verhalen van ‘influencers avant la lettre’ en de ‘Mugleriaanse’ en ‘wereldvreemde’ advertenties in relevante media, voorzichtig de lijn naar boven.
Long story short: Angel is door het volharden in zijn uitzonderlijkheid en extremiteit een van de grootste successen ooit. De compositie zelf werd een nieuwe standaard in parfumcompositie met een ‘often copied, hardly equalled’-status. Platter gezegd: een melkkoe. Vreemd dan ook waarom Clarins Thierry Mugler heeft verkocht aan L’Oréal. Waarom mij niet gebeld? Het zij zo. Toch, angst bekroop veel trouwe fans: zou de cosmeticagigant recht blijven doen aan de filosofie, de erfenis en het dna (geliefde, maar even gratuite commitment-termen in beauty- en lifestylekringen) van Mugler? Belangrijker: gaat L’Oréal met de composities sjoemelen?
Terechte twijfel. Velen – inclusief Geurengoeroe – vinden het onvergeeflijk dat de originele formule van Yves Saint Laurents Opium (1977) na de overname door L’Oréal (2008) van YSL Beauté in het jaar daarop direct werd aangepast. De oude Opium zou inmiddels zoveel ingrediënten bevatten die in de loop der decennia door de IFRA als allergeen werden beschouwd waardoor het een verloren strijd was de formule te redden. Aldus L’Oréal.
Heeft me altijd bevreemd: ik ken enkele nichehuizen die ‘meeslepend’ met het Opium-thema hebben gespeeld (met name rondom het anjer- en patchoeli-thema) die nooit als allergeen zijn gekwalificeerd en dus gewoon te koop. Ik heb zelf in de hoedanigheid van mijn upycle-parfumhuis Le Bienaimé ooit bij www.skins.nl een Opium-hommage verkocht (naam Perfume State) geassembleerd uit diverse oriëntaalse klassiekers. No problem.
*Anyway, via verschillende kanalen heb ik inmiddels vernomen dat Angel en Alien wel degelijk zijn veranderd; dat de huidige versies niets meer van doen hebben met het origineel. De dochter van een vriendin was zelfs zo in de war van het bericht en daarna zo wanhopig bij het ruiken dat ze het internet is gaan afstruinen op ‘vintage’ Alien. Raar om vintage in verband al te gebruiken.
*Eerlijk gezegd, durfde ik de nieuwe versies ook niet te ruiken. Niet dat ik, bij teleurstelling, alleen maar slapeloze nachten zou hebben waardoor ik op een strikt dieet van downers verder zou moeten leven – ik kan zonder ze leven, doe het dagelijks. Maar, ik hou liever de herinnering aan een mooi verleden dan dat die wordt verpest door een ‘bewerkt heden.’ Daarnaast staan al die formule-adapties – door de industrie eufemistisch vaak verantwoord met ‘aangepast door de veranderde smaakopvattingen van de consument’ – me tegen.
De parfumindustrie is een van de meest winstgevende met over het algemeen een enorme consumentenloyaliteit. Neem als industrie die ook serieus; doe moeite om de kwaliteitsstandaard die men gewend is te handhaven en ‘verberg’ je niet achter de IFRA, de organisatie die de gebruiksnormen – van adviserend tot verplicht – voor parfumbestanddelen bepaalt en standaardiseert.
Daarom eerst: waarom worden composities naar verloop tijd aangepast? Zoals zonet aangegeven: IFRA heeft veel voor 2000 gebruikte (natuurlijke) ingrediënten verboden en dus laten vervangen door synthetische of andere aromachemicaliën. Soms overheerst ook het winstprincipe van de sector: goedkopere ingrediënten bespaart geld. Neem de klassieker L’Interdit van Givenchy – tragisch!
Wordt ook wel eens vergeten: natuurlijke materialen ooit in overvloed geoogst, worden steeds schaarser. En bepaalde onafhankelijke – vaak Europese – producenten geliefd om hun eigen concentraties van bijvoorbeeld iris of viooltje zijn in de loop der jaren opgegaan in multinationals die vaak snel ophielden met het maken van deze formules omdat ze te duur waren en daardoor de vraag steeds meer afnam. Nog eens extra gevoed door de opkomst van nieuwe, interessante en vaak goedkopere synthetische ingrediënten.
Daarom blijft het voor neuzen een uitdaging formules aan te passen. De basisregel voor hen blijft ‘veranderen zonder te veranderen’. Gelukkig zijn er ook nog die streng in de leer blijven. Na een beperking van het gebruik van kaneel stopte Pierre Guillaume met Un Crime Exotique (2007) omdat de herformulering hem niet bevredigde. Terzijde: er worden volgens mij geen restricties opgelegd van de hoeveelheid kaneel in culinaire producten – is avaleren minder erg dan opsnuiven en/of op de huid spuiten?
Daarnaast, spelen ook andere, meer subjectieve factoren een rol. Geuren veranderen, maar wij ook: na verloop van tijd verschuiven smaakvoorkeuren, letten we op andere nuances en willen die dan vaak bevestigd zien, waardoor het verschil tussen ‘toen’ en ‘nu’ duidelijker wordt.
Dan is er ‘nog zoiets als’ het geheugen: hoewel we dat vaak als iets volkomen onveranderlijks te zien, is aangetoond dat herinneringen zeer flexibel en elastisch zijn: onze hersenen zijn 24/7 (ook tijdens het slapen) aan het registreren en passen nieuwe ontvangen informatie en indrukken aan. Met het gevolg dat na verloop van tijd herinneringen kunnen transformeren, zozeer dat het beeld/de impressie dat we van iets hadden radicaal kan verschillen van de (ooit initieel ervaren) werkelijkheid.
Ook een goede ‘instinker’: het is de mens eigen te romantiseren en idealiseren. For good en – wordt wel eens vergeten – for worse. Met het ouder worden neigen we ervaringen uit het verleden en herinneringen op te poetsen, terwijl deze ‘memorabele’ ervaringen feitelijk niet zo bijzonder waren. Ik ken het van mezelf: weet zeker dat de eerste keer dat ik N 5 rook, de geur anders was dan dat ik het nu ervaar. De ‘knal’ ontbreekt – letterlijk: de heftigheid van de aldehyden in de opening bijvoorbeeld die ik toen als zodanig nog niet wist te analyseren (heb met Baghari een goed alternatief voor gevonden). Maar ik weet inmiddels ook: een eerste indruk van iets kun je niet een heel leven lang blijven ervaren, willen evenaren. Na verloop van tijd treedt herkenning op – maar goed ook.
Dat neemt niet weg dat je je rot kunt schrikken. Ik heb het bij zoveel geuren die verplicht/vrijwillig zijn aangepast. Met name bij die me dierbaar waren en/of doorgaan voor onbetwiste klassieker en met recht als kunstwerk – in ieder geval door mij – worden beschouwd. Na een herformulering, mis je de kracht, de verbeelding, de vanzelfsprekendheid. Het wordt allemaal gladder, ‘emotielozer’, minder onontkoombaar.
Neemt niet weg dat deze nieuwe versies bij een eerste kennismaking bij een ander wel tot dergelijke emoties kunnen leiden. Miss Dior, Jules, Féminité du Bois, Fleurs de Cédrat, Mitsouko, Opium, Eau de Campagne; kan nog wel even doorgaan. De allerergste schok voor mij: de allereerste geur van Cartier: de nieuwe versie Must verboden worden! Ik herhaal: de nieuwe versie Must verboden worden.
*Nu Angel en Alien. Wat ik zonet beschrijf gebeurt. De knal, het ‘hallo-hier-ben-ik’’-gevoel ontbreekt. Beide wàren geuren die zich eerder aankondigden dan de draagsters. Ik heb twee vriendinnen die Angel jaren hebben gedragen (inmiddels niet meer), en die kwamen dus echt binnen. Heerlijk! Maar dat gevoel is nu weg. Wat je in de aangepaste versies feitelijk ruikt, zijn het hart van de composities en dan ook nog eens zuiniger gedoseerd. Laten we het niet over de afronding hebben: niksig. Maar dat is inmiddels bij zóveel geuren standaard geworden. De moeder van de hierboven genoemde van Alien vervreemde dochter, is een ‘klassieke’ Angel-addict en moet bij de nieuwe versie bij de drydown aan wasverzachter denken – ze kan wel huilen. Ik moet bij de basis van veel geuren denken aan samengebalde muskwolken die dreigend ronddrijven in tax free parfumwinkels op vliegvelden.
Trouwens, sommige herformuleringen vind ik goed geslaagd: zoals Rochas’ Femme en Balmains Vent Vert. Het is minder, maar de all over-indruk van het origineel ruik je wel. Verbeterd, ja het bestaat, voor mijn gevoel: Je Reviens van Worth – het viooltje is poederig-voller en frisser.
Dat het de parfumindustrie (zeker de huizen die zich laten voorstaan op traditie en ‘respect’ voor originele formules) ook niet lekker zit, wordt wel bewezen door het feit dat er nu een prijs bestaat voor de Beste Herformulering van het Jaar – ben de exacte naam even kwijt. Hiermee worden huizen uitgedaagd en het metier van neus op de proef gesteld maar ook serieuzer genomen. Noodzakelijk wellicht in een tijd waarin artificial intelligence en algoritmes nieuwe geuren designen.
Zo puzzelde Thierry Mugler, sorry Thierry Wasser (hoofdneus van Guerlain) een tijdlang met Mitsouko – een diepe chypre met zijn kenmerkende ‘eikenmosgeraamte’. Hij zegt hierover: ‘Eén techniek maakt het mogelijk eikenmos te gebruiken zonder de allergene moleculen, atranol en chlooratranol, maar deze ‘magere’ versie heeft niet dezelfde portée als het origineel: je verliest volheid en gaat minder lang mee op de huid. Voor Mitsouko heb ik het eikenmos opnieuw ontworpen om het de consistentie van de oorspronkelijke versie te geven. Het is vakmanschap, het is koken.’ Zo kan het dus ook. Met dien verstande: heb de nieuwe versie nog niet geroken.
Er zijn van die geuren – best wel veel eigenlijk – die bij eerste kennismaking voor mijn gevoel letterlijk nergens naar ruiken. Iets vaags, zwevend tussen poederig, bloemig en iets zoetigs richting teleurstelling. Laatste komt niet door mijn te hoge verwachtingspatroon – die zit de laatste jaren sowieso al in een behoorlijke negatieve spiraal – maar juist door de verwachtingen die worden opgeroepen, maar die – zoals met zoals zoveel dingen in de fast lane of lifestyle – niet worden ingelost.
En dan slaat bij mij de twijfel toe. Om zeker te zijn dat mijn geurgevoel niet lost is somewhere down the highway, spray ik op mijn rechterpols een eau de cologne op eau de parfum-basis met altijd een flinke petit grain-injectie. Als ik daar dan volop van kan genieten en er de specifiek groen-tintelende noot uithaal, dan weet ik dat mijn neus nog in de juiste richting staat. En dan – check, dubbelcheck, driedubbelcheck – keer ik weer terug naar die vage geur and let the show/magic begin again.
Zoals Muskethanol van Aether. Het kennismakingspakketje waarin deze geur zich met vier andere bevindt, ligt al een paar jaar in mijn ‘nog ruiken’-doos. En ik loop hopeloos achter; volgens de site staat de teller van Aether – anno 2016 – inmiddels op 14. Aether – slogan Conceptual Fragrances – tapt uit dezelfde basisvaatjes als Escentric Molecules en Nomenclature, en er zullen inmiddels zich nieuwe verdedigers van deze visie hebben gemeld die de consument trakteert op smaakmakers die normaliter op de achtergrond fungeren van een totaalcompositie en an sich een compositie op zichzelf zijn.
Wil je meer weten over de filosofie ga naar www.aetherparfums.com. Hoewel vlug uit de grond gestampt – de man achter het merk is Bernard Chabot, ook verantwoordelijk voor de herlancering van Le Galion – klopt het plaatje. ‘Droge’, kille hightech-foto’s en filmpjes, maar sfeervol volgens de huidige stylingwetten plus nogal hoogdravende verklaringen gelardeerd met een knipoog. Dat laatste geldt ook voor de geuren.
Muskethanol dus. Eerste indruk: fris, beetje viezig zuur, vervolgens een beetje groen om dan musk(ethanol) te ‘worden’. Het is een aardige, maar niet zo puur single note dan je afgaand op de naam zou verwachten. Ík althans stel met bij ‘pure’ synthetische musk iets heftiger voor. Of pure stank, of pure poederigheid, of puur katoenfrisheid. Alles ontwikkelt zich tot een aangename bloemige geur waarvan de gemiddelde Ici Paris XL-klant misschien zal schrikken (gewend als die is aan clean-fresh), maar de doorgewinterde niche-neus niet echt euforisch zal maken.
Maar ik zit blijkbaar op het verkeerd spoor want dit volgens Aether ‘alcohol voor de goden’ draait niet om musk; het is een samensmelting van een cyclamenaldehye (met frisse rabarbernoot), damascenone (roos, fruit met pruim en bes en tabak). Laatste haal ik er wel uit, na langer snuiven. Maar niet de noot de herinnert aan lelietje-van-dalen: florol. Aangenaam maar niet avantgardistisch overrompelend.
Carboneum is voor mij een gemakzuchtgevalletje waarvoor zes ‘basisverleiders’ in stelling worden gebracht. Een aldehyde (denk in dit geval groene mandarijn dobberend in de zee), timberol (denk gezouten hout met animale resten), coumarine (denk hooi), methyl benzoate (denk amandel, heliotroop), evernyl (denk eikenmos), iso e super (denk ambergris). Kort maar duidelijk: de amandel overheerst heel sterk, en dan weet je direct waaraan – uit mijn hoofd – Au Masculin van Lolita Lempicka – en Castelbajac zijn charmes te danken heeft. Na een half uur zijn alle prettige jeugdherinneringen die amandel voor sommigen lijkt op te roepen verdwenen, wat resteert is donker maar clean hout.
Zou je me in principe voor kunnen wakker maken, en stop’m onder mijn neus en ik ben ‘woke’, opgewekt en vol goede zin: Citrus Ester. Eerste indruk een ouderwetse eau de cologne decennialang opgeborgen in een lade van je (over)oudtante – vergane glorie als het ware. Ook iets wrangs, een overrijpe citroen op het punt van verschimmelen. Maar dan ontwikkelt de geur zich tot een aangename, erg klassieke citrusgeur met, dat wel, heftige zuurgraad. Opvallende hoofdsmaakmakers herbac (mix van groen hout, eucalyptus, ‘nattigheid’ en munt), methyl grapefruit (alsof je’m net doormidden gesneden hebt) en rhubafurane (inderdaad).
In feite een soort eerste generatie Aqua Allegoria van Guerlain, maar dan in de stijgers. Maar dat Citrus Ester nou doet denken aan ‘de eerste dag van de wereld, een van die dagen die zich tot eeuwig lijkt uit te rekken en waarvan je niet zeker bent of er wel een tweede komt’. Zou kunnen, maar ik stel me le premier jour olfactorisch anders voor.
Hier volgt een reclameboodschap: ‘Als je synthetisch als de pest een aanbeveling vindt, dan is Rose Alcane jouw geur!’ Dit is een kille bloeiende roos (opgeroepen met het basisingrediënt rose oxide) die de winter heeft overleefd. Pak je de bevroren blaadjes dan breken ze in je handen. Clean, misschien te veel doorgeslagen naar clean in een waas van bitterzoete frisheid (het basisingrediënt oxane dat ‘groene’ passiefruit aanlengt met grapefruit). Maar het lijkt tijdens de ontwikkeling alsof de roos steeds meer achter het kille groen verdwijnt.
Beetje merkwaardig. In dit geval een aanbeveling. Anders gezegd: Yves Saint Laurent zou hem niet selecteren voor zijn jaarlijkse terugkerende Paris Premières Roses-editie. Exaltolide omschreven als ‘delicaat animaal, musky en zoet, extreem verfijnd, vasthoudend met outstanding uniformity’ – hoe vertaal je laatste twee woorden? – neem je goed waar op het eind. Beetje viezig is Rose Alcane dus wel. Mocht deze roos ergens ‘in het echt’ bloeien, dan niet in een stadstuin, maar op een boerenerf, op het platteland, waar je af en toe een zweem van mest – voor de een gruwel, voor de ander een terug-naar-de-natuur-sensatie – opsnuift.
De laatste uit het kennismakingpakketje: Ether Oxyde. Eerste indruk: vrieskist, science fiction, buitenaards maar wel meegenomen door mensen die ‘go boldy where no man has gone before’. De compositie doet geen moeite om op iets te lijken zonder referentie aan beproefde concepten. In eerste instantie dan. Want als Ether Oxyde de dampkring heeft verlaten, komen moleculen naar boven die herinneren aan hoe mooi de aarde ooit was.
Dan lijkt het op een waterige door aldehyden tot glanzen gebrachte bloemboeket. Alsof de iso E super (ambergris) in een kort wasprogramma wordt gestopt met calone (molecuul met watereffect) en voor het ‘vage bloemengevoel’ nog wat adoxal wordt toegevoegd in het spoelvakje. Adoxal geeft de geur zijn florale toets – ‘strakke’ aldehyden met strak hyper-synthetisch effect tot gevolg. En toch ruik je iets wat je kunt associëren met natuur.
Moet toch gezegd: Na Escentric Molecules en Nomenclature had ik geuren verwacht die populaire basisgeuren extremer zouden belichten richting onverdraagbaar – zoals pure rozen- en vetiveressence ook bijna niet te harden is. En dan opgetuigd met moleculen die dit idee versterken. Maar daar zit bijna niemand op te wachten; kom je toch in de buurt van artistiek, conceptueel en kunstenaarsproject. Blijft het bij een incrowdfeestje voor geurgekken en parfumparanoïden.
Grappig in de zin van interessant: de site opent met een uitspraak van Antoine de Saint-Exupéry (ja, die van Le Petit Prince en Vol de Nuit, beide ooit ook in geuren gegoten): ‘Perfectie is bereikt, niet wanneer er niet meer is toe te voegen, maar wanneer je niets meer kunt weghalen’. ‘Gevaarlijk’ zo’n principe, want ik geloof dat Aether nog wel het een en ander had kunnen toevoegen en/of weglaten bij deze geuren. Maar deze kritiek uit ik wel vaker.
Parfumproblemen van Maria. Ze snapt het niet waarom sommige geuren niet lopen: ‘Als ik ze opdoe in mijn winkel, zegt iedereen ‘wow, wat heb je in hemelsnaam op!’ En daar blijft het dan bij. Drie op een rij.
Punks in Paradise Philly & Phill (2018)
Maria van Geuren: ‘Dat sandelhout in de drydown, een herfstgeur.’
Geurengoeroe: ‘Een wierook zonder kerk die een hele leuke reis achter de rug heeft.’
The Other Side of Oud Atkinsons (2019)
Maria van Geuren: ‘Ik vind hem helemaal geweldig. Lekker die kardemom in het begin. Ik weet het, ik weet waar het naar ruikt – chai-thee.’
Geurengoeroe: ‘Helemaal geweldig. Grappig dat je die kardemom zo goed ruikt. Is dat misschien wel de grap dat met de naam bedoeld wordt dat er juist helemaal geen oud inzit, de andere kant, en dan kom je uit bij… thee.’
Porpora Tiziana Terenzi (2017)
Maria van Geuren: ‘Kijk, ik krijg echt kippenvel. Zo chic. Een echte uitgaansgeur. Sommige zeggen ‘ruikt naar sauna’… ik ben niet snel beledigd, maar…’.
Geurengoeroe: ‘Maria heeft gelijk. Portrait of Lady in overdrive. Voller, rijker, onstuimiger, ongepolijst en toch zit er een enorme chique laag onder. Zo’n geur die je graag op een feest wilt ruiken, dat je langs iemand loopt en denkt ‘mag ik even met je praten.’
HUISGEUR DIE OOK EEN AQUA ALLEGORIA HAD KUNNEN ZIJN
Jaar van lancering: 2013
Laatst aangepast: 08/02/20
Neus: Thierry Wasser
Het wordt voor de parfumerie steeds moeilijker om een van hun geliefde sprookjes te verkopen: de verlokkingen van exotische oorden. Plekken waar nog alles is waarnaar je verlangt of naar moet verlangen volgens reisbureaus, enthousiaste verslagen op tv, in kranten en bladen, op internet (inclusief de nieuwe verleiders, de influencers).
Het probleem: veel verweg-paradijzen komen steeds dichterbij (iedereen kan er tegenwoordig naar toe) en hebben hun oude glans verloren die ze meestal danken aan de tijd dat reizen nog echt een elite-aangelegenheid was.
Nog een ding: bij nadere beschouwing blijken sommige exotische oorden ook op een andere manier veranderd. Worden bijvoorbeeld bedreigd door menselijke activiteiten – denk aan de aanhoudende uitbreiding van palmolie-plantages waarvoor regenwouden worden gekapt (vaak ook nog eens illegaal als je ngo’s gelooft) en de aldaar duizenden jaren levende flora en fauna het onderspit dreigen te delven.
Is het dan wel zo slim om daar een geur naar te vernoemen? Met name door parfumhuizen die sinds een paar jaar ernaar streven om de aarde (en wat er nog over is aan natuur) zo min mogelijk te belasten. Heb je die intenties, dan is het op zijn minst (wereld)vreemd om bedreigde gebieden op een etiket te plakken van een geparfumeerd product. In dit geval een geurkaars/homespray: Forêt du Sumatra.
Ben ik de enige die onder meer door berichten van het Wereldnatuurfonds – die ik af en toe op www zie voorbijkomen – bij het regenwoud van Sumatra direct moet denken aan bedreigde oerang-oetangs? En bij Bois des Indes (naam van een andere Guerlaingeurkaars/homespray op basis van sandelhout en jasmijn) dat juist in India door wildkap sandelhoutbossen in hun voortbestaan worden bedreigd?
Wat ik maar wil zeggen: bezint eer ge begint, voor je het weet heb je de hele goegemeente over je heen als je uit onwetendheid een veronderstelde foute naam bedenkt, een dito fout ingrediënt gebruikt, je niet houdt aan de aan jezelf opgelegde criteria. Want de waakzame, steeds vaker boos wordende consument, wordt ook steeds mondiger en weet via internet makkelijker medestrijders te vinden.
Opvallend: ‘rondom’ Forêt du Sumatra heeft zich voor zover ik weet nog geen actiegroep verzameld, terwijl het volgens mij zeker wat mediamomenten zou kunnen opleveren met de juiste contacten. Is volgens een mij kwestie van dat veel actiegroepen vaak niet verder kijken dan hun…
Laat je je door bovenstaande wel of niet beïnvloeden? Ik niet echt, vindt de naam alleen ‘een beetje dom’ gekozen. Bij Guerlain weten ze ook, hoop ik althans, dat het in de regenwouden van Sumatra ook niet meer allemaal oer en ‘puur natuur’ is. Mocht een actiegroep opstaan, dan zou ik als ik Guerlain was een (flink) gedeelte van de opbrengst van Forêt du Sumatra direct doorsturen naar een stichting die zich het lot van de bedreigde oerang oetans en ander fauna aantrekt. Iedereen tevreden.
WAT FORÊT DU SUMATRA IK EIGENLIJK?
Zou Thierry Wasser het regenwoud van Sumatra een keer bezocht hebben? En deze impressies aan de pr-afdeling hebben doorgegeven? ‘Diep in het hart van het Indonesische regenwoud, onthult zich een onontdekte natuurlijke wildernis. Zonlicht spat op bodem, de weelderige vegetatie wekt elk zintuig, terwijl flarden patchoeli en cederhout samensmelten met de geur van vochtige aarde onder de voeten het pad effectief vervaagt.’
In ieder geval: deze interieurgeur is voor mij meer Guerlain dan bijvoorbeeld de volledige La Petite Robe Noire-collectie. Forêt du Sumatra zweeft tussen eau de cologne en eau de toilette, en fuseert ook heel goed met de huid. Zweeft als een warme wolk vol met exotische details met de nadruk op zoet, oosters zoet met een licht gourmandaccent, door de ruimte. Je moet trouwens goed door ruiken om ylang-ylang en jasmijn te ontwaren. Zou het komen, omdat het juist een ambiancegeur is, dat de zoetmakers sneller de overhand nemen: tonkaboon en vanille in dit geval. En de bloemen daardoor op de achtergrond blijven. Want van een piramide-opbouw is geen sprake.
Het hele recept komt vanaf de eerste spray in een keer ‘binnen’. De donkere noten, zwarte thee en mos, meen ik een beetje te bespeuren, geven een randje aan het zoet. Wat mij betreft had Forêt du Sumatra ook een recente Aqua Allegoria kunnen zijn, want die worden ook steeds poediger, witte ‘muskier’ en lichter en minder gedecideerd van toon.
Was even uit de lucht. Waarom? Algemene overkoepelende gedachte bij de verschillende ‘minor issues’ die nu spelen binnen uit buiten de grenzen: welke kant gaat het met de wereld op, en aan welke kant van de geschiedenis wil Geurengoeroe eigenlijk staan?
En dan is er nog zoiets als Black Friday en Cyber Monday die het slechtste in de consument naar boven haalt. Als je als winkel niet meedoet, dan dag extra omzet, loopt zij/hij door naar de concurrent. Ook in de parfumerie, naar ik heb begrepen, speelt dit. En de ketens lokken al het hele jaar met zoveel procent kortingen, die als je erin verdiept vaak niet helemaal zuiver zijn. En ben ik natuurlijk drukdoende de definitieve biografie van Johan Cruijf Auke Kok te lezen.
Anyway, geen geur die op dit moment mijn echte aandacht heeft, dus naar mijn geurengrabbelton. Ik viste er Peau de Soie uit van Philippe Starck. Hij is een van de eerste ontwerpers die design ‘een gezicht’ gaf, het toegankelijk en hip maakte bij een groter publiek. Gedenk zijn klassieker die niet helemaal werkte, maar toch gloedje geil oogde in je net verbouwde keuken: de citruspers in de vorm van een komeet of was het nu een satelliet of raketlanceerbasis?
Peau de Soie stamt uit 2016 en is dus eigenlijk alweer een oudje. Het verbaasde me toen niet dat Starck ook in de geuren ging, vond het alleen een opmerkelijk late move gezien zijn carrière. Ik dacht drie jaar geleden: ‘Wie zit hier nu op te wachten?’ En op de andere vier: Peau de Nuit Infinie, Peau de Lumière Magique, Peau d’Ailleurs, Peau de Pierre.
Leuk als extra info: de moeder van Starck schijnt een parfumerie te hebben gehad. Met andere woorden: hij lanceert deze geuren niet als zijn zoveelste commerciële uitstapje moet je maar denken. Leuk als extra info: Starck vindt dat zijn geuren zijn gemaakt voor intelligente mensen en niet marketing driven. Nou, daar kun je een boom over opzetten. Doen we niet.
Hoe kijkt Starck naar geuren? Het antwoord: ‘Ik ben een man die gepassioneerd is door vrouwen, vooral mijn vrouw; ik ben gefascineerd door hun mysterie. Ik weet ook dat ik ze nooit zal begrijpen, dat schoonheid tussen mannen en vrouwen bestaat in het hart van een ongedefinieerde, paradoxale ruimte waar ze elkaar moeten vinden, moeten ze loslaten, om een beetje van hun vrouwelijkheid of mannelijkheid op te geven.
Over Peau de Soie in het bijzonder: ‘Een paradox, een parfum waarvan de vrouwelijkheid zich om het hart van een man wikkelt. Een parfum dat hecht en de ruimte onthult tussen, tussen het oppervlak en de kern, waar vrouwelijk mysterie wordt opgeroepen’. Okidoki.
We laten verder de ontwerper aan het woord. Oordeel na het beluisteren: is dit nou cliché? Welke vrouw wil zo aangesproken worden? Toch een beetje patronizing, of zie ik dat nu verkeerd, heb ik me al te veel laten meeslepen door de #metoo-beweging? Maar iets anders, wat hij zegt over de vrouw, kun je ook over de man zeggen – toch? En daarmee worden de geuren van Philippe Starck fluid – de nieuwe aanduiding voor beyond gender.
WAT PEAU DE SOIE IK EIGENLIJK?
Een huid als zijde, een parfum als zijde. Dat is natuurlijk niet nieuw. Remember Parfum de Peau (1986) van Claude Montana (waarvan onlangs een ‘vintage-versie’ werd gelanceerd: Peau Intense)? Een dergelijke omschrijving is natuurlijk zeer cliché-complimenteus voor de vrouw: ‘Je huid is zo zacht als zijde’. Het idee: een traditioneel mannelijk ingrediënt omwikkelen met een traditioneel vrouwelijk. Dus hout omringd door musk. Je kunt ook een boom opzetten of musk typisch vrouwelijk is. Ik trap af met: ‘Not!’
Over de geur zeg ik: ‘Yes!’ Want geslaagd. Na een spritz van citrusachtige noten ervaar je direct sterke, abstracte houtnoot die niet natuurlijk aandoet (geen oordeel, slechts een constatering) die heel geleidelijk wordt gewikkeld in musk. Het ingrediënt dat deze transitie mogelijk maakt is iris dat naast zijn poederige toon ook een zekere mate van hout in zich draagt.
Leuk, als je ervan houdt: de musk is niet clean, ook niet echt dirty, maar zo gedoseerd dat je merkt dat Peau de Soie geen ketengevalletje is. En wat de geur niet doet, en vaak wel gebeurt om de finish die extra zijdezachtheid te geven; het toevoegen van warme ambernoten geleid door vanille. Het hout blijft hierdoor ademen, smeult niet.
Maar toch, de geur is ook een soort van saai. In de zin van het klopt, is ‘lekker’ maar wordt niet echt spannend, verrast niet. Iets wat ik wel verwacht van een Starck-geur gezien zijn subversieve kijk op design en de wereld. Ik moet eerder aan een ambiance-, dan aan een ‘huidparfum’ denken in een chic hotel ingericht door… ja, die dus.
Het is in dit geval meer een kwestie van de naam Philippe Starck kennen en daardoor geïnteresseerd raken. Want, de gemiddelde bezoeker van een nicheparfumerie is volgens mij op zoek naar andere namen. Alleen zij/hij kan ook thuisblijven gezien Peau de Soie ook te koop is bij www.bol.com (onderdeel van het Albert Heijn-concern).
De een vindt het zaligmakend, de ander wordt per direct misselijk als die bij het passeren van een coffeeshop wordt getrakteerd op een wolk van wiet/cannabis/marihuana/hennep/ hasjiesj kringelend uit tevreden opgestoken stickies. Ik behoor tot de laatste categorie – krijg er direct scheurende koppijn van.
Heb wel eens een trekje genomen van deze en gene op een feestje – ja licht in mijn hoofd werd ik ook. Het blijkt dus zo te zijn dat de werkende stof die de roes veroorzaakt – tetrahydrocannabinol – steeds krachtiger wordt (vooral de nederwietvariant) en dat je dus inmiddels kunt spreken van een harddrug. Heb ik voor het eerst en het allerlaatst (maar dan ook echt) twee jaar geleden ervaren. Op verzoek van een vriend ging ik, voor ik hem bezocht, naar een winkel om voor hem twee speciale joints te kopen. Oké, nou vooruit, ik deed mee. Gulzig als ik ben, zat ik flink te trekken. Na een kwartier begon het te werken. Ik zweefde werkelijk alle kanten op – eigenlijk werd ik gek, was verpletterend über-high. Inderdaad hot stuff. Ik dacht maar aan één ding: ‘Ik moet weg, moet de frisse lucht in’. Ik liet hem op zijn wolk achter, en liep naar beneden.
Bij mijn fiets gearriveerd, kwam ik erachter dat ik mijn sjaal was geweten. Moest ik met mijn zware benen helemaal weer de naar de zolderverdieping van het grachtenpand zonder lift terug. Een lijdensweg. De vriend was inmiddels op een nog hoger hangende wolk beland. Ik weer naar beneden. Duurde een uur voor mijn gevoel. Op de fiets dacht ik ‘dit gaat niet goed’. Ben op een bankje langs het water gaan zitten. Twee uur? Drie uur? Het duurde zolang voor ik weer met beide benen op de grond stond. Dat dus nooit weer.
En dan ruik je aan Cannabis, komen alle herinneringen weer spontaan naar boven. Hiermee wordt weer eens gelogenstraft dat ‘geur en herinnering’ louter een positief en prettig gevoel veroorzaakt. Mijn eenmalig eten van een plakje wietcake zal mijn onderbuikgevoelens in deze versterkt hebben.
Mark Buxton vertelde mij ooit in 2014 tijdens de presentatie het boek Famous City Amsterdam (waarvan de opbrengst ging naar de non-profit stichting gelijknamige stichting voor kankeronderzoek) dat in de geur die hij speciaal voor deze gelegenheid had gemaakt – Amsterdam – ook cannabis zat, want daar associeert hij de hoofdstad direct mee (hij is niet de enige). Niet de echte cannabis, maar een combinatie van bergamot- en zwarte bes-moleculen (en nog een ingrediënt die me maar niet te binnen wil schieten). Met een effect dat voor mijn gevoel heel dicht in de buurt van de real stuff komt.
WAT CANNABIS IK EIGENLIJK?
En verdomd, als het niet waar is: dat ruik ik ook in Cannabis van Bois 1920. Hoe moet je deze geur omschrijven? Simpel: als cannabis. Maar als je je daar geen voorstelling van kunt maken, als je nooit langs een coffeeshop bent gelopen in je woonplaats of tijdens ‘een dagje Amsterdam’, denk dan aan stro, verbrand stro, denk aan groen, groenige uitgedroogde kruiden gecombineerd met een zweem van iets zoetigs, iets weeïgs. Niet fris, niet zacht, niet ‘romantisch’. Sensueel? Gaat ook niet echt op. Wat ik merk: mijn maag reageert er direct op – ‘memories like the colors of our mind’. Verder gebeurt er niet zoveel: de wielwolk daalt na verloop van tijd in waardoor je meer hout gaat ruiken – patchoeli en blond hout. Vooral de eerste maakt het ‘stroeve’ en hooi-droge cannabis, zachter en ronder.
Wat zegt Bois 1920 – die met deze geur aantoont dat de nichegierig’ consument ook verrast wil worden, getrakteerd op onbekende sensaties? Ik lees en vertaal: ‘Een geur die de traditionele regels tart, die ze opnieuw interpreteert met een moderne twist. De grootste expressie cannabisknoppen, een debuut van puurheid, een wulps hart voor een doordringend, licht brutaal parfum’.
Wulps… grappige omschrijving voor het feit dat sommige joint-trekkers geil worden na een paar keer diep inhaleren – ‘roll another one’. Wat betreft regels tarten: die zijn in dit geestverruimende kader al eerder getart. Door onder meer Il Profvmo in 2012: Cannabis. Maar die is in vergelijk met Bois 1920 erg zacht en vermengd met bloemen. Van Black Afgano (2009) van Nasomoto (óók al te koop bij www.bol.com en http://www.notino.nl) word je nog higher volgens sommige omschrijvingen, maar gezien mijn aanhoudende aversie heb ik die zelf nooit geroken.
Ik raad trouwens iedereen aan om de geur van wiet een keer goed in zich op te nemen – kan inmiddels ook als luchtverfrisser en als huisparfum met stokjes – want als het binnenkort eindelijk wordt vergoed door het ziekenfonds als onderdeel van het helingsproces, gaan we het volgens mij veel meer ruiken… ‘Smoke on the water, fire in the sky, Lucy in the sky with diamonds…’.
De ‘ware’ nicher haalt waarschijnlijk zijn neus er inmiddels voor op, maar Geurengoeroe niet. Hij vindt Etro nog steeds een uitstekend, interessant en aantrekkelijk merk. Geen aanstellerij, de inspiratie meestal gelieerd aan de wortels van het bedrijf en de geuren zelf: klasse, uitgebalanceerd.
Alleen nu: vaart het luxemerk een andere koers? Voorheen werden met de composities basisingrediënten opgehemeld zoals Heliotrope en Musc die je naar eigen inzicht kon layeren (iets wat Chanel nu pas begint te adviseren, voor Etro een vanzelfsprekendheid sinds 1989). Of stond een bijzondere ervaring (Palais Jamais, Vicoli Fiori) centraal of een exclusieve stof (Paisley, Jacquard, Shantung) in de schijnwerpers.
Nog nooit werd een geur gekoppeld aan (niet te onderdrukken) passies en (hunkerende) bevrediging. Zo lees ik in het persbericht. Haalt Etro hiermee de oudste parfumverleidingstruc en uit de doos? En is dat nodig?
Raving betekent in originele zin ‘incoherente spraak’, maar in hedendaagse ‘urban language’-vocubalaire ben je ‘wild en extatisch (aan het dansen op bassenbonkende techno in een gloed van stroboscooplichten’). Het effect nadat de flacon je ‘toegefluisterd’ heeft, nadat niets je meer kon tegenhouden de dop op te lichten en te sprayen: ‘Diepgewortelde gevoelens krijgen eindelijk vrij spel’.
Om het geheel een verantwoord, intellectueel randje te geven wordt F. S. Fitzgerald – toevallig een van mijn favo-auteurs – geciteerd: ‘A life without passion is no life at all’. Kan aan mij liggen, maar dit vind ik geen typische Fitzgerald-observatie. Google je hem, geen Fitzgerald die verschijnt. Ga je naar www.goodreads.com om famous quotes van de schrijver te lezen, bovengenoemde kom je niet tegen. En ik vind deze van hem ‘in relatie tot’ wat Raving beoogt op te roepen, passender: ‘I’m a slave to my emotions, to my likes, to my hatred of boredom, to most of my desires’. Maar…
WAT RAVING IK EIGENLIJK?
… gelukkig flitst de inhoud Etro-vertrouwd. Een aaneenschakeling van onverwachte combinaties die samen een harmonieus parfum opleveren. Mooi wat dat betreft in de opening: zachte perzik die wordt gekoppeld aan de aardse groenmaker galbanum. Lang geleden dat ik perzik zo opvallend present heb geroken, en dat groen maakt hem direct minder plat en niet te fruitig, iets wat nogal eens gebeurt in de ‘fruitchoulies’ van tegenwoordig.
Het hart is als een bezoek aan een Indiase markt: roos omringd door (heel veel) kaneel (zonder appeltaart-associatie) en (minder) gember maar toch aanwezig – geeft de kaneel pit. In afronding lijkt alsof de passie is bevredigd, want superzacht, fluwelig bijna deze melange van sandelhout, amber en vanille. Ook fijn, niet te ‘gourmandig’, eerder op het randje van. Kort samengevat: kruidig-oriëntaals.
Krijg nou wat: ik kom bij het checken van mijn Etro-verzameling erachter, dat een geur met dezelfde naam al in 2001 verscheen. Moet ik mijn review herschrijven? Nou, mooi niet dus. Wel in een andere fles, maar met dezelfde noten volgens www.basenotes.net. Alleen lijkt alsof in de oude versie in de opening de verhouding perzik-galbanum was omgedraaid. En meer roos in het hart. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Kan twee oorzaken hebben: echte galbanum is ‘onbetaalbaar’ geworden, neem daarbij het feit dat ondanks de verniching, dus verfijning van de parfumerie, veel oude versies – vaak moeten – worden aangepast en als gevolg daarvan, gladder, dus minder ‘moeilijk’ overkomen.
Sommige geuren die je koopt of krijgt, blijken na verloop van tijd toch niet bij je te passen. En anderen willen hem ook niet, of je vergeet het te vragen uit fatsoen: “Wil je deze hebben, vindt’m zelf niet zo lekker.’ En op marktplaats zetten is ook zo’n gedoe – voor die paar centen.
Niet lekker vinden, dat is nog daaraan toe. Maar een geur die na verloop van tijd begint te veranderen, zeg maar gewoon te stinken, puur omdat de moleculen niet meer werken zoals bedoeld was. Ook wel bekend als verzuren. Kat-in-de-zak-gevoel heb je dan. En zo’n schele geur kun je na een (half)jaar niet meer reclameren in de parfumerie of bij de producen – toch?
Ik heb het met een paar geuren gehad – waaronder twee van Annick Goutal en een van Yves Saint Laurent. En Pleasures van Estée Lauder die wel heel snel achteruit ging, en toeval of niet, bij Maria van Geuren onderhevig was aan dezelfde transformatie en dus, net zoals als bij mij, terechtkwam in het afvalputje van verzuurde geuren: de wc.
Maar is dat eigenlijk wel een slim idee, want beledig je er anderen niet mee die de geur in kwestie wel lekker vinden? En wat vind je er zelf van als je je favo-geur als luchtverfrisser op de wc van de buren wordt gebruikt of je beste vriend(in). Daar sta je niet altijd bij stil.
Mijn klassieke wc-geur waar ik melding maak – ZigZag – is van Dana en betreft een relaunch uit 1999. Grappig: al googlelnd kwam ik nog eenzelfde genaamde geur tegen: ZigZag van Zsa Zsa Gabor – die had ik wel hebben. Ook nu nog. En ik weet zonder te ruiken dat die niet zijn allerlaatste dagen zal slijten in mijn wc. Geproduceerd door Houbigant. Gaat een heel leuk verhaal achter zoals dat heet. Kort door de bocht: ZigZag en ZigZag blijken dezelfde geur te zijn. Misschien besteed ik er nog een keer aandacht aan.
De naam doet me direct denken aan een geur die ik ‘altijd’ abusievelijk verkeerd schreef: het was dus niet Splendour, maar Splendor (1998) van Elizabeth Arden. Maar volgens mij is met ou de juiste schrijfwijze. Zou daarom deze ‘splendid’ Arden niet zijn aangeslagen?
Trouwens, Arden slaagt er maar niet in – misschien wil ‘ze’ ook niet gezien de enorme investering these days – een nieuwe potentiële klassieker te lanceren. Het is een va et vient van variaties op Sun Flowers (1993), 5th Avenue (1996) en Green Tea (1999). Zoals Sun Flowers Sunlit Showers (2019), 5th Avenue Uptown NYC (2017), Green Tea Pomegranate (2019).
Moving on swiftly: Velvet Splendour is inmiddels de zevende geur van het downunder-label Goldfield & Banks (anno 2016) met Vlaamse link. Meer weten over de achtergrond? Lees: Pacific Rock Moss.
We lezen op de homesite (google-vertaald): ‘Fluwelen pracht alsof je een grote bos zonverbrande wilde bloemen in beide armen houdt en je gezicht er zachtjes in drukt. Een impressionistisch schilderij van een lange rit door het open, luchtige en wolkenloze landschap’.
WAT VELVET SPLENDOUR IK EIGENLIJK?
Gemiste kans in de zin van storytelling en ‘heritage’: mimosa heeft als oorspronkelijke habitat Australië. Had je leuk kunnen meenemen in het pr-verhaal. Wel zegt Goldfield & Banks dat ‘de mimosa in bloei uitbarstend, het eerste teken van de lente markeert in Australië. Zachtgeel wordt gearceerd tegen blauwe luchten’.
Vervolgens: ‘De eerste noten geven onmiddellijk een mix van groene stengels, gele bloemen, koele lucht en warm licht vrij’. Dat ervaar ik dus niet: groen. Ook gelukkig niet een frisse opening. Je ziet direct in de bedoeling van de geur: een fluweelachtige sensatie van bloemen, een diffuus boeket opgeroepen met oranjebloesem (absoluut), sambacjasmijn en natuurlijk mimosa (absoluut) waar een warme wind voor luchtigheid zorgt (hedione).
Alleen speelt mimosa niet de hoofdrol, is hij onderdeel van het kwartet, garandeert ‘fluweel’. Maar misschien is dat ook niet de bedoeling van Goldfield & Banks, verwachtte ik ten onrechte te veel van deze ‘goudgelen miniatuurzonnetjes bungelend aan vaak majesteitelijke bomen die bij een zuchtje wind de omgeving transformeren tot een droomachtig decor klaar voor een opname voor een parfumpromotievideo met een zeer romantische boodschap…’ – ik dwaal af.
Wel ruik je in Velvet Splendour waar mimosa goed in is: zijn rol als veredelaar. In een boeket gaan de andere bloemen zich chiquer gedragen alsof ze op weg zijn naar een feest met officieel karakter met ‘festive attire’ als dressing code. En de afronding is daadwerkelijk fluwelig met een zachte houttoon. Komt op conto van de sensueel-poederige liaison tussen tonkaboon, oppoponax, heliotropine en leer die gracieus versmelten en perfect in balans zijn met Australisch sandelhout, patchoeli en vetiver.
Met een heel veel of heel weinig fantasie zie je Nicole Kidman in slow motion flaneren door een typisch Australisch landschap (bestaat dat eigenlijk?) in gloed gezet door de ondergaande zon. De warmte heeft iets zandachtigs, zand dat poeder wordt als Kidman het door haar ever nog zo gracieuze, ‘liver spot free’-handen laat glijden – ik dwaal af.