‘Die geur; dat is hoe liefde ruikt. Zou het flesje niet willen inruilen voor een vriendin’. Klinkt nogal al heftig. Moet wel gezegd: de schrijver van dit appje (afgelopen donderdag verstuurd) is net gestopt met een relatie, en omschrijft haar als ‘mijn huidige ex’.
Maar toch. Zo hoort het. Zo kun je geur ook ondergaan, beschrijven: niet als clichéverzameling van kreten en marketing-gewauwel die je hebt van horen en zeggen, en vaak te horen is op YouTube-geurrecensies. Wél als een mengeling van verschillende emoties die je ondergaat terwijl je een geur in je ‘opneemt’.
Over welke geur hebben we het in dit geval? Héritage van Guerlain (1992). Over welke persoon hebben we het? Nou, over een van mijn beste vrienden, die – moet gezegd – een heel bijzondere relatie met parfum heeft. Stel je hem er een voor, dan vindt er een – vind het woord verschrikkelijk, want uit zijn verband gerukt en te veel en te vaak gebruikt – ritueel plaats. Hij sprayt de geur op zijn pols, brengt die naar zijn neus, inhaleert en sluit zijn ogen. Vervolgens mag ik een tijdje niets zeggen. Stilte vereist.
blenden avant la lettre
En dan gebeurt het: hij geeft zijn mening… ‘Auf Flüglen des Gesanges’ (copyright Heinrich Heine). Als hij het niets vindt; dat ruikt hij direct, zo’n geur krijgt niet eens de kans om zijn polsen te ‘bevochtigen’. Zo zei hij onlangs over een als kerstcadeau gekregen (een mij onbekende) Hugo Boss: ‘Zelfs onwaardig was als wc-verfrisser. Uitroepteken!’
De Héritage-flacon (voor nog maar een vierde gevuld) was honderd procent vintage dus niet hergeformuleerd en afkomstig uit de nalatenschap van de recent overleden moeder van een vriendin van me (waarover een andere keer meer; ik heb parfumrestanten gekregen). Ik rook hem ook nog een paar keer op de fiets (in de ‘nalatenschap’ zaten ook nog twee monsters van de geur in minivorm van de originele flacon) op weg naar hem, en genoot weer met volle teugen.
Héritage is echt classic Guerlain. Je ruikt eerst de zalig-zonnige klassieke bergamotopening, dan komt er een onbestemde kruidige noot naar boven – een mengeling van tijm, salie en rozemarijn; althans zo lijkt het – ‘gedroogd’ door wierook plus een peperige noot. Vervolgens daalt de geur in en kom je terecht in een zalig-zoete zalvende amberbasis die na verloop van tijd poederig, maar niet tuttig wordt. Het donkere bos-gevoel bij een ondergaande zon blijft bestaan. Het gemoed: volle tevredenheid omdat je kwaliteit en liefde voor het vak ruikt – een steeds zelden wordende ‘deugd’.
Ik las ooit op het uit de lucht gehaalde www.monsieurguerlain.com dat Jean-Paul Guerlain Héritage had samengesteld uit een combinatie van zijn geliefdste Guerlain-klassiekkers, als met het spelen met het legendarische parfum-repertoire van het huis. Blenden van bestaande geuren was toen een originele gedachte en werd (ook nu nog) als heiligschennis gezien; en ik heb er mijn eigen huis aan te danken; le bienaimé – ik heropen hem binnenkort met een serie Eaubades, maar dat terzijde, maar we houden u op de hoogte. En niche moest nog uitgevonden worden.
Jean-Paul Guerlain heeft gelijk met zijn Héritage. Toch blijft het een soort van wishful thinking/smelling: als je wilt ruikt je het allemaal. De lavendelnoot van Jicky. De hesperide-prikkeling én gulle warmte van Habit Rouge. Zelfs een whiff van de kruidigheid van Derby. En – als het dan echt moet – ook een back to the future-idee, want in het Arsène Lupin-duo uit 2010 (niet de Netflex-serie) ruik je ook echo’s van de klassieke Guerlain-signatuur.
Maar het allermooiste aan Héritage, is dat je toch een time warp maakt – ‘toe opa vertel nog eens’ – het is de tijd van de opkomst van de nieuwe zakenman, die strak in het pak van Armani de helikopter pakt, maar thuis in zijn tweede huis dans la campagne zich pas echt thuis, comfortabel voelt. En dat gevoel van hout, bos, warmte ruik je allemaal in deze geur, toen een prestigegeur eigenlijk niche was. Daar is niets ‘toe opa vertel nog eens’-ouderwets aan, want deze kruidig-aromatische versiertoer doet vertrouwelijk aan, die heel veel mannen en vrouwen en, nou vooruit, ‘in betweeners’ nog steeds aangenaam zullen vinden. By the way: nog steeds te koop.
Het valt me op dat ik steeds luier word om te verdiepen in de achtergrond van parfummerken. De reden: het zijn er gewoon te veel geworden en op inhoud en invulling te vaak te veel van hetzelfde. Geldt dus ook voor namen die geuren krijgen. De lol is er wel een beetje af. Maar bij Hacivat, moest ik wel; wat betekent dit in hemelsnaam? De eerste gedachte: zeker de Latijnse benaming van een (wel of nog net niet uitgestorven) beest dat ik nog niet ken, dus ‘moest’ die wel van Zoologist zijn: op het proefje geleverd door www.parfumaria.com stond alleen de naam, niet de producent.
Bij het www-en kwam ik er direct achter dat ik fout zat. Hacivat (eerst bekend als ‘Hacı İvaz’ wat ‘Ivaz de pelgrim’ betekent; soms geschreven als Hacivad op de foto rechts afgebeeld) is een van de hoofdpersonages uit het traditionele Turkse schaduwspel populair tijdens het Ottomaanse rijk (anno 1299 dat na de Eerste Wereldoorlog in 1922 ophield te bestaan en vervolgens werd opgesplitst).Het andere ‘silhouet’-karakter heet Karagöz; zwartoog in het Turks) en is inderdaad ook de naam van een Nishane-geur; Karagoz).
Havicat staat voor de goed opgeleide, welgemanierde, vlot pratende aristocraat. Karagöz vertegenwoordigt de moraal en het gezond verstand van het publiek. Ben benieuwd hoe heden ten dage de Turkse premier Recep Tayyip Erdoğan hier naar kijkt en of Karagöz hem af en toe op de hak neemt. Maar ik dwaal af. want nu we toch bezig zijn: wat betekent Nishane eigenlijk? Nooit bij stilgestaan tot nu. Wat blijkt? Insigne, ofwel onderscheidingsteken voor rang of verdienste. Valt me niet tegen.
De geuren van dit merk trouwens ook niet. Sterker, I love them. Ze hebben iets brutaals en tegelijkertijd is de boodschap dat het merk heeft in zekere zin bescheiden – níet dat het het eerst niche parfumbrand uit Turkije is; ik weet niet of dat klopt; moet ik dit ook weer uitzoeken? – in vergelijk met bijvoorbeeld de zelf-feliciterende druktemakers zoals Guerlain, Dior, Mona di Orio en bijvoorbeeld Amouage die je constant vertellen wat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn: kwaliteit en expertise ‘mede mogelijk gemaakt’ door de beste ingrediënten.
De prijs is pittig. Enigszins logisch want de inmiddels 29 geuren zijn allemaal een ‘extrait de parfum’. 50 ml vanaf € 170,00 tot en met € 450,00. Ik snap het dan ook niet dat sommige sites stunten met kortingen van 40 procent. Hoe komen ze eraan? Via de achterdeur? Van de vrachtwagen gevallen? Ik bedoel: daar gaat je winst als middenstander als je de geuren via de officiële kanalen koopt. Of zouden het neppers à la Notino zijn?
In ieder geval Hacivat is lekker. Het idee erachter: ‘Een eerbetoon aan elegantie, vriendelijkheid, bekwaamheid en liefde voor de kunst’. Daar kan niemand wat op tegen hebben, toch? Verder: ‘Geïnspireerd door het traditionele schaduwspelkarakter, zal deze chypre je helpen in je beste dromen te leven door de eeuwige sprankeling van zijn vreugdevolle structuur’.
Die ‘eeuwige’ sprankeling ervaar je direct: de mix van bergamot en grapefruit is over het algemeen slaapverwekkend saai of aangenaam vertrouwd, het is maar hoe je ‘erin’ staat, Voor mij meestal: alsof je naar een uitzending van The Voice kijkt. Maar als je daar ananas aan toevoegt dan krijg je een heerlijk fruitige sprankeling met een exotisch ondertoontje.
By the way: I love pineapple – mierzoet, zonnig, gebrande suiker, sensueel; een soort samenballen van alle zoete citrusvruchten verrijkt met kokos-en vanille-accenten. Dan komt de jasmijn tevoorschijn, die zich bescheiden opstelt, want het zijn de houttonen die het ‘totaalplaatje’ bepalen. Een mix van patchoeli, cederhout, ‘blank’ en ‘droog’ hout en eikenmos. Inderdaad veel hout, maar aangenaam hout. Voor mij een melange die doet denken aan de houtachtige chypres die midden jaren zeventig werden gemaakt: denk Rochas’ Mystère, denk Guerlains Parure.
PLUS: EEN VAN GEURENGOEROE’S HEFTIGSTE OLFACTORISCHE ERVARINGEN
Laten we eens een keer op niveau beginnen en Shakespeare citeren: Fair is Foul, Foul is Fair. Wordt voorgedragen door de drie heksen aan het begin van het toneelstuk Macbeth (première 1606). Hiermee wil Shakespeare aantonen dat wat als goed wordt beschouwd, in feite slecht is en wat als slecht wordt beschouwd, eigenlijk goed is. Via een geitenpaadje kun je dit ook toepassen op geur door het stellen van de vraag: wanneer gaat lekker over in vies, vies over in lekker?
Dat is – met zoals zoveel dingen – persoonlijk. Dus betrekken we het op onszelf. Ik vind dat de meeste wasmiddelen je ‘geurtechnisch’ niet in een droomweide doen belanden – een geliefd beeld in deze industrie. Ik ruik eerder een ‘keiharde’ scherpe witte musk ‘met de geur van katoen’, met iets penetrant ondefinieerbaar viezigs hangend op de achtergrond. Soms vermengd met een vleugje kermissnoepgoed dat voor bloemen moet doorgaan. Wat als ‘goed’ wordt voorgesteld vind ik ‘slecht’.
Waar ik ook onpasselijk van wordt: een drukbezochte parfumerie zonder luchtververser – je wordt overmand door een te veel rondspuiten samengebald in een onzichtbaar en ondoordringbaar wee-penetrant wolkdek. Ook weer associaties oproepend met te veel witte musk maar dan gecombineerd met C16 H28 O, cetalox, grisalva, ambrox, amberlyn en ambroxan en al die andere synthetische variaties op ambergris.
Wat ik wel lekker vind, daar lopen de meesten mensen niet mee weg. Nog niet. Van de week rook ik het weer terwijl ik de hond uitliet: door de mist heen, ijzige koude lucht, hooi vermengd met koeienmest en humus. Het heeft iets aards, animaals en oer, dit keer perfect gedoseerd en dus aangenaam: even diep inademen. In de parfumindustrie zijn, zoals bekend, ingrediënten met het vermogen dierlijke geursporen te verspreiden sinds met midden van de jaren zeventig verboden: musk, civet en bevergeil.
Nu is er, zo blijkt, al millennia-lang een alternatief (het was in het oude Egypte al bekend), dat langzamerhand de parfumlaboratoria begint binnen te druppelen: de excrementen van de hyrax (die worden geoogst zonder het beest te kwellen of gevangen te houden). Ik werd er voor het eerst, ik denk tien jaar geleden op geattendeerd door Marc-Antonio Corticchiato van Parfum d’Empire – je weet wel die geweldige neus die zich in eerste instantie liet inspireren door historische gebeurtenissen, personen en dieren.
Ga je al www-ent op zoek naar meer info over de hyrax dan kom je snel terecht bij de African Wildlife Foundation. Op https://www.awf.org/wildlife-conservation/hyrax wordt echter, merkwaardigerwijze, geen melding gemaakt van de sensualiteit – in de ware zin van het woord – oproepende vermogens van deze grondstof, afkomstig van het dier dat bij ons ook bekend is als de klipdas.
Het oogsten van hyraceum
Hoe ontstaat het? Het rotsachtige materiaal waarop de hyrax zijn uitwerpselen en urine achterlaat – ook wel Afrika Stone genoemd – versteend; wordt bruis en broos (maar verhardt ook) en tijdens het extractieproces samengedrukt. De donkere olie die eruit stroomt, wordt behandeld met hexaan (koolwaterstof), vervolgens bevroren en gefilterd. Er volgt een rijpingsfase, totdat een harsachtig absoluut ontstaat. Die openbaart een dierlijke, diep-complex gefermenteerde geur met elementen van musk, castoreum, civet, tabak en oudh. Zo wil ik het horen.
Als je ingrediëntensites moet geloven, kunnen sommige van deze excrementen 50.000 jaar oud zijn en hierdoor als het ware authentiek oermateriaal onthullen, want net zoals barnsteen van de Pinus succinifera behoudt hyrax-fossiel zijn geur (dat wist ik dus niet van de Pinus succinifera).
Na al deze verdieping in de materie, was ik benieuwd naar Hyrax van Zoologist, maar ook ‘angstvallig’ gezien mijn ervaring met hun Civet. De inspiratie van Zoologist: ‘De Afrikaanse zon klimt naar zijn plek in de ochtendhemel en reikt over een bergketen om een brede, platte rots te strelen. Uit de schaduw van een smalle spleet verschijnt een hyrax-familie, waarbij heet stof de glans van hun gouden vacht dof maakt. Ze nestelen zich op de warme rots om te zonnebaden, maar blijven altijd waakzaam. De schaduw van een stijgende adelaar snelt over de grond. Met een dringende gil gaat het alarm – de kolonie haast zich om dekking te zoeken. Terwijl de hitte van de zinderende zon toeneemt, komen oude aroma’s vrij uit de verschroeide rotsen, de schaarse vegetatie en het versteende hyraceum (de officiële naam van het ingrediënt). Griezelig verstrengelen ze zich om een geur te vormen die zowel primitief als exotisch is, waarbij de dierlijke neigingen getemd worden door een ondertoon van zoete bloemen.’
Zoologist over de compositie: ‘De kern van Hyrax is een gedurfd, zelden gebruikt ingrediënt in de parfumkunst – Afrikaanse steen of hyraceum, die deze gewaagde, dierlijke geur zijn kenmerkende handtekening geeft. Dit unieke parfum combineert vakkundig (bescheidenheid blijft een deugd in de parfumindustrie) saffraan, roze peper, whisky, roos en musk om een abstract beeld op te roepen van een stoffig Afrikaans berglandschap. Net als de behendige hyraxen die uit bergspleten op zoek naar de zon op hun muskusachtige huid, zal de geur zich een weg banen naar je zintuigen.’
Moet gezegd: interessante compositie, maar in a way toch ook weer braaf. In de zin van: het is een beproefd en geliefd basisrecept voor een nichegeur: na een scherp-medicinale opening (wierook) worden saffraan en roos als hoofdversierders opgevoerd (saffraan is het nieuwe vanille in niche-kringen), omringd met donker-rokerige ingrediënten die garanderen dat de geur blijft hangen. Mijn eerste indruk: wierookharsdruppels gerold in zwoel zand. Voor de zekerheid, de eerste indruk van mijn partner: ‘Wierook!’
Ik krijg in ieder geval een prettig vintage-gevoel, want met andere ingrediënten wordt dezelfde weelde en gelaagdheid opgeroepen als de leren chypres uit de jaren veertig en vijftig gecombineerd met een vleugje nu.
Alleen net zoals met Civet: de misschien onterecht hoge verwachtingen bij mij kunnen alleen maar teleurstelling oproepen. Als je een geur Hyrax noemt en je bent bekend met de werking, dan moet je dat ruiken. En niet zo’n klein beetje ook. Dan wil je tijdens het genieten ervaren of het zich op de grens van goed en slecht, lekker of vies bevindt. En of de compositie naadloos in elkaar overloopt of juist uit de bocht vliegt van viezigheid. Het is er wel, die hint van dierlijkheid, maar voor mijn gevoel te veel getemd. Wetende dat het ‘erger’ kan zijn, houd ik de moed erin.
Je kunt met geuren niet alles oproepen wat je graag zou willen. En dat is vaak de mare tegenwoordig met ‘excentrieke’ parfumeurs: de fantasie is te groot, de techniek om dit te realiseren te beperkt. Of ze worden toch teruggeroepen door de commerciële afdeling – ‘Het geld moet ergens vandaan komen!’ – omdat die vindt dat de oorspronkelijke bedoeling van de parfumeur echt stinkt, wat dus ook de bedoeling was – ‘Dûh!’
Hoogste tijd dat ik the real stuff eens ga ruiken, en dat kan want inmiddels volop te koop. De omschrijving van http://www.hermitageoils.com bevalt me wel: ‘Een echte stinker van het extreme soort, zeer urinoir en fecaal van aroma en perfect voor een geestverruimende tinctuur.’
PS: Ik heb aan check, dubbel check, triple check gedaan, om me ervan te overtuigen dat ik toch niet ruik wat ik graag zou willen ruiken. Het wonder geschiedt niet bij mij. Geen primitief-exotische essence, maar gewoon een wierookachtige geur. Lekker dat wel, maar dat was nu juist niet de bedoeling.
Baloué-masker Ivoorkust
Grappig: de officiële persfoto van Hyrax doet me denken aan een zeer gedenkwaardige geur-ervaring. Ik werkte vroeger gratis en voor niets bij een kunsthandelaar – er kwam bijna niemand langs, dus kon ik werken aan mijn journalistieke ambities. Een van zijn specialisaties: houten beelden uit Afrika. Een keer vroeg hij mij of ik een partij van die maskers en voodoo- en voorouderbeelden naar zijn depot wou brengen. Zo gezegd zo gedaan.
En bij de opening gebeurde het: alsof je een heiligdom betrad. Het rook er zo intens naar hout: oud hout, ebbenhout, rozenhout, droog hout, vermolmd hout, verbrand hout… en het was ook nog eens dertig graden. Het duizelde me. Zoiets had ik nog nooit ervaren. Vergelijkbaar met een rondzwaaiend wierookvat in de kerk, maar droger en overweldigender. De beperkte grootte van de ruimte, versterkte het olfactorische bombardement. Het leek wel alsof het samengebalde parfum, jaren wachtend op het juiste moment, wou ontsnappen uit de kleine opslagplaats. Ik gebruik het woord niet graag in relatie met parfum, want het is verworden tot een cliché: magisch. Maar dat was het. En tevens voor mij ‘weer eens’ het bewijs dat je de olfactieve kracht van de natuur niet in een flacon kunt vatten.
Hierop voortbordurend: ik vond ooit tijdens ‘mijn Brusselse jaren’ een quasi-antieke klok op straat. Meegenomen in verband met een project. Telkens als ik thuiskwam, de dagen erna, rook ik een enorme sterke drooghout-geur met zoete nuances. Ik kon het niet direct plaatsen tot dat – ephinany! – het tot me doordrong. De klok was gemaakt van rozenhout dat zijn parfum gewoon bleef verspreiden. Heb hem ook meegenomen naar mijn vaste verblijfplaats op het Drentse platteland. Toen Maria van Geuren, de eerste keer langskwam in mijn dorp zei ze:’Wat ruikt het hier lekker, rozenhout?’ Mij was het inmiddels niet meer opgevallen, maar zij rook de klok die in de nok van de zolder opgeborgen lag in een verhuisdoos, door alle verdiepingen heen.
Pfff, wat moet ik hier nu van vinden? En nog wel gemaakt door een bevriende neus. Her vertegenwoordigt alles wat ik nu niet leuk vind – understatement du jour – aan de parfumbizz. Presentatie: bij elkaar gesprokkeld populair decoratiemateriaal van de concurrent. Want lint ‘gewikkeld’ om de verpakking: Viktor & Rolf. Flacon: verstuiver rechts, dan wel links van het midden geplaatst: Prada. Campagne: inspiratieloze herhalingsoefening van Burberry Brit (2003) met wat toefjes Jean Paul Gaultier (Madame uit weet ik wat wanneer, waarvan de inhoud ook door Francis Kurkdjian werd geleverd). En dan, en dan: de enorme hurly burly rondom Her opgezet. Dus een social media-campagne gesitueerd rondom de spokeswoman, of in dit geval is het wellicht beter te spreken van ‘spokesgirl’, Cara Delevigne.
Maar wie moet Her ontmoeten? Drie keer raden. Burberry wil (wie niet ?) de nu meest gewilde doelgroep in de parfumerie verleiden: the millennial girl (door Google Translate vertaald met ‘het duizendjarige meisje’). Hoe kun je haar bereiken? Zolang je gesynchroniseerd bent met haar sociale media-netwerk van vrienden – no worries. De Burberry hurly burly: je kunt Her (Cara Delevigne) ontmoeten op Snapchat, Instagram en http://www.burberry.com. En zowaar, in multi facetted Cara schuilt ook een zangeres: ze geeft haar versie van Maybe it’s because I’m a Londoner. Kun je downloaden bij Spotify en Apple. Er is zelfs een Burberry-citygirlgids voor Londen online beschikbaar (gemaakt in samenwerking met British Vogue).
En helemaal in sync met de huidige in- en verpakcodes: in sommige (Burberry)winkels kun je een bedeltje (vier opties) om de hals van de flacon laten bevestigen die je dan weer verder kunt personalizen, sorry Burberry spreekt van individualizen, met een lint (vijf opties).
WAT HER IK EIGENLIJK?
Ga ik eerst iets heel crazy vertellen. Ik was een paar jaar geleden in de (volgens mij inmiddels failliete) Kijkshop (in Oud West in Amsterdam). Die had altijd een uitgebreide collectie geuren die door de gemiddelde ketenparfumerie inmiddels beneden hun stand was bevonden. En een geurduo die ik nog nooit bij deze ‘snobs’ had gezien. Van de hand van Frans Bauer. Ik was vooral nogal onder de indruk van For Her. De reden, niet dat ik het echt lekker vind, maar de rode-fruitopening was enorm kermis. Mierzoet – lychee, aarbei en framboos in de blender gestopt, lots of honing en suiker erbij. Bewondering in de zin van knap gedaan.
Nou, dat gevoel maar dan voor de helft ruik je in Burberry’s Her. Hiervoor blurde Francis Kurkdjian rode, blauwe, zwarte bes en framboos. Om het zoetzure effect hiervan te verhogen bloeien viooltjes in het hart, geflankeerd door jasmijn waardoor het geheel lucht krijgt. Her wordt ‘afgepoeierd’ met musk en ‘droge’ amber.
Kurkdjian omschrijft het effect van zijn creatie als ‘uniek omdat het een gedenkwaardige handtekening is. Om dat te bereiken, heb je een sterk akkoord nodig, een olfactorisch verhaal dat je visie vertaalt. Voor mij is dat een combinatie van zongerijpte bessen en Britse spirit vermengd met een amber-muskachtig akkoord. Je kunt Heronmiddellijk herkennen wanneer iemand het draagt’.
Ik omschrijf Her als een saaie, very more of the same ‘een-twee-drie-thuis’-compositie opgelegd door marketing die net zo goed door kunstmatige intelligente in plaats van menselijke intelligentie gemaakt had kunnen worden. De eerste had wellicht door alle verzamelde data goed te analyseren misschien/juist wel iets ‘spannenders’ geleverd.
Ben op weg terug in mijn auto van ‘a evening with Andy Tauer’ georganiseerd door www.parfumaria.com. Grote opkomst. Ook volgens de ‘self taught’ neus. Ben een en al parfum. Als ik nu word aangehouden door de politie, om wat voor reden dan ook, wat zal oom agent dan denken? Op mijn polsen (binnen- en buitenkant), op mijn armen (binnen- en buitenkant), mijn nek, mijn manchetten, de mouwen van mijn colbert: alles is doordrenkt met Andy Tauer. En dan nog alle blotters die nu in mijn achter- en binnenzakken.
Het is zelfs voor mij overweldigend. Raampje open. Ik wou hem nog eerst het hemd van het lijf vragen, maar dat is niet leuk tegenover de andere bezoekers. Dus even handen geschud, hem gecomplimenteerd. Ook vreemd eigenlijk: ik heb nog maar vier geuren van hem besproken terwijl ik sommige gewoon in gedachten blind kan ruiken N°3 Lone Star Memories (2006), N°8 Rose Chyprée (2009).
Een dag verder. Het mooie aan zijn geuren: je kunt er oppervlakkig van genieten – ‘gewoon lekker’ – maar als je je neus er dieper in steekt dan kom je in een ‘stille-waters-hebben-diepere-gronden’-gebied. Rijke schakeringen, ingrediënten beginnen met elkaar te spelen, een caleidoscoop aan sensaties, en ja, emoties verspreiden zich. ‘Ze’ doen iets met je. Eindigend in de tevreden constatering: zo moet niche. Tauer lichtte tijdens zijn introductie toe waarom hij ‘meet & greets’ doet. Contact zoeken, ontmoeten, in discussie gaan met zijn klanten/fans. Zo betreurde hij het bijvoorbeeld dat een inschrijver voor de avond helaas had afgezegd, een van zijn eerste Nederlandse liefhebbers.
Het geeft maar weer eens aan hoe dichtbij een neus tegenwoordig bij zijn gebruikers kan komen als hij wil. En Andy Tauer is er een die het met volledige overgave doet. Wat dat betreft heeft hij iets gemeen met zijn voornaamgenoot Andy Warhol. Deed die Pop Art, Tauer doet aan Pop Up Parfum Art. In de zin van benaderbaar, het populair maken van (zijn) geuren op serieuze wijze. Hij heeft de social media omarmd – als je wilt kun je dagelijks via Twitter op de hoogte worden gehouden van zijn werk, zoals deze avond in IJsselstein. Wat een verschil bijvoorbeeld met Frédéric Malle wiens groeiende arrogantie en snobby-intellectuele kijk op de business gelijke tred hield met zijn faam.
Om de gasten te verzekeren dat ze een unieke herinnering mee naar huis kunnen nemen, creëert hij voor elke van dit soort ontmoetingen (volgende week zit hij in Shanghai) drie – dit keer in de ware zin van het woord – unieke geuren die stuk voor stuk worden uitgelegd en nergens anders meer te koop worden aangeboden. De serie heet Stories. Ik geloof hem. Wil zeggen: het is niet te doen om dit te controleren, ik bedoel: je moet echt een ‘number one’-fan zijn (denk Kathy Bates in de film Misery) en hem wereldwijd volgen.
Correctie: ik zie op Frangantica dat het trio When we cuddle and I can smell your perfume on my clothes, He left his cologne in my bedroom en Hyacinth and a Mechanic overal wordt aangeboden waar Tauer zijn perfume performance organiseert. Leuke, humorvolle namen die in de reguliere parfumerie te veel tijd in beslag nemen om uit te leggen. Al was het alleen maar om de naam. Te lang. Dan het verhaal erachter: je moet ‘ingewijde’ zijn om er de lol en tegelijkertijd de serieusheid ervan te begrijpen.
Alle drie zijn aangenaam. When we cuddle and I can smell your perfume on my clothes is een echte knuffelgeur richting gourmand, banketbakkerij. Geen grote hompen Hemataart, eerder een macaronnetje gevuld met karamel en benzoïne gelayerd met amber, patchoeli en bepoederde musk. Zacht, zoet en warm, een security blanket-geur perfect voor de komende herfst.
He left his cologne in my bedroom vind ik compositorisch het meest interessant. Na een cologne-blast vol citrusnoten ervaar je rozemarijn op een andere manier. Normaal veel gebruikt in oceanische geuren met het gevolg dat de rozemarijn zo ijl en scherp wordt. Tauer toont aan dat dit ‘klassieke’ kruid ook warm-groen, warm-groen kan ruiken zonder zijn typische frisheid te verliezen. Met krokant en knisperend als eindresultaat.
De hyacint-fans – zoals ik – komen aan hun trekken met Hyacinth and a Mechanic. Qua naam en invulling gelijkwaardig met de geuren van Kerosene. En ook aan Etat Libre Orange, met name het erg ‘gay-eske’ Fat Electrician (2009). Wil zeggen: onverwachte naam die om dito invulling vereist. Krijg je: een bloeiend groene, beetje ‘koude’ maar energieke hyacint in ultieme voorjaarsstemming omringd door andere diffuse bloemen die vervolgens voorzien worden van een vloeiende leernoot. Anders gezegd indachtig de naam: een hyacint geplukt door een automonteur met een vuile, naar olie en leer ‘stinkende’ overal.
Wat ze alle drie gemeen hebben, een ongekende bijna klassieke verfijning in de afronding. Je krijgt een heel tevreden gevoel. Blij dat zulke geuren gemaakt worden. Ik heb een ding besloten: ga me nog meer verdiepen in Andy Tauer en binnenkort dus even winkelen bij www.parfumaria.com.
Man en cologne. Moeilijk. Nog steeds. Vooral in de noordelijke contreien van de wereld. De nicheman uitgezonderd dan. Zou het zijn dat die andere mannen vinden dat ze te weinig waar voor hun geld krijgen, want eau de cologne – gemaakt om de instantverkoeling die het schenkt – vervliegt snel, je kunt er nauwelijks van genieten. Je stond erbij en keek ernaar…
Dat geldt meestal voor de old school-colognes, denk 4711, denk Roger & Gallet, denk de Guerlain-oldies. De nieuwe generatie heeft vaak de sterkte van een eau de toilette, soms van een eau de parfum, bij hoge uitzondering van een parfum.
Waar het omdraait is dat (eau de) cologne staat voor verfrissing en koelte – dat is de trigger bij de verkoop. In deze categorie valt ook de nieuwste van Dsquared2 en beoogt hetzelfde effect: ‘De kracht van traditie gecombineerd’ maar ‘met een drang naar innovatie. He Wood Cologne, een parfum dat een eeuwenoud ritueel een moderne touch geeft’. Anders gezegd: ‘He Wood Cologne is een evolutie van een mannelijk icoon – He Wood (2007) volgens mij -, een update van de traditionele kenmerken van een eau de cologne’.
Nu slaan Dean en Dan Caten een beetje door in het kraken van het cologne-dna en stuikelen ze over hun eigen ‘dure’ woorden: ‘Binnen het domein van de traditionele parfumcreatie, is He Wood Cologne een innovatie binnen zijn genre, omdat het door zijn compositie het krachtige en levendige element van hout toevoegt aan de eau de cologne-familie’. Wees niet onder de indruk, want die bestaan al langer – zie alleen al de catalogus van Atelier Cologne.
WAT HE WOOD COLOGNE IK EIGENLIJK?
Zo ziet Dsquared2 zijn houtcologne: ‘Hout doet denken aan de natuur, aan kracht en nobele, sterke mannelijkheid dankzij zijn eenvoud. Kortom, de geur maakt de weg vrij voor een nieuwe geurervaring voor jongere generaties’. Daarin staat Dsquared2 niet helemaal alleen natuurlijk – sinds 2000 is de parfumerie drukdoende een nieuwe generatie aan de cologne te krijgen. Zoals de eerste, nog steeds een van de beste en niet echt begrepen (te vroeg?) Cologne(2001) van Thierry Mugler gevolgd de lange reeks van Marc Jacobs en – by the way – elk nichehuis heeft op z’n minst één cologne in het assortiment, zoals Frédéric Malle, zoals État Libre Orange.
Wat ik altijd geloofwaardig (en lekker) heb gevonden aan Dsquared2: in veel geuren wordt de koelte van de Canadese bossen treffend opgeroepen door het toevoegen van een klaterende, beetje groen-varenachtige, musky waternoot aan de compositie. Het beste gelukt voor mij in He Wood Silver Wind (2011).
He Wood Cologne borduurt op dit thema voort, zij het iets anders: aan de topnoot van He Wood is citroen en mandarijn in vrijgevige hoeveelheden toegevoegd – cologne-effect verzekerd. Het moderne accent levert gember (foto) – geeft het cologne-effect een extra prikkelende, huidschurende kick. In combinatie met een aquanoot – ik vermoed calone – druppelt dit eerst over zilverspar, musk en amber (die samen mooi het bosgevoel weten op te roepen) vervolgens over de viooltjes(bladeren) waardoor de zoetheid van deze bloemetjes en de groenheid van deze bladeren als het ware verwateren. Het ‘cologne-water’ weet zelfs tot de basis door te dringen waarop het hout (ceder en vetiver) tevreden ronddrijven. Eindeffect: inderdaad een cologne met houtaccent met de kracht van een eau de toilette. Cool.
Ik had dus nog nooit van Satori Osawa gehoord. Mea culpa, mea ultima culpa. De reden? Te veel om op te noemen gecombineerd met een soort van geurwintermoeheid. Maar Hana Hiraku – ‘de bloesem bloeit’ – kwam als geroepen, want ik was op zoek naar een parfum dat de nu overvloedig bloeiende magnolia oproept. En dat doet Hana Hiraku dus.
Achteraf spijt dat ik vorig jaar Satori Osawa niet heb ontmoet bij Annindriya Perfume Lounge, want door deze geur word je op een elegante manier geïntroduceerd op de Japanse kijk op geuren. Denk dan niet aan de Kenzo’s, de Miyake’s, de Shiseido’s en de Yamamoto’s – die leveren Japanse geuren geënt op de Europese parfumtraditie.
Satori Osawa staat voor een ander Japan, een Japan dat zijn snel verdwijnende gebruiken in stand probeert te houden zonder er alleen maar krampachtig aan vast te houden. Met een blik op het nu, verenigt de parfumeur de met veel symboliek omringde riten van de thee-, bloem- en wierookcultuur van het land van de rijzende zon. Ik lees op de site van Annindriya Perfume Lounge (die Satori Osawa als enige in Europa vertegenwoordigt) dat ze in is Tokio geboren en onder leiding van ‘meesterparfumeur’ Kenji Maruyama ‘fragrance design and perfumery’ studeerde hetgeen in 2000 resulteerde in de oprichting van haar eigen label. Als mijn winterse parfumlethargie helemaal is gevaporiseerd ga ik me meer in haar verdiepen, want Hana Hiraku doet verlangen naar meer.
WAT HANA HIRAKU IK EIGENLIJK?
Jezus, wat een verschil met de ‘gemiddelde’ magnoliageur. Die probeert het bloemige effect met friscitrus-achtige ondertoon meestal te benadrukken, wat in combinatie met (iets te veel) witte musk vaak resulteert alsof de magnolia in de wasmachine met een witwasprogramma op het menu is gestopt – zoals Eau de Magnolia (2015) van Frédéric Malle. Een iets meer echte – Europese – magnolia-ontmoeting heb je bijvoorbeeld met Magnolia Nobile (2009) van Acqua di Parma.
Feit is wel: het is ‘bijna niet te doen’ de geur van magnolia zo puur natuurlijk mogelijk te benaderen. Het huis dat hier voor mijn gevoel heel dicht in de buurt komt is Guerlain. In L’Instant de Guerlain (2003) ademt een magnolia zoals ik haar poëtisch in gedachten heb: fris, fragiel en fluweel tegelijkertijd waarin een verlangen naar onschuld en puurheid ligt verscholen.
Hana Hiraku roept ook dit beeld op alleen nog meer intens in de zin van anders en verfijnd. Mijn eerste spontane notities bij het blind ruiken: fully fruity, vreemd ‘stoffig-onbestemd’, zeker groen, honing, stroperig, fluweel, sierlijk. Hiervoor verantwoordelijk blijkt bergamot, meloen en galbanum in de opening. In het hart witte bloemen (magnolia, jasmijn, tuberoos) gecombineerd met iris, ylang-ylang, blauwe kamille en miso. In de afronding guaiac, opoponax, sandelhout en bijenwas.
Gedeeltelijk klopt mijn gevoel, maar tegelijkertijd voel ik me een botte boer in de zin van dat een aantal ingrediënten me ontgaan – kamille, miso, opoponax (terwijl ik laatste altijd wist te determineren).
Wat ik wel weet: Hana Hiraku is een subtiele omhelzing die – weliswaar onbekend voor mij – prachtig het effect van een magnoliastruik bloeiend in Japan weet op te roepen. Het is in ieder geval geen Europese magnolia. Waardoor? Eigenlijk simpel. Niet strak, niet vierkant maar vloeiend – onzichtbaar als een halo hangende om een magnoliastruik.
Let wel: Hana Hiraku bloeit zo subtiel dat je er bijna geen erg in hebt dat het een ‘echte’ geur is. Hier bedoel ik mee: de meeste geuren van tegenwoordig knallen, er is direct effect en (een soort van, hangt van de ervaring van de klant af) herkenning. Hana Hiraku is daarentegen als een leeg vel papier waar heel langzaam een magnolia-haiku met sierlijke kalligrafisch pennenstreken tevoorschijn komt.
Er zijn geuren waarvan je meent dat die zo in het collectieve bewuste zitten vast gebeiteld, dat die nooit uit gebruik zullen raken. Mag soms even tegenzitten, maar een revival zit er om de zoveel tijd wel in. Horizon (1993) van Guy Laroche bijvoorbeeld, decennialang een populair verjaardag- en Vaderdagscadeau. Niet te moeilijk qua inhoud, niet te artistiekerig qua presentatie. De rust die het campagnebeeld uitstraalde in combinatie met de naam, gaf je een prettig-chique gevoel als burgerman. En toen-in-ene-was-ie-verdwene. Trouwens, alle geuren van de ooit zo populaire Laroche stroomden naar het afvoerpetje. Andere tijden, andere zeden, niet andere namen.
Was blijkbaar te koop. Ik ga er vanuit dat Davidoff het voor een zacht prijsje heeft overgenomen van L’Oréal. Wat ik interessant vind: de nieuwe interpretatie. Stond Horizon eerst voor rust en kalmte in de buurt van een ‘stilstaande’ zee, nu staat het voor ambitie, ‘voor de man die zijn doelen realiseert, zijn top bereikt, zijn horizon zoekt’ in een ruig-droge, desolate omgeving. Het persbericht lezende, krijg ik het gevoel alsof het geschreven is zo ongeveer tegelijkertijd met die van Laroche’s Horizon.
Want: so nineties. Want: which way is up? ‘Hier staat hij. Ver van de gebaande paden. Voor hem strekken, in een eindeloos landschap, de bergen zich uit tot de hemel… Hij kijkt vooruit, zijn blik gefocust op een punt in de verte. Snel en zo vrij als een adelaar klimt hij van rots naar rots. Met beide benen stevig op de grond weet hij precies waar hij heen gaat. Wanneer hij de top bereikt, worden rondom hem nieuwe panorama’s zichtbaar. Zijn geest is helder, zijn ogen scherp, zijn blik vastberaden. Hij haalt diep adem, strekt zijn armen uit in de wind en draait zijn gezicht naar de zon. Vanuit dit stille moment tussen hemel en aarde borrelt een krachtig gevoel van vrijheid in hem op. Hij is waar hij wil zijn. Hij heeft het totale overzicht’.
Dat Horizon toch anno nu is, blijkt uit de sfeer en styling van het geheel. Het model is niet jaren negentig klassiek-braaf gekleed in driedelig. Meer ‘casual friday’: aantrekkelijk met warrig haar, katoenen shirt en afgedragen boots is hij – na een cursus yoga-mindsetten volgens mij – ‘doordrongen van een intens gevoel van kalme energie en innerlijke kracht’. En dat komt handig van pas als Simone Bredariol tijdens een zandstorm in extreme hitte, zichzelf en de natuur overwint en hierdoor zijn doel hoog boven de wereld bereikt – zijn horizon. Met een adelaar die hem als een schaduw volgt – voel de symboliek.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Na twee geuren, waarin de Davidoff-man zat gevangen in clichés rondom mannelijkheid, gepresenteerd in gadgets die de man van nu echt niet weer wil, maar nog steeds inclusief variaties op de homesite worden aangeboden – Champion (2010) en The Game (2013) – kiest het nu voor het zekere voor het onzekere: dus klassiek, dus vertrouwd met een hedendaagse twist.
Ook wat compositie betreft. Een korte blik: Horizon is een kruidig-aromatische geur met houtachtige finish gewikkeld in een zoete huls. Een vergezicht: het vrijbuiteridee wordt opgeroepen met een knallende opening van klassieke (grapefruit) en moderne (gember) noten. Denk qua kleur aan geel die langzaam maar zeker transformeert tot groen door rozemarijn (foto) in het hart: ‘aqua-fris’, licht-bloemig met de stugge groenheid van de puntig-scherpe naalden. Groen wordt langzaam maar zeker bruin: droog-fris vetiver en kamfer-droog patchoeli, die – ‘Hè-uh, meneertje Davidoff, mag het effe ook wat hippigs krijgen?’ – in plaats van tonkaboon en vanille – Davidoff : ‘Wordt direct geregeld!’ – een gezoet laagje krijgt van cacao.
Veilige klassieke chic. Alleen, om de geur te ‘begrijpen’ heb je het verhaal natuurlijk niet echt nodig. Is er ‘meer voor de sfeer’. Trouwens, op bezoek bij www.zinodavidoff.com/fragrances/for-him kwam ik een voor mij nieuwe geur tegen waarvan ik dacht: ‘Breder neerzetten, bekend maken, want leer wordt heer en meester in de parfumerie, en past zo perfect bij het Davidoff-dna: Leather Blend. Als je die naast Horizon aanbiedt, dan ben ik benieuwd wie met de eer gaat strijken.
Heb even een snelle optelsom gemaakt. Volgens www.fragrantica.com zijn er op dit moment rond de 3350 parfummerken. Van Adidas tot Zwistal, van Acqua di Parma tot Zirh, van Agonist tot Zents. Tendens stijgend. Als je gemiddeld van tien nog steeds verkochte geuren per merk uitgaat, dan kun je uit 33.500 kiezen. Stel dat je die allemaal in een jaar wilt ruiken. Doen we! 917 per dag. Trekt je neus dit niet; zelfs als je het uitspreidt over vijf jaar, dan is het ‘testing, testing’ nog steeds too much.
Vraag: hoe kom je als consument bij het merk waar je de meeste feel mee hebt? Of andersom. Vraag: wat moet een merk doen om te zorgen dat de consument hem verkiest boven de andere? Los van acties in de winkel, los van advertentiecampagnes in de bladen, op tv en www, los van reuring creëren via social media? Als ik van mezelf uitga: door al dit promo-parfumgepaai laat ik mijn keuze steeds meer over aan het toeval. Eén daarvan: mensen vragen uit het vak. Een ander: de lokroep van een naam; eentje goed gekozen kan altijd op mijn ‘attentiewaarde’ rekenen.
Had ik dus met Haiku (2001). Kende het van naam: al jarenlang een van de populairste geuren van het huis-aan-huis-post-order-parfummerk Avon (anno 1886) uit Amerika. Niet van reuk. Zo te zien klopt de flacon met de uitstraling van de geur: de sereniteit van een Japanse tuin opgeroepen met yuzu, granaatappel, vijg, lelie, lelietje-van-dalen en jasmijn. Zeg maar Kenzo voor het klootjesvolk. Als Kenzo een geur zo had genoemd en op zijn ‘east meets west’ had geïnterpreteerd, was het een groter succes geworden dan zijn meest recente ‘speelse’ geuren.
De naam haiku heeft iets fragiels; verbeeldt een kortstondige euforische geestesgesteldheid gevat in een strak rijmschema (drie versregels met in totaal zeventien lettergrepen verdeeld over verzen van respectievelijk vijf, zeven en vijf syllaben) van een natuurgedicht. En daar ‘hoort’ naar mijn gevoel een lichte, beetje etherische geur bij, die klinken als zeventien geparfumeerde druppels die vallen op onbevlekt papier – zuiver en sereen.
Haiku van Mirko Buffini – nieuw Italiaans nichehuis met ‘oud’ nieuws: tot nu toe twaalf traditionele, handgemaakte, elegante en provocerende in eigen atelier vervaardigde parfums – is geïnspireerd op een haiku, tevens de bekendste, van de zeventiende eeuwse Japanse dichter Matsuo Bashō (1644-1694).
O, oude vijver!
een kikvors springt van de kant,
geluid van water
Dit geeft Buffini een glimp van de natuur. Zijn indruk: ‘Alles is helder, bijna triviaal, toch voelen we onbewust het heldere geluid van water dat de tijd onderbreekt van zijn vorige lange stilte’. Tussen twee haakjes: Matsuo Bashō was niet ‘zo maar’ een dichter: hij wordt beschouwd als een van de grootste haiku-meesters. In dienst van de keizerlijke familie – eerst als page – maakt hij zich hier rond zijn 28ste van los en trekt – onsterfelijke poëzie makend – met zijn volgelingen door het land. Moet je je voorstellen: Matsuo Bashō schreef zijn gedichten niet, maar sprak ze uit, die door zijn discipelen werden opgetekend.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
En dat is nu het vreemde: geen haiku. Geen Japans geïnspireerde geur opgebouwd uit zeventien breekbare bloemen in een halo van ‘watervloeiend groen’. Wel een vol-vette bloemengeur met een behoorlijke zoete gourmand-finish.
De opgegeven ingrediënten. Opening: wasbloem, damascena-roos, witte bloemen. Hart: cederhout, orchidee, vanille, bessen. Basis: witte musk, amber. Die worden samen aldus Buffini ‘een stille Damascusgeur van orchidee gekleurd door het wit van vlasbloemen. Amberbessen van vanille-musk’. On-haiku eindigend met ‘de openbaring van een vurige kus, ruikend naar rozen.
Tjonge, tjonge… eerst zo’n lang verhaal om pas in je laatste zin treffend het idee van je geur te verwoorden. Dat ‘vette’ begint ‘al’ in de opening door de klassieke citrusnoten te vervangen door de wasbloem. Latijnse naam: hoya bella met zijn zoet-waterige geur met lichte, vetachtige aldehydentoets zo lijkt het wel. Als luchtbelletjes gevangen in een vlies van olie. Geurengoeroe kan het weten: hij kweekte deze makkelijk tot bloei te krijgen hangplant een tijdje – ze geeft de vol-zoete roos samen met de moeilijk detecteerbare witte bloemen (jasmijn?, oranjebloesem?) eerst een lichte toets voor de roos voluit gaat bloeien.
Wel ‘apart’ dat je in het hart het hout eerder ruikt dan de smeltende, in volle druppels naar beneden vallende vanille. En wat is ze zoeeeettttt! Wordt opgevangen door veel warm amber en veel poederige musk. Voor mij richting boudoir. De geur is net te rijk en te vol om voor ordi en plat door te gaan. Bungelt voor mij tussen een Michelinster-toetje en zoet kermisgenot.
Je hebt stiefdochters in de parfumerie. Maar ook stiefzonen: geuren die in de loop der jaren op steeds lager geplaatste plankjes terechtkomen, bijna uit het zicht: alleen de vaste fans weten hem te vinden. De ‘rest’ gaat voor nieuw-nieuwer-nieuwst. De merken zelf trouwens ook. Waaronder Kenzo: voor de man verschenen de laatste ‘drie à vier jaar’ meer dan acht geuren waarvan enkele niet eens de ketens haalden.
En dan ‘ineens’ ontdekt ook Kenzo dat je je klassiekers moet koesteren. Voor de vrouw is dat Flower (2000), voor de man is dat dus Homme – inmiddels rustend op het bijna onderste parfumplankje. Vanaf nu zal deze geur het weer hoger op kunnen zoeken, want Homme bestaat 25 jaar – inmiddels een uitzonderlijke prestatie.
Reden voor een feestje. Dat betekent geen feesteditie, maar een eau de parfumconcentratie om tot de essentie van de geur door te dringen, om er diepte aan te geven. Want ondanks dat Homme door zijn houtbasis als eau de toilette beklijft, blijft het toch een oceanische ozongeur. Opvallend wat styling betreft: de ambassadeurs zijn er in de loop der jaren niet bepaald ouder op geworden. Het huidige model Nicolas Cazale – acteur, regisseur, surfer, kunstenaar – oogt als een broekie terwijl het verhaal achter Homme altijd de nadruk heeft gelegd op de meer volwassen man.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
In het begin de herkenning dat redelijk snel verdwijnt in Homme Eau de Parfum. En daar mogen we blij mee zijn. Want de eau de toilette doet nu een beetje ‘has been’ aan. Zeegeuren zijn te bekend geworden: op een gegeven moment rook je ‘ze’ zelfs in Hema-aftershaves op de achtergrond.
Wat ik – helaas – niet meer ruik: de markante opening met venkel die Homme zo’n aangenaam anders fris-groene impressie gaf. Die is nu overschaduwd, overwoekerd door munt besprenkeld met kardemon – die drijven op het water voor ze als in een vortex naar beneden naar de bodem van de zee worden getrokken. Daar verankerd in het zand, laat het hout zich gelden. De combinatie van cederhout en vetiver transformeren het zeewater tot een ‘houtwater’, tot ‘puur’ hout. Met name als vetiver het stokje overneemt. Die is rokerig, ‘verbrand’, maakt van de compositie een ruig geheel zonder door te slaan – Homme Eau de Parfum blijft tenslotte een masstige-geur.
Maar het geeft wel wat heel veel mannen onder een stoere geur verstaan, zonder het te linken de parfumclichés verleiding en sensualiteit. En over bodem gesproken: het lijkt ook alsof je zand ruikt, warm zand – het gevoel alsof je aan het strand ligt. Waar gelukkig geen sprake van is: zout. Ook has been. Het ‘kleine beetje’ water dat je ruikt in Homme Eau de Parfum doet niet zilt aan maar zoet.