De overeenkomst tussen de marketing van een high end geur en een sollicitatie? Beide maken de beloftes meestal niet waar. Er wordt een beetje gespeeld (of is het gesjoemeld?) met ‘de waarheid’ en kwalificaties worden overdreven waardoor beide zich beter voordoen dan ze ‘in werkelijkheid’ zijn. Is dat erg? Nou, nee, want ‘iedereen’ doet het toch? Zegt men. Met die kennis indachtig, bekijk je alles met het ouder worden met een zekere reserve.
Waarom gebruik ik deze bespiegeling met betrekking tot de nieuwe Burberry, Hero? Nou, omdat de eau de parfum-versie (2022) zich voor mijn gevoel voordoet als een eau de toilette (2021), maar – en dat is dan weer sort of gunstig – ik bij de eau de toilette-versie juist het omgekeerde heb. Én omdat de compositie – opgebouwd rondom drie soorten cederhout – nogal eenvoudig en daardoor saai is, terwijl de boodschap ‘de traditionele stereotypen van mannelijkheid uitdaagt’. En als je dat vermogen in je hebt dan ben je een held – maar dat ben je tegenwoordig ook al als je een ‘best wel oud ogend’ iemand de straat over helpt.
Let wel: cederhout is een prachtingrediënt. Het kan zo elegant verschillende ingrediënten in zich opzuigen, en is ‘van zichzelf’ ook aangenaam: door de zon uitgedroogd hout met een lichte sensueel-warme ondertoon, denk het slijpen van een Caran d’Ache-potlood.
Ik weet niet of deze wel heel erg less is more-visie ten opzichte van de geur in lijn is met de huidige modestijl van het merk. Wat ik wel heb opgepikt is dat Riccardo Tisci – na vier jaar afgelopen september ingeruild door Daniel Lee, de nog maar net bij Bottega Veneta begonnen ontwerper met meer veronderstelde feel met de Tiktok-generatie, de doelgroep van nu waar Burberry op inzet.
Die Tisci dus, zou zich intensief met de totstandkoming van de geur hebben bemoeid. Tuurlijk. Zal wel. Zeggen ze allemaal. Mocht het dan toch zo zijn, dan is het alleen de keuze van het model – Adam Driver – en de sfeer geweest volgens mij. Ik zie de vergaderingen voor me. ‘Welke (just a tiny bit gay-ish) ambassadeur voor Hero moeten we kiezen. Riccardo? Difficult, difficult’. Terwijl het creatieve team wacht op marketing die de filosofie zal toelichten: ‘Hi Riccardo, listen, het idee is dat we een paard en een man samenbrengen om een moderne mythe te creëren in een ontzagwekkend landschap, en ondertussen onderzoeken we de codes van dualiteit en de kracht van het dierenrijk’.
Moet gezegd: het ‘afwijkend knappe’ – de maat der dingen in de modellenwereld op dit moment – model Adam Driver – is mooi of, zoals je wilt, best wel sensueel, of zoals je wilt best wel geil. En het totaalplaatje is eveneens less is more: wilde man, wild paard, wilde zee.
Alleen wordt er een big mistake gemaakt voor mijn gevoel als je kijkt: ik ruik dan eerder denkbeeldig een marinegeur – beetje ziltig, beetje rozemarijnachtig, beetje aangespoeld hout; een soort Cool WaterGeneration Next. Maar geen simpel houtgeurtje. Dán denk je toch eerder aan ‘ongerepte cederwouden’ waar ook paarden kunnen ronddraven, gemend door dezelfde stoer-geile, not-classic beauty.
Ik las van Hero een doeltreffend-korte omschrijving op www.colognoisseur.com: ‘Very office-appropriate, off-the-shelf done right’, maar ook ‘very unexciting’ en ‘olfactory prefab’. Natuurlijk staan hier honderden positieve reviews tegenover – ga naar Youtube for that matter. Maar dat neemt niet mijn bezwaren weg: ook al neem je vier soorten cederhout en je voegt een aantal smaakmakers toe – zwarte peper, bergamot, dennennaald, wierook, benzoïne -, als je dan in the end alleen maar Caran d’Ache blijft ruiken – dan ervaar je toch een teleurstelling. Die bij mij alleen maar groter werd toen ik aan mijn ‘Mottenvanger van Hamelen’-flesje rook: Ceder – dat is Hero zonder toeters en bellers als etherische olie. Even saai of zoals je wilt even lekker.
Soms krijg ik echt zin een blog te schrijven. Gaat zo: ik heb iets geroken, ben euforisch-verbaasd, dan wel ernstig-heftig teleurgesteld en vervolgens beginnen mijn hersenen – of wat er nog van over is – te pingpongen. ‘Wat gebeurt hier, hoe kan dat nou, is het echt? Dit is toch echt… !’
Ik had het dus met Highland garden/Scottish countryside garden dat onderdeel vormt van de legendarische ‘Rozenhofcollectie’ waarover ik al eerder schreef. Knap, want je komt het nog zelden tegen: een geur/merk die/dat nooit een online-melding heeft gekregen. Ik ben de producent in ieder geval niet tegengekomen van Highland garden/Scottish countryside garden. Wél geuren die als jouw iPhone de flacon scant, een soort van hetzelfde gevoel moeten oproepen.
een ‘onwetende’ nichegeur
Ik verwachtte een nietszeggend, pruttel-pruttel-parfum-prullaria-toeristenshitgevalletje. Maar jeetje het is geweldig. Op het etiket staan bluebells getekend, en verdomd die zijn er niet voor de sier, want je ruikt ze for real. Hoe ruiken die? Als je weet dat de ze worden geclassifieerd als Hyacinthoides non-scripta, dan ruik je dus de hyacint. En wel vol overgave. Klopt: tegenover over onze boerderij poppen ze onder de eikenbomen jaarlijks weer op en dat ruik je – je weet dat de lente in de lucht hangt. Fris-bloemig, tintelend, groen-bloemig met zo’n merkwaardige fluweel-sensuele ondertoon.
Weer wat geleerd: bluebells worden geassocieerd met Schotland volgens Wikipedia. Je hebt daar zelfs velden in open plekken in het bos waar ze bijkans woekeren en die dan niet betreden mogen worden tijdens de bloei – daar zou ik wel eens willen staan.
Trouwens, echte parfumkenners weten het: de bluebell vormt af en toe het hoogtepunt in een geur. De bekendste: die van Penhaligon’ uit 1978. Ach ja, en nu niet gaan huilen: volgens sommige royalty watchers Princess Diana’s favoriet.
Maar er vond nog een machtiger associatie – ping pong! – plaats: in Highland garden/Scottish countryside ruik je een fusie van Chanel N° 19 en Cristalle (1974). Van de eerste heeft ze het klaterend-groene van de tweede die fantastische hyacint-elegantie. Je wordt het parfum ingezogen na de opening: je kijkt verwonderd naar het flaconnetje en constateert tevreden: vroeger was alles beter – ook souvenirs.
De afronding is ook niet hatseflats: poederig met ja zelfs een zachte eikenmos-hout-afronding. Gewoon, het is u inmiddels duidelijk – klasse met een hoofdletter. Ben ondertussen benieuwd naar de neus – ping pong! – en door wie besteld, wat was de briefing – ‘Doe maar iets dat op het midden houdt tussen N°19 en Cristalle, en dan vind ik alles prima’- de prijs en het aantal bestelde flacons.
De achterkant van de flacon vermeldt: ‘Refreshes you with the splendour and naturalness of the Scottish countryside’. Geen woord gelogen volgens mij – uitzonderlijk in de wereld van parfums. Ik hoop het binnenkort live in Schotse Hooglanden te ervaren.
Soms zit iets zo vast ik in je gedachten, ben je als het ware iets aan het framen, dat een andere optie onmogelijk lijkt. Had ik met Meander. Was direct getriggerd door de naam. Want gezien het aanhoudende parfumbombardement (waarvan vele met precisie-targeting; als je bijvoorbeeld eenmaal Dior hebt geliked, dan laat die je niet meer los) origineel en verbeeldingsvol.
Althans mijn fantasie wordt op vleugels meegenomen, vliegt omhoog en beschouwt vanuit vogelperspectief een kringelend beekje omringd door grazige groen greiden. Greiden is Fries voor weilanden en – nu volgt een leuk ‘privé’-weetje: mijn achternaam Zwaga is Fries en betekent grazige groen greiden. Hoe mooi kun je het hebben?
Anayway de flacon van Meander is groen, dus liep ik onlangs in Bijenkorf Amsterdam recht op mijn doel af. Alleen kwam erachter ná de groene flacon gepakt te hebben, dat ik de verkeerde had. Geen Meander (2020) maar Haltane (2021) van Parfums de Marly (blijkt een zogenaamde ‘exclusive’ voor Harrods – vandaar de kleur?) en met dezelfde uitstraling. Uitstraling? Misschien iets te veel eer voor een simpele groen gekleurde flacon.
Ik ga er dan direct vanuit dat de inhoud dus ook groen is. In dit geval ja (Meandre) en nee (Haltane). Sterker wat een verschil. Haltane – ik kom er maar niet achter wat de naam betekent. Zie ook geen naam van een paard, iets wat ten grondslag aan de filosofie van De Marly. En zag nu pas voor het eerst duidelijk staan op de flacon: since 1743. Dus not.
Oh David van Michelangelo, hoe kom jij hier terecht?
Zo oud is het door Julien Sprecher opgerichte huis niet, maar refereert volgens mij aan het onthullingsjaar van de standbeelden van de paarden van Marly (waarvan sommige nu op het Place de la Concorde staan in Parijs) op het terrein van het gelijknamige, in 1806 gesloopte kasteel dat Lodewijk XIV in 1679 liet optrekken om te ‘ontsnappen’ aan het rigide protocol van Versailles.
Heb het al vaker gemeld: ik ben inmiddels behoorlijk ‘boudoirmoe’ – dat gratuite gekoketteer met de pracht en praal van Versailles en dat de barok- en/of rococostijl zo chic is en het summum van verfijning. Dat komt bij De Marly ook tot uiting in de omschrijving van de geuren, in dit geval door mij ingekort om perk en paal te stellen aan de overdrijving – ook een typisch boudoir-parfumomschrijving-dingetje.
Haltane: ‘De samenstelling bevat een mix van zeldzame en nobele ingrediënten die de traditie van het 18de eeuwse Franse parfummaken opnieuw beleven. De oogverblindende frisheid en kruidige toptonen zorgen voor een warm en zacht leergevoel met een symfonie van kostbare houtsoorten. Zacht en zoet, begeleid door saffraan, het praline-akkoord geeft een ultramoderne draai aan het mythische oudh-hout, dat naar voren komt in deze sluier van contrasten en drukt een lichtgevende verfijning op de huid voor langdurig comfort. Een voorrecht dat draait om sensatie’. Voel je wat ik bedoel?
Wat ik wel interessant vind: De Marly is heel populair bij ‘echte’ mannen die Acqua die Parma behoorlijk boring en braaf vinden. Mijn eerste associatie-sensatie: Mugler-gourmand. Ik heb me bijna volgespoten in de Bijenkorf verbaasd als ik was over ‘Mugler’, de prijs: 125ml € 273,00 (absurd) en de vasthoudenheid – vervliegt nogal snel.
Kabbelde je maar voort
De opening gaat lekker, want oh zo herkenbaar. Dat dan weer wel: de salie springt leuk uit de bergamot en lavendel. En dan, het hart. ‘Mugler’ dus. De toegevoegde saffraan maakt de bonbons niet gek. Terwijl ik het effect van deze combi me wel kan voorstellen.
Moet ook weer gezegd: om de basis te voorzien van oud, maakt het het gourmand-effect wel spannend. Door het broeierige zou je verwachten dat de bonbons gaan smelten, ingaan op het hout. Gebeurt alleen niet. Oud + cederhout geven die distinctieve niche-noot aan het geheel, terwijl op de achtergrond de bonbons (inmiddels verworden tot een vanille-achtige sensatie) blijven naprutttelen.
Meander (2020) neemt een andere bocht. Wist ik een proefje van te krijgen. Het kan aan mij liggen: ik vind de eau de parfums de laatste tijd zo licht, eerder eau de toilette naderend. Het kan beroepsdeformatie zijn en misschien verwacht ik te veel, maar Meander had voor mij wat langer mogen doorstromen, naar de kern so to speak.
Mooi en chic-stoer is de geur wel en dat komt zeker door de originele mix van ‘grondstoffen’. Toch een soort van verfijning: een geur niet openen met frismakers. De neus Mackenzie Reilly koos voor een pittige opening: stoffig en droog wierook die een injectie krijgt van roze en zwarte peper. Dan het hart: chic en slim: de fascinerende mix van iris en wortel (denk poederig zoet) die verzacht wordt door roos die op haar beurt weer wordt getemd door cypriol.
Très chic: de narcis die om de hoek komt kijken. Maakt het geheel, ik kan het niet anders omschrijven, lush. De basis: no worries. Superzacht sandelhout zorgt ervoor dat de opnieuw opgevoerde wierook samen met rokerig vetiver niet te present worden, gaan als het ware in het sandelhout op en geven het een mooie zwoele, donkere sensatie.
Maar zoals gezegd: had heftiger gemogen. Iets anders: Meander is een geur waarover je je vaker zou moeten buigen, want er valt volgens mij meer te ontdekken. Alleen, u kent het probleem: tig andere geuren schreeuwen om de aandacht. Maar, we houden hem in gedachten.
‘Die geur; dat is hoe liefde ruikt. Zou het flesje niet willen inruilen voor een vriendin’. Klinkt nogal al heftig. Moet wel gezegd: de schrijver van dit appje (afgelopen donderdag verstuurd) is net gestopt met een relatie, en omschrijft haar als ‘mijn huidige ex’.
Maar toch. Zo hoort het. Zo kun je geur ook ondergaan, beschrijven: niet als clichéverzameling van kreten en marketing-gewauwel die je hebt van horen en zeggen, en vaak te horen is op YouTube-geurrecensies. Wél als een mengeling van verschillende emoties die je ondergaat terwijl je een geur in je ‘opneemt’.
Over welke geur hebben we het in dit geval? Héritage van Guerlain (1992). Over welke persoon hebben we het? Nou, over een van mijn beste vrienden, die – moet gezegd – een heel bijzondere relatie met parfum heeft. Stel je hem er een voor, dan vindt er een – vind het woord verschrikkelijk, want uit zijn verband gerukt en te veel en te vaak gebruikt – ritueel plaats. Hij sprayt de geur op zijn pols, brengt die naar zijn neus, inhaleert en sluit zijn ogen. Vervolgens mag ik een tijdje niets zeggen. Stilte vereist.
blenden avant la lettre
En dan gebeurt het: hij geeft zijn mening… ‘Auf Flüglen des Gesanges’ (copyright Heinrich Heine). Als hij het niets vindt; dat ruikt hij direct, zo’n geur krijgt niet eens de kans om zijn polsen te ‘bevochtigen’. Zo zei hij onlangs over een als kerstcadeau gekregen (een mij onbekende) Hugo Boss: ‘Zelfs onwaardig was als wc-verfrisser. Uitroepteken!’
De Héritage-flacon (voor nog maar een vierde gevuld) was honderd procent vintage dus niet hergeformuleerd en afkomstig uit de nalatenschap van de recent overleden moeder van een vriendin van me (waarover een andere keer meer; ik heb parfumrestanten gekregen). Ik rook hem ook nog een paar keer op de fiets (in de ‘nalatenschap’ zaten ook nog twee monsters van de geur in minivorm van de originele flacon) op weg naar hem, en genoot weer met volle teugen.
Héritage is echt classic Guerlain. Je ruikt eerst de zalig-zonnige klassieke bergamotopening, dan komt er een onbestemde kruidige noot naar boven – een mengeling van tijm, salie en rozemarijn; althans zo lijkt het – ‘gedroogd’ door wierook plus een peperige noot. Vervolgens daalt de geur in en kom je terecht in een zalig-zoete zalvende amberbasis die na verloop van tijd poederig, maar niet tuttig wordt. Het donkere bos-gevoel bij een ondergaande zon blijft bestaan. Het gemoed: volle tevredenheid omdat je kwaliteit en liefde voor het vak ruikt – een steeds zelden wordende ‘deugd’.
Ik las ooit op het uit de lucht gehaalde www.monsieurguerlain.com dat Jean-Paul Guerlain Héritage had samengesteld uit een combinatie van zijn geliefdste Guerlain-klassiekkers, als met het spelen met het legendarische parfum-repertoire van het huis. Blenden van bestaande geuren was toen een originele gedachte en werd (ook nu nog) als heiligschennis gezien; en ik heb er mijn eigen huis aan te danken; le bienaimé – ik heropen hem binnenkort met een serie Eaubades, maar dat terzijde, maar we houden u op de hoogte. En niche moest nog uitgevonden worden.
Jean-Paul Guerlain heeft gelijk met zijn Héritage. Toch blijft het een soort van wishful thinking/smelling: als je wilt ruikt je het allemaal. De lavendelnoot van Jicky. De hesperide-prikkeling én gulle warmte van Habit Rouge. Zelfs een whiff van de kruidigheid van Derby. En – als het dan echt moet – ook een back to the future-idee, want in het Arsène Lupin-duo uit 2010 (niet de Netflex-serie) ruik je ook echo’s van de klassieke Guerlain-signatuur.
Maar het allermooiste aan Héritage, is dat je toch een time warp maakt – ‘toe opa vertel nog eens’ – het is de tijd van de opkomst van de nieuwe zakenman, die strak in het pak van Armani de helikopter pakt, maar thuis in zijn tweede huis dans la campagne zich pas echt thuis, comfortabel voelt. En dat gevoel van hout, bos, warmte ruik je allemaal in deze geur, toen een prestigegeur eigenlijk niche was. Daar is niets ‘toe opa vertel nog eens’-ouderwets aan, want deze kruidig-aromatische versiertoer doet vertrouwelijk aan, die heel veel mannen en vrouwen en, nou vooruit, ‘in betweeners’ nog steeds aangenaam zullen vinden. By the way: nog steeds te koop.
Het valt me op dat ik steeds luier word om te verdiepen in de achtergrond van parfummerken. De reden: het zijn er gewoon te veel geworden en op inhoud en invulling te vaak te veel van hetzelfde. Geldt dus ook voor namen die geuren krijgen. De lol is er wel een beetje af. Maar bij Hacivat, moest ik wel; wat betekent dit in hemelsnaam? De eerste gedachte: zeker de Latijnse benaming van een (wel of nog net niet uitgestorven) beest dat ik nog niet ken, dus ‘moest’ die wel van Zoologist zijn: op het proefje geleverd door www.parfumaria.com stond alleen de naam, niet de producent.
Bij het www-en kwam ik er direct achter dat ik fout zat. Hacivat (eerst bekend als ‘Hacı İvaz’ wat ‘Ivaz de pelgrim’ betekent; soms geschreven als Hacivad op de foto rechts afgebeeld) is een van de hoofdpersonages uit het traditionele Turkse schaduwspel populair tijdens het Ottomaanse rijk (anno 1299 dat na de Eerste Wereldoorlog in 1922 ophield te bestaan en vervolgens werd opgesplitst).Het andere ‘silhouet’-karakter heet Karagöz; zwartoog in het Turks) en is inderdaad ook de naam van een Nishane-geur; Karagoz).
Havicat staat voor de goed opgeleide, welgemanierde, vlot pratende aristocraat. Karagöz vertegenwoordigt de moraal en het gezond verstand van het publiek. Ben benieuwd hoe heden ten dage de Turkse premier Recep Tayyip Erdoğan hier naar kijkt en of Karagöz hem af en toe op de hak neemt. Maar ik dwaal af. want nu we toch bezig zijn: wat betekent Nishane eigenlijk? Nooit bij stilgestaan tot nu. Wat blijkt? Insigne, ofwel onderscheidingsteken voor rang of verdienste. Valt me niet tegen.
De geuren van dit merk trouwens ook niet. Sterker, I love them. Ze hebben iets brutaals en tegelijkertijd is de boodschap dat het merk heeft in zekere zin bescheiden – níet dat het het eerst niche parfumbrand uit Turkije is; ik weet niet of dat klopt; moet ik dit ook weer uitzoeken? – in vergelijk met bijvoorbeeld de zelf-feliciterende druktemakers zoals Guerlain, Dior, Mona di Orio en bijvoorbeeld Amouage die je constant vertellen wat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn: kwaliteit en expertise ‘mede mogelijk gemaakt’ door de beste ingrediënten.
De prijs is pittig. Enigszins logisch want de inmiddels 29 geuren zijn allemaal een ‘extrait de parfum’. 50 ml vanaf € 170,00 tot en met € 450,00. Ik snap het dan ook niet dat sommige sites stunten met kortingen van 40 procent. Hoe komen ze eraan? Via de achterdeur? Van de vrachtwagen gevallen? Ik bedoel: daar gaat je winst als middenstander als je de geuren via de officiële kanalen koopt. Of zouden het neppers à la Notino zijn?
In ieder geval Hacivat is lekker. Het idee erachter: ‘Een eerbetoon aan elegantie, vriendelijkheid, bekwaamheid en liefde voor de kunst’. Daar kan niemand wat op tegen hebben, toch? Verder: ‘Geïnspireerd door het traditionele schaduwspelkarakter, zal deze chypre je helpen in je beste dromen te leven door de eeuwige sprankeling van zijn vreugdevolle structuur’.
Die ‘eeuwige’ sprankeling ervaar je direct: de mix van bergamot en grapefruit is over het algemeen slaapverwekkend saai of aangenaam vertrouwd, het is maar hoe je ‘erin’ staat, Voor mij meestal: alsof je naar een uitzending van The Voice kijkt. Maar als je daar ananas aan toevoegt dan krijg je een heerlijk fruitige sprankeling met een exotisch ondertoontje.
By the way: I love pineapple – mierzoet, zonnig, gebrande suiker, sensueel; een soort samenballen van alle zoete citrusvruchten verrijkt met kokos-en vanille-accenten. Dan komt de jasmijn tevoorschijn, die zich bescheiden opstelt, want het zijn de houttonen die het ‘totaalplaatje’ bepalen. Een mix van patchoeli, cederhout, ‘blank’ en ‘droog’ hout en eikenmos. Inderdaad veel hout, maar aangenaam hout. Voor mij een melange die doet denken aan de houtachtige chypres die midden jaren zeventig werden gemaakt: denk Rochas’ Mystère, denk Guerlains Parure.
PLUS: EEN VAN GEURENGOEROE’S HEFTIGSTE OLFACTORISCHE ERVARINGEN
Laten we eens een keer op niveau beginnen en Shakespeare citeren: Fair is Foul, Foul is Fair. Wordt voorgedragen door de drie heksen aan het begin van het toneelstuk Macbeth (première 1606). Hiermee wil Shakespeare aantonen dat wat als goed wordt beschouwd, in feite slecht is en wat als slecht wordt beschouwd, eigenlijk goed is. Via een geitenpaadje kun je dit ook toepassen op geur door het stellen van de vraag: wanneer gaat lekker over in vies, vies over in lekker?
Dat is – met zoals zoveel dingen – persoonlijk. Dus betrekken we het op onszelf. Ik vind dat de meeste wasmiddelen je ‘geurtechnisch’ niet in een droomweide doen belanden – een geliefd beeld in deze industrie. Ik ruik eerder een ‘keiharde’ scherpe witte musk ‘met de geur van katoen’, met iets penetrant ondefinieerbaar viezigs hangend op de achtergrond. Soms vermengd met een vleugje kermissnoepgoed dat voor bloemen moet doorgaan. Wat als ‘goed’ wordt voorgesteld vind ik ‘slecht’.
Waar ik ook onpasselijk van wordt: een drukbezochte parfumerie zonder luchtververser – je wordt overmand door een te veel rondspuiten samengebald in een onzichtbaar en ondoordringbaar wee-penetrant wolkdek. Ook weer associaties oproepend met te veel witte musk maar dan gecombineerd met C16 H28 O, cetalox, grisalva, ambrox, amberlyn en ambroxan en al die andere synthetische variaties op ambergris.
Wat ik wel lekker vind, daar lopen de meesten mensen niet mee weg. Nog niet. Van de week rook ik het weer terwijl ik de hond uitliet: door de mist heen, ijzige koude lucht, hooi vermengd met koeienmest en humus. Het heeft iets aards, animaals en oer, dit keer perfect gedoseerd en dus aangenaam: even diep inademen. In de parfumindustrie zijn, zoals bekend, ingrediënten met het vermogen dierlijke geursporen te verspreiden sinds met midden van de jaren zeventig verboden: musk, civet en bevergeil.
Nu is er, zo blijkt, al millennia-lang een alternatief (het was in het oude Egypte al bekend), dat langzamerhand de parfumlaboratoria begint binnen te druppelen: de excrementen van de hyrax (die worden geoogst zonder het beest te kwellen of gevangen te houden). Ik werd er voor het eerst, ik denk tien jaar geleden op geattendeerd door Marc-Antonio Corticchiato van Parfum d’Empire – je weet wel die geweldige neus die zich in eerste instantie liet inspireren door historische gebeurtenissen, personen en dieren.
Ga je al www-ent op zoek naar meer info over de hyrax dan kom je snel terecht bij de African Wildlife Foundation. Op https://www.awf.org/wildlife-conservation/hyrax wordt echter, merkwaardigerwijze, geen melding gemaakt van de sensualiteit – in de ware zin van het woord – oproepende vermogens van deze grondstof, afkomstig van het dier dat bij ons ook bekend is als de klipdas.
Het oogsten van hyraceum
Hoe ontstaat het? Het rotsachtige materiaal waarop de hyrax zijn uitwerpselen en urine achterlaat – ook wel Afrika Stone genoemd – versteend; wordt bruis en broos (maar verhardt ook) en tijdens het extractieproces samengedrukt. De donkere olie die eruit stroomt, wordt behandeld met hexaan (koolwaterstof), vervolgens bevroren en gefilterd. Er volgt een rijpingsfase, totdat een harsachtig absoluut ontstaat. Die openbaart een dierlijke, diep-complex gefermenteerde geur met elementen van musk, castoreum, civet, tabak en oudh. Zo wil ik het horen.
Als je ingrediëntensites moet geloven, kunnen sommige van deze excrementen 50.000 jaar oud zijn en hierdoor als het ware authentiek oermateriaal onthullen, want net zoals barnsteen van de Pinus succinifera behoudt hyrax-fossiel zijn geur (dat wist ik dus niet van de Pinus succinifera).
Na al deze verdieping in de materie, was ik benieuwd naar Hyrax van Zoologist, maar ook ‘angstvallig’ gezien mijn ervaring met hun Civet. De inspiratie van Zoologist: ‘De Afrikaanse zon klimt naar zijn plek in de ochtendhemel en reikt over een bergketen om een brede, platte rots te strelen. Uit de schaduw van een smalle spleet verschijnt een hyrax-familie, waarbij heet stof de glans van hun gouden vacht dof maakt. Ze nestelen zich op de warme rots om te zonnebaden, maar blijven altijd waakzaam. De schaduw van een stijgende adelaar snelt over de grond. Met een dringende gil gaat het alarm – de kolonie haast zich om dekking te zoeken. Terwijl de hitte van de zinderende zon toeneemt, komen oude aroma’s vrij uit de verschroeide rotsen, de schaarse vegetatie en het versteende hyraceum (de officiële naam van het ingrediënt). Griezelig verstrengelen ze zich om een geur te vormen die zowel primitief als exotisch is, waarbij de dierlijke neigingen getemd worden door een ondertoon van zoete bloemen.’
Zoologist over de compositie: ‘De kern van Hyrax is een gedurfd, zelden gebruikt ingrediënt in de parfumkunst – Afrikaanse steen of hyraceum, die deze gewaagde, dierlijke geur zijn kenmerkende handtekening geeft. Dit unieke parfum combineert vakkundig (bescheidenheid blijft een deugd in de parfumindustrie) saffraan, roze peper, whisky, roos en musk om een abstract beeld op te roepen van een stoffig Afrikaans berglandschap. Net als de behendige hyraxen die uit bergspleten op zoek naar de zon op hun muskusachtige huid, zal de geur zich een weg banen naar je zintuigen.’
Moet gezegd: interessante compositie, maar in a way toch ook weer braaf. In de zin van: het is een beproefd en geliefd basisrecept voor een nichegeur: na een scherp-medicinale opening (wierook) worden saffraan en roos als hoofdversierders opgevoerd (saffraan is het nieuwe vanille in niche-kringen), omringd met donker-rokerige ingrediënten die garanderen dat de geur blijft hangen. Mijn eerste indruk: wierookharsdruppels gerold in zwoel zand. Voor de zekerheid, de eerste indruk van mijn partner: ‘Wierook!’
Ik krijg in ieder geval een prettig vintage-gevoel, want met andere ingrediënten wordt dezelfde weelde en gelaagdheid opgeroepen als de leren chypres uit de jaren veertig en vijftig gecombineerd met een vleugje nu.
Alleen net zoals met Civet: de misschien onterecht hoge verwachtingen bij mij kunnen alleen maar teleurstelling oproepen. Als je een geur Hyrax noemt en je bent bekend met de werking, dan moet je dat ruiken. En niet zo’n klein beetje ook. Dan wil je tijdens het genieten ervaren of het zich op de grens van goed en slecht, lekker of vies bevindt. En of de compositie naadloos in elkaar overloopt of juist uit de bocht vliegt van viezigheid. Het is er wel, die hint van dierlijkheid, maar voor mijn gevoel te veel getemd. Wetende dat het ‘erger’ kan zijn, houd ik de moed erin.
Je kunt met geuren niet alles oproepen wat je graag zou willen. En dat is vaak de mare tegenwoordig met ‘excentrieke’ parfumeurs: de fantasie is te groot, de techniek om dit te realiseren te beperkt. Of ze worden toch teruggeroepen door de commerciële afdeling – ‘Het geld moet ergens vandaan komen!’ – omdat die vindt dat de oorspronkelijke bedoeling van de parfumeur echt stinkt, wat dus ook de bedoeling was – ‘Dûh!’
Hoogste tijd dat ik the real stuff eens ga ruiken, en dat kan want inmiddels volop te koop. De omschrijving van http://www.hermitageoils.com bevalt me wel: ‘Een echte stinker van het extreme soort, zeer urinoir en fecaal van aroma en perfect voor een geestverruimende tinctuur.’
PS: Ik heb aan check, dubbel check, triple check gedaan, om me ervan te overtuigen dat ik toch niet ruik wat ik graag zou willen ruiken. Het wonder geschiedt niet bij mij. Geen primitief-exotische essence, maar gewoon een wierookachtige geur. Lekker dat wel, maar dat was nu juist niet de bedoeling.
Baloué-masker Ivoorkust
Grappig: de officiële persfoto van Hyrax doet me denken aan een zeer gedenkwaardige geur-ervaring. Ik werkte vroeger gratis en voor niets bij een kunsthandelaar – er kwam bijna niemand langs, dus kon ik werken aan mijn journalistieke ambities. Een van zijn specialisaties: houten beelden uit Afrika. Een keer vroeg hij mij of ik een partij van die maskers en voodoo- en voorouderbeelden naar zijn depot wou brengen. Zo gezegd zo gedaan.
En bij de opening gebeurde het: alsof je een heiligdom betrad. Het rook er zo intens naar hout: oud hout, ebbenhout, rozenhout, droog hout, vermolmd hout, verbrand hout… en het was ook nog eens dertig graden. Het duizelde me. Zoiets had ik nog nooit ervaren. Vergelijkbaar met een rondzwaaiend wierookvat in de kerk, maar droger en overweldigender. De beperkte grootte van de ruimte, versterkte het olfactorische bombardement. Het leek wel alsof het samengebalde parfum, jaren wachtend op het juiste moment, wou ontsnappen uit de kleine opslagplaats. Ik gebruik het woord niet graag in relatie met parfum, want het is verworden tot een cliché: magisch. Maar dat was het. En tevens voor mij ‘weer eens’ het bewijs dat je de olfactieve kracht van de natuur niet in een flacon kunt vatten.
Hierop voortbordurend: ik vond ooit tijdens ‘mijn Brusselse jaren’ een quasi-antieke klok op straat. Meegenomen in verband met een project. Telkens als ik thuiskwam, de dagen erna, rook ik een enorme sterke drooghout-geur met zoete nuances. Ik kon het niet direct plaatsen tot dat – ephinany! – het tot me doordrong. De klok was gemaakt van rozenhout dat zijn parfum gewoon bleef verspreiden. Heb hem ook meegenomen naar mijn vaste verblijfplaats op het Drentse platteland. Toen Maria van Geuren, de eerste keer langskwam in mijn dorp zei ze:’Wat ruikt het hier lekker, rozenhout?’ Mij was het inmiddels niet meer opgevallen, maar zij rook de klok die in de nok van de zolder opgeborgen lag in een verhuisdoos, door alle verdiepingen heen.
Pfff, wat moet ik hier nu van vinden? En nog wel gemaakt door een bevriende neus. Her vertegenwoordigt alles wat ik nu niet leuk vind – understatement du jour – aan de parfumbizz. Presentatie: bij elkaar gesprokkeld populair decoratiemateriaal van de concurrent. Want lint ‘gewikkeld’ om de verpakking: Viktor & Rolf. Flacon: verstuiver rechts, dan wel links van het midden geplaatst: Prada. Campagne: inspiratieloze herhalingsoefening van Burberry Brit (2003) met wat toefjes Jean Paul Gaultier (Madame uit weet ik wat wanneer, waarvan de inhoud ook door Francis Kurkdjian werd geleverd). En dan, en dan: de enorme hurly burly rondom Her opgezet. Dus een social media-campagne gesitueerd rondom de spokeswoman, of in dit geval is het wellicht beter te spreken van ‘spokesgirl’, Cara Delevigne.
Maar wie moet Her ontmoeten? Drie keer raden. Burberry wil (wie niet ?) de nu meest gewilde doelgroep in de parfumerie verleiden: the millennial girl (door Google Translate vertaald met ‘het duizendjarige meisje’). Hoe kun je haar bereiken? Zolang je gesynchroniseerd bent met haar sociale media-netwerk van vrienden – no worries. De Burberry hurly burly: je kunt Her (Cara Delevigne) ontmoeten op Snapchat, Instagram en http://www.burberry.com. En zowaar, in multi facetted Cara schuilt ook een zangeres: ze geeft haar versie van Maybe it’s because I’m a Londoner. Kun je downloaden bij Spotify en Apple. Er is zelfs een Burberry-citygirlgids voor Londen online beschikbaar (gemaakt in samenwerking met British Vogue).
En helemaal in sync met de huidige in- en verpakcodes: in sommige (Burberry)winkels kun je een bedeltje (vier opties) om de hals van de flacon laten bevestigen die je dan weer verder kunt personalizen, sorry Burberry spreekt van individualizen, met een lint (vijf opties).
WAT HER IK EIGENLIJK?
Ga ik eerst iets heel crazy vertellen. Ik was een paar jaar geleden in de (volgens mij inmiddels failliete) Kijkshop (in Oud West in Amsterdam). Die had altijd een uitgebreide collectie geuren die door de gemiddelde ketenparfumerie inmiddels beneden hun stand was bevonden. En een geurduo die ik nog nooit bij deze ‘snobs’ had gezien. Van de hand van Frans Bauer. Ik was vooral nogal onder de indruk van For Her. De reden, niet dat ik het echt lekker vind, maar de rode-fruitopening was enorm kermis. Mierzoet – lychee, aarbei en framboos in de blender gestopt, lots of honing en suiker erbij. Bewondering in de zin van knap gedaan.
Nou, dat gevoel maar dan voor de helft ruik je in Burberry’s Her. Hiervoor blurde Francis Kurkdjian rode, blauwe, zwarte bes en framboos. Om het zoetzure effect hiervan te verhogen bloeien viooltjes in het hart, geflankeerd door jasmijn waardoor het geheel lucht krijgt. Her wordt ‘afgepoeierd’ met musk en ‘droge’ amber.
Kurkdjian omschrijft het effect van zijn creatie als ‘uniek omdat het een gedenkwaardige handtekening is. Om dat te bereiken, heb je een sterk akkoord nodig, een olfactorisch verhaal dat je visie vertaalt. Voor mij is dat een combinatie van zongerijpte bessen en Britse spirit vermengd met een amber-muskachtig akkoord. Je kunt Heronmiddellijk herkennen wanneer iemand het draagt’.
Ik omschrijf Her als een saaie, very more of the same ‘een-twee-drie-thuis’-compositie opgelegd door marketing die net zo goed door kunstmatige intelligente in plaats van menselijke intelligentie gemaakt had kunnen worden. De eerste had wellicht door alle verzamelde data goed te analyseren misschien/juist wel iets ‘spannenders’ geleverd.
Ben op weg terug in mijn auto van ‘a evening with Andy Tauer’ georganiseerd door www.parfumaria.com. Grote opkomst. Ook volgens de ‘self taught’ neus. Ben een en al parfum. Als ik nu word aangehouden door de politie, om wat voor reden dan ook, wat zal oom agent dan denken? Op mijn polsen (binnen- en buitenkant), op mijn armen (binnen- en buitenkant), mijn nek, mijn manchetten, de mouwen van mijn colbert: alles is doordrenkt met Andy Tauer. En dan nog alle blotters die nu in mijn achter- en binnenzakken.
Het is zelfs voor mij overweldigend. Raampje open. Ik wou hem nog eerst het hemd van het lijf vragen, maar dat is niet leuk tegenover de andere bezoekers. Dus even handen geschud, hem gecomplimenteerd. Ook vreemd eigenlijk: ik heb nog maar vier geuren van hem besproken terwijl ik sommige gewoon in gedachten blind kan ruiken N°3 Lone Star Memories (2006), N°8 Rose Chyprée (2009).
Een dag verder. Het mooie aan zijn geuren: je kunt er oppervlakkig van genieten – ‘gewoon lekker’ – maar als je je neus er dieper in steekt dan kom je in een ‘stille-waters-hebben-diepere-gronden’-gebied. Rijke schakeringen, ingrediënten beginnen met elkaar te spelen, een caleidoscoop aan sensaties, en ja, emoties verspreiden zich. ‘Ze’ doen iets met je. Eindigend in de tevreden constatering: zo moet niche. Tauer lichtte tijdens zijn introductie toe waarom hij ‘meet & greets’ doet. Contact zoeken, ontmoeten, in discussie gaan met zijn klanten/fans. Zo betreurde hij het bijvoorbeeld dat een inschrijver voor de avond helaas had afgezegd, een van zijn eerste Nederlandse liefhebbers.
Het geeft maar weer eens aan hoe dichtbij een neus tegenwoordig bij zijn gebruikers kan komen als hij wil. En Andy Tauer is er een die het met volledige overgave doet. Wat dat betreft heeft hij iets gemeen met zijn voornaamgenoot Andy Warhol. Deed die Pop Art, Tauer doet aan Pop Up Parfum Art. In de zin van benaderbaar, het populair maken van (zijn) geuren op serieuze wijze. Hij heeft de social media omarmd – als je wilt kun je dagelijks via Twitter op de hoogte worden gehouden van zijn werk, zoals deze avond in IJsselstein. Wat een verschil bijvoorbeeld met Frédéric Malle wiens groeiende arrogantie en snobby-intellectuele kijk op de business gelijke tred hield met zijn faam.
Om de gasten te verzekeren dat ze een unieke herinnering mee naar huis kunnen nemen, creëert hij voor elke van dit soort ontmoetingen (volgende week zit hij in Shanghai) drie – dit keer in de ware zin van het woord – unieke geuren die stuk voor stuk worden uitgelegd en nergens anders meer te koop worden aangeboden. De serie heet Stories. Ik geloof hem. Wil zeggen: het is niet te doen om dit te controleren, ik bedoel: je moet echt een ‘number one’-fan zijn (denk Kathy Bates in de film Misery) en hem wereldwijd volgen.
Correctie: ik zie op Frangantica dat het trio When we cuddle and I can smell your perfume on my clothes, He left his cologne in my bedroom en Hyacinth and a Mechanic overal wordt aangeboden waar Tauer zijn perfume performance organiseert. Leuke, humorvolle namen die in de reguliere parfumerie te veel tijd in beslag nemen om uit te leggen. Al was het alleen maar om de naam. Te lang. Dan het verhaal erachter: je moet ‘ingewijde’ zijn om er de lol en tegelijkertijd de serieusheid ervan te begrijpen.
Alle drie zijn aangenaam. When we cuddle and I can smell your perfume on my clothes is een echte knuffelgeur richting gourmand, banketbakkerij. Geen grote hompen Hemataart, eerder een macaronnetje gevuld met karamel en benzoïne gelayerd met amber, patchoeli en bepoederde musk. Zacht, zoet en warm, een security blanket-geur perfect voor de komende herfst.
He left his cologne in my bedroom vind ik compositorisch het meest interessant. Na een cologne-blast vol citrusnoten ervaar je rozemarijn op een andere manier. Normaal veel gebruikt in oceanische geuren met het gevolg dat de rozemarijn zo ijl en scherp wordt. Tauer toont aan dat dit ‘klassieke’ kruid ook warm-groen, warm-groen kan ruiken zonder zijn typische frisheid te verliezen. Met krokant en knisperend als eindresultaat.
De hyacint-fans – zoals ik – komen aan hun trekken met Hyacinth and a Mechanic. Qua naam en invulling gelijkwaardig met de geuren van Kerosene. En ook aan Etat Libre Orange, met name het erg ‘gay-eske’ Fat Electrician (2009). Wil zeggen: onverwachte naam die om dito invulling vereist. Krijg je: een bloeiend groene, beetje ‘koude’ maar energieke hyacint in ultieme voorjaarsstemming omringd door andere diffuse bloemen die vervolgens voorzien worden van een vloeiende leernoot. Anders gezegd indachtig de naam: een hyacint geplukt door een automonteur met een vuile, naar olie en leer ‘stinkende’ overal.
Wat ze alle drie gemeen hebben, een ongekende bijna klassieke verfijning in de afronding. Je krijgt een heel tevreden gevoel. Blij dat zulke geuren gemaakt worden. Ik heb een ding besloten: ga me nog meer verdiepen in Andy Tauer en binnenkort dus even winkelen bij www.parfumaria.com.
Man en cologne. Moeilijk. Nog steeds. Vooral in de noordelijke contreien van de wereld. De nicheman uitgezonderd dan. Zou het zijn dat die andere mannen vinden dat ze te weinig waar voor hun geld krijgen, want eau de cologne – gemaakt om de instantverkoeling die het schenkt – vervliegt snel, je kunt er nauwelijks van genieten. Je stond erbij en keek ernaar…
Dat geldt meestal voor de old school-colognes, denk 4711, denk Roger & Gallet, denk de Guerlain-oldies. De nieuwe generatie heeft vaak de sterkte van een eau de toilette, soms van een eau de parfum, bij hoge uitzondering van een parfum.
Waar het omdraait is dat (eau de) cologne staat voor verfrissing en koelte – dat is de trigger bij de verkoop. In deze categorie valt ook de nieuwste van Dsquared2 en beoogt hetzelfde effect: ‘De kracht van traditie gecombineerd’ maar ‘met een drang naar innovatie. He Wood Cologne, een parfum dat een eeuwenoud ritueel een moderne touch geeft’. Anders gezegd: ‘He Wood Cologne is een evolutie van een mannelijk icoon – He Wood (2007) volgens mij -, een update van de traditionele kenmerken van een eau de cologne’.
Nu slaan Dean en Dan Caten een beetje door in het kraken van het cologne-dna en stuikelen ze over hun eigen ‘dure’ woorden: ‘Binnen het domein van de traditionele parfumcreatie, is He Wood Cologne een innovatie binnen zijn genre, omdat het door zijn compositie het krachtige en levendige element van hout toevoegt aan de eau de cologne-familie’. Wees niet onder de indruk, want die bestaan al langer – zie alleen al de catalogus van Atelier Cologne.
WAT HE WOOD COLOGNE IK EIGENLIJK?
Zo ziet Dsquared2 zijn houtcologne: ‘Hout doet denken aan de natuur, aan kracht en nobele, sterke mannelijkheid dankzij zijn eenvoud. Kortom, de geur maakt de weg vrij voor een nieuwe geurervaring voor jongere generaties’. Daarin staat Dsquared2 niet helemaal alleen natuurlijk – sinds 2000 is de parfumerie drukdoende een nieuwe generatie aan de cologne te krijgen. Zoals de eerste, nog steeds een van de beste en niet echt begrepen (te vroeg?) Cologne(2001) van Thierry Mugler gevolgd de lange reeks van Marc Jacobs en – by the way – elk nichehuis heeft op z’n minst één cologne in het assortiment, zoals Frédéric Malle, zoals État Libre Orange.
Wat ik altijd geloofwaardig (en lekker) heb gevonden aan Dsquared2: in veel geuren wordt de koelte van de Canadese bossen treffend opgeroepen door het toevoegen van een klaterende, beetje groen-varenachtige, musky waternoot aan de compositie. Het beste gelukt voor mij in He Wood Silver Wind (2011).
He Wood Cologne borduurt op dit thema voort, zij het iets anders: aan de topnoot van He Wood is citroen en mandarijn in vrijgevige hoeveelheden toegevoegd – cologne-effect verzekerd. Het moderne accent levert gember (foto) – geeft het cologne-effect een extra prikkelende, huidschurende kick. In combinatie met een aquanoot – ik vermoed calone – druppelt dit eerst over zilverspar, musk en amber (die samen mooi het bosgevoel weten op te roepen) vervolgens over de viooltjes(bladeren) waardoor de zoetheid van deze bloemetjes en de groenheid van deze bladeren als het ware verwateren. Het ‘cologne-water’ weet zelfs tot de basis door te dringen waarop het hout (ceder en vetiver) tevreden ronddrijven. Eindeffect: inderdaad een cologne met houtaccent met de kracht van een eau de toilette. Cool.
Ik had dus nog nooit van Satori Osawa gehoord. Mea culpa, mea ultima culpa. De reden? Te veel om op te noemen gecombineerd met een soort van geurwintermoeheid. Maar Hana Hiraku – ‘de bloesem bloeit’ – kwam als geroepen, want ik was op zoek naar een parfum dat de nu overvloedig bloeiende magnolia oproept. En dat doet Hana Hiraku dus.
Achteraf spijt dat ik vorig jaar Satori Osawa niet heb ontmoet bij Annindriya Perfume Lounge, want door deze geur word je op een elegante manier geïntroduceerd op de Japanse kijk op geuren. Denk dan niet aan de Kenzo’s, de Miyake’s, de Shiseido’s en de Yamamoto’s – die leveren Japanse geuren geënt op de Europese parfumtraditie.
Satori Osawa staat voor een ander Japan, een Japan dat zijn snel verdwijnende gebruiken in stand probeert te houden zonder er alleen maar krampachtig aan vast te houden. Met een blik op het nu, verenigt de parfumeur de met veel symboliek omringde riten van de thee-, bloem- en wierookcultuur van het land van de rijzende zon. Ik lees op de site van Annindriya Perfume Lounge (die Satori Osawa als enige in Europa vertegenwoordigt) dat ze in is Tokio geboren en onder leiding van ‘meesterparfumeur’ Kenji Maruyama ‘fragrance design and perfumery’ studeerde hetgeen in 2000 resulteerde in de oprichting van haar eigen label. Als mijn winterse parfumlethargie helemaal is gevaporiseerd ga ik me meer in haar verdiepen, want Hana Hiraku doet verlangen naar meer.
WAT HANA HIRAKU IK EIGENLIJK?
Jezus, wat een verschil met de ‘gemiddelde’ magnoliageur. Die probeert het bloemige effect met friscitrus-achtige ondertoon meestal te benadrukken, wat in combinatie met (iets te veel) witte musk vaak resulteert alsof de magnolia in de wasmachine met een witwasprogramma op het menu is gestopt – zoals Eau de Magnolia (2015) van Frédéric Malle. Een iets meer echte – Europese – magnolia-ontmoeting heb je bijvoorbeeld met Magnolia Nobile (2009) van Acqua di Parma.
Feit is wel: het is ‘bijna niet te doen’ de geur van magnolia zo puur natuurlijk mogelijk te benaderen. Het huis dat hier voor mijn gevoel heel dicht in de buurt komt is Guerlain. In L’Instant de Guerlain (2003) ademt een magnolia zoals ik haar poëtisch in gedachten heb: fris, fragiel en fluweel tegelijkertijd waarin een verlangen naar onschuld en puurheid ligt verscholen.
Hana Hiraku roept ook dit beeld op alleen nog meer intens in de zin van anders en verfijnd. Mijn eerste spontane notities bij het blind ruiken: fully fruity, vreemd ‘stoffig-onbestemd’, zeker groen, honing, stroperig, fluweel, sierlijk. Hiervoor verantwoordelijk blijkt bergamot, meloen en galbanum in de opening. In het hart witte bloemen (magnolia, jasmijn, tuberoos) gecombineerd met iris, ylang-ylang, blauwe kamille en miso. In de afronding guaiac, opoponax, sandelhout en bijenwas.
Gedeeltelijk klopt mijn gevoel, maar tegelijkertijd voel ik me een botte boer in de zin van dat een aantal ingrediënten me ontgaan – kamille, miso, opoponax (terwijl ik laatste altijd wist te determineren).
Wat ik wel weet: Hana Hiraku is een subtiele omhelzing die – weliswaar onbekend voor mij – prachtig het effect van een magnoliastruik bloeiend in Japan weet op te roepen. Het is in ieder geval geen Europese magnolia. Waardoor? Eigenlijk simpel. Niet strak, niet vierkant maar vloeiend – onzichtbaar als een halo hangende om een magnoliastruik.
Let wel: Hana Hiraku bloeit zo subtiel dat je er bijna geen erg in hebt dat het een ‘echte’ geur is. Hier bedoel ik mee: de meeste geuren van tegenwoordig knallen, er is direct effect en (een soort van, hangt van de ervaring van de klant af) herkenning. Hana Hiraku is daarentegen als een leeg vel papier waar heel langzaam een magnolia-haiku met sierlijke kalligrafisch pennenstreken tevoorschijn komt.