ELKE WARE KLASSIEKER IS EEN EXPOSITIE WAARD
Wat is dat toch, hoe komt dat toch? Plaats je parfum in een galerie- en moderne kunstsetting dan kan het bijna altijd rekenen op serieuze media-aandacht in de categorie kunst en cultuur. Nooit in pertinente onzin of hijgerige aanstellerij. Terwijl je in dezelfde mainstream media nevernooitniet leest waarom een bepaald parfum in aanmerking zou moeten komen voor dit predikaat, dat parfum op één lijn wordt gesteld met de andere grote kunsten. Men neme bijvoorbeeld Mitsouko van Guerlain.
Waarom niet? Te commercieel? Veel merken zijn inderdaad onderdeel van multinationals met een bijna dictatoriaal pr-offensief. Wat ook een serieuze benadering in de wegstaat: de aanhoudende absurde stroom van pruttelprutterdeprutparfums. Maar wat dan nog? Alsof dat bijvoorbeeld ook niet voor uitgeverijen geldt. Die verdienen over het algemeen niet aan hun sterauteurs (niche), wel aan prietelatuur (biografieën en levensdocumenten van en over wel of niet terecht bekende figuren).
Jammer, want hierdoor ontneem je veel mensen de mogelijkheid kennis te maken met olfactorische meesterwerken die hun leven – kunnen – verrijken. Bijvoorbeeld: Cuir de Russie (1924) van Chanel, Nuit de Longchamp (1934) van Lubin, Bandit (1944) van Robert Piguet, Snob (1952) van Le Galion, Habit Rouge (1964) van Guerlain, Private Collection (1973) van Estée Lauder, Kouros (1981) van Yves Saint Laurent, L’Eau D’Issey (1992) van Issey Miyake, Ce Soir ou Jamais (1999) van Annick Goutal, Oud Osmanthus (2011) van Mona di Orio. Als je dit goed onder woorden kan brengen zonder in clichés – ‘de Nachtwacht onder de parfums’ – zonder in moeilijkdoenerig ‘incrowd’-schrijverij te vervallen, dan bewijs je het parfum als kunst een dienst.
Velen zien in Chandler Burr een vertegenwoordiger in deze. Ik niet. Ik kwam in ieder geval niet door zijn The Emperor of Scent (2002) en zijn boek over de geschiedenis van Diorparfums (2014) heen. En dit is niet ingegeven door een ‘jalousie du métier’-gevoel. Ook populair in de parfum-is-kunst-promotie: Luc Turin. Ook nee voor mij. De reden: hij omschreef de geuren van Mona di Orio ooit als ‘hilariously bad’. Ik dacht toen – en nog steeds – laat maar.
Nee, dan parfum als kunst opgevat door journalisten. Recent: ‘Frans-Belgische geurkunstenaar maakt lijkaroma van voor NTGent’. Stond in het FD Persoonlijk en de Belgische bladen. Meest recent: ‘Dollarparfum als kunstproject’. Kon je onder meer lezen in The Wallstreet Journal en de Volkskrant.
De eerste was naar aanleiding van een bericht in de krant dat een Zwitser meer dan twee jaar dood in zijn appartement lag. Terzijde: er zijn mensen die langer levenloos in hun huis hebben gelegen, zelfs gezeten. Aanleiding in ieder geval voor NTGent er een toneelstuk aan te wijden – hoe postmodern en incrowd politiek kunstcorrect (zie foto hieronder). Titel: Kroniek, of een man ligt dood in zijn appartement sinds 28 maanden. Waar zou dat nu symbool voor staan?
Om de toeschouwer nog meer in de voorstelling te trekken werd parfumeur Louison Gracjar – “Ik herinner me de geur van mijn stervende vader nog” – gevraagd een lijkgeur te ontwikkelen. Wel jammer dat dit doodparfum bescheiden werd gedoseerd, want het was niet de bedoeling het publiek te provoceren. Waarom niet? Daar is moderne kunst toch voor? Gracjar: “Op de première heb ik de reactie van het publiek gezien. Het was oprecht verbaasd, er is één persoon naar buiten gelopen om in de gang over te geven.”
Zijn inspiratie: een dood konijn op het platteland, wekenlang rottende etensresten in een vuilnisbak. Elk lijk ruikt natuurlijk anders, heeft te maken met zijn ‘voorhene’ lifestyle. Michel Christen – het Zwitserse liglijk in kwestie – was een overmatig drinker met levercirrose en keelkanker. Een bevriend lijkschouwer analyseerde de hierdoor ontstane unieke geur die door Gracjar werd vertaald in moleculen. Geurgruwelen in plaats van geurgenieten is het doel. Tja.
‘Dollar als kunstproject’ is een idee van de Amerikaanse kunstenaar Mike Bouchet. In samenwerking met Symrise ontwikkelde hij een geur gebaseerd op gebruikte dollarbiljetten die in een New Yorkse galerie werd onthuld. Naam van de geur Tender – betekent zowel teder als geld. Prijs $ 75.000. De koper krijgt hiermee het recht om de geur te produceren inclusief gratis ‘een onbeperkt aantal vullingen van een spuitflacon om Tender volop te kunnen verspreiden’.
Wat kleeft er allemaal aan een dollarbiljet? In schone, ongeschonden vorm ruik je inkt, katoen en zeep ontdekte Bouchet. Wanneer het biljet vervolgens van hand tot hand gaat komt daar vervolgens bij: de geur van zweet, leren portemonnees, metalen kassalades en ook van hooi, kaas en boter. En natuurlijk uitwerpselen ‘wat erop duidt dat mensen hun handen niet wassen’. Waarop Bouchet hoopte, kleefde niet aan deze dollar: cocaïne. Uit onderzoek uit 1997 was namelijk gebleken dat 78 procent van de biljetten in Miami en Chicago hiervan sporen bevatte.
Het zal vast een hele amusante opening zijn geweest in de Malborough Chelsea galerie, maar het idee (gelijk Tender) is net zo gehuld in clichés als geuren uit de reguliere parfumerie. In plaats van hoop, liefde, verlangen, geilheid, zon, zomer en romantiek (dus verondersteld aangenaam) is het hier dood en verderf (dus verondersteld vies en goor) waarmee gespeeld wordt.
Het kan ook anders. Heeft mijn alter ego Le Bienaimé bewezen. Hij maakte een paar jaar geleden een geur waarin een denkbeeldig lavendelveld wordt doorkruist door koeien die hier en daar een vlaai achterlaten. Het idee: schoon en vies laten fuseren. Ofwel, pure lavendel vermengd met civet en dierlijke musk. Het is toch grappig: ik liet het resultaat – Lavande qui doit être lavé – een keer ruiken aan een cameraman die bezig was mij te filmen voor een documentaire over Geurengoeroe. Zijn antwoord, uitgesproken vol hunkering: ‘Thuis!’ Hij was opgegroeid op de boerderij.
Anyway, bovengenoemde arti-farty kunstparfums doen mij verlangen naar een goed verhaal van, een expositie over bijvoorbeeld Guerlains Mitsouko (1919). Naast uitleg over de revolutionaire compositie en de inspiratiebron van Jacques Guerlain (foto onder) – de roman La Bataille van Claude Farrière uit 1909 – ook de interessante storytelling van fanatieke gebruikers – Jean Harlow, Marlene Dietrich, Ingrid Bergman, Charlie Chaplin, Sergei Diaghilev (van Les Ballets Russes). Plus de vraag wat een parfum nu erotisch maakt.
Omring Mitsouko met schilderijen die in hetzelfde jaar ontstonden – The Boy van Amedeo Clemente Modigliani, Blue and Green Music van Georgia O’Keeffe (zie afbeelding), La Ville van Ferdinand Léger, Nymphéas van Claude Monet, Marchesa Casati van August John.
Toon films uit dat jaar: Broken Blossoms van D.W. Griffith, Daddy-Long-Legs van Marschall Neilan, His Majesty the American van Douglas Fairbanks, The Oyster Princess van Ernest Lubitsch. Etaleer beroemde boeken in 1919 gepubliceerd: Demian van Hermann Hesse, Night and Day van Virginia Woolf, The Moon and Sixpence van W. Somerset Maughan en La Symphonie Pastorale van André Gide.
En ondertussen ruiken aan het olfactorische meesterwerk. Dan zal de voorheen onwetende bezoekers duidelijk worden dat Mitsouko op één lijn gesteld kan worden met deze kunstwerken. Dat dit parfum ingelijst ook niet misstaat boven de driezits. Misschien ga ik het doen: nog twee jaar de tijd voor het honderd jaar geleden is dat deze klassieker in de parfumerie van Guerlain verscheen.