NOBLESSE OBLIGE
ODE OP VERFIJNING, ODE OP DE ESSENTIE VAN PARFUM
Jaar van lancering: 2014
Laatst aangepast: 12/11/14
Neus: Jacques Polge
Ik signaleerde het onlangs al met mijn beschrijving van het extract van Chanels Cuir de Russie (1924): de ware essentie van een geur ervaar je in een pure parfum-versie. Ook dat deze kans steeds minder wordt geboden: eau de parfum is vaak het maximaal haalbare in de parfumerie. Alleen huizen met een noblesse oblige-esprit leveren nog extracten.
Chanel, Guerlain en sinds kort – weer opnieuw – Christian Dior. Van Miss Dior Original (1957), Diorissimo (1956), Poison (1985), J’adore (1999) en Miss Dior (2009) werden door François Demachy nieuwe extracten gemaakt. En zelfs Estée Lauder doet mee: Modern Muse (2013) werd dit jaar uitgebreid met een parfumversie.
Toch verschillen deze versies van de Chanel-extracten, want die zijn zover ik weet de eerste geïnspireerd op een nichelijn en dus daarom niet te koop in de parfumerie – alleen in de Chanelboetieks. Waarom juist deze drie? Ze schijnen de bestsellers van Les Exclusifs te zijn: genoeg mensen die er op een intensere manier van willen genieten.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Beige verscheen in 2009 als eau de toilette, onder meer begeleid door een opmerking van Gabrielle Chanel herself: ‘Ik vlucht in beige omdat het natuurlijk is, de beige kleur van leem, vochtig zand, honing’. Het door Jacques geleverde Beige leverde een geur op die voor mij – nu terugruikende – meer beige satijn was, dan beige tweed. In het extract wordt beige definitief tweed, gemaakt van het fijnste wol die toch enigszins ruw ‘bedraad’ is.
Het is voller zonder zijn lichtheid te verliezen en speelt een olfactorisch verstoppertje: denk je net die ene noot te ruiken, meldt zich direct de volgende sensatie die in je gedachten laat stotteren omdat je het niet zeker weet. Neem de opening: lijkt op een overzoete, fluweelachtige, honingachtige hesperide-opening, die als je goed doorruikt een mix moet zijn van frangipani en fresia. Die samen doen alsof ze een exotische sorbet zijn – zo luchtig, zo sprankelend en bedekt met geschaafd kokos.
Heel geleidelijk gaat de meidoorn bloeien en veel overvloediger dan in de eau de toilette waardoor haar houtachtige noten worden versterkt, maar nooit wordt het te – daarvoor is Beige als parfum te chic, te ‘Parijs’. Want ook hier, gelijk de eau de toilette, wordt de meidoorn verzacht met heliotroop en de algehele bloemennoot sensueel geschraagd met ylang-ylang. Dat is het.
En ook weer niet. Het lijkt of af een toe een meiklokje komt pop-uppen, haar klokje even laat klingelen met een frisgroen ‘geluid’ tot gevolg. En ‘op het einde’ lijkt deze beige bloemenverfijning weg te zinken in een sandelhoutbasis. Maar toch: het parfum had voor mij iets straffer gemogen, nog meer de diepte in – meer nadruk op meidoorn en ‘beige’ hout.
Om het niet op één lijn te stellen met de parfumversie 1932. Hoewel qua bloemeninvulling totaal verschillend, heeft het toch overeenkomsten door de zacht- en helderheid. Beige zowel 1932 schitteren onder een Europese hemel. Alleen wordt dat in 1932 opgeroepen met heel veel jasmijn die in de ouverture ook iets van een sorbet heeft door de peer- en grapefruitmix waarachter de jasmijn al bloeiende zich nog even schuilhoudt.
Ik schrijf bewust bloeiende, want ‘hij’ heeft iets levendigs, alsof je de blaadjes door de lucht ziet dartelen en niet gevangen in laboratorium-flesje. En dan ‘all of a sudden’ vallen ze in een volle, smeuïge irisboter ondersteund door vetiver die de jasmijn vasthoudt en haar een ‘iets van’ houtige structuur geeft. Ook weer erg elegant, en hierdoor bijna op het randje van saai. Hier mis ik een onconventionele noot – eigen aan het karakter van Gabrielle Chanel en waar alle Les Exclusifs-geuren op de een of andere manier aan refereren.
Wat dan? De jasmijn had vileiner mogen ruiken, meer dierlijker, meer oosters. Zoals de bloemen daar ’s nachts op zijn ‘hardst’ bloeien om insecten aan te trekken voor de bestuiving. Een parfum dat je even letterlijk en figuurlijk de adem doet benemen en je doet verwonderen dat een neus dat allemaal in één 15ml-flacon kan stoppen.
En dan Jersey als parfum. Vooropgesteld: je houdt wel of niet van lavendel. Voor de haters: de nicheparfumerie doet steeds meer moeite dit kruid op te waarderen, haar te ontdoen van haar eenvoudige, eendimensionale Provence- en badschuimassociatie.
Lavendel wordt dus voller, warmer en meer paars dan lavendelgekleurd gepresenteerd. En hierdoor zou het zo maar kunnen dat je haters in liefhebbers transformeren. Misschien wel met Jersey. Dit is lavendel gevrijwaard van haar ‘klassieke’ witte musk-wasmachinebehandeling.
Hoewel nog detecteerbaar – ‘helaas’ eigen aan lavendel, ‘gelukkig’ eigen aan lavendel. Dit is lavendel die donker, aardser, donkergroen en kruidig ademt, beplakt zo lijkt het met tijm- en rozemarijnblaadjes. Zonder haar zonnige en bloemige kant te verliezen (met dank aan roos en jasmijn) komt af en toe een hooinoot voorbij gedragen door een zwoel Mistral-briesje.
Dit is eigenlijk lavendel die weigert om geknipt te worden, ze wil zitten waar ze zit en zich niet verroeren, tevreden als ze is met haar plek: geborgen in de Provencaalse warme aarde die af en toe wat vanilledruppels absorbeert.
Wil je Beige ruwer ervaren, mijn idee: layer haar met Sycomore (2008), wil je haar stoerder, meer androgyn ondergaan, pak dan Cuir de Russie (het parfumextract). 1932 krijgt meer sillage met wederom Sycomore, gaat zich lekker volbloemig aanstellen met Gardénia (1925) en wordt groener met Bel Respiro (2007). Jersey heeft geen verrijking en verdieping nodig,