‘VIES’ IN DE GOEDE RICHTING
Jaar van lancering: 2016
Laatst aangepast: 22/01/19
Neus: Shelley Waddington
Ik heb er al eerder over geschreven, namelijk de trend om vreemde kostgangers, dieren die we over het algemeen niet associëren met ‘lekkere geuren’ te vernoemen naar en/of te verwerken in composities. Er is één merk die hier – bijna – patent op heeft. Inderdaad what’s in a name: Zoologist. Dit is nou een van die nichehuizen die – gelukkig – onderkent dat het weinig zin heeft om als nieuwkomer more of the same te presenteren. Dat je je niet onderscheidt met de zoveelste variatie op jasmijn, citrus, witte bloemen, patchoeli en gaap-gaap zo maar door. Veel beter: een originele invalshoek gecombineerd met geuren die hiermee overeenstemmen. Dat wil niet zeggen dat je compositorisch per definitie andere geuren krijgt, maar wel een andere beleving waardoor je ze anders gaat appreciëren en ervaren.
En toch blijft het merk dichtbij huis. Zoologist kiest voor een variatie op een van de geliefdste en inmiddels dus slaapverwekkendste inspiratiebronnen: van tuin naar dierentuin. Wat daar ‘zo al’ op onvrijwillige basis in cirkels rondloopt of rondvliegt met beperkte actieradius, gecombineerd met nog niet gevangen exotische fauna of miljoenen jaren geleden uitgestorven pechvogels, heeft Zoologist gevangen in geuren. Hoe ruiken dus Moth, Beaver, Camel, Dragonfly, Hyrax, Macaque, Nightingale, Panda, Rhinoceros, Tyrannosaurus Rex?

Ik heb tijdje geleden al Bat geroken en moest denken aan, heel vreemd, vijg. En is er Civet – om meer meerdere reden een van mijn favoriete ingrediënten. Weten waarom? Tik de naam van dit katachtige dier op het zoekmenu op mijn blog… Met name het artikel Gouden geur uit onze Gouden Eeuw. Dan word je ook duidelijk waarom de neus, Shelley Waddington, koffie aan Civet heeft toegevoegd.
WAT CIVET IK EIGENLIJK?
Zoals bekend, hadden/hebben echte dierlijke ingrediënten (civet, musk, bevergeil, grijze amber) in tinctuurvorm het vermogen een compositie te fixeren maar ook om het algemene karakter te versterken, en diepte en warmte te geven. We praten dan over minuscule hoeveelheden: 001 ml op 100ml. Noem je een geur Civet, dan verwacht ik op zijn minst 002 ml of nog meer. Maar dat gebeurt dus niet.
Dan de rest: ook hier ervaar ik veel minder dan ik eigenlijk zou moeten/willen ruiken afgaande op de ingrediënten. Zijn er nogal wat. Top: bergamot, zwarte peper, citroen, sinaasappel, ‘specerijen’, dragon. Le coeur: anjer, frangipani, heliotroop, hyacint, lindebloesem, tuberoos, ylang-ylang. Basis: balsem, civet, koffie, wierook, labdanum, musk, eikenmos, ‘harsen’, Russisch leer, vanille, vetiver, woods. Als ik deze smaakmakers stuk voor stuk hardop zeg, dan ruik ik in gedachten een vintage-bom van heb-ik-me-jou-daar (denk Bal à Versailles van Jean Desprez) of een andere klassieke chypre uit de jaren dertig, veertig en vijftig van de vorige eeuw – zoals vintage Miss Dior.
Grappig genoeg is dat ook het uitgangspunt van Zoologist, want naast een eerbetoon aan dit ‘eeuwenoude ingrediënt’ eert Bat ook ‘chypre-parfums van weleer die weigerden te worden geïntimideerd door rauw, aanlokkelijk en dierlijk civet. Civet is een humeurig en complex brouwsel verweven in mysterie. Het opent met een pittig bloemakkoord, doordrongen met donkere koffietonen. Langzaam sluipt het naar voren, ontrafelt basistonen van leer, mos en vanille die zich in combinatie met kenmerkend civetnoten tot een verbijsterende, verfijnde geur met de belofte van een zwoele nachtelijke rendez-vous’.
Alleen ik ruik het allemaal niet, gezien de hoeveelheid ingrediënten natuurlijk onmogelijk – maar ik had graag bijvoorbeeld de peper, de bloemencombi en een aantal noten uit de dry down geroken. Wat ik ruik is een vol, gul, gouden amberachtig parfum met een gladde en getemde civet-injectie.
Wat ontbreekt zijn de nuances, wonderlijke ondertonen die samen aan het werken zijn om tot een harmonieus eindgeheel te komen. Dat van de bloemen vind ik vooral jammer – alsof die in knop nog niet ontloken in de amberbasis zijn gevallen. Wat het effect is van de frisse hyacint en zonnig lindebloesem op de anjer, ylang-ylang en tuberoos… ik ervaar het niet echt. Ook de frangipani niet. Het kan ook zijn, dat ik teveel verwacht en geen geduld heb. Misschien moet ik opnieuw, minder bevooroordeeld de geur instappen. Ik ga het snel proberen, door een fles te kopen, want een monstertje van 3 ml dekt natuurlijk nooit de hele lading.
Maar voor wie civet vreemd is, kan het ‘best schrikken’ zijn. Of misschien geeft de geur bij haar/ hem juist een gevoel van tevredenheid, harmonie en ‘lekker in je vel zitten’. Wat uiteindelijk toch meer voldoening geeft dan een geur alleen maar lekker vinden. Want dat is volgens mij een van de mooie dingen aan dierlijke ingrediënten – ze geven op onbewust nóg meer een gevoel van verbonden zijn met aarde en de natuur. Iets waar heel veel mensen (hele generaties eigenlijk) vervreemd van zijn geraakt door de mainstream cleane witte musk/witte houtgeuren van de laatste decennia wel of niet versierd met een toefje gourmand, een vleugje ambergris, een scheutje cognac, een bloemeke hier, een kruidje daar. Tijd voor een (hernieuwde) kennismaking in deze zou je denken. Bat is dan in ieder geval een goede start.
PS: Ik snap wel dat de geur prijzen heeft gewonnen, niet meer dan logisch. Maar dat is volgens mij meer ingegeven om de ingeslapen über-gemarkete parfumwereld wakker te schudden, dan de compositie an sich. Want Bat blijft ondanks alles toch very vintage. Niets op tegen. Het is weer een bevestiging voor mij van de beperktheid van de olfactorische mogelijkheden die de parfumeur heeft, dat meer de creatieve invalshoek – alhoewel de sfeerfoto met model wel heel knullig en cliché is – wordt beloond.


Is de parfumwereld aan het doordraaien? Kun je een boom over opzetten of misschien wel zelfs een seminar/congres aan wijden met internationale sprekers die vanuit verschillende invalshoeken een positief toekomstperspectiefgericht licht laten schijnen, dan wel een aanzwellende, onheilspellende onweersbui laten plenzen over de toehoorders. En alles wat zich daar aan meningen tussen beweegt.
Als extraatje een très plastique armband-broche-combi die je om je pols kunt hangen of op je trui kunt spelden die je normaliter op de kermis bij de schiettent als troostprijs krijgt. Het accessoire is trouwens van een beledigende shitkwaliteit, na een paar keer ‘spelen’ begaf een, van de twee armbanden het al. Bevestigd wederom mijn vooroordeel over dit soort gratis cadeautjes bij geuren. Niet doen. Is voor mij hetzelfde dat je bij de slager gratis bearnaisesaus krijgt bij je gekochte chateaubriand. Laat maar. Gratis bestaat niet. Leuker zo het zijn wanneer het vice versa gebeurde.
Als ik goed heb geteld heeft Bond No 9 – anno 2003 – 129 geuren in zijn collectie. Ja, ik heb echt tde ijd niet, en zelfs als ik die had, om me in alle te verdiepen. Grote kans dat er een tussen zit die écht beantwoordt aan mijn voorkeur. Trouwens, ik heb geen olfactorische voorstelling van dit gedeelte van Central Park en of die anders ruikt, zou moeten ruiken dan het oostelijke of welk gedeelte van New Yorks groene long dan ook.
Beetje overdreven gesteld: zonder eau de colognes (of is het nu eaux de cologne in het Nederlands taalgebied?) kom ik de zinderende hitte van nu niet door. Trouwens ook tijdens lauwe zomers bewijzen ze me een goede dienst. Op strategische plekken staan ze in mijn tot woning omgebouwde Saksische boerderij in Drenthe klaar als ik behoefte heb aan instant-verfrissing.
Normaliter wanneer ik een geur als siroop omschrijf, bedoel ik dat negatief. Toch komt die gedachte bij Cologne Extra Vieilleook direct naar boven borrelen, maar dàn heerlijk fris zoals luchtbellen in een glas zich een weg naar de oppervlakte banen, wanneer ze worden overgoten door ijs en water.
Het fijne, of het domme zoals je wil, aan clichés: ze kloppen, bevestigen iets van wat je al vermoedde of wist. Zo’n lekkere wat geuren betreft: zon in een flacon. Rijmt ook nog eens. Wordt de laatste jaren volgens mij voornamelijk gebruikt als mensen een glas net ingeschonken rosé voor zich zien – ik ettelijke het afgelopen weekend. Zon in een andere flacon: zeker de nieuwe Blu Mediterraneo. Een aantal recente olfactorische uitstapjes langs de eilanden en de Italiaanse kustlijn van Acqua di Parma zijn aan me voorbijgegaan, maar met Chinotto di Liguria zit ik er weer middenin.
Laatste bevestigt maar weer eens dat in de parfumwereld gourmand nog steeds een van de grootste inspiratiebronnen is. Alleen zie je nu de tendens dat merken kiezen voor ‘gourmand light’. En kun je je bij sommige geuren afvragen of de link echt wel nodig is en of die zonder een bijzonder ‘niche-ingrediënt’ anders geroken zou hebben. Dat geldt dus ook voor Chinotto di Liguria.
Dit is de bedoeling van de oprichter Cindy Guillemant: ‘Moresque is de harmonieuze synthese tussen vorm en inhoud, tussen esthetiek en essentie. Gemaakt om de oude oosterse traditie van parfums met tijdloze Italiaanse stijl aan te kleden, is Moresque een eerbetoon aan de pracht van de Moorse kunst. Het is ook een lofzang op de verfijning van oriëntaalse parfums en de knowhow van ‘made in Italy’.’
Mijn eerste totaalimpressie blind geroken: een intens poederige geur – musk, vanille, en vooral tonkaboon – die in het begin een fris-prikkelend, zoet-kruidig accent heeft. Ik gok op steranijs. Sorry, een intens poederig parfum met ‘lichtvonken’, want het betreft een extract, waar je door de poederregen heen af en toe verschillende bloemen oplichten.
Dus nu valt mijn oog in het Franstalige persbericht op bij een asterix: fraction de patchouli*, ik scroll naar beneden waar in het klein geschreven staat, nu Google-vertaald: ‘Chanel had 20 jaar geleden het idee patchoeli te her-distilleren om een fractie te verkrijgen die nieuwe mogelijkheden bood die nu op grote schaal wordt gebruikt in de wereld van de parfumerie’. Maar hier zeg je heel veel en tegelijkertijd heel weinig mee. Wordt hier blanke patchoeli bedoeld, de nieuwe heldere variatie zonder de kenmerkende kamfer- en aardenoot?

Dat was een verrassing afgelopen nazomer bij de ‘portes ouvertes’ van distributeur Via K & Co in de buurt van Brussel: de ontmoeting met Bruno Truchon Bartès van La Manufacture. Twee redenen: het feit dat iemand het aandurft nóg een merk in de markt te zetten gewijd aan eau de cologne en de klassieke kwaliteit die het uitstraalt en waarmaakt.
We zien u terug na de volgende door marketing-message: ‘La Manufacture Parfums is een workshop ‘sans frontières’ voor ambachtelijke kunstenaars die grondstoffen transformeren en zich laten inspireren door kunst, emoties en persoonlijke ervaringen. Wat de geuren van La Manufacture Parfums hun elegantie en diepte geeft, is de poëzie van het verleden en de minutieuze aandacht voor de grondstoffen…
Zoals eau de colognes horen te ruiken, voor mij althans. Dus niet zoals de talloze, inmiddels van de markt verdwenen versies van Marc Jacobs of bijvoorbeeld Dior Homme Cologne (2013). Die zijn mat en tam, verkwikken niet echt. Doen die van La Manufacture wel. In een zin: klaterende frisheid op een subtiele basis van hout. En dus geen witte musk en geen calone of ander letterlijk supercool ingrediënt als finish.


Ik zag twee haaks op elkaar staande reacties op Coven op 
Ben ik nou een verwend nest? Eis ik te veel van geuren in vergelijk met diegenen waarvoor mijn alter ego Geurengoeroe het allemaal doet? Moet ik mijn verwachtingen niet bijstellen, terugvoeren naar de tijd toen ik als een jong en dartel bokje debuteerde in de wereld van het parfum?
Dit spookt dus allemaal door mijn hoofd bij het ruiken van Champaca en Osmanthus. Beide in hun pure staat prachtige bloemen met een eigen, duidelijke signatuur. De eerste (exotisch, zoet, een mix tussen jasmijn en ylang-ylang met een lichtgroen randje) ruik je minder in geuren dan de tweede (bloemig-zoet, zwevend tussen rozijn en abrikoos in haar zuiverste vorm, in ‘verdunde’ versie helder, zonnig en ‘open’).
Ik ben herstellende van mijn Parijse parfumdriedaagse – zie vorige post. Ik vreesde even een fanatiek ‘I hate perfume’-belijder te worden, of op zijn minst mijn neus een retraite, een herstellingsperiode te gunnen. Maar zo waar, gisteren en vandaag een vriend (die de betere geuren op zijn juiste waarde weet te schatten) op bezoek en hem een aantal geuren laten ruiken en mijn abjectie verdween als sneeuw voor de zon. Dus vrolijk weer een, nee twee, geuren onder de loep genomen.
Interessant aan Subtile: je denkt met een oudh-geur vandoen te hebben gezien die typische ijle, medicinale houttoets die vanaf de opening door de hele compositie kringelt. Is iets wat nu zeer populair is en volgens mij op conto komt van de combi roos en patchoeli. Kan niet anders zeggen: mooi hoor, in de zin van: vind ik lekker.
