BLOEMEN BIJ HUN NAMEN NOEMEN VRAAGT OM…
Jaar van lancering: 2002, 2006
Neus: Geza Schoen
Laatst aangepast: 17/12/17
Concept & realisatie: Linda Pilkington
Ben ik nou een verwend nest? Eis ik te veel van geuren in vergelijk met diegenen waarvoor mijn alter ego Geurengoeroe het allemaal doet? Moet ik mijn verwachtingen niet bijstellen, terugvoeren naar de tijd toen ik als een jong en dartel bokje debuteerde in de wereld van het parfum?
Mijn voorliefde/preoccupatie is niet genetisch doorgegeven. Mijn moeder hield niet van geuren. Mijn vader (grootverbruiker van Fresh Up) is na het geprobeerd te hebben met Miss Dior en Anaïs Anaïs (door mijn moeder consequent uitgesproken als Annie Annie) gestopt met het schenken van geuren als Moederdag- en verjaarsdagscadeau. Mijn vader ging Miss Dior als aftershave gebruiken en ‘moeders’ deed voor de vorm Annie Annie ‘dan maar op’ als ze uitging en tijdens feesten en partijen.
Inmiddels op weg richting oude bok, valt het me dus op dat ik steeds minder onder de indruk ben (niet te verwarren met blasé), zelden nog bokkenspring door de wei dol van enthousiasme. Zóveel geuren verspreiden zó bescheiden hun boodschap, zóveel geuren zakken zó snel door naar de basis. Ik weet, er bestaat een verschil tussen bescheiden en walmen, maar ik geniet het meest wanneer iemand bescheiden walmt, helemaal wanneer een geur past bij zijn/haar persoonlijkheid.
Laatste is een enorm cliché, maar als je niet weet wie je bent (1 miljoen Nederlanders zijn depressief, nog meer onzeker van zichzelf als je sommige onderzoeken moet geloven) ga je meestal op geuren af die populair zijn en die anderen (dus) herkennen: ‘Wat ruik je lekker?’ ‘Heb je La vie est belle op?’
WAT CHAMPACA & OSMANTHUS IK EIGENLIJK?
Dit spookt dus allemaal door mijn hoofd bij het ruiken van Champaca en Osmanthus. Beide in hun pure staat prachtige bloemen met een eigen, duidelijke signatuur. De eerste (exotisch, zoet, een mix tussen jasmijn en ylang-ylang met een lichtgroen randje) ruik je minder in geuren dan de tweede (bloemig-zoet, zwevend tussen rozijn en abrikoos in haar zuiverste vorm, in ‘verdunde’ versie helder, zonnig en ‘open’).
Het ‘probleem’ met beide geuren: ze worden te veel omringd door andere ingrediënten, waardoor de naam misleidend is, je op het verkeerde spoor zetten. Althans, ik ga ervan uit dat als je bloemen bij hun naam noemt, je te maken hebt met solifleurs en hun typische karakter wordt benadrukt.
Gebeurt niet. Hoewel aangenaam, wordt het exotische karakter van champaca te veel getemperd door hippe, herkenbare crowdpleasers van nu: groene thee en bamboe. En die doen dus niet wat je zou verwachten: het groene karakter van de bloem versterken. Nog een ‘schuldige’: fresia. Tempert de champaca-exotiek. Dan nog: hipperdehip-rijst. Alle drie dragen bij dat Champaca voor mij in de buurt komt van de parfummisten van KenzoKi – soort van etherisch, niet echt aanwezig. Ook best wel present: de (witte) musk in de basis. Die bespeur je toch al snel, waardoor ik moet denken aan de door witte musk geïnjecteerde bloemen van philosophy.
Vergeleken met bijvoorbeeld Hermès’ Osmanthe Yannun (2005), waarin je de osmanthus je levendig tegemoet waait, is Ormonde Jayne’s Osmanthus braaf met voor mij dezelfde KenzoKi-link. Het is er allemaal maar wel, maar je hebt eerder het gevoel een edt dan een edp te ruiken. En de ‘hoopvolle’ basis die op papier een sterke finish opvoert – cederhout, labdanum, vetiver, musk – heeft op mijn huid een braaf-saaie uitwerking. Vandaar mijn bovengenoemde twijfel. Kan er verder op ingaan, maar er is geen klik.
Misschien ligt het aan het depri weer – winterse sferen kussen niet echt bepaald de exotiek van geuren wakker. Misschien tijdens het voorjaar/zomer nog een keer proberen. Misschien het extract testen. Vooralsnog mis ik iets, noem het niche.