BACK TO THE SEVENTIES DEEL 1
HET WESTERSE OPTIMISME VAN DE JAREN ZEVENTIG GEBOTTELD
Zeg nooit nooit. Maar, ik zie zo een, twee, drie geen backer bereid om het couturehuis Molyneux weer leven – Vivre! – in te blazen. Alhoewel, niemand geloofde eind jaren negentig nog in Lanvin… en je weet wat daarvan de uitkomst is geweest. Mocht je het niet weten – want dit is geen modeblog: Alber Elbaz (onlangs aan de gevolgen van covid overleden) maakte het huis weer hip, hot & happening zoals dat heet. Jammer alleen dat de geuren niet meegingen in deze creatieve revival: behalve Éclat d’Arpège één en al treurnis, één al ergernis (daar bemoeide Elbaz zich duidelijk niet mee, jammer).
Maar zeg dus nooit nooit. Ik zie nu ook weer ‘onbegrijpelijke-opa-je-wordt-ouder’-collecties van het voor de zoveelste keer wakker gekuste Patou voorbijkomen. Dus. En bij Schiaparelli (met Molyneux en Patou een grote concurrent van Chanel tijdens het interbellum) zijn de recente spectaculaire ‘op-de-rode-loper-wéér-een-prijs-ophalen-tijdens-belangrijke-uitreiking’-couture volgens mij de opmaat voor het weer lanceren van haar legendarische geuren (een poging die in 1998 jammerlijk flopte).
Nu Vivre. Wie wil dat niet en zo lang mogelijk? Leven. Ja. Vivre! En als je dat genotsgevoel, het besef dat je lééft door een zogenoemde geur kunt versterken, leuk toch? Doodgaan kan altijd nog en schuiven we (in ieder geval in gedachten) zoveel mogelijk voor ons uit. Sterven, mourir, nou liever niet, maar als het echt niet anders kan… bel me maar terug over een tijdje. Je kunt er trouwens gif op innemen, dat als nu een iemand een geur Mourir zou noemen en daarmee de vergankelijkheid van alles zou verbeelden – van de mens, van de natuur, van het besef dat het leven niet oneindig is en al het overige bla-bla-bla-gemijmer – met een compositie die richting bederf gaat… kan zo maar een succes worden. Mooie foto erbij van een ‘nature morte’ – bingo!
Wie wat/was Molyneux? Hij was een succesvol couturier van Ierse komaf geboren in 1889 in Londen, die na de Eerste Wereldoorlog (waarin hij als kapitein diende vandaar dat hij ook le captain couturier werd genoemd, knappe vent by the way) zijn eigen salon in Parijs in 1919 opende aan de rue Royale. Hij was voor de oorlog de mode ingerold na het winnen van een ontwerpwedstrijd; hij had zijn schetsen als kunstschilder ingestuurd, want dat was zijn eigenlijke beroep – zijn hele modecarrière bleef hij schilderen en verkocht zijn doeken ook aan zijn modeklanten, zoals Greta Garbo en de hertogin van Windsor.
Edward Henry Molyneux was al snel geliefd om zijn sober-modernistische benadering van de understated Engelse upperclass-look. Binnen een paar jaar had hij winkels in Monte Carlo, Cannes, Biarritz en Londen. Niet voor niets dat hij ook snel ‘in parfums ging’. Allemaal even chic en ‘strak’ gepresenteerd zoals zijn kleding. De eerste drie verschenen in 1925 en waren geïnspireerd op de directe omgeving van rue Royale: Parfum 3 (naar het eens fameuze restaurant Maxim’s gevestigd op nummer 3), Parfum 14 (het eerste adres van Molyneuxs salon) en Numéro Cinq.
En ik ‘altijd’ maar denken dat dit een knipoog en/of commerciële marketingtruc was vanwege het toen alsmaar in faam groeiende N°5 van Chanel (dat dit jaar zijn eeuwfeest viert). De wetenschappers zijn er nog niet over uit gezien het feit dat Molyneux van nummer 14 naar nummer 5 was verhuisd: hetgeen Numéro Cinq verklaart. Ik weet niet of het tot een rechtszaak is gekomen, maar in Amerika werd dit parfum verkocht onder de naam Le Parfum Connu. 1932: Le Chic. 1962: Fête.
Of hij nog betrokken was bij Vivre (1971), zou zo maar kunnen. Hij overleed in 1974. Na zijn dood deed Quartz uit 1977 het een tijdje goed; een van de eerste keren dat een parfum de ‘opkomende’ zakenvrouw – derde feministische golf? – als inspiratiebron had.
Gauloise uit 1981 is lekker marketing driven, want slimme naam gezien erfgoed en identiteit als hoofdattractie – toen al! Gepromoot door Sylvie Vartan (ooit vrouw van het Franse antwoord op Elvis Presley, Johnny Halliday, die in zijn nadagen al even ‘erfgoedelijk’ was in zijn rol als ambassadeur voor Eau Sauvage). Gauloise kreeg buiten Frankrijk de slogan ‘The essence of France’ mee. Ik bedoel maar. Voor mannen ‘eindelijk’ in 1974 Captain Molyneux en in 1984 Lord Molyneux, maar die hebben qua uitstraling weinig van doen met ‘le chic’ van de oprichter – ‘imagineer’ eerder Yves Rocher.
En zoals de traditie het voorschrijft, bakken de nieuwe eigenaren – na diverse omzwervingen nu in het bezit van Parfums Berdoues – er weinig van: waarvan de namen getuigen. Drie maal gaap: Quartz Pure Red (2008), Quartz Je T’aime (2012), Quartz Addiction (2013). Qua naam leek Rue la Boëtie (2014) veelbelovend, maar afgaande op de presentatie: ‘alle dertien gaat wel’ in een dozijn.
Maar we hadden het over Vivre: back to the seventies so to speak! Een hybride-geur met een enorme sprankeling. Wil zeggen: Vivre zweeft tussen een (bloemige) chypre en (bloemige) aldehyde resulterend in een heerlijk, ja levendig som-der-delen-geur: een bruisend boeket van ‘typische’ parfumbloemen: Bulgaarse roos, jasmijn, iris, ylang-ylang, lelietje-van-dalen en hyacint.
De laatste twee maken er een fris voorjaarsgeheel van. Ylang-ylang geeft een warme ondertoon. Bulgaarse roos, jasmijn, iris doen wat ze moeten doen: een prettig klassiek bloemgevoel oproepen. Laten we de frisgroene opening niet vergeten – opgegeven ingrediënten: bergamot, sinaasappel, theebloesem (lijkt me onwaarschijnlijk), koriander, groen gebladerte, engelenzaad – die het boeket als een groene guirlande omlijsten.
De aldehyden veredelen, de chypre-ingrediënten verdiepen het geheel (de eau de toilette-versie doet een beetje denken aan Yvresse Eau Légère uit 1997 maar dan minder fruitig). En dat laatste ruik je natuurlijk in de nasleep: eikenmos, vetiver en mirre voorzien van een laagje leer. Die verdieping ruik je nog beter in het parfumextract – beide kwamen door toeval in mijn bezit. De noten van leer en zoet-rokerig mirre nemen je in het extract vanaf het begin mee, alsof er een schaduw wordt getrokken over de bloemen.
Ongecompliceerd maar geraffineerd. Een soort van vanzelfsprekend: achter ogenschijnlijke eenvoud gaat karakter schuil. Op eBay wordt de geur nog steeds aangeboden – ook ongeopend, grote kans dat de geur nog niet aan kracht heeft ingeboet. Die van mij waren voor een gedeelte gebruikt maar altijd in de doos verborgen en ‘doen’ het nog steeds.
Vivre is echt tijdsgebonden, want in lijn met de easy going groene trend eind jaren zestig, begin jaren zeventig die volgens sommigen ook een uitvloeisel was van de tweede feministische golf waardoor parfum so to speak de paleistrappen afdaalde op zoek naar de klanten in de nieuwbouwwijken die rondom de steden werden uit de grond werden getrokken: de grootmoeders van de desperate housewives.
Denk Ô de Lancôme (1969), Chanel N° 19 (1970), Givenchy III (1970), Eau de Rochas (1970), Diorella (1972), Aliage (1972). Om de (nu nog) bekendste en nog verkrijgbare (weliswaar aangepaste) te noemen. Maar Vivre schenkt nu nog even veel levenszin.
Verder wil ik nog even wijzen op de moderne verpakking: heel mooi en simpel het extract van Vivre. De vorm van de flacon is uitgesneden een plastic rechthoekige omdoos, de flacon plaats je erin. That’s it. Een treffend voorbeeld dat je met plastic ook ‘modern artistiek verantwoord design’ kunt verenigen met de klassieke esthetiek die het parfum over het algemeen kenmerkt.