HET OOSTERS PARFUM IN EEN NIEUWE SETTING
Jaar van lancering: 2009
Laatst aangepast: 20/12/10
Neus: Céline Ellena (foto onder)
Artistic direction: Thierry de Baschmakov
Toen Jean-Claude Ellena vaste huisneus van Hermès werd in 2004, hoefde hij niet lang te denken aan wie hij het parfumorgel van The Different Company (dat hij in 2001 oprichtte met Thierry Baschmakov en Luc Gabriel) moest doorgeven: zijn dochter Céline (zie foto). Ze heeft er inmiddels acht geuren gemaakt, waaronder Oriental Lounge. Is er een overeenkomst tussen vader en dochter, is er een verschil? Moeilijk. Mijn eerste indrukken: Céline benadert geuren minder abstract en intellectueel. De geuren zijn hierdoor toegankelijker. Maar dat laatste kan ook verbeelding en/of wishful thinking zijn.De namen die ze verzint voor de geuren prikkelen in ieder geval meer de fantasie – zoals Un parfum de charme et feuilles (2006) – en maken soms gebruik van woorden/begrippen die het ‘goed doen’ in de wereld van hip en trendy: Oriental Lounge.
Hoewel zelf geen grote fan van oriëntaalse parfums, ontbrak deze tak aan de parfumboom nog in het assortiment. En als ze aan Oriental Lounge denkt, ziet ze een schilderij van Vladimir Tretchikoff (1913-2006) voor zich. Ofwel: zwart gelakt hout, cocktailglazen, flikkerende kaarsen in kandelaars van rood die schaduwen op de muren toveren, gepassioneerde vrouwen in het voorbijgaan behangen met juwelen. Dat klinkt erg ‘nu’, klinkt erg als een sfeervolle modereportage in een glossy. Maar als je de werken van deze kunstenaar bekijkt, dan snap je niet dat Céline dit allemaal voor zich ziet. Maar dit terzijde.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
In een interview zei Céline Ellena dat ze het oosters parfum wou ontdoen van zijn clichés – met de nadruk op ‘vettig’ amber, veel vanille en ‘vol’ patchoeli in de basis – en tóch een oosters signaal afgeven. Daarin is ze met Oriental Lounge geslaagd. Maar toch: voor mij blijft de geur aangenaam oosters klassiek die bij vlagen herinneringen oproept aan Guerlains Shalimar, Malle’s Musc Ravageur, Chanels Coromandel en zelfs Belle d’Opium van Yves Saint Laurent.
De opening, inderdaad heel klassiek: de bloemig-frisse noot van bergamot. De moderne toets die om de hoek komt kijken is peper en kerrieblad die met name in Tamil Nadu (India) verplicht onderdeel vormt van de curry. Maar wat het voor een geur afscheidt… volgens Céline groen, fris en metaalachtig maar niets met het aroma van een curry vandoen heeft. Erg druk hoef je je hier niet over te maken, gezien via het hart vol roos je snel de ‘taboesfeer’ in wordt getrokken van de basis vol beproefde oriëntaalse ingrediënten: cistus labdanum, tonkaboon (foto), amber en satijnhout (volgens Céline een mix van synthetisch sandelhout en poederige noten).
Mooi aan de geur: de subtiele gourmandnoot die het totaal oproept – een melange van geroosterde noten, honing, amandel, rum, gesuikerd fruit – zonder dat het plakkerig en ‘kermiszoet’ wordt. Oriental Lounge: niet te zwaar, niet te licht; een kamer vol oosterse specerijen en zoete lekkernijen waar door de geopende balkondeuren de wind zon en zwoele frisheid aanvoert.
RUIK & VERGELIJK
Je ontkomt niet aan de volgende geuren als je Oriental Lounge ruikt – vind ik:
Guerlain Shalimar (1925)
Frédéric Malle Musc Ravageur (2000)
Chanel – Les Exclusifs – Coromandel (2007)
Yves Saint Laurent Belle d’Opium (2010)