COLONY JEAN PATOU
MET TERUGWERKENDE KRACHT
PARFUMNAAM GELINKT AAN ‘FOUTE’ GESCHIEDENIS
Ongeveer een jaar geleden kreeg ik ongevraagd mail van een blijkbaar nieuw parfumblog. De naam: A Hundred Million Bottles. Wie erachter zit, weet ik niet en interesseerde me eigenlijk ook niet, gezien bij de mail een vriendelijke ‘koopverplichting’ zat. Het eerste verhaal was free, daarna moest ik lid worden voor meer. Doen we niet. Toch kreeg ik vervolgens het ene na het andere verhaal in mijn postbus.
Een paar dingen stoorden me bij het lezen: het uitventen van zijn/haar/hen kennis plus de veronderstelde interessante en intellectuele invalshoeken die voor mijn gevoel de gemiddelde parfumliefhebber vermoeid doet afhaken (ervaring heeft me dat geleerd).
Wat het meest irriteerde: geen humor. Alles vaardig geschreven dat wel, maar waarbij ik me toch bleef afvragen: ‘Wat wil je nu?’ Indruk maken bij con-cullega’s die met hetzelfde aplomb hun scherpzinnigheid zó (lees: té) literair weten te verwoorden op de internationale online parfumpodia?
Bij een recente post van hem/haar/hen werd het me te kwaad. Wat wil het geval: met terugwerkende kracht én met de kennis en het inzicht van nu een couturier schuld in de schoenen schuiven voor een ooit gelanceerd parfum. A Hundred Million Bottles vond de naam fout, want daarachter schuilde zoveel leed. Sterker, de dus verachtelijke naam verheerlijkte het koloniale verleden van Frankrijk.
Couturier in kwestie: Jean Patou (een van de origineelste couturiers zeker op parfumgebied). Parfum in kwestie: Colony (nooit geroken dit ananas-chypre-leer-parfum). Het verwijt: ‘Toen Colony in 1938 uitkwam was het voor velen duidelijk dat oorlog dreigde in Europa. In die context kunnen Patou’s cocktails aan het strand opgevat worden als een olfactorische reclame voor de koloniale gebieden, waar degenen met geld een toevluchtsoord vonden tegen de naderende storm. Voor die niet konden vluchten, gaf Colony misschien op zijn minst een gevoel van optimisme, een zonnige cocktail van een geur om de naderende duisternis te verlichten’.
Dat is me nogal een, zeg maar ‘woke-verwijt’. De blogger gaat helemaal voorbij aan het feit dat tijdens het interbellum het verschil tussen de klassen nog (soort van) vanzelfsprekend was – ik durf te stellen – in heel de wereld. Dat je als land koloniën had, daar waren de meeste inwoners trots op. Was een vanzelfsprekendheid. ‘Bij ons’ gold toch ook: ‘Indië verloren, rampspoed geboren’.
Je kunt de elite van toen dus niet verwijten dat ze letterlijk vluchtgedrag vertoonden. Als ze dat al aan de dag legden en het konden – wat ik overigens betwijfel. Het feit dat de geabdiceerde Edward VIII met zijn Wallis Simpson in 1940 gouverneur van De Bahama’s werd – toen een niet bepaald te benijden positie – bevestigt onder meer mijn vermoeden in deze.
Even doordenken: een vrouw die een couturejurk in 1938 koopt bij Jean Patou, wat verwijt je haar? Dat ze oppervlakkig is, geen kranten leest, geld in overvloed heeft, haar personeel misschien wel kleineert? Terzijde: wat zou de blogger denken van de Kardashian-clan in deze rumoerige, oorlogsdreigende tijden?
De ‘J’accuse’-aanklacht is nog niet over: Jean Patou, nog beroemder vanwege zijn Joy (‘het duurste parfum ter wereld’ – door de International Fragrance Foundation in 2000 uitgeroepen tot het beste en mooiste parfum van de twintigste eeuw) lanceerde dit in 1930 toen de Grote Depressie toesloeg. A Hundred Million Bottles: ‘Dit kan worden gezien als een gebrek aan sociaal geweten. We zouden Colony in hetzelfde licht kunnen interpreteren; het beeldde een visie op koloniale luxe uit alleen toegankelijk voor de elite. En misschien de lakeien uit de middenklasse die ernaar streefden om als bestuurder of politieagent een stukje van het imperium te proeven’.
Tut. Tut. Tut. Ik stel hier tegenover: Jean Patou was niet wereldvreemd, hij wist dat er meer speelde buiten zijn ‘couture-coterie’ in het eerste arrondissement van Parijs – ik vermoed dat hij ook wel eens sprak met zijn modinettes. Hiervan getuigt – olfactorisch gesproken – het in 1936 gelanceerde Vacances dat de door de vakbonden bedongen doorbetaalde vakanties van werknemers vierde.
Dit soort commitment/humor is tegenwoordig bij luxemerken ondenkbaar – Dior die ‘de gele hesjes’ sponsort met een parfum en hen aanmoedigt voort te gaan met de strijd?
Ondenkbaar. Luxemerken ondersteunen voornamelijk fotogenieke popsterren, modellen, acteurs, sporthelden en tot tranen toe sentimentele goede doelen die het qua ‘like’, ‘respect’, ‘humble’, ‘grateful’ verdomde goed doen op de socials.
Door filosoferend met het verwijt van A Hundred Million Bottles indachtig: zoveel parfums zijn terugblikkend zo verschrikkelijk fout. Open de patrijspoorten! Neem – we beginnen met de opkomst van de moderne parfumindustrie – Eau de Cologne Impériale van Guerlain. Uit 1853. Een ‘eaubade’ op de vrouw (keizerin Eugénie de Montijo) van Napoleon III die het jaar daarvoor middels een staatsgreep aan de macht was gekomen. Foei!
Of pak al die parfums op maat gemaakt door Guerlain, Creed, Houbigant, Atkinsons en andere huizen die voor leden van een koninklijk huis – driewerf foei! Zouden de onderdanen het beter hebben gehad als deze customized geuren níet waren geproduceerd?
Come to think of it: met Opium (1977) was ook heel veel mis. Daar moest zelfs een rechter ingeschakeld worden – kort door de bocht: de Chinese gemeenschap voelde zich beledigd – die uiteindelijk in het voordeel van Yves Saint Laurent besloot.
Hoe te eindigen? Heb ik geen leuke uitsmijter? Misschien deze: hoe verder we verwijderd van het origineel raken, des te platter, armoediger (in lifestylekringen heet dat dan minimalistisch) klassieke geuren over het algemeen worden gepresenteerd. Zie de werdegang van Colony.
Maar misschien ze we de geur (en andere Patou’s) binnenkort in al zijn (hun) oude glorie (of treurige ‘nieuwe zakelijkheid’) terug. Patou heeft zijn deuren als modemerk (onderdeel geworden van LVMH) weer geopend. Dan moeten de geuren ook wel volgen – daar wordt het geld uiteindelijk mee verdiend.
Patou presenteert zich nu nog bescheiden: de luxe consument wordt langzaam voorbereid. Het luxeconglomeraat heeft binnenkort wel een nieuwe ster nodig, aangezien Dior (heeft net de ontwerper van Loewe binnengehaald) nu wel over zijn hoogtepunt heen is en Loewe (ook LVMH) minder ‘Gucci’ schittert dan verwacht, en concurrenten als Valentino (daar heeft de ontwerper van Gucci net plaatsgenomen), Balenciaga (die is net verhuisd naar Gucci en die van Valentino is net binnengekomen) en met name Schiaparelli de meeste aandacht opeisen.














































Dat is toch vreemd, of eerder gezegd bizar: www je voor de geur Calypso dan verschijnt als eerste de site waarvan het verhaal gaat dat ze alleen maar neppers leveren:
In ieder geval: helaas heb ik de oerversie nooit geroken (doe ik als het me lukt om weer een afspraak te maken in de Osmothèque van Versailles), maar die klinkt op papier interessanter en meer resoluut dan de nieuwe: galbanum en citrusnoten die via een door anjer gestuurd bloemboeket naar een basis afglijdt die wordt gekenmerkt door een über-injectie van dierlijke noten: civet, ambergris en suède.
Ik heb er al eerder over geschreven, namelijk de trend om vreemde kostgangers, dieren die we over het algemeen niet associëren met ‘lekkere geuren’ te vernoemen naar en/of te verwerken in composities. Er is één merk die hier – bijna – patent op heeft. Inderdaad what’s in a name: Zoologist. Dit is nou een van die nichehuizen die – gelukkig – onderkent dat het weinig zin heeft om als nieuwkomer more of the same te presenteren. Dat je je niet onderscheidt met de zoveelste variatie op jasmijn, citrus, witte bloemen, patchoeli en gaap-gaap zo maar door. Veel beter: een originele invalshoek gecombineerd met geuren die hiermee overeenstemmen. Dat wil niet zeggen dat je compositorisch per definitie andere geuren krijgt, maar wel een andere beleving waardoor je ze anders gaat appreciëren en ervaren.
Grappig genoeg is dat ook het uitgangspunt van Zoologist, want naast een eerbetoon aan dit ‘eeuwenoude ingrediënt’ eert Bat ook ‘chypre-parfums van weleer die weigerden te worden geïntimideerd door rauw, aanlokkelijk en dierlijk civet. Civet is een humeurig en complex brouwsel verweven in mysterie. Het opent met een pittig bloemakkoord, doordrongen met donkere koffietonen. Langzaam sluipt het naar voren, ontrafelt basistonen van leer, mos en vanille die zich in combinatie met kenmerkend civetnoten tot een verbijsterende, verfijnde geur met de belofte van een zwoele nachtelijke rendez-vous’.
Who the fragrancef*ck is Jacques Fath? Olfactieve opa vertelt: Lieve parfumvrienden en geurvriendinnen, lang geleden toen haute couture nog vraiment haute couture was, en de ‘daaruit voortvloeiende’ parfums zonder tussenkomst van marketingafdelingdirectors en storytellingdepartementexecutives direct richting consument werden gestuurd, waren er naast de nu bij het grote publiek bekende huizen (Balmain, Chanel, Dior, Givenchy, Lanvin), een hele trits aan concullega-couturiers.
In zijn korte komeetachtige carrière (geboren in 1912 overleed hij in 1954 aan leukemie) werd hij, zoals dat heet, op handen gedragen vanwege zijn frivole, maar altijd smaakvolle stijl. Het leverde hem beroemde klanten op. In a way the usual suspects van Hollywood en omstreken – hij verzorgde ook de kostuums voor veel glamour-films: Greta Garbo, Ava Gardner en Rita Hayworth.
WAT GREEN WATER IK EIGENLIJK?
‘Grappig’ in deze: ik meen een bloemige noot te bespeuren die heel, heel, heel lichtjes aan ‘geklaarde’ tuberoos doet denken. Ik moet het anders zeggen: de nieuwe generatie tuberoosgeuren gedragen zich zo. Daarvan wordt nu de meer groenige noot benadrukt – chique gezegd: ‘a deconstructed tuberose’ – om de jonge consument maar niet de stuipen op het lijf te jagen. Men neme: Stella McCartney’s Pop (2016), men neme Miu Miu Eau Argentée (2018). Ik heb de nieuwe Maison Margiela – Mutiny (2018) – nog niet geroken waarin de tuberoos ook een discutabel procedé moet ondergaan om maar niet tuberoos-totaal-brutaal te worden.