ROOKPAUZE: WEG MET DE MIDDELMAAT
Jaar van lancering: 2015
Laatst aangepast: 28/10/15
Neus: Marc-Antoine Corticchiato
Te koop bij: www.perfumelounge.nl
Afgelopen september gaf Marc-Antoine Corticchiato een lezing in Brussel over spiritualiteit en sensualiteit van het parfum. Maar ook over de moordende klem – parfum is Frankrijks tweede exportproduct – waarin de parfumindustrie zichzelf heeft vastgezet. Het was of ik mezelf af en toe hoorde praten en fulmineren. Verder veel interessante observaties waarvan je je niet altijd bewust bent.
Zoals: oudere mensen zien hun zintuigen geleidelijk aan haperen, behalve een: de reuk. Logisch, maar je staat er niet altijd bij stil: mensen die niet meer goed kunnen ruiken, zijn vaker depressief. Blijf daarom olfactief nieuwsgierig – is een genot, een plezier, een verrijking. En: je persoonlijke voorkeur is een kwestie van opvoeding en omgeving, maar dat betekent niet dat je je daarbij moet neerleggen. Met andere woorden: ga op onderzoek uit.
Corticchiato heeft het niet over slechte parfums. Hiermee bedoelt hij door testpanels vervlakt Parisienne-getut waarin marketing de toon bepaalt, niet de geur. Je mist heel veel als je gaat voor de middelmaat. Goede geuren verleiden, stellen vragen, zijn een symbiose van geestelijk en lichamelijk verlangen en verleiding. En dat is belangrijk in een wereld waarin bijna alles, om wat voor een reden dan ook, wordt voorzien van een laagje geur. Maar door deze over-parfumering raken mensen steeds verder verwijderd van deze symbiose, vervlakken en kiezen voor iets dat ze denken te kennen.
Dat is in negen van de tien keer een schoon en clean gevoel. Zo ruiken is prettig en veilig, voorkomt dat je iemand anders confronteert met de grootste angst, het grootste taboe volgens Corticchiato: de geur van jezelf, de geur van een ander. En dat stemt inderdaad triest en treurig: verdwijnen in iemands huideigen geur (wel of niet vermengd met haar of zijn parfumvoorkeur) is toch een van de mooiste dingen die je kunt ervaren. Neem alleen al de geur van een baby, men zegt niet voor niets ‘om op te vreten’.
Ook treffend omschreven: musk is als gist, doet de geur rijzen, geeft volume. Aldehyden ruiken naar kots, schoonmaakmiddel en grijze haren die de kracht van bloemen exposeert, benadrukt. Worden niet gebruikt om de geur, maar om de werking. Een akkoord (amber, varen, citrus, groen, chypre) is een skelet die je moet aankleden.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
En dit allemaal (en nog veel meer) ter inleiding van Tabac Tabou. Een van de uitgangspunten: heilig tabak dat door Indianen werd/wordt gebruikt om ziektes te genezen, ziel en geest te reinigen, en om in contact te komen met hun goden, hun voorvaderen. Het door Marc-Antoine Corticchiato’s gebruikte tabak is ontdaan van de noot waardoor ‘wij’ er verslaafd aan zijn geraakt en daarom nu als gevaar geldt voor de volksgezondheid (en dus taboe is geworden): nicotine.
Ofwel, wel het vochtige tabaksblad, niet de rook van het gedroogde blad. Wat ik ruik: in eerste instantie een ‘herinnering aan’ Fougère Bengale (2007). Vervolgens een volle, rijke geur die doet denken aan mijn favoriete ‘thank-you-for-smoking’-geur: Tabac Blond (1919) van Caron maar dan zonder de dicht geplamuurde vintage-wolk.
De geur begint lichtgroen, wordt donkergroen om vervolgens bruin – het nieuwe zwart volgens de laatste ‘koffiedik-kijk’-voorspellingen van smaakhogepriesteres Lidewij Edelkoort – te eindigen. Lichtgroen: een opening zwevend tussen hooi en gras gecombineerd met harsachtige accenten, alsem en galbanum (laatste twee meen ik te bespeuren). Kortom, een herfstochtend met zon. Je voelt je prettig, juist omdat je weet dat het allemaal snel voorbij zal zijn. Nog even nagenieten, je ruikt iets van verval, van rottende bladeren. Mooi de narcis die vervolgens verschijnt. Tussen fris (en knisperend) en uitgebloeid (en verlept), maar weet wel zijn narcotische boodschap te verspreiden, geeft een zonnige noot (geholpen door een honingachtige nuance) die volgens mij ook garandeert dat het tabak niet te zwaar en verstikkend wordt (zoals in Tabac Blond).
Boeiend: om het ‘typische’ tabaksaccent (tabaksblad plus honing) te versterken met liatris (lampenpoetser) met haar kenmerkende vanille-tabaksgeur. En dan heel slim: om dan weer de warmte van het tabak te versterken plukte Corticchiato strobloem – geeft een subtiel, ‘soort van’ gourmandtoets (dropachtig) waardoor ik ook even moet denken aan L (2004) van Lolita Lempicka.
In mijn fantasie meen ik een lichte civetnoot te bespeuren, want Tabac Tabou heeft in zijn laatste trekken iets ‘viezigs luxe’, een ruige streling van bont. Dat had voor mij meer benadrukt mogen worden – ‘civet-crazy’ als ik ben – om te benadrukken waar het bij ‘de nieuwe verleiding’ in geuren om draait: dierlijke begeerte smaakvol verpakt versus de klassieke verleiding: denk Guerlains Shalimar (1925). In ieder geval, ben blij, zo niet verheugd dat tabak een ‘herkansing’ krijgt als verleidingsingrediënt (Tom Ford paved the way by the way met zijn Tobacco Vanille uit 2007).
Tenslotte: de laatste drie geuren van Parfum d’Empire – Musc Tonkin (2012), Corsica Furiosa (2014), Tabac Tabou – zijn een krachtige en noodzakelijke stellingname van Marc-Antoine Corticchiato tegen de mediocre Parisienne-parfumcultuur die hij zo verfoeit, maar die hij gelukkig met zijn eigen creaties – men neme Osmanthus Interdite (2007), Eau Suave (2008), Trois Fleurs (2009) – weet te sublimeren.