HOE HEURT HET EIGENLIJK? ZO!
HOE GEURT HET EIGENLIJK? ZOALS HET HEURT!
OFWEL, DÉ JEURT KEULDEUR-GEUR (JORT KELDER)
Jaar van lancering: 1947 (2014)
Laatst aangepast: 21/01/15
Neus: Paul Vacher, Thomas Fontaine
Flaconontwerp: onbekend
Illustratie: Jacques Darnel
Concept & realisatie: Nicolas Chabot
Wat was de parfumwereld voor de Tweede Wereldoorlog nog aangenaam overzichtelijk. Ambieerde je een carrière als chemicus en/of neus dan was het gewoon een kwestie van een aantal mensen in het veld bellen, of gewoon even bij ze langsgaan. Althans die indruk krijg je als je de weg naar de top van Paul Vacher (1902-1975) nabeschouwt.
Na zijn studie chemie leert hij in de jaren twintig van Paul Guerlain de fijne kneepjes van het vak. Geen verkeerde start. In 1927 treedt hij in dienst bij Lanvin waar hij in samenwerking met André Fraysse verantwoordelijk is voor één van de grootste, maar nu een beetje in vergetelheid geraakte klassieker van de vorige eeuw – Arpège – en de nu helemaal uit zicht verdwenen Scandal (1933) en Rumeur (1934). Goede move. Het enorme commerciële succes hiervan sterkt in hem de overtuiging dat de tijd rijp is voor een eigen parfumhuis. Toeval? Prins Murat – afstammend van een zwager van Napoleon I, het is maar dat u het weet – zet in 1935 het zijn in 1930 opgerichte huis in de etalage. Vacher koopt dat. Le Galion dus – genoemd volgens de homesite naar het majestueuze schip met zijn indrukwekkende achtersteven dat vrijheid en ontsnapping symboliseert. In het Nederlands bekend als galjoen.
Een jaar later presenteert heeft hij zijn première: Sortilège. Wordt direct goed ontvangen, groeit uit tot een klassieker (op een gegeven moment in 97 landen verkrijgbaar). De rest is geschiedenis en was ook geschiedenis gebleven, ware het niet dat het huis in 2014 voor het publiek ‘virtueel’ opnieuw wordt geopend door Nicolas Chabot. Ik zou hem wel willen omarmen want, Le Galion: het zoveelste bewijs dat de geschiedenis van de moderne parfumindustrie herschreven moet worden. Le Galion: een nieuwe link die het DNA van het moderne parfum bijstelt.
En het ademt allemaal zo aangenaam vlak voor- en naoorlogs ‘Paris chic’. Qua presentatie: klassieke gestylde flacons, neo-classcistische en art deco vormgeving. Illustraties die helemaal het ‘l’air du temps’ van die tijd uitstralen dankzij het vaardige penseel van Jacques Darnel die qua understated chic en humor in lijn ligt met René Gruau. Qua inhoud: de nieuwe, nauwgezette herfomuleringen van de geuren ademen ook helemaal Parijs en doen niet onder voor ‘the usual suspects’ – Caron, Coty, Guerlain, Patou – en ‘nieuwkomers’ Cabanel, Oriza L. Grand, Lubin en bijvoorbeeld Volnay.
Naast het regelmatig lanceren van eigen geuren – Frac (1949), La Rose, Lily of the Valley (beide 1950), Whip (1953), Cologne Extra Vieille (1967), Galion d’Or, Vétyver (beide 1967), Eau Nobile (1972) – blijft Vacher voor anderen werken. Zo maakt hij het het eerste en vijfde Diorparfum – Miss Dior (1947) en Diorling (1964). En voor de nu helemaal vergeten (hoelang nog?) couturier Jean Dessès Celui en Kalispera (beide 1962). In 1975 overlijdt Vacher onverwacht. Zijn dochter neemt de zaak over en lanceert ter nagedachtenis aan hem Mégara (1978). Next thing you know… ze verkoopt het huis aan een niet nader genoemd Amerikaans bedrijf. Dat maakt zich er met de Franse slag af en de deuren worden noodzakelijkerwijs gesloten.
Ik word af en toe depressief van al die zichzelf wanende onfeilbare types – nu en toen – die in no time een bedrijf naar de Filistijnen helpen, maar zelf de dans ontspringen en zich totaal niet druk maken om de geschiedenis, om de culture erfenis, om de betekenis. We mogen in ieder geval blij zijn dat de archieven Le Galion bewaard zijn gebleven. Tenminste daar ga ik vanuit, ruikende aan geuren – één en al geschiedenis, kwaliteit en expertise.
Nicolas Chabot heeft zich ingehouden: zijn eerste Le Gallion-collectie bestaat uit negen geuren. Nog vijftien te gaan. Misschien wel meer, je weet nooit wat komt bovendrijven. Mag van mij.
Zou de aarde morgen weer door een verwoestende meteoriet bezocht worden, en ‘een tijdje daarna’ door overlevenden of buitenaardse beschavingen in de puinhopen wat parfum betreft alleen deze negen van Le Galion opgegraven worden, dan krijgen ze een goede dwarsdoorsnede van de ooit zo rijke West Europese parfumcultuur.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Ik had willen beginnen met Sortilège, maar die heeft mijn haven in zicht averij opgelopen. Meer prozaïsch: het kennismakingflesje overleefde de postbestelling niet. Wel: Special for Gentlemen en andere (die later worden besproken). Deze eerste naoorlogse mannengeur – die ik alleen van naam ken, Green Water van Jacques Fath kwam snel daarna – in de exclusieve sector heeft iets ongekends snobby-chic. Hier kleeft niets vintage aan. Eerder tijdloos.
Krachtig en verfijnd deze oriëntaalse varengeur die Guerlains Habit Rouge (1965) aankondigt (zal me niets verbazen als de vintage-versie hiervan nog dichter in de buurt komt). Zo hoort een klassieke mannengeur te ruiken: warm, nobel en gevrijwaard van cleane schoonmaak-accenten.
Als je de ingrediënten ziet; bijna saai zo, maar verrichten samen een wonder dat toch zo vanzelfsprekend en vertrouwd aandoet. De enige ‘vreemdeling’ in het geheel is galbanum. Alhoewel, in die tijd een trendy topic – gedenk Robert Piguets Bandit (1945), gedenk de oerversie van Miss Dior.
Flink doorsnuivend, valt me iets anders op: ik ruik een echo van Guerlains Jicky (1886). Ik ben niet echt een fan van pure lavendelgeuren, maar als opstart voor een compositie – graag. Ruik je prachtig in Special for Gentlemen en daardoor ontstaat het ‘Jicky‘-gevoel, die hier alleen wat groen-frisser is door galbanum en citroen. Maar het elegante is dat deze lavendel als een bloemenpijl door de hele compositie schiet en die lijkt begeleid te worden door een subtiele roos-toets en niet hinderlijke witte musk. Langzamerhand wordt de geur sensueler zonder zijn strakheid te verliezen.
Met dank aan warm amber (besprenkeld met kaneel) èn patchoeli en cistus labdanum. Die verlenen een houtachtige, smeulende warmte die in de basis versterkt wordt door opoponax en castoreum met subtiel vanille-accent. Ik ben vooral blij met opoponax en castoreum, die geven een bold en dus beautiful, diepe maar licht animale touch aan de compositie. Terwijl, zoals reeds gezegd, de lavendel blijft resoneren.
Dit is een geur voor de man die het gezien zijn achtergrond vanzelfsprekend vindt om elegant-zwoel en ‘diepzinnig’ te ruiken – noblesse oblige. Zo’n nazaat van oude adelijke chic waar Jort Kelder zo naarstig naar zoekt en waar hij zo graag op schoot zit in zijn etiquetteprogramma Hoe heurt het eigenlijk? Wat geur betreft Jort: Special for Gentlemen. Nou vooruit, Jicky mag ook.