PORTRAIT OF A – PERFUME – MAN
PORTRAIT OF A MAGNOLIA
Laatst aangepast: 07/07/14
Neus: Carlos Benaïm
Concept & realisatie: Frédéric Malle
Het is een nieuwe, enigszins nog vreemde, maar vooral leuke gewaarwording: de neus of oprichter van een parfumhuis in navolging van de kok, vj/dj en cocktailshaker als ster, als celeb. Het viel onlangs Frédéric Malle in kleine kring ten deel toen hij de Skinsboetiek in het Conservatorium Hotel binnenstapte en met applaus werd ontvangen door de fans die waren gekomen voor een meet & greet.
Het was Skins gelukt om de man die als een van de eerste niche op de kaart heeft gezet, weer naar Nederland te halen – hij woont inmiddels in Amerika. Sterker, Malle heeft een standaard gezet voor niche. Makkelijk en inspirerend zou je denken voor nieuwkomers, jammer alleen dat die zich daar vaak niet aan houden. Die vergeten nogal eens dat presentatie vijftig procent van het concept en succes bepaalt en dat die serieus gepresenteerd moet worden. Frédéric Malle presenteert zich niet voor niets als als uitgever van parfums – dat klinkt high brow en chic.
Hij is het beide. Wat hij gelukkig ook niet doet en waar anderen ‘nichers’ zich juist wèl door laten meeslepen: parfum corneren in de lifestyle- en fashionhoek. Bij hem geen modellen en actrices als promotrices die wat uit hun knappe koppies geleerde parfumprietpraat de wereld in ‘bellenblazen’.
Waar hij zich ook niet aan bezondigt: hoewel het vak intellectueel benadert, maakt hij het niet moeilijker dan het is. Ook bij hem geen letterlijk en figuurlijk te vergezochte inspiratiebronnen en een wankelend beleid: alle geuren die hij tot nu toe lanceerde zijn nog steeds te koop en de vormgeving verandert niet om de zoveel tijd. Slechts kleine adapties die het totaalbeeld uitpuren.
Zijn uitgangspunt vaak bij een nieuwe geur: de vraag stellen over een klassiek ingrediënt. Waar staat het voor? Hoe kun je zijn typische karakter versterken of er juist een nieuwe draai aan geven? Dat ruik je, althans dat is zijn bedoeling, ook aan zijn nieuwe uitgave – Eau de Magnolia. De reden waarom hij naar Amsterdam was gekomen.
Hij noemt het zelf een ‘big fragrance’ omdat dit idee, ook door veel andere huizen gebruikt, aan hem appeleert. Maar wat hij vaak zo jammer vindt – hij noemt geen voorbeelden – aan deze ‘biggies’: ze missen raffinement. Qua idee is de geur net zo ‘big’ als Portrait of a Lady ‘big’ is, alleen eenvoudiger en meer transparant. Malle omschrijft de geur als een ‘citrus but completely different’ omdat de magnolia voor hem een bloem vertegenwoordigt die op een ‘planet on it’s own’ verblijft in tegenstelling tot alle andere bloemen die volgens hem een lint trekken van de NoordPool (fris) naar de ZuidPool (zwoel) met het lelietje-van-dalen balancerend in het midden door zijn zowel frisse als bloemige noot.
Frédéric Malle stelt bij het creëren van een nieuwe geur ook altijd dezelfde vraag in het begin: ‘Zou ik met de vrouw die hem draagt, willen slapen?’ Als hij wil kan hij dus vaak van parnter veranderen,maar hij is braaf getrouwd en heeft vier kinderen. Maar bij de Fransen weet je het nooit: een amant er op nahouden is eerder ‘coutume’ dan een ‘faux pas’.
Interessant om tijdens de ontmoeting met de pers – de volgende dag – te horen hoe hij het werk met zijn neuzen omschrijft. Door zijn inmiddels meer dan 27 jaar aan kennis en ervaring, weet hij dat een geur een zoektocht voor zowel uitgever als neus is – hij stuurt aan, stelt vragen waardoor de neus getriggerd wordt. Dit meestal harmonieus verlopende samenspel, stond ook aan de basis van Eau de Magnolia.
Het eindresultaat: een geur die het frisse aspect van magnolia onderstreept en zijn licht sensuele kant aanstipt zonder dat het echt zichtbaar is. Een bloem ruikt meestal volgens hem zoals die er uitziet. In het geval van de magnolia: de dikke bladeren (vol en tactiel) die eerst ‘streng’ gesloten zijn dragen een geheim in zich: die opmerkelijke frisheid dus met een uitzonderlijk licht-sensueel fond, bijna ingehouden.
Ook fijn: Frédéric Malle heeft de gave van het woord. Hij kan het metier en trends met rake vergelijkingen typeren. Wat het eerste betreft: hij omschrijft ‘de weg naar een parfumcompositie’ als het spelen met de Kubelik-kubus: het duurt nogal even voor je hebt gewonnen, vaak raak je in verwarring, vaak moet je vierkanten terugdraaien om uiteindelijk een geur zo te krijgen dat die aan alle kanten klopt.
Trends: voor hem zijn ‘big fragrances’ gelijk als coralatuuraria’s uit opera’s: ze maken indruk door hun overdaad en ‘aanstellen’, en zijn dus aantrekkelijk voor beginners op de parfummarkt. Maar met meer kennis en ervaring, ga je de charme inzien van minder luidruchtige, niet op effectbejag aangestuurde composities. Bijvoorbeeld een strijkkwartet, een pianosonate. Met andere woorden: fijnzinnige geuren die meer subtiel hun boodschap verspreiden.
Maar waarom emigreerde hij naar Amerika? De eerste reden: Barney’s wou breed met hem uitpakken en om dit goed te begeleiden vond Malle dat hij hier niet iemand voor in dienst moest nemen – door hem omschreven als het L’Oréal-marketing manager – maar dat hij het zelf moest doen om te garanderen dat de boodschap van het huis Frédéric Malle oprecht zou blijven. De tweede: de teleurstelling dat Frankrijk – hij een Europeaan in hart en nieren – tegen Europa had gestemd.
Wanneer ik hem zeg dat ik Eau de Magnolia door zijn clean-frisse toets erg Amerikaans vindt, lijkt het of hij het in Keulen hoort anderen. ‘Mais Erique, sait que les Americans ont toujours gehouden van zware en volle Europse parfums’. Hij noemt Guerlains Shalimar (1925), Joy (1929) van Jean Patou, Bal à Versailles (1961) van Jean Desprez en zelfs Fracas (1949) van Robert Piguet. Maar zeg ik: dat was voor elite en heel lang geleden.
Ik breng hem ‘in herinnering’ dat de laatste echt big fragrances uit Amerika uit de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw stammen en dat daarna voornamelijk frisse en waterige bloemengeuren (ijkpunt: Estée Lauders Pleasures uit 1996) de toon bepalen, begeleid door op witte musk gebaseerde geuren. Hij kijkt me verbaasd/verbouwereerd aan; alsof ik hierdoor Eau de Magnolia in deze lijn plaats. Ja, dat doe ik dus – zie de geurbeschrijving.
Wat ik chic aan Frédéric Malle vindt, is dat hij zich niet laat verleiden door ‘big’ parfumtrends. Bij hem is van gourmand nauwelijks sprake – een zuchtje ruik je in En Passant (2000) en L’Eau d’Hiver (2004). En is hij ook nog niet bezweken – samen met Chanel en Guerlain – voor de verleiding van oud. Hij zegt hierover: ‘Het houdt me wel bezig. Het is zo’n mooi ingrediënt als het goed gebruikt wordt’. Maar de meeste geuren die als oud verkocht worden – zelfs die van Mona di Orio – zijn volgens hem geen oud zoals je die in Arabië kunt ruiken; het is meestal een mengsel van patchoeli en sandelhout.
Even ter herinnering: hij begon zijn ‘Guerlain voor de toekomst’ in 2000 omdat volgens hem de klassieke leveranciers in jaren negentig zich steeds meer lieten leiden door marketing in plaats van waar het om zou moeten gaan: the perfume itself. Het gevolg, en hier ben ik het honderd procent met hem eens: een hele nieuwe generatie weet eigenlijk niet hoe je geuren moet ervaren. Niet als een marketingdingetje, maar als een olfactieve belevenis.
Maar hij bemerkt, net zoals Geurengoeroe, een omslag: mensen willen meer alleen dan lekker ruiken, ze willen ook weten waarom bepaalde ingrediënten ruiken zoals ze doen. Het beste voorbeeld: de explosie aan nichebrands – hoewel dat niet altijd een kwaliteitsgarantie is.
Alleen, wat blijkt tijdens onze tête-à-tête (ik was de laatste die hem interviewde voor hij naar Moskou vertrok): het succes lijkt hem een beetje arrogant te hebben gemaakt. Arrogantie is leuk, maar je kunt met terugwerkende kracht niet ‘alles’ in je voordeel laten veranderen.
Op zoek naar ‘the origins of niche’ – mijn vraag – doet hij Annick Goutal af als ‘in het begin wel aardig; Eau Hadrien (1981), Eau de Charlotte (1982). Creed als een lokaal bedrijfje dat eigenlijk alleen maar in de apotheek werd verkocht, L’Artisan Parfumeur heeft wel een paar leuke geuren gemaakt – La Chasse aux Papillons (1999). Maar deze merken zijn op zijn vleugels pas groot en niche geworden… Toe maar.
Hierdoor durf ik mij cadeau (een ode op hem genaamd Pas Malle gebaseerd op een geheime blend van zijn geuren die ik hem namens le bienaimé aanbied) te presenteren. Ik doe het toch: hij kijkt eerst aangenaam verrast, vervolgens bij het openen lichtelijk geschokeerd. Ben benieuwd of hij er aan zal ruiken en mij zijn indruk zal overbrengen…
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Eau de Magnolia vangt alle facetten van de bloem: ‘citroenfris’, fluwelig-tactiel met licht sensueel fond. Maar ‘big’? In zijn overrompelende frisheid dan.
Volgens Carlos Benaïm ligt de chemische samenstelling van de magnolia (foto) dichter bij een eau de cologne dan bij een klassieke witte of roosachtige structuur. Dat ruik je in de opening: is behoorlijk scherp. Om het frisse effect en de transparantie te versterken wordt de magnolia omringd een flinke hesperidenoot van grapefruit en bergamot. En ook – mooi dat Malle dat zo ziet – de abrikoosnoot (fluwelig-tactiel) wordt benadrukt. Pas wel op: op een blotter komt de basis nogal scherp white musky over, op de huid ervaar je beter de basis van de meer licht-sensuele tonen (de bladeren van de magnolia).
Wordt opgeroepen met vetiver (die een verbond met de grapefruit in de top aangaat), cederhout, amber, mos en patchoeli. De laatste twee zijn gebaseerd op de volgens Malle puristische stijl van Edmond Roudnitska, ze zorgen voor het nodige contrast, geven diepte en warmte waardoor Eau de Magnolia een frisse chypre werd.
RUIK&VERGELIJK
Maar toch – zoals bij de meer klassieke geuren van Frédéric Malle – is deze geur goed, maar gaat voor mij niet echt verder in het ‘uitdiepen’ en ‘verwonderen’, waardoor het een fris en plezieirig ‘magnoliawater’ is geworden die ik bij een blindtest waarschijnlijk niet direct zal weten te onderscheiden van bijvoorbeeld:
Kenzo – Eau de Fleur – Eau de Magnolia (2008)
Acqua di Parma Magnolia Nobile Eau de Toilette (2013)
En in mindere mate met:
Chanel Cristalle Eau Verte (2009)
Gucci – Flora by Gucci – Glamorous Magnolia (2012)
Philosophy – Field of Flowers – Magnolia (2012)