TERECHT EEN NIEUWE KLASSIEKER
MET TERUGWERKENDE KRACHT GENIETEN
IN 2007 VERNIEUWEND, NU COURANT DOOR UBER-NICHEAANBOD
Ik schaam me bijna dat ik deze geur niet eerder een blik waardig heb gegund – het proefje dan. Moet te maken hebben gehad met een tijdelijk geurgeheugen-verlies in combinatie met ‘geurmoe’. Terwijl leer en iris tot mijn favoriete (tegenwoordig zeg je fetish) ingrediënten behoren.
Terzijde: ik ga eens een top tien samenstellen van mijn fetish ingrediënten. Die zal waarschijnlijk constant transformeren, gezien smaak en voorkeur bij mij niet in marmer is gebeiteld. Zo vind ik de laatste tijd lavendel weer mooi en interessant; een tijd lang kon ik dit Provence-cliché wel door de wc spoelen. Altijd present in hoogste regionen zal galbanum zijn: de echte dan, niet de synthetisch versie (erg mat en tam zonder sprankeling).
Cuir D’iris 14.1 dus. Toont goed de verfijning aan die de klassieke parfumerie de laatste dertig jaar heeft ondergaan. Hiervoor verantwoordelijk natuurlijk de eerste lichting van nichemerken die de klassieke parfumerie naar een hoger niveau hebben getild – waaronder Pierre Guillaume. Een leergeur werd in dit umfeld lange tijd geassocieerd met stoer, mannelijk en overrompelend. Of als een gedurfd statement wanneer gedragen door een vrouw. Gedenk in deze de klassieker Knize Ten (1924) en de vintagegeur Cuir de Russie (óók 1924) van Chanel. Als je moeite en tijd neemt voor deze krachtpatsers, dan ruik je achter deze stoerheid ook subtiel-bloemig raffinement.
Pierre Guillaume zegt over Cuir D’iris 14.1 (klinkt nogal statig, vaak eigen aan het Frans, dat opgeblazene – de overdrijving een poëtische schijn geven): ‘Een oud en voornaam leer, gepoederd met weelderige oude zwarte iris met tonen van druiven en pure chocolade. Dit ‘irispoeder’ met leer opstijgend in een amberkleurige en kruidige sluierdamp, is sinds de lancering in 2007 een klassieker in de leerfamilie en toont tevens de unieke savoir-faire van Maison Pierre Guillaume Paris’.
Eerst dit: ik geloof zelf niet dat de kleur van de iris een andere geurnuance oplevert, dit ‘praatje’ is volgens mij onderdeel van de mystificatie van het vak en storytelling. Met andere woorden: zwarte iris ruikt niet anders dan de witte of blauwe, of alle andere kleurvariëteiten die je nu hebt. Ik zeg het nog maar een keer: de gefermenteerde en gedroogde wortel is verantwoordelijk voor de poederige noot, die afhankelijk van de omringende bloemen en harsen zowel intens koel als ‘zwoel boudoir’ kan ruiken.
Dan dat: is dit nu ‘wishful smelling’ dat ik in eerste instantie meer druif en chocolade ruik dan de hoofdrolspelers? Hoe krijgt Guillaume het voor elkaar om je zo duidelijk druif te laten ruiken die voor mijn gevoel de hele geur lang op de achtergrond schittert? Een zachte citrusnoot met wat nog meer… raadselachtig die fris-gele zonnige noot gelardeerd met groene accenten.
Nu heb ik het niet meer zo op gourmand en boudoir, daarom moet je Cuir D’iris 14.1 eigenlijk nu met terugwerkende kracht ervaren. Alsof het 2007 is. Toen was de geur echt vernieuwend, juist door leer en iris (deze combi was toen onbekend). Alsof het leer door het irispoeder suède-achtig wordt, en door de gourmandnoot soepel: warme chocolade en houtachtige accenten. Zeg maar een zoete patchoeli-feel; vergeet niet dat Angel van Mugler (1992) ook op basis van patchoeli en chocolade is.
Interessant: hetzelfde jaar verscheen in de L’Art et La Matière-serie van Guerlain Iris Ganache. In deze geur wordt ook gezocht om gourmand (in dit geval witte chocolade en kaneel) met iris en hout te linken. Hoewel hierin leer/suède ontbreekt geeft de som der delen – iris, patchoeli, cederhout, vanille, amber, witte musk – voor mij enigszins hetzelfde gevoel.
En terwijl ik dit allemaal opschrijf, ruik ik nu nog een keer – het was een gul proefje – aan Cuir D’iris 14.1, en weer slingert weer de verrassende druif met smeltende chocolade door mijn neus. Het leer en de iris glorieert minder heftig dan de naam doet vermoeden. Had voor mij wat indringender mogen zijn.


































