ELEGANT BEPOEDERDE ‘ALDEHYDE-BLOEMEN’
Jaar van lancering: 1937/2014
Laatst aangepast: 15/02/15
Neus: Paul Vacher/Thomas Fontaine
Concept&realisatie: Nicolas Chabot
Illustratie: Claude Morel
Fotografie: onbekend
En we gaan nog even door met de kracht van N° 5 (1921) van Chanel, het revolutionaire aldehydenparfum dat decennia bij het grote publiek standaard was (en voor velen nog is) voor Parijse chic en zoveel navolgers zou krijgen.
For bad: Suddenly Woman I (2011), for good: Vega (1936) van Guerlain en Sortilège (1937) – het eerste en beroemdste parfum van Le Galion bij het grote publiek. Paul Vacher verkeerde in de juiste parfumkringen – voor meer info: Snob en Special for Gentlemen – en was dus op de hoogte van geliefde parfumthema’s.
Zijn idee voor Sortilège moet hij zeker gekregen hebben toen hij met André Fraysse werkte aan Lanvins Arpège (1927). Het verschil met N° 5 en Arpège: minder zwaar, minder vol, minder vettig en vrouwelijker in de zin van meer poederige bloemen.
Het ‘gevaar’ met vooroorlogse parfums (wel of niet tijdelijk met tussenpozen van de markt verdwenen) is dat de ze door hun eigen geschiedenis door nieuwe generaties als old fashioned en old school worden ervaren. Maar het tegenstrijdige: deze geschiedenis maakt ze juist ook weer tijdloos. Het beste voorbeeld: N° 5, nooit van de markt verdwenen en hoewel door de decennia heen inhoudelijk aangepast, is de boodschap hetzelfde gebleven: chic – maakt niet uit of dat nu vintage, ouderwets of tijdloos is.
Dat Sortilège lange ook tijd als een grote en populaire klassieker gold, blijkt wel uit de promotiecampagnes die tot 1985 verschenen. Ik herinner me deze geur uit mijn jeugd – stond bij de toen nog van gezondheid blakende V&D naast Nina Ricci, Pierre – waar ben je gebleven? – Cardin en Grès.
Ik was toen in eerste instantie meer gefascineerd door de naam en het logo dan de inhoud. Mijn fantasie werd geprikkeld… een oude boot – onlangs schoot me te binnen dat in het Nederlands galion gewoon galjoen is – met de naam Hekserij, of Zwarte Magie, of Magie, of Toverkunst. Het droomvaren in mijn gedachten begon. Zonder aan de geur te hebben geroken.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Betoverend omschrijf ik de geur na het ruiken, maar dan niet als zwarte magie of behekst, wel op de manier hoe sierlijk de bloemen werken, hoe die elkaar lijken te betoveren – die halen het beste van elkaar naar boven. Of zijn het de aldehyden die voor deze betovering zorgen? Ze raken de bloemen aan die beginnen te dansen. Meestal zorgen aldehyden voor een koele wolk zonder dat je er een of twee bloemen specifiek uit kunt halen, wat telt is het totaalboeket.
En dat verschilt dus per geur. Toch ruik je het verschil met N° 5 direct in de opening, want hoewel je net zoals bij N° 5 direct in de wolk terechtkomt, springen de bloemen – er frisser en zonniger uit, die bloeien in de openlucht in plaats van in een laboratorium.
Elegant hoe de lelie wordt gekoppeld aan sering en narcis – dat ruik ik toch echt in het begin. Een koppige frisheid die langzaam zachter wordt door ylang-ylang – die tempert de metaalachtige koelheid van de aldehyden. En de andere bloemen – jasmijn, mimosa, roos – meeneemt zonder dat die helemaal deze koelheid te verliezen.
De afronding doopt de bloemen onder in een zeer fijnpoederige, zoet-zachte streling van de usual suspects: iris, sandalwood, vetiver, cistus labdanum, musk en amber die samen – na lang rusten op de huid – samen een ‘soort van’ zachte hazelnoottoets weten op te roepen. Vintage, verfijnd, chic – er verschijnt een ‘ideaalbeeld’ van een vrouw waarin het huidige modetrends geen plaats voor lijkt; liever amechtige, verveeld-verweesd kijkende anorexia-angehauchte te jonge topmodellen.
Ik ben op de internet beschrijvingen van de vintage-versies tegengekomen, waarin vol bewondering wordt geschreven over de distinctieve civetnoot. Kan ik me wel iets bij voorstellen. Eén druppel en een parfum krijgt chique bravoure. Maar dat geldt voor bijna voor alle voor- en vlak naoorlogse geuren. Ik hoop op een terugkeer van het dierlijk plezier in parfum. Gaat volgens mij ook gebeuren. Hangt al in de lucht.
Now your talking man. Dit is wat ik bedoel: ….bloemen die in de openlucht bloeien, niet in het laboratorium. Getemperde metaal…
Laat dat nu juist het eerste zijn waar ik aan denk bij een Franse geur. Komt er nog een special over Paul Vacher?
Dag Miriam,
Ik zou wel meer weten over Paul Vacher. De geuren die niet naar bloemen zijn genoemd vind ik het interessant: zijn Rose, Iris en Tubereuse zijn gewoon roos, iris en tuberoos. Niet met een merkwaardige en eigenzinnige invalshoek.
Groeten,
Erik Op 16 feb 2015, om 22:55 heeft GEURENGOEROE het volgende geschreven:
> >
Beste Erik,
Bedankt voor ’t bericht. Zeg, is het jou ook opgevallen dat er vroeger in de bladen gesproken werd over de kamperfoelie die ook kenmerkend zou zijn voor Nr 5. Ik kom het nu nergens meer tegen. Kan het vervangen zijn of zijn de mensen in de war? Overigens je recensies zijn super en orgineel.
Voor Gallion kunnen we zeker naar Marjo of naar Parijs?