EEN RIJKE AMBER ZOALS BIJNA ALLE ANDER (NEO)NICHE AMBERS
INWISSELBARE CHIC
De geschiedenis van amber is rijk, daarover zijn boeken vol geschreven. Waarom? Het komt natuurlijk door de herkomst, de mythologie, de magie en de schoonheid (zowel puur als bewerkt) waarmee het is omringd en de veronderstelde helende werking als je het als sieraad/amulet draagt.
En natuurlijk amber als geur. Amber Alert: dat laatste doet barnsteen (het Nederlandse woord voor amber) dus niet. De miljoenen jaren geleden versteende hars van naaldbomen verspreiden een niet noemenswaardige geur. Alleen verwarmd en dan alleen onder de juiste omstandigheden, verwordt de steen tot olie die dan gecombineerd met salpeterzuur tot een ‘kunstmatige’ musk-parfumsensatie leidt. Althans zo gebeurde het in het oude China.
Nu wordt met een amberparfum een geur bedoeld die rijk, vol, warm, aards, houtachtig, zoetig, kruidig richting zwoel is. De bedoeling: comfort, openhaard, security blanket. En daarmee word je tegenwoordig als het ware doodgegooid. Diegene die de huidige amberparfums in het nichesegment blind van elkaar weet te onderscheiden, die krijgt van mij de prijs die zich op hetzelfde niveau begeeft als de Oscar.
Grappig, of boeiend zoals de je wilt: ik ben pas in de loop der jaren amber gaan waarderen als parfum. Het begon in 2004 met Giorgio Armani’s Ambre Soie. Een van zijn eerste, en een van de eerste house hold names die niche aan het grote publiek presenteerde. Ik was onder de indruk. En daardoor kwam ik erachter dat velen Armani waren voorgegaan – de echte nichemerken dus: Dyptique en L’Artisan Parfumeur. Over doodgooien gesproken: ik zie dat Armani zijn Ambre Soie heeft uitgebreid met met Ambre Orient (2010) en Ambre Eccentrico (2015).
gefossiliseerdamber
Ambergeuren in het (mass)niche-segment onderscheiden zich door het pure, zeg maar basic gevoel. Dus bijna geen citrusfrisse intro en weinig bloemetjes in het hart; de basis wordt direct opgesoupeerd. Dat onderga je dus ook in Ambre d’Alexandrie.
Die onderscheidt zich toch enigszins door zijn licht animale ondertoon – grijze amber, musk en een lichte leernoot (styrax?) – die mooi contrasteert met de zoet-kruidige noten. Beter gezegd: de vanille (in toom gehouden door benzoë) zuigt alle kruidige nuances – ik meen kruidnagel, tabak en nootmuskaat te bespeuren – in zich op. Een hoofdrol is weggelegd voor cistus labdanum (dat eigenlijk synoniem staat voor amber). Die is hier donker, kruidig en aards met die merkwaardige lichte bloemige ondertoon.
Mooi en zo, maar zoals gezegd inwisselbaar. Dit blijkt wel uit mijn Google-zoekerij: ik bleef maar Van Cleef & Arpels invullen in plaats van Boucheron. En eveneens uit de alternatieven die www.wikiparfum.com voorstelt (zie foto onder). Wel weer grappig: hoe ik ook google – nergens een toelichting van het juweliershuis zelf te bespeuren – ook niet op www.boucheron.com. Ergens één zinnetje: ‘geïnspireerd door de stad Alexandrië, een flamboyant en weelderig kruispunt van handel en cultuur’. Dat kun je natuurlijk zeggen van elke stad met een groots verleden. Ambre d’Allepo?
Vreemd: alleen verkrijgbaar in 125ml. Best wel veel. Net zoals de andere geuren uit The Collection. Eveneens – hoe origineel, hoe chic – vernoemd naar historische steden: Oud de Carthage, Cuir de Venise en Neroli Isaphan.
WEER EEN NIEUW LABEL BIJNA VERDRINKEND IN MARKETING EN STORYTELLING
HOE RUIKT EEN ‘OUTSIDER ART’-GEUR EIGENLIJK?
CONVENTIONELER DAN JE DENKT
HOE RUIKT EEN ‘OUTSIDER ART’-GEUR EIGENLIJK?
Het wordt steeds moeilijker om met een open, vooroordeelvrije blik een nieuw merk te beoordelen. Wijt het aan leeftijd, wijt het aan ervaring, wijt het aan de pret om nieuw opgelaten luchtballonen (gevuld met goede bedoelingen verpakt in marketingbla-bla-bla) door te prikken.
Tegelijkertijd kan ik soms een vleugje bewondering niet onderdrukken vanwege de schaamteloosheid waarmee als smaakvol en ‘exclusief’ veronderstelde onderwerpen ‘parfumwaardig’ (lees: salonfähig) worden gemaakt. Dus toen ik Art Brüt zag voorbijkomen, dacht ik: ‘WTF, moet dat nu?’, ‘Shit, is dan ook niets meer heilig?’
Voor de nog onwetenden: Art Brut (niet te verwarren met Art Brutalisme) is geen stijl, maar zijn niet aan een bepaalde periode gebonden werken van meestal autodidacten (waarvan sommigen in inrichtingen verbleven; nee, Vincent van Gogh is een geval apart) die de regels van de conventionele kunstwereld negeren of afwijzen en buiten de marges daarvan min of meer geobsedeerd hun eigen vormentaal en thematiek verbeelden. Een meer populaire classificatie nu: outsider art.
Het was wijnhandelaar-kunstschilder Jean Dubuffet die het begrip Art Brut in 1948 met zijn Compagnie de l’Art Brut introduceerde in de kelders van de Galerie René Drouin op de Place Vendôme Parijs. Zijn bedoeling: ‘kunst (tekeningen, schilderijen, haakwerken, gemodelleerde of gesculpteerde figuren) met een spontaan en inventief karakter, die zo weinig mogelijk afhankelijk is van de gewone kunst of van culturele voorschriften en die komen van duistere personen vreemd aan de professionele artistieke milieus’.
Is dit ook het uitgangspunt voor een nieuw parfumlabel, dan: alle remmen los. Dat ervaar je dus op de site van Art Brüt. De ronkende intro: ‘Onze parfums zijn manifestaties van momenten, zowel vluchtig als onvergetelijk. Ze vangen de essentie van het leven in al zijn facetten – van diepe melancholie tot extatische vreugde. Onze parfums zijn er om de onuitgesproken gevoelens die ons definiëren sensueel te consolideren en de wereld in te brengen. Elke geur vertelt een verhaal en is een unieke creatie waarvan het idee diep in de menselijke ziel graaft. Het gaat om de vrijheid om jezelf te uiten, indien mogelijk zonder compromissen, om jezelf te vinden’.
Echt, nog nooit gehoord: ‘vluchtig als onvergetelijk’, ‘elke geur vertelt een verhaal en is een unieke creatie’ en – hou je vast, nu het cliché der clichés – ‘de vrijheid om jezelf te uiten’.
Als je je echt in deze wereld wilt storten, prijs je dan gelukkig. Art Brüt is een totaalconcept: dus je kunt AI-kunst kopen (wat volgens mij haaks staat op de filosofie van Art Brut), is er een blog, FAQ en kun je het muzikaal ondergaan: Art Brüt werkt namelijk samen met de popgroep Tocotronic.
Dat wordt toegelciht met nog zo’n parfumcliché: ‘In de muziek, net als in de parfumerie, spreken we van noten, akkoorden en composities. Beide kunstvormen streven naar een harmonieuze balans – een melodie voor de neus, een geur voor de oren. Net zoals een liedje zich langzaam ontvouwt, van de eerste noot tot de laatste echo, ontwikkelt een parfum zich over uren en laat een spoor achter dat nog lang nagalmt’.
Dit klinkt wel heel erg seventies Yves Rocherparfumromantiek. Dus moet het wat meer hard core: ‘Elke geur heeft zijn eigen soundscape – daarom creëren we voor elke geur een unieke soundtrack – een echo van wat het oproept wanneer het gedragen wordt’. Tuurlijk.
Vraag van Geurengoeroe: ‘Het is me niet allemaal helemaal duidelijk, kun je nog iets meer over je drijfveren vertellen?’ Hij leest in ‘Who we Are: ‘Onze parfums zijn het resultaat van een ongebreidelde, bijna kinderlijke nieuwsgierigheid ontsnapt aan de conventieregels. We flirten met dilettantisme, die wonderlijke onvolledigheid die ons bevrijdt. We willen grenzen verleggen, niet creëren.’
Verder nog iets? ‘Luxe is voor ons geen vies woord. Onze parfums zijn niet elitair en bedoeld om toegang te bieden – een open deur voor iedereen die erdoorheen wil stappen. We streven naar een zintuiglijke ervaring die zich openbaart aan onafhankelijke persoonlijkheden zonder hen te verstikken in gelijkvormigheid. Ons doel: niet de loutere bevestiging van het verwachte, maar de onverwachte verbazing – een meedogenloos spel met het denkbare’.
Pffffff… bla-bla-bla. Het zal allemaal wel. Wat mij irriteert is dat de geuren – Angst, Disko Disko, Chasing Ghosts, Weltschmerz en Am I Jesus, Eau My God – worden gemaakt met de klassieke, conventionele ingrediënten: ik heb bij geen enkele geur een vreemd, gek of maf aroma gezien. Niks ‘buiten de marges’ of ‘geobsedeerde vormentaal en thematiek’. Er wordt braaf binnen de lijntjes gecomponeerd door de parfumeurs van Flair Paris. Dat is niet zomaar een samenwerking maar een uit ‘echte passie’ en ‘wederzijds respect’ met als ‘doel het perfecte parfum te creëren door het samenspel van expertise, creativiteit en een diepgaand begrip van de kunst van het parfum maken’. Ja, zo kan-ie wel weer.
Niet zo vreemd dat Art Brüt mij doet denken aan Der Duft en J.F. Schwarloze Berlin: allemaal afkomstig uit Duitsland, en alle drie heel erg arty-farty geïnspireerd dat bijna verdrinkt in de marketing en storytelling. Ben benieuwd wat het gaat doen. Tenslotte: is 50ml vanaf € 60,00 en 100ml vanaf € 120,00 niet elitair en toegankelijk?
Kan me niet herinneren dat ik deze geur eerder onder ogen heb gehad, maar kwam hem bij toeval tegen – op zoek naar een ander – proefje. Bij het bekijken van Parfums Quartana’s site vraag ik me inmiddels wel af: ben ik te oud en te wijs voor dit soort storytelling of is het narratief gewoon passé? Een serie ‘les potions fatales’ noemen, zet mijn gaapspieren direct in werking (twintig jaar geleden waarschijnlijk iets langzamer).
Want: hoezo cliché? Niet alleen in naam, maar eveneens in gedachte: het negental ‘fatale drankjes’ verkent aldus de oprichter ‘de verraderlijke schoonheid en intrigerende overlevering van ’s werelds giftigste bloemen. Verleidelijk en gevaarlijk, zijn ze door de geschiedenis heen voor duistere doeleinden gebruikt. Geef toe aan hun charmes, geef toe aan een geurige femme of homme fatale. Verleidelijk aan de buitenkant, maar uiteindelijk duister, sinister en dodelijk’.
Dat zijn dus volgens Parfums Quartana respectievelijk lelietje-van-dalen, alruin (mandrake), digitalis, wolfskers (belladonna), rode zijdeplant (bloodflower), wolfswortel of monnikskap (wolfbane), dolle kervel (hemlock), papaver (poppy) en datura. Ik heb ze allemaal wel eens voorbij zien komen, heb ze allemaal wel eens beschreven – in naam en in geur.
Maar vergeet niet: het zijn het sap, de fijngewreven bessen, bladeren of wortels die de gevaarlijke stoffen bevatten met ieder zo hun eigen merkwaardige bijwerking (koeien lijken dronken na het eten van dolle kervel – ik gun ze deze afwisseling). Het is dus níet de geur; de meeste van deze giftige planten verspreiden sowieso geen of nauwelijks waarneembaar aroma. Dus wat krijg je? Negen fantasiegeuren die met een andere naam ook dezelfde olfactorische uitwerking zouden hebben gehad. Je vindt ze lekker, aangenaam, fascinerend, draagbaar of niet.
Afgaande op site, kun je niet anders concluderen dat Parfums Quartana succesvol is, want overladen met prijzen en dus serieus genomen door de branche. De oprichter dwingt sowieso respect af door zijn nederigheid: ‘Na Six Scents, richtte ik in 2014 Parfums Quartana op voor het creëren van verbluffend unieke, meesterlijk gemengde conceptuele parfums van ’s werelds beste essentiële oliën en moleculen. Onze ethiek: eenvoudig en stevig. De parfumeur en ik brengen pas een geur uit wanneer die niet meer verder voor verbetering vatbaar is, of dat nu maanden of jaren duurt. Deze compromisloze toewijding aan uitmuntendheid heeft ons twee van prestigieuze awards opgeleverd: The Fragrance Foundation’s Perfume Extraordinaire (2017) voor Poppy Soma en de Art & Olfaction Independent Category Award voor Space-Age (2023)’.
Alruin in het wild
Jammer dan, en dus niet echt serieus te nemen (als grap vast niet bedoeld, gezien de ernst van de site) wanneer je op de ingrediëntenlijst van Mandrake onder meer een alruinbloem- én dodelijk verslavingsakkoord leest. Dat kan dus van alles zijn, of niets gezien deze twee akkoorden ‘stom’, reukloos zijn. En je weet dus niet wat deze twee toevoegen aan de verwerkte appel, berkenblad en -wortel, bergamot, patchoeli, rabarber, kardemom, suède, leer, vanille en sandelhout.
Neemt niet weg dat Mandrake fascinerend is. Ik noem het wel eens lekker scheel, wil zeggen de ingedriënten leveren een geur op die enigszins afwijkt van de norm. Niets hemelsbestormend, maar waarvan de doorsnee-ruiker toch even van opkijkt lijkt me. Scheel is hier volgens mij de combi van berkenblad en -wortel (zacht, zalvend, fris), appel (fris, zoet), rabarber (fris, zuur) en kardemom (fris groen). Ik wist niet dat berkenwortel iets olfactiefs oplevert, het zij zo.
Het geeft in ieder geval en groen-zurige opening die knispert en waar de zon overheen heeft geschenen. De overgang naar de basis is lekker langzaam en transformeert Mandrake tot een klassieke, ik zou bijna zeggen mannelijke houtgeur (een strakke patchoeli) met verzachtende ondertoon van suède, leer en sandelhout. Stoer-chique zonder testosteron-effect dankzij het achterwege blijven van welke synthetische variant op ambergrijs dan ook.
In mijn achterhoofd ruik ik Mandragore(2004) van Annick Goutal. De Franse naam voor alruin. Die is voor mij – om maar een parfumcliché te gebruiken – mysterieuzer. Zonet ‘ter controle’ weer even geroken. Anders fris, anders luchtig, anders zoet – wrang, bitterzoet. Zonder grote woorden, zonder imponeren in alle bescheidenheid gelanceerd, maar vanzelfsprekend. Een prachtig parfum. Kan de maker van Mandrake, Joseph Quartana, nog wat van leren.
Misschien een vreemde associatie. Ik ben een groot van The X Files: surrealistische en bovennatuurlijke verhalen op intelligente en esthetische wijze aantrekkelijk uitgelegd. De titels van de afleveringen waren vaak verrassend, want vaak niet Engels – wat de mystiek en de vervreemding vergrootte. Vier waren Duits: en die verwoorden perfecte het unheimische gevoel van de inhoud: Unruhe, Sein und Zeit, Herrenvolk, Die Hand die Verletzt – heerlijk.
Dat zelfde gevoel ervaar ik ook, zij het minder sterk, bij sommige namen van J.F. Schwarzlose – zouden ook titels van The X Files kunnen zijn: Zeitgeist (2012) en Rausch bijvoorbeeld. Beide uit 2012 alweer (hebben die zolang in mijn monstervoorraad gelegen?).
Leuke geuren in de zin van très toegankelijk, très draagbaar maar toch duidelijk anders dan de mainstream middelmaat uit de ketenparfumerie. Dat komt op het conto van de ingrediënten, die zijn net was anders zijn ‘dan je gewend bent’, of ‘nieuw’.
Onderga je goed in Zeitgeist. Het verhaal: ‘De frisse geur belichaamt de moderne kant van het verenigde Berlijn dat tegenstellingen samenbrengt. Denk de nieuwe architectuur van het voormalige grensgebied (zoals Potsdamer Platz), denk de bossen en parken’. J.F. Schwarzlose spreekt niet van top, hart en basis, maar classificeert in stemmingen. In Zeitgeist zijn dat dus respectievelijk ‘sexiness’, ‘variabiliteit’ en ‘avant garde’. Met een interessante uitkomst die ik typeer als aquatisch amber.
‘Sexiness’ is warm door ‘extreem amber’ met daaronder een koele stroom van calone en algenabsoluut. Het effect geen koel helder fris water, maar een frisgroene sensatie dat naar de ‘variabiliteit’ doorstroomt – inspiratie: de uitgestrekte wateroppervlakten van de Wannsee en Müggelsee. Waar het zich mengt met een ‘moscomplex’ (wat het groene effect versterkt) en ‘huideigen’ musks. Met een synthetisch en toch weer niet synthetisch effect. Zit er tussenin : poederig, warm met een cleane finish zonder wasmiddel-effect.
Dit gaat soepel over in – ‘avant garde’ – een donkere, warme noot opgeroepen met ‘leatherwood’. Slimme naam, want met wat fantasie ruik je leer en hout. En toch blijft de lichte toets bewaard. Dat snap ik dan weer niet, vooral het laatste woord: ‘Leatherwood staat voor puristisch en modern vanwege de symbiose van veranderlijkheid en duurzaamheid’.
Rausch Stimmung
Maakt niet uit, goede geur. Voor hem, voor haar, maar ik denk – een vooroordeel onderweg naar u – dat Zeitgeist eerder de eerste zal bekoren. Want vrouwen hebben over het algemeen moeite met duidelijke houtgeuren, maar dan weer niet met oudh – voor velen het meest intense hout dat je je maar kunt voorstellen.
En dat ruik je in Rausch: J.F. Schwarzlose Berlins eerste geur niet gebaseerd op een oude, ooit gebruikte naam als ik het goed heb begrepen. Ik ben er nooit geweest, maar ken uit tweede hand wel de wilde verhalen: de Berlijnse club Berghain waarin dingen gebeuren die het daglicht niet kan velen.
Dezelfde neus van Zeitgeist, Véronique Nyberg, dook er ook in onder ter inspiratie. De uitkomst: een donkere geur cirkelend rondom een elegante variatie op oudh. Al vaker gedaan, maar het blijft fascinerend: peper in de opening. Geeft aan deze oudh een mooi ijl effect. Het zou zo maar kunnen zijn dat er geen enkele druppel gecertificeerde oudh in Raus voorkomt, want met een goede kwaliteit cypriol, sandelhout en patchoeli kom je aardig in de buurt van een milde oudh-sensatie.
Deze oudh wordt in toom gehouden, getemd door vanille en amber. Aangenaam, maar voor een ‘werkelijk bedwelmend resultaat’ (aldus Schwarloze) ontbreekt er voor mijn gevoel iets: zweet. En dat kun je zo makkelijk oproepen met komijn of met old fashioned dierlijke ingrediënten (in de synthetische variant weliswaar) als bevergeil en civet.
Dan kom je werkelijk in Rausch-achtige sferen, iets wat Tom Ford voorstelde met zijn Engelse variant Rush – met name de For Men-versie uit 2000. De naam schijnt geïnspireerd te zijn op de klassieker onder de poppers die veel in het nachtcircuit wordt gesnuifd terwijl je je in het zweet danst. Nou dan weet je…
Dat de inhoud van een flacon er steeds minder toedoet, kom je te weten als je deze long read tot het einde leest. In de geur die ik bespreek, komt veel samen: de geschiedenis, de geschiedenis van een parfumhuis, het ermee pronken en tegelijkertijd het niet respecteren ervan door de ‘opkopers’. En dan alle clichés gepaard gaand rondom het herontdekken van een voor eeuwig gesloten gewaand huis. Plus: een onverwachte kennismaking met een verrassende geur – meer door de geschiedenis, dan de compositie.
Ik ontdekte Sketch ongeveer een jaar geleden op een, voor mijn gevoel, erg ‘jaren tachtig/negentig klassieke parfumreclame’-manier. Wil zeggen: had het idee alsof ik in een commercial terecht was gekomen. Denk: Estée Lauder, denk Yves Saint Laurent. Denk: upcoming old grey man verward door een parfum dat hij ruikt. Wie is die vrouw? Waar komt deze ‘belle of the ball’ vandaan? Hoezo alweer verdwenen in het niets, iedereen verwarrend achterlatend, gelijk het parfum… dat vervolgens in beeld verschijnt met een outro: ‘For the woman who thought she had everything’. Zoiets.
Zat zo: was uitgenodigd voor een verjaardagsboottochtje over de Amstel en zat met een aantal mensen benedendeks te keuvelen, toen mijn neus richting wenteltrap ging. Concentratie in optima – parfum – forma, want ik ervaarde een klassiek-heerlijk geval van ‘parfum snelt draagster vooruit’. Ik nam een enorme wolk waar ‘gedragen door twee benen’ die sierlijk de trap afkwamen.
Wie is dat? Toen herkende ik haar – ik wist dat ze erg van parfums hield. Een zakenpartner van de jarige jet. Wou in haar nek verdwijnen – mocht ik, deed ik. Jeetje, wat is dat toch lekker die intieme combinatie van huid en haar ‘gelardeerd’ met in dit geval een parfum van oosterse allure. Bekend, vertrouwd en toch weer niet – flarden van Shalimar en Musc Ravageur. Aangezien ik de naam had onthouden – Sketch klinkt origineel én zo voor de hand; nog niet zo heel lang geleden de eerste twee voorwaarden voor commercieel succes – ging ik googelen en werd overvallen door een sombere bui. Waarover later meer.
Een jaar later: spreek de draagster weer. Ik geef haar een proefje van Musc Ravageur – dit verhaal wordt nu onderbroken door een commerciële boodschap – en een 20ml flacon van Vanille Vilaine, een geur uit mijn nieuwe upcycle parfumlijn Re-Arrange. Een melange van niche, weliswaar monotone vanillegeuren met een über-injectie aan korianderolie plus patchoeli- en jasmijnolie (op de kop getikt op een rommelmarkt). Vol, zwoel en stoer-kruidig. Drie jaar gerijpt en – grappig – onlangs in mijn WeekendWinkel gekocht door een jonge zeer parfum-kritische vrouw uit Bahrein. Einde commercial.
De oprichters
De draagster in kwestie geeft mij ‘in ruil’ een proefje van De Geur. Hoe ontdekt? Bij Skins. Waarom? Deed haar denken aan Shalimar dat haar moeder altijd gebruikte. Inmiddels heeft ze Musc Ravageur gekocht en heb ik haar een proefje gegeven van Bal à Versailles – want als je van diep-sensuele parfums met animale nasleep houdt, dan moet je die ook ontdekken.
Los van de geur, viel ik met Sketch in een andere verbazing: wéér een vergeten parfumhuis uit de mottenballen gehaald. In dit geval door drie jonge mannen – Anthony, Paul, Victorien; kan geen achternamen vinden – die elkaar ontmoeten op de École Supérieure du parfum en in al het eerste studiejaar – ‘gepassioneerd, onbevreesd en vooral heel zorgeloos’ – besluiten een eigen parfummerk te creëren. Lang verhaal kort: hun ‘niet aflatende liefde voor parfums begin 20ste eeuw en interesse in vintagegeuren dreef ze, zonder het te weten, naar de Reine des Abeilles-parfumerie die ze tijdens hun onderzoek waren tegengekomen’. Et voilà: ‘De restauratie van Maison Violet leek ons voor de hand liggend’. Zelf noemen ze Reine des Abeilles (bijenkoningin) op hun site Queen Bee – nou dat zal Beyoncé zeker ter ore zijn gekomen.
Het trio blaast nogal hoog van de toren met de bewering dat ‘door klassieke schema’s te moderniseren, hebben we het neoklassieke genre opnieuw uitgevonden, een parfumerie afgestoft die nooit meer verouderd zal zijn. Het bewijs dat vintageparfumerie het modernisme is dat de industrie ontbeert’. Het is wel GoogleTranslate, maar toch: weer die opgeblazen overdrijving – laten we het typisch Frans luxe vocabulaire noemen.
Interessant en verrassend: de overeenkomsten tussen Violet en Guerlain. De bij als logo (had Guerlain die ook vanaf het begin?). Nog een: hetzelfde oprichtingsjaar: 1828. Nog een: het pleasen van de nieuwe elite door net gestarte parfumhuizen. In dit geval van de door een staatsgreep (1853) aan de macht gekomen Napoleon III en zijn vrouw keizerin Eugénie. Zowel Guerlain als Violet eerden haar. De eerste met het nu ‘legendarische’ Eau de Cologne Impériale (1853) en Violet met Eau de Beauté de Sa Majesté L’Impératrice en Fleur de Riz Rosée (een anti-alle-huidaandoeningen-rijstpoeder).
Maar het smeichelen bij de ‘nieuwe wereldorde’ door Maison Violet begon al eerder. Namelijk bij de oom van Napoléon III, de echte Napoléon. Want het eerste parfum – sommige historici noemen 1806 als oprichtingsdatum van Maison Violet in plaats van 1828 – dat het presenteerde, heette Joséphine, vernoemd naar de eerste vrouw van Napoléon Bonaparte. Van wie Violet trouwens het symbool van de bij had overgenomen (Guerlain wellicht ook). De toen nog jonge keizer, koos dit insect vanwege de associatie met onsterfelijkheid en wederopstanding, en het voor de usurpator een manier was om te breken met de lelie, sinds de Merovingers (de eerste Franse koninklijke dynastie) symbool van het Franse koningshuis.
Het inlikken moet hebben gewerkt, want niet lang daarna kreeg Violet goedkeuring van keizerin Joséphine elle-même en werd het huis uitgeroepen tot hofleverancier. Vanaf 1828 gebruikte het parfumerie Violet als bedrijfsnaam (vandaar de verwarring wellicht betreffende oprichtingsjaar) met als ondertitel A la Reine des Abeilles.
Er zijn ook historici die beweren dat voor de naam Violet werd gekozen omdat het de favoriete parfumbloem van de keizerin was – als een verhuld bedankje. Is volgens mij klinkklare onzin omdat Napoléon I na de slag van Waterloo in 1815 voorgoed was verbannen naar St Helena en daar in 1828 overleed (Joséphine ‘al’ in 1814 in Rueil-Malmaison). Nog zoiets: volgens overlevering was Joséphine’s lievelingsgeur musk: nog jaren naar haar dood zouden haar vertrekken in het Louvre, Versailles en Malmaison ernaar hebben geroken.
In ieder geval, als je denkt dat alleen Creed en Guerlain de Europese hoven voorzagen van reukwaters, weet dan dat Violet voor de Russische keizerin (heel onzorgvuldig: welke wordt niet vermeld) Brises de Mai creëerde, Gouttes de Violette voor koningin Victoria, Champaka voor haar oudste zoon Edward en door koningin Isabella II van Spanje werd aangesteld als hofleverancier.
Nu dan de geur Sketch. De compositie is gebaseerd op een formule uit 1900 (heette Ambre Royal) en de naam op de gelijknamige geur uit 1924. Klinkt in eerste instantie verwarrend, ongeveer hetzelfde wanneer in 2123 bij het herontdekken van Yves Saint Laurent als parfumhuis ze de formule Opium stoppen in de flacon van Paris.
Hoe zien de ‘re-oprichters’ Anthony, Paul en Victorien de creatie? Ta-da: ‘De rijkdom wordt slechts geëvenaard door de elegantie van zijn ontwaken. Het is de schets van een potloodstreep op bladgoud. Diep, sensueel en geruststellend, het is het theater van alle mogelijkheden. Aan het einde van de show, verbluft het door zijn nederige dwaasheid. Een juweel, een bijzondere versiering, een stralende halsketting voor de ziel’.
Ze gaan nog even door: ‘Sketch is mysterie, een woody amber, spelend met de codes en zijn olfactorische familie herinterpreteert. Zijn mix van chypre en patchoeli met zijn vluchtige nootmuskaat en overvloedige tuberoos zijn de definitie van moderniteit en erfgoed. Deze cult-paradox (come again?) wordt gestreeld door pittige bergamot en peper. Alles verpakt in een muskachtige cocon. Een historisch-eigentijdse geur’. Zo nu jullie weer.
Maar toch, door deze zelfverheerlijking heen ruik je toch een bijzondere geur – heb inmiddels een royale proef van een parfumfan toegestuurd gekregen – gemaakt door alles-kunner Nathalie Lorson. In a nutshell: top – nootmuskaat, roze peper, bergamot; hart – tuberoos, roos; basis – vanille, patchoeli en tonkaboon. Maar er gebeurt zoveel meer.
Mooi om te ruiken, dat een neus een keer een duidelijk nootmuskaat-noot durft te gebruiken, want als je je neus dieper in de specerij steekt, neem je meer waar dat alleen het bekende kruidige aspect; wordt ‘een beetje grijs’ en krijgt een zoetige ondertoon. Dan ruik je door de nootmuskaat even een frisse whiff van bergamot en roze peper om vervolgens ruim baan te geven aan – in dit geval – een erg milky-creamy tuberoos die de nootmuskaat mooi in zich opzuigt. En op een bepaalde manier ook spettert – Tubéreuse Criminelle spookt door mijn hoofd door een mentholachtige noot. De tuberoos begint vervolgens warm te worden, te smeulen zoals je wilt, begint zich op te maken voor de amberbasis.
En die is ever so chic. Komt door de patchoeli die door zijn houtachtige ‘vochtigheid’ garandeert dat de oosterse ambiance niet plat en eendimensionaal blijft – vaak het geval bij vanille en tonkaboon (die zijn van een topkwaliteit en ook verantwoordelijk voor de poederachtige en lichte gourmand-cocon op het eind). Mooi is ook de roos die subtiel naast de tuberoos bloeit – geeft een extra bloemige zoetheid, rijkdom én tegelijkertijd zo’n lekker tut-gevoel (positief bedoeld). Klassiek, degelijk, veilig – moet denken aan operabezoek. Sketch is van nu maar heeft voor mij een retro-vintage vibe – zwevend tussen (niet schrikken) Yves Rocher en Chanel. Dat komt omdat ik ook sliert aldehyden ‘met anijs’ waarneem (denk in dit geval haarlak) die voor mij het veilige chic-gevoel oproept.
Het venijn zit’m in de staart. Niet in de geur, maar in mijn kritiek. Want, jongens wat is de presentatie toch pover in vergelijk met het oorspronkelijk vormgegeven Sketch. Wat een subtiliteit in de advertentie en flacon – met de judaspenning als uitgangspunt. En dan het lettertype! Écht over nagedacht. Vergeet niet dat in die tijd (les années folles de la jeunesse dorée) de concurrentie in de parfumindustrie even moordend was als nu en dat dat juist een aanzet was om met gedurfde en onderscheidende esthetiek je handtekening onder een product te zetten.
Daar is weinig van terug te zien in de slaapverwekkende standaardflacon en dito dop. Alleen de verpakking komt petite, petite, ietsiepietsie in de buurt van wat Violet ooit uitstraalde. Mag het ietsje meer zijn? En dat Violet goed naar de concurrentie (of eigenlijk het belangrijkste merk in de luxe parfumindustrie) heeft gekeken, zie je bij de teaser op Youtube (nog niet eens 600 views): wel heel erg geënt op de promofilmpjes van Chanel.
Ontzettend onfatsoenlijk – en mensen tolereren het: tijdens een interview je zonnebril ophouden. Anne Wintour (American Vogue) heeft er een handje van. Ik haak af. Ook bij zorgvuldig gestylde fotoportretten van whomever, denk ik: ‘Laat maar.’ Dus toen ik het parfumproefpakketje van Der Duft openmaakte en ik de oprichter op de foto niet in de ogen kon kijken… de eerste horde-hindernis was er.
Horde twee: wéér een nieuw label dat uit een bekend vaatje tapt: een persoon – Anselm Skogstad – die elke geur van zijn septet presenteert ‘als een narratief, gecreëerd in samenwerking met exceptionele parfumeurs die hij enorm bewondert, ondanks hun associatie met verschillende genres’.
Ik kan het woord narratief niet meer horen. ‘Exceptioneel’. ‘Bewondert’. Toe maar. Ook zoiets: ‘Ik creëerde een huis met een eenvoudige boodschap voor iedereen geïnteresseerd in geur. Verdere uitleg of ingewikkelde verhalen zijn niet nodig. Der Duft is to the point. Het is de bedoeling dat elk parfum zijn eigen verhaal en associatie creëert voor degene die het draagt.’
Verdere uitleg of ingewikkelde verhalen zijn niet nodig… Come again? De laatste zin vind ik nogal… daarnaast krijgen de verschillende neuzen ruim baan hun – voor de buitenstaander – creatieve (door veel mensen als ingewikkeld geïnterpreteerd) verhaal toe te lichten. Van de zeven ken ik er twee – Miguel Matos en Nathalie Festhauer. De andere zie ik voor het eerst. Loop ik achter? Zou zo maar kunnen.
Oh, ik vergis me blijkt, excuses, zie nu in het begeleidende boekje dat de neus zonder zonnebril achter de geur Monopteros ook de oprichter (en tevens Duits-Amerikaans kunstenaar en fotojournalist) is.
Ik probeer me dit merk op de winkelvloer voor te stellen. Moet ik als klant dan bij kennismaking de zeven verschillende verhalen aanhoren, voor ik een keuze kan maken? Bij verhaal vier begint mijn geduld op te raken. Dan moeten de geuren wel erg intrigeren, wil je niet verder lopen. Online, kun je de tijd nemen, maar dan weer niet ruiken.
Niet makkelijk. En dat is nu juist het probleem en tegelijkertijd het wonderlijke: dat nieuwkomers nog steeds een plek op de plank weten te veroveren – maar er vallen natuurlijk ook regelmatig ‘nieuwkomers’ van af.
Zal wel niet… Maria van Geuren verkoopt dus sinds kort ook Der Duft. Dus een paar vragen.
Aan wat voor een soort klant stel je dit merk voor?
‘Aangezien ik alleen op afspraak werk, weet ik al snel wie ik dus voor me heb. Bij Der Duft gaat dat snel. Niet aan ‘klassieke klanten’ – denk secretaresse, dokter-assistente.’
Aan wie dan wel?
‘Geurkenners – mensen die namen van neuzen kennen -, yuppen (denk le labo-klanten), klanten met geld die anders willen ruiken dan de rest. Je maakt immers met je geur een statement.’
Wat zeg je over de filosofie van het merk, de gedachte achter de geuren?
‘Doe ik niet. Verhaal is vaak niet interessant, vindt de klant vaak vervelend om te horen. Het wordt dan te snel een verkooppraatje.’
Waarom voor Der Duft gekozen?
‘Op een bepaalde manier tóch vernieuwend. De geuren worden verbonden door een groene, frisse noot. En dat past wel bij de marketing. Ik verwacht veel van dit merk. Het is anders en de prijzen zijn ook redelijk.’
Behandel je elke geur? Zeven in dit geval.
‘Hangt ervan af. Is een kwestie van gevoel, de juiste vragen stellen en echt goed luisteren. Ik vraag vaak bij een nieuw merk, of klanten hun ogen willen sluiten waardoor ze ‘open’ in verschillende geuren kunnen stappen.’
‘Als ik merk dat het te veel wordt, vraag ik gewoon of ze het nog wel leuk vinden. ‘Doet het wat me je?’ Ik wil geen geuren aansmeren.’
‘Ook altijd leuk om te vragen: ‘Welke drie geuren gaan mee naar een andere planeet’?’
‘Trouwens, het valt me op dat veel klanten via via aan hun favorieten komen. Zo rook ik bij iemand Escapade Gourmande van Maison Mataha. Moest ik hebben. Verkoop hem nu. Niet aan te slepen.’
Hier Geurengoeroe weer. Dat van die over het algemeen lichte toon klopt. Maar wel een die voorbij de klassieke citrusopening gaat. Act van Prin Lomros, blijft wat dat betreft daarbij het dichtst in de buurt, maar krijgt vervolgens een soort ‘mannelijke’ ondertoon door tabak, cipres en mos. Moet denken aan de vintage jaren vijftig mannengeuren (Rochas) door die nog steeds boeiende combinatie van soapy en hout; blijft warm (en droog) zonder dat het te clean wordt.
Grappig (of interessant zoals je wilt) is dat ik de handtekening – warm, aards, zwoel, duidelijk – van Miguel Matos direct herken in de twee door hem geleverde geuren. Pride (lekker geil-sensueel door die slimme bloemschikking van jasmijn en narcis die lekker broeierig wordt door de diepe basis). Gaat iets meer de diepte in dan Cinematic. Ook broeierig, maar dan chiquer en statiger – flarden jaren dertig amberparfums komen voorbij zonder dat het muf wordt – en dat komt weer door die vriendelijk-moderne opening van petitgrain, gember en kardemom.
Ik geloof dat Match (Anne-Sophie Behaghel) mijn favoriet is. En dat komt doordat ik me de laatste tijd aan het verdiepen ben in komijn – met zijn vermogen om menselijk zweet olfactief op te roepen. Wordt lekker gelinkt aan peper om daarna onder te gaan in een houtbasis (sandel, ceder, vetiver, ‘karmahout’) zacht gemaakt door suède en smeuïge irisboter. En toch opgetild door gember en grapefruit waardoor de geur niet dichtslaat.
Canvas door Freddie Albrighton wordt flink in de grondverf gezet door een overvloedige combi van appel, framboos, rabarber op een vreemde manier lekker zoet gemaakt door anijs, honing en zoethout. Ik heb het idee dat ik het allemaal ruik, voor je kennismaakt met het echte schilderswerk: een zoet bloemenhart omringd door pittig-kruidige nuances. De ‘final touch’ – vetiver, patchoeli – schraagt het geheel, en hier ook weer: het geheel blijft mooi zweven tussen licht boven en donker beneden.
Privilege loopt eveneens over van de smaakmakers. Beetje te veel misschien. En lichter van toon dan je op basis van de basis zou verwachten. Door een groen-zoete sluier (geleid door galbanum en zwarte bes onder begeleiding van rabarber, wortelzaad, lelietje-van-dalen, marine- en minerale noten) is het de iris die er voor mij uitspringt, is als het ware springlevend en blijft lekker ‘fris’ hangen zonder dat de poederigheid verloren gaat.
Monopteros van de oprichter – is een lekkervreemd. Lekker: de aldehyden die de rest – koffie, neroli, framboos, komkommer, roos, nootmuskaat, zwarter peper, kardemon – ondersteunt. Alleen is het moeilijk deze ingrediënten te herkennen. Ik ‘proef’ de koffie vermengd met peper, nootmuskaat en kardemom. Framboos: not. Komkommer: not. Wat je krijgt is een goed voorbeeld van een abstracte geur – je ruikt iets, of je ruikt niets. Wat is het eigenlijk? Een sfeer, een impressie, nietszeggend maar dan positief bedoeld.
Schijnt zo te zijn, dat hippe connaisseur-consumenten van nu nergens naar willen ruiken, maar dat moet dan wel een nichegeur zijn. Daar past dan Der Duft goed bij. Ze weten eigenlijk niet wat ze ruiken, en dat hoeft ook niet. Ze ruiken in ieder geval iets prettigs. En daar gaat het om.
‘VERWARRENDE’, VERBAZINGWEKKENDE GEUREN DOELGROEPTECHNISCH GEZIEN DAN
DAAROM BLIJFT HET PARFUMVAK INSPIREREND
Een van mijn Marc Jacobs-recensies – Daisy Love Spring – had als uitsmijter: ‘Marc Jacobs, young girls deserve better, take them more serious! Twee en een half jaar later, zeg ik: ‘Je neemt ze nu wel héél serieus!’ Want het Daisy Paradise-trio 2023 heeft inhoudelijks niets vandoen met de ‘happy-frolic-girls-walking-in-meadows-enjoying-summerfelt’-experiences die je als ‘typisch Jacobs’ en ‘typisch Daisy’ kunt typeren. Dus geen vrolijk-fruitige, lichtbloemige geuren met een lichte gourmand- dan wel witte musktoets in de afronding.
Nee, this is different cookie; dit is andere koek. De drie gaan richting niche, of zijn eigenlijk niche wat mij betreft. Je zou bijna denken dat Coty (de licentiehouder) een fout heeft gemaakt; verwisseld met de nieuwe mainstreamers van Bottega Veneta, Tiffany & Co en MiuMiu? Wat deze drie betreft: zijn die er al of nog?
Dan neem je de marketing voor lief. Zal wel – het trio ‘legt de vrije allure vast van een zonsondergangwandeling door een veld bloeiende bloemen in een fenomenaal landschap’. De daaropvolgende omschrijving, komt dichter in de buurt van de ‘waarheid’: ‘Elke geur heeft roze en paarse getinte noten die het comfortabele gevoel oproepen van de warme aarde gestreeld door de zon’.
Dit slaat – wat ‘kleurgevoel’ betreft – onder meer op de verwerkte (niet-natuurlijke, maar bewerkte) versies van roze peper, lavendel en iris. Maar níet op: attar mitti, patchoeli, slagroom, papaver, ‘eikenchips’ (ik denk dat de bast van de boom wordt bedoeld).
Geen frisse, lichte of wat voor een bloemen dan ook, het trio heeft eerder iets aards, iets ‘stoffigs’ met houtaccent. Ik dacht bij de eerste kennismaking: ‘Ruik ik nu zo slecht, ik ruik alleen de nasleep. Maar steek je je neus er dieper in, dan ruik je meer. Zij het licht, zij het – hoe omschrijf je zo’n gevoel – aarzelend.
Neem Daisy Eau So Fresh Paradise. Ik moet bekennen: blind had ik het er ze niet direct uitgehaald. Maar door het lezen van de ‘fact check’ ruik ik inderdaad roze peper – prikkelend, kruidig met een lichtbloemige toets. Daar past de lavendel goed bij. Die ruikt niet alleen zoals we hem kennen: fris, bloemig met zoete nasleep, maar eerder droog, stoffig, soort van aards. En dat komt op conto van – en dat is wel héél interessant – attar mitti.
Diegenen die mijn Ici India XL verhaal hebben gelezen, weten wat ik bedoel. Hoewel bescheiden, ervaar je hier een basis die anders is (moet je er wel bij willen stilstaan). Dus niet de usual suspects – witte musk, without, blanke patchoeli, gourmand – maar een ‘nieuwe’ vorm van aardsheid, een nieuwe vorm van warmte. Nog een keer: zie mijn beschrijving van attar mitti in Ici India XL. Ook hier te bescheiden, maar toch: chapeau!
Even interessant: Daisy Love Paradise. Indien intenser, had deze mix ook van Serge Lutens kunnen zijn. Dan was de droge zoetheid van iris het gevecht aangegaan met de sompig-vochtige aardse noot van patchoeli. Nu blijft het meer bij een ‘vermoeden’, een sfeer, maar nog steeds een andere kijk op geur. Als kers op de taart, is er een slagroom-finish. Niet vol en romig, maar bescheiden.
De geur die ik het minst begrijp, of beter gezegd: ik weet niet wat ik ruik, ‘moet’ ruiken is Daisy Marc Jacobs Paradise. Naar mijn idee is (de opening) papaver (maanzaad) reukloos. Ik ga komend najaar goed opletten bij de oogst van de buren; die hebben me toch grote papaverbloemen – zo groot als de bloem op Daisy Love. De eikenchips (hart) denk ik te ruiken. Althans ik ruik een idee van hout, dat voor hetzelfde geld kastanje- of beukenchips had kunnen zijn.
Maar het is de basis die ik direct herken, en verdomde snel zijn plaats opeist: ambrox – yep de ‘veganistische’ variant van grijze amber. Waardoor Daisy Marc Jacobs Paradise qua ‘maak de basis je hoofdattractie’ in de buurt komt van Escentric Molecules.
Ik kan – doe het nog een keer – niet anders zeggen: boeiend, gewaagd uitgaande van de – tot nu toe – onschuldige uitstraling van de Daisy-geuren. Ben benieuwd of dit het startschot is van deze alternatieve kijk op geuren, of dat het een eenmalig uitje betreft. I hope the first.
12 Noir Absolu Collection Prestige van JC Parfums is een treffend voorbeeld van hoe ‘echte niche’ steeds moeilijker te onderscheiden lijkt van ‘nepniche’. I love it, want het onderstreept des te meer dat ‘alles’ waar niche zich op beroept – exclusiviteit en allerbeste kwaliteit van ingrediënten en eigenzinnige en gewaagde composities – eigenlijk marketingonzin is. Maar wel een zeer goed geslaagde. Chapeau!
De ‘kenners’ moeten misschien denken aan La Collection Privée van Christian Dior – ik in ieder geval. Hoewel je je natuurlijk kunt afvragen of La Collection Privée wel ‘echte niche’ is, hebben beide merken dezelfde uitstraling. Want hoewel de een zwart, de ander wit gepresenteerd, is de etikettering, omdoos, gewicht van de flacon en dop, en presentatie bijna een laken van hetzelfde pak.
En de geur dan? Flauw (of niet) om te zeggen, maar blind geroken zou ik er – ik gebruik deze omschrijving niet graag in verband met geur, maar het is het eerste wat in me opkwam – in zijn gestonken; ‘Niche!” 12 Noir Absolu is warm, vol, gul en schommelt olfactorisch tussen Ambre Nuit en Patchouly Impérial met een vleugje Oud Isaphan.
Het verhaal achter de geur, klinkt wat vreemd en af en toe onbedoeld grappig, maar dat ligt hoogstwaarschijnlijk aan de vertaling: ‘Dit metaforische sap dompelt je onder in een onverwacht en vreemd concentraat van donkere bossen en witte bloemen. Deze geuren stuwen je soms op een reis naar de donkerste bossen met patchoeli, agarhout, dierlijk hout, zwarte bes, soms in een reis onberispelijk door jasmijn en narcissen. Het hele gebeuren is absoluut verontrustend tot het punt dat het bijna onwerkelijk wordt’. Let op het gebruik van soms.
De opgegeven ingrediënten. Top: zwarte bessensiroop, aquatische noten, hart: cyclaam, narcis, sambacjasmijn, roos, en basis; oud, patchoeli, wierook en benzoïne.
Eerlijk gezegd: het komt er allemaal niet uit wat erin zit. Aan de opening ontbreekt de sprankeling die deze twee kunnen oproepen met name als je zwarte bes onderdompelt in waternoten. Mijn maat der dingen wat frisse zwarte bes betreft: Hermès’ Amazone Eau Fraîcheur. Gebeurt niet.
Het hart is echt ‘spannend’ door de originele combi van (het weinig) gebruikte cyclaam en (dito) narcis. Ik ruik het alleen niet echt. Dus geen patsboem-effect van mierzoete cyclaam (think pink) en supergele, supergeile narcis. Samen moet dat iets ‘meeslepends sensueels’ opleveren. Gebeurt niet echt.
Dat komt voor een groot gedeelte op conto van de basis. De ingrediënten daarvan lijken overgedoseerd waardoor je er als het ware direct mee in aanraking komt, zonder opening en hart mee te krijgen. Dat is vaak de makke met oud-angehauchte geuren, de basis eist te snel de aandacht op.
Maar dat zullen waarschijnlijk – hier volgt een vooroordeel – de meeste gebruikers juist prettig vinden. Die zitten niet echt te wachten op – hier volgt er nog een – een bedwelmende ontmoeting tussen cyclaam en narcis. Wel op een gulle en krachtige geur – en nog een – en dat wordt tegenwoordig geassocieerd met niche.
Laten we de boel eens omdraaien: wat zou Dior gedaan hebben met deze ingrediënten? Ik vermoed en ik hoop dat het een verzwelgende bloemengeur zou zijn geworden gesmoord door oriëntaals hout. Nog iets: ik denk ook niet dat de liefhebber van La Collection Privée op zoek is naar JC Parfums. Andersom wel. Of is dit ook een vooroordeel?
Lees net dat 12 Noir Absolu is ‘ontleend’ aan Matière Noire van Louis Vuitton. Interessant. Gemaakt door Jacques Cavallier. Nu denk ik dat ik mijn gewenste verzwelgende bloemengeur aangereikt zal krijgen.
Kwam – net zoals Van Der Zotte – ook voorbij op mijn tijdslijn, en niet één keer, maar tig: Cliff Vintage. Ik naar de site, tester-set aangevraagd die binnen no time bij mij op de deurmat viel. Niet zo vreemd. Cliff Vintage komt uit Emmen zie ik op het postadres en ik woon in Gees. Ziet er goed en helemaal nu uit: niets is van plastic behalve de sluiters van de proefjes.
Storytelling: ‘Twee hartsvrienden zaten in een bar singel malt whisky te drinken, mijmerend over de fijnere dingen in het leven en pratend over de goeie oude tijd. Een beleving, toen de geur van de gerijpte whisky hen herinnerde aan het vervlogen tijdperk. Het bracht hen op het lumineuze idee om de perfecte gentlemen’s parfum te creëren met diezelfde beleving. Een goed product dat niet gaat over smaak of geur maar gebaseerd is op een levensstijl. In ieder geval een geur waarbij de vrouw des huizes vraagt: waar was jij? En zo geschiede.’
Ik kan het niet laten, zal wel met mijn ‘investigate journalism’- en eindredactie-achtergrond te maken hebben: hier slechts een paar kanttekeningen. Het is toch single en geen singel? En zo geschiedde? Het is niet de, maar het parfum. Wat is ‘het vervlogen tijdperk’? Alsof je over de tijd van, pak’m beet, Willem van Oranje praat. Graag zag ik de levensstijl gedefinieerd. Want een levensstijl kan ook fout zijn. Nu krijg ik hatemail want ik denk dan direct aan Gordon. En kan eveneens als onaantrekkelijk ervaren worden – ik heb bijvoorbeeld niets met de levensstijl van Conny Witteman.
Tja, ‘de vrouw des huizes’, dat doet een beetje-behoorlijk belegen aan. Zo van onder ons gesproken en gezwegen, ‘die heeft thuis de broek aan’. Hierop voortbordurend: gezellig rolbevestigend bezig Cliff Vintage. Whiskey is een echt mannending. Not! Ik ken ‘genoeg’ vrouwen die het drinken. Met en zonder ijs.
Verrassender dan je zou vermoeden
En deze gebrekkige storytelling is allemaal niet echt nodig omdat de geuren gewoon goed zijn. Maar voor ik die bespreek, iets anders. ‘In de wereld van parfums’ is whisk(e)y al vaker een inspiratiebron geweest. Maar dan meestal in een chique, soort van vintage Givenchy Gentleman-achtige allure of connotaties hebbend met ‘those were the days’ mannensociëteiten en -clubs in Londen. Vaak resulterend in houtachtige geuren met een flinke vanille-injectie, kruiden en andere zoetmakers.
Maar dat is nu veranderd: zoals cognac on the rocks drie decennia geleden werd ontdekt door de hiphop en r&b-scene in Amerika, zo wordt whisk(e)y nu anders beleefd. Het heeft zijn chique, country-ambiance verlaten en is marketingtechnisch klaargestoomd voor blokes, lads en gewone hardwerkend kerels die rondom het zelf aangestoken haardvuur, zittend op steigerhout-gestylde meubels (die soms per ongeluk ook voor brandhout worden aangezien) het reuze oer-gezellig en smaak hebben. Sommigen laten natuurlijk hun baard staan en laten die nauwkeurig bijwerken bij de lokale barbershop – en daar wordt nog net geen whisky geschonken (maar Cliff Vintage soms wel verkocht).
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Grappig. Bij Silver heb ik een puur vintage-gevoel. En dat voelt lekker aan. Doet me denken aan mannelijke chypres uit midden jaren zeventig met groene noten en eikenmos-ondertoon – zowel in de opening als doorlopend naar de drydown. Zij het alleen wat minder scherp en knallend (toch ervaar ik ook een lichte terpentijn-noot). Ik herken de opgegeven ingrediënten als zodanig niet, de roos uitgezonderd, want daarvoor zit je te snel in de basis van aangenaam ‘warm-sensueel’ hout. Maar Silver komt, zoals je wil, aardig dicht in de buurt van whiskybeleving.
Dat heb ik dus totaal niet met de Gold-variatie. Is voor mij het tegenovergestelde van ‘mannelijk’ en ‘tough guy’. Ik ervaar een overload aan witte bloemen waarvan de indolen gekieteld lijken te worden door mijn fetish-ingrediënt: civet. Subtiel aanwezig. Mooi is het verloop van de compositie: langzaam worden de bloemen overgoten door honing die daarna als het ware worden opgezogen door het leer. En bijzonder: je krijgt het gevoel alsof de zon schijnt ‘de hele geur door’. Gold associeer ik met chic, ‘vrouwelijk’ en klassiek. En Jasmin & Cigarette van Etat Libre Orange dwarrelt door mijn hoofd. Deze ga ik bestellen.
Platina: alsof je je hoofd soort van in een houten whiskyvat stopt. Uiterst aangenaam. De neroli is heerlijk bloemig, de amber kleurt en geurt als whisky, en het cederhout houdt het geheel mooi strak (in het vat). De geur is voor mijn gevoel het meest ‘mannelijk’; dus het meest toegankelijk voor de beoogde doelgroep dan. En lekker, sommigen interpreteren het als vies, maar ik moet ook een beetje denken aan de klassieke schoenenpoets – kan ook zo heerlijk smeuïg ‘zoethout’-achtig ruiken.
Ik zeg het niet vaak, omdat het te vaak wordt gezegd: ik ben aangenaam verrast. En net zoals Van Der Zotte is dit trio origineler – zowel in compositie als in ‘aanpak’ – dan de gemiddelde mannengeur die je nu treft op de schappen van de ketenparfumerie. En je koopt ook nog eens lokaal. En de geuren blijven inderdaad lekker lang hangen. Ben benieuwd naar de neus, zal toch niet… ?
Hoe herken je een slechte cabaretier? Volgens mij als hij/zij deze vraag aan het publiek stelt: ‘Hebben jullie dat nou ook?’ Geurengoeroe heeft dit: door de aanhoudende stroom nieuwkomers raakt hij steeds sneller uitgekeken op een (tot voor kort door hem aangenaam bevonden) merk nog niet zolang geleden opgericht. Social media zal er mee te maken hebben, bedenkt hij zich: mensen lezen steeds minder, kijken steeds meer maar ook vluchtiger en scrollen steeds sneller; de aandachtspanne is als een vingerveeg over je smartphone-scherm.
Net zoals in de muziekscene, duurt in de parfumbusiness echte roem gemiddeld tien à vijftien jaar. Daarna kun je braaf als brand nieuwe geuren blijven produceren en tegelijkertijd op je lauweren rusten. Gezellig meedoen aan ‘herinnert-u-zich-deze-nog’-festivals en -docu’s. In vergetelheid raken en ondertussen toch rentenierend van je royalties. Voor je het weet breng je als parfumeur je eigen geuren als vintage op de markt.
Vintage Atkinsons: Eleven en een naamloze
Voorbeeld: Atkinons. Eeuwen oud (anno 1799) – heb twee vintage geuren van ze in mijn kabinet: Eleven en een qua naam niet meer traceerbare. Dan vanaf de jaren zeventig steeds cheaper wordend (onderste plank drogisterij-niveau), gevolgd door vergetelheid. Vervolgens overgenomen door een nieuwe investeerder die, moet gezegd, met die typische Britse humor, het huis in 2013 een wedergeboorte geeft van heb ik me jou daar.
Alles vond ik leuk in het begin: de namen, de inspiratie en natuurlijk de geuren zelf. Maar na een paar jaar dacht ik: ‘Mag het ietsje minder?’ De doorstart begon met een kwintet, gevolgd door een stortvloed (de teller staat nu op 38) waardoor me het iets te veel money driven werd, in plaats van ‘zorgvuldig’ een naam opbouwen. Bij de meest recente Atkinsons’ denk ik: ‘Zal wel’, terwijl sommige namen toch prikkelen. Zoals het met de Hollandse geschiedenis beladen Tulipe Noire uit 2019.
Wat ook niet echt helpt qua serieus nemen: het merk is behoorlijk aan het stunten. Of laat het zich stunten? Door ‘oude voorraad’, parallelhandel of nauwelijks van echt te onderscheiden made-in-China-klonen?Tulipe Noire 100 ml kost bij www.parfumaria.com € 150,00. Bij www.bol.com € 89,43. Trouwens Atkinons kun je bijvoorbeeld ook vervangen door Atelier Cologne. Het verschil: opgericht in 2010. Aantal geuren: twee meer.
Nu – eindelijk! – Beaufort. Hier de link: de story-telling-marketing gaat verder waar Atkinsons ophoudt. Met verve en wéér die so called understated humor, concentreert het merk zich op een ander aspect waar Great Britain maar niet genoeg van krijgt. Namelijk van hun eens those were the days rijke ‘Rule Britannia! Britannia rule the waves. Britons never, never, never shall be slaves’-geschiedenis en dan met name het maritieme gedeelte. Niet alleen komt het heroïsche aspect bij Beaufort aan bod, maar ook de handel, ontdekkingstochten en – hoe woke! – de oorlogvoering
De oprichter van Beaufort London is Leo Crabtree die – how storytelling smart is that – stamt uit een familie van zeelieden, kunstenaars en creatieve geesten. Ga maar na: geboren op een woonboot op de Theems omringd door een (groot)vader die dol waren op boten (logisch lijkt me). Maar Crabtree is meer dan dat, want ook nog bekend muzikant, namelijk drummer van The Prodigy.
Wow, echt zo’n stoere, getatoeëerde woesteling die duidelijk maakt dat het puur, echt genieten van geur niet in een aura van inclusive gayness of old school Yvo van Regteren Altena-chic hoeft te hangen. Rauw & ruw als lifestyle is ook een verdienmodel. Alvast meegenomen: de bezoekers van zijn concerten en kopers van zijn cd’s zijn potentieel interessant.
‘Hé, zet die bril eens af Crabtree (&Evelyn)!’
Hoe ontstaan? Crabtree voer de cosmeticawereld binnen met zijn eigen, zelfbenoemde ’s werelds beste snorwax. Vervolgens geuren. Rake & Ruin valt in de Revenants-serie waarin Britse historische figuren als inspiratiebron dienen. Going back in time: in 1751 verklaarde de schrijver Henry Fielding dat ‘gin-shops ongetwijfeld de kwekerijen van allerlei ondeugd en slechtheid zijn’. Om deze ondergang van de openbare deugd te illustreren, schilderde William Hogarth acht doeken getiteld A Rake’s Progress waarin de protagonist Tom Rakewell door zijn liederlijkheid, boven zijn stand leven, prostituees en gokken het onderspit delft en eindigt in het gekkenhuis. De moraal van het verhaal?
Hogarths degeneratiescènes, herleven we dus in Rake & Ruin. Een geur, aldus het promotiepraatje, ‘die een avond in een taveerne vastlegt met botanische ingrediënten van de dranken die de glazen vulden, het donkere hout van de vloeren waarop ze werden gemorst en dierlijke toespelingen op de liederlijke daden die plaatsvonden’.
Gin als inspiratie is natuurlijk niet nieuw en in feite niet meer en niet minder een melange van jeneverbes en diverse kruiden gemengd met lichtere smaakmakers denk citrus. Men drinke: Gin Fizz. Gin (jeneverbes), ruik je ook heel aangenaam in Versace’s The Dreamer (1996), Hermès’ Rocabar (1998) en Atkinsons 24 Old Bond Street(2013).
Het verschil: Rake & Ruin is donkerder en ‘vuiler’. Mooi is dat de jeneverbes direct in de opening versterkt wordt door spar/den waarvan je de etherische terpentijn-noot goed waarneemt. Ook mooi: het wordt al maar pittiger. Door szechuanpeper (gedroogde geurig-aromatische bes met citroennuance) en roze peper (pittig-zoet scherp). En ook een soort van sensueler (engelwortel). Eveneens fascinerend: het hart met haar innovatieve combi van leer en zoethout. Het effect: ruige zoetheid.
Vies-lekker, lekker-vies
En dan, moet de dirt en viezigheid nog over je heen komen. Opgeroepen met ambrarome (moeilijk woord voor cistus labdanum; een parfum op zich deze mengeling van leer, peper, teer, koffie, tabak), castoreum (dierlijk-geil dus) en costus (omschreven als ongewassen haar – de geur van door zon verwarmde hoofdhuid en haarwortels; de geur van de vacht van een kat).
Maar echt ‘vies’ wordt het niet. Dat kan ook komen doordat ik te veel gewend ben en/of wens. Ik onderga in ieder geval geen sterk rottend gin-zweet huidakkoord. Ondanks, of dankzij, de driestap-raketsopbouw, heeft de geur eendimensionale ‘gelaagdheid’. Een pre volgens anderen. Je krijgt de geurexplosie als een kanonskogel in één keer in je gezicht geblast. Als de kruidwolken zijn neergedaald, merk je dat er meer lagen te begeuren zijn.
Wat ik nu het allergrappigst vindt aan Crabtree, is dat deze stoere, met inkt volgespoten British bloke ook geurkaarsen verkoopt. Ideetje van zijn vriendin? Of mag je dat tegenwoordig niet meer zeggen?