STILTE VOOR DE STORM IN EEN BOOMGAARD?
Jaar van lancering: 2010
Laatst aangepast: 28/02/16
Neus: Pierre Guillaume
Concept & realisatie: Pierre Guillaume
Even ter herinnering: Pierre Guillaume vindt dat parfum na literatuur, poëzie, dans, muziek, beeldhouwen, schilderen en film de achtste kunstvorm is. Ik gaan hierin mee in zoverre dat hier de laatste jaren steeds minder sprake van is, ondanks de verniching van de branche. Meer en meer geuren zijn als oude wijn in nieuwe zakken die door een mix van gebrek aan kennis en snobisme door veel klanten als zoete koek wordt geslikt.
Om aanspraak te kunnen maken hierop en/of deze zelfbenoemde onderscheiding van zijn werk te rechtvaardigen is, past Guillaume in Huitième Art nieuwe extrahatietechnieken toe om aroma’s van planten, bloemen en fruit vrij te laten en nog beter tot zijn recht te laten komen.
Vraag is natuurlijk of je dat ruikt of dat het in de volkswijsheidcategorie valt: vader is de wens van de gedachte. Ik opteer bij Ciel d’Airain voor het laatste. De geur is meer dan aangenaam, maar geeft me geen vernieuwende of verrassende sensatie in de zin dat ik de gebruikte ingrediënten niet anders dan normaal ervaar.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Wel boeiend: de geur is meer dan een optelsom van de ingrediënten: peer, vijg, zoute olijf en ambergris. Want je ruikt meer en meer in de ontwikkeling de som der delen, het ontstijgt het en geeft geheel een rijk en vol ‘boeket’ – misschien komt dat nu juist wel op conto van Guillaume’s technieken.
De geur komt je als een vriendelijke wind toegewaaid. Alleen Ciel d’Airain heeft voor mij niets onheilspellends. Ik voel de dreigende storm niet waarvan de wolken zich verzamelen boven het Como-meer om vandaar uit ‘verderf en onheil’ te komen zaaien in die aardige, afgeschermde boomgaard waar Guillaume zijn inspiratie opdeed. Maar ik ruik ook geen vol zomerse geur. Het heeft iets ‘beschaduuwds’. Deze boomgaard draagt eigenlijk slechts twee vruchtdragende bomen: peer en vijg zonder een citrushint. En die doen aangenaam natuurlijk aan.
De plakkerige überzoetheid van de rijpe peer wordt mooi gecompenseerd door de zoetheid van een nog niet helemaal rijpe vijg. Je ruikt voor mijn gevoel eigenlijk meer het wrang-groene blad en het groen-verhoornde hout. In verhouding, van pak’m beet 40, 30, 30.
Maar dat kan ook komen door gezouten olijf, of voor mij eerder olijfhout. Ik moet daar aan denken, omdat in dit opzicht Ciel d’Airain mij weer doet denken aan Life Essence (1996) van Fendi met zijn opvallende olijfboomhoutgeur – is me altijd bijgebleven: warm, gedroogd met een groene zweem. Maar zout? De afronding voor mijn gevoel wordt eerder ziltig gemaakt door ambergris die in Ciel d’Airain een compositie op zichzelf is. Merkwaardig door de amberachtige zoetheid zonder weeïg te worden, heb ik af en toe de associatie met een oud-gourmandcreatie. Want ik ruik eveneens iets romigs, een toefje amandel, een takje heliotroop… En al die zilt-zoetige ontwikkelt zich op mijn huid tot een zacht-elegante houten finish.