AANGENAAM MANNENTRIO
CHIC ANNO TOEN, CHIC ANNO NU GEASSEMBLEERD
Jaar van lancering: 2015
Laatst aangepast: 26/01/15
Neus: Vanina Murraciole, Thomas Fontaine
Mannen en geuren is echt een gay-thing. Vaak een courante opinie. Ach ja, zal wel. Hi-hi-hi-ha-ha-ha: er zijn ook steeds meer homo’s die bewust anti-geur zijn (als onderdeel van hun ‘gay lifestyle’). Wat eerder het geval is volgens mij: heteromannen ‘durven’ niet voor hun fascinatie voor geuren, als ze die al hebben, uit de kast te komen. Voor de meeste blijft het meestal bij een onhandig uitgesproken ‘lekker-gôh-wat aardig-bedankt’ bij ontvangst van een verjaardag-, Vaderdag- en Sinterklaascadeau.
Ze gebruiken geuren omdat ‘het moet’, omdat ‘iedereen het doet’ en – hoe fijn! – worden er een beetje chic van. Dat heeft de industrie ze aangeleerd. Maar afvragen of ze een geur wel of niet lekker vinden, dat niet. Wel waar: in mijn vrienden-, kennissen- en werkkring ken ik weinig hetero’s die er ‘openlijk’ voor uit komen.
Een vriend/collega ‘vertegenwoordigt’ helemaal zoals het zou moeten zijn. Hij stelt zich wel vragen, heeft zijn voorkeuren ontwikkeld maar blijft nieuwsgierig. Als ik hem geuren laat ruiken, gaat hij er helemaal in op. Spuit ze op zijn polsen, haalt diep adem en sluit zijn ogen. Even niet storen. Je ziet hem denken, dromen en zoeken naar raakpunten, herkenning. Zijn eerste reactie bij de nieuwe geuren van Le Galion – Cuir, Aesthete en Vetyver: ‘Blinken uit in understatement. Gaan niet kapot door teveel, door teveel niche te willen zijn’. Een treffende omschrijving én juiste aanbeveling.
Dit trio zorgt er voor dat de verhouding vrouwen- en mannengeuren in de Le Galioncollectie meer recht is getrokken. En verhouden zich anders doordat ze ‘in principe’ niet gebaseerd zijn op oude formules, maar ‘zo goed als nieuw’ zijn. Links met het verleden zijn er. Cuir refereert aan de nu vintagecreaties die de oprichter – Paul Vacher – maakte voor Lanvin (Scandal uit 1931) en Dior (Diorling uit 1963). En Vetyver brengt op een nieuwe, eigentijdse manier Eau de Vetyver (1968) tot leven. Aesthete is van een andere orde: een hommage aan Paul Vacher, volgens mij een van de meest interessante parfumhuisoprichters waar ik me nog een keer in ga verdiepen.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Om met laatste te beginnen: dit is, zoals ik het noem, een slimme geur. Combineert vintage (leer) met niche-flair: oud. Merkwaardig: hoewel ik zelden een persoon, in de vorm een hommage, kan combineren met de geur (zowel qua naam, zowel qua inhoud) die aan hem is opgedragen, ervaar ik dat wel een beetje met Aesthete waarmee de oprichter van Le Galion in de bloemetjes wordt gezet.
Want de compositie is geraffineerd en op een bepaalde manier esthetisch omdat de geur niet schreeuwt; het presenteert ‘zijn’ oud niet op een platte, onontkoombare manier. Denk oer-leverancier Montale. En toch zit je er direct in. Nog een keer merkwaardig: ik had bij de opening een Parfum d’Empire’s Wazamba-gevoel (gelanceerd in 2008) door de eigenaardige aaneenrijging van kruiden. Warm, broeïerig, pittig – doet denken aan een zouk-bezoek, exotische contreien.
Mooi in dit geval de ‘vloeiende’ beweging van bergamot, wierook, davana-gras en saffraan. Fris maar donker, kruidig maar ‘stroef’. Hieruit volgt een exquise combinatie van oud (hier meer kamferachtig dan medicinaal met een subtiel-bloemige nasleep die doet denken aan – niet schrikken – ‘gezoute’ viooltjes) en leer. Leer in tweespalt, want zowel zacht als stug.
Beter gezegd: het leer blijft zacht door vanille en sandelhout, en tegelijkertijd weerbarstig stug door guaiachout (linkt mooi met de rokerigheid van wierook) en doordat de kruiden blijven nawerken in de basis. Een vleugje castoreum, hoewel ‘geil’ qua boodschap, geeft Aesthete een definitief chique ondertoon, zonder vintage te worden. Traditioneel chic – door de goede kwaliteit – met modern esprit door hoe ze in verhouding tot elkaar staan.
Wat geuren betreft, ben ik ook vaak een estheet die met liefde – gecombineerd met een paar flinke tikken – talloze nieuwkomers bejegent die oude wijn in nieuwe zakken verkopen. En gedraag me daarnaast graag als snob. Mijn eerste gedachte in deze bij Cuir: wordt nog spannender als je hem mengt met Aesthete. De reden: hoewel mooi, elegant en de juiste combinatie tussen viriel en verfijnd blijft Cuir toch een ‘gewone’ leergeur.
Laat ik het anders schrijven: zet Cuir tussen negen andere ‘broeders’ uit de nichesector – ik vraag me af of ik’m er direct zou uit pakken en vol trots zeg: ‘Dit is natuurlijk Le Galion, geen twijfel mogelijk’. Het onderscheid zit hem voornamelijk in de opening. Ik had nog niet van Vanina Murraciole – ze tekende ook voor Aesthete – gehoord, maar de manier waarop ze de elemi-hars in de opening overdoseert smaakt naar meer. Elemi-hars is meestal een begeleider in de basis, maar ‘toont’ hier dat het zijn balsem- en melkachtige, licht frisse en tegelijkertijd aardse karakter ook goed als opening kan laten functioneren.
In dit geval: het geeft de bergamot direct een chic-elegante toets en wrijft het leer in de basis mooi zacht. Dieper door ruikend valt op hoe rokerig-ijl, beetje weeïg de leer zich uit. Komt volgens mij door de andere overdosering: ziltig en houtachtig ambergris, mooi zacht gemaakt door sandelhout en musk. Maar, frappant, hoe ik ook ruik: in mijn gedachten zie ik geen witte lelies verschijnen. En verder door ruikend, heb ik sterker het gevoel dat dit leer schipbreuk heeft geleden, door stormen op het strand te pletter is geslagen. En ja, soms kom je er later achter, moet ik toch constateren dat deze Cuir anders is: Cuir d’Ambregris voor mij. Wil niet nog steeds niet zeggen, dat ik hem er direct uitpik bij een blindentest.
En dan Vetyver gemaakt door de neus die de eerste acht re-edities van Le Galion verzorgde: Thomas Fontaine. Ten eerste: Vetyver ‘leest’ chiquer dan Vetiver of Vétiver. Het ‘allerchiqueste’ voor mij: Le Vetyver. Maar dit terzijde. Ik vind vooral de geschiedenis ervan mooi, puur om het feit dat de oorspronkelijke campagne van Eau de Vetyver ‘omgedraaid’ was. De man werd aangesproken ‘via’ een vrouw in plaats van een beeld, een ‘idee’ dat zogenaamd moest appelleren aan zijn mannelijkheid en alle andere clichés gepaard gaand met parfumpromotie voor de man.
Nu de geur. Vooropgesteld: pure vetivers zijn in de loop der jaren synoniem geworden met niche, terwijl ze voorheen chic mainstream waren – denk Guerlain, denk Carven, denk Givenchy. Ketenparfumerie-labels die nu denken met een vetivergeur boven zichzelf uit te stijgen, komen meestal van een koude kermis thuis, zoals Noble Vetiver (2010) van Chopard. Reden: wordt niet meer begrepen door de nieuwe generatie (jonge)mannen, gewend als die zijn aan meer vage melanges dan aan duidelijke olfactorische boodschappen.
Deze Vetyver is fascinerend, hoewel het vertrouwde parcours van fris, beetje bloemig, kruidig, houtig naar aards wordt afgelopen. Doet rare dingen bij mij. De opening is eerst ‘wit’ zoet, wasmiddel-verbena-achtig. Dan een korte flits van ‘fruitzoet’ en krijgt vervolgens merkwaardigerwijze een azijnachtige scherpte (denk dragonazijn). Dat wordt opgeroepen met bergamot, mandarijn en salie (lijkt op dragon in a way). Levert samen een kruidige intensiteit op – die via een licht bloemenspoor van helder lavendel – versterkt door een ‘kruidenbuiltje’ van nootmuskaat en koriander. Dat garandeert ook dat de hoofdrolspeler vetiver warmer en zwoeler wordt – geholpen in de basis door tonkaboon en sandelhout – zonder zijn aardse frisheid te verliezen.