GRASMAAIEN OM EEN – KLASSIEKE – ANIMALE CHYPRE TE ONTDEKKEN
Jaar van lancering: 2014
Laatst aangepast: 08/06/15
Neus: Antonio Gardoni (foto)
Concept & realisatie: Antonio Gardoni
Een goed geëxecuteerd parfum kan de vergelijking met ‘echte kunst’ doorstaan. En dan mag je als liefhebber en/of kenner heel ver in je bewieroking gaan – heb ik ook gedaan. Vaak. Maar er zijn grenzen. Ook voor mij. Net zoals bij analyse van een kunstwerk of het toelichten van een tentoonstelling in een catalogus of artikel door journalisten, schrijvers en curators, moet je de ‘eenvoudige’ kijker zich niet minder laten voelen door in vakjargon te blijven uitweiden.
En ondertussen ook nog eens maatschappelijke, cross-culturele en geo-politieke verbanden zien die hem/haar ontgaat. De beelden en fantasieën die werk in kwestie oproepen daargelaten. Voor je het weet sla je als kenner het bewonderde werk dood. Neem Joost Zwagerman als literaire criticus-analyticus in de Volkskrant en DWDD.
Neem de ‘blogueuse’ http://www.kafkaesqueblog.com. Zij kan geuren zo lang bespiegelen en tegen het licht houden dat, als je niet oppast, aan het eind van haar never ending story de flacon van de besproken geur meer leeg dan vol is en je met stomheid geslagen achterlaat: ‘dat dit allemaal in één geur zit!’ Dit viel me weer op tijdens haar bespreking van Maai (betekent?) van Bogue (betekent kever).
De geur werd me al maanden geleden toegestuurd door www.parfumaria.com. Ik was reeds langer bekend met Antonio Gardoni, en de eigenares van zojuist genoemde internetwinkel had ten overstaan van mij Maai al een paar keer richting hemel geprezen. De geur zit dus al een tijdje bij me ‘op de achterbank’. Wil zeggen: het is een van vele die op mijn bureau staan en waar ik af en toe aan snuif, maar waar ik een-twee-drie niet direct een duidelijke mening over heb. Zoiets moet groeien. Dat Maai me zo bezighoudt, zegt ondertussen genoeg. Maar wil het wonder bij mij niet echt geschieden, dan zwerf ik – dus – af en toe uit over de wereldwijde parfumblogs. Benieuwd of mijn analyse wel of niet correspondeert met wat mijn collega’s over het algemeen denken. En zo kwam ik dus – weer – bij Kafkaesque terecht. Haar bespreking van huize Bogue en Maai – ‘animalic chypre masterpiece’ – lijkt wel een voorbereiding op een dissertatie. Too much.
Wat ik inmiddels via andere www-info heb begrepen: Antonio Gardoni is een Italiaans architect met designbureau die parfums ‘er bij’ doet, die hiermee eerst in kleine kring populair werd, vervolgens ‘breed’ ging. Hij – autodidact – gelooft niet in advertising, marketing en strategic planning. Dat is – in the true sense of the word – echt bewonderenswaardig, maar in nichekringen ook inmiddels verworden tot een cliché-marketingmodule om je te onderscheiden. Niet dat zoiets erg is. Zijn filosofie in een notendop: het samenstellen van een bibiotheek van geuren ‘gestolen’ van de natuur. Hier laat ik het even bij wat zijn kijk op het vak betreft, want what bugs me the most…
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
… al ruikende, al ruikende, al ruikende aan Maai: heb ik al eerder geroken, en wel in geuren die ooit als klassieke chypre begonnen, maar in loop der jaren verhaspeld zijn tot een merkwaardige groene brei gevuld met aldehyden en een musky- en ambergris-ondertoon. Zoals – schrik niet nicheliefhebbers – Acqua di Selva (1949) van Visconti di Modrone en Fabergé’s Brut Classic (1964)
At first sniff: pittig groen, rijk divers droog-kruidig, verschroeid hooi (denk coumarine), fris, aldehyden (en dus soapy), ‘vage’ bloemen, verborgen hout plus een diffuse animale stink-noot. Maar Maai classifiëren als old school vintage-chypre dat niet. Heb ik eerder met Shangri-la (2014) van Hiram Green (ligt ook al een tijdje op mijn achterbank).
Hoewel complex en een mooie, langaanhoudende ontwikkeling, ontbreekt een zekere ruwheid, een zeker ‘botweg’ verzwelgen in mosachtige, smeulende dieptes – voor mij eigen aan een klassiek-dierlijke chypre. Denk Bandit (1944) van Robert Piguet. En ligt dat nou aan mij? Maar de ‘viezige’ diepte ontgaat me. Het is er, maar het lijkt of de civet niet door de aldehyden weet heen te dringen – blijft voor mijn gevoel er een beetje gefrustreerd achter verscholen. Het civetkatje mag dan Maai markeren met zijn geile spoor; op míjn huid ‘vlagt’ hij niet.
Opvallend: de tuberoos gedraagt zich gelijk de civet bij mij. Ik bedoel, deze übergeile ‘roos’ herken ik uit duizenden en in combinatie met civet uit miljoenen; ik begin dan automatisch tevreden te spinnen, maar dat gebeurt bij mij in dit geval sneller met Tubéreuse 3 Animale (2010) van Histoires de Parfums. Het kan natuurlijk zo zijn, dat ik mijn dag, mijn week niet heb; dus voel ik me verplicht over een tijdje Maai nog een keer te doorgronden. Keep you posted.