HEILIG WATER DRINKEND, AL KLOPPENDE OP DE HEMELPOORT OM VOOR EEUWIG TE BRANDEN IN HET VAGEVUUR
Jaar van lancering: 2010, 2012
Laatst aangepast: 08/12/14
Neus: Mark Buxton, Maurice Roucel, Egon Oelkers
Concept & realisatie: Rainer Diersche (foto)
Er zijn van die merken die Geurengoeroe wel kent, maar eigenlijk ‘constant’ over het hoofd ziet. Linari bijvoorbeeld. De reden? Crucify me (door de Army of Lovers – niet de eendagsvliegpopgroep maar de gelijknamige geur van LM Parfums). Of toch maar niet direct. Ik weet het weer: Linari begon, zoals LM Parfums, met geurkaarsen – niet echt mijn ding – voor het zich in 2008 op ‘echte’ parfums ging concentreren.
Wat wel was blijven hangen: de topneuzen die de oprichter had weten te strikken en de sober-sierlijke flacon met noeste houten dop. Minimal niche-chic. Ik werd ‘onlangs’ weer op het merk geattendeerd tijdens de persdag van importeur IBS in het Amsterdams Vondelpark. Acht geuren werden aan me voorgesteld. Vanzelfsprekende kwaliteit. Niet zo vreemd, want Rainer Diersche engageerde hiervoor Maurice Roucel, Mark Buxton en de voor mij onbekende Egon Oelke. Eerlijk gezegd: de motivatie van deze Diersche blinkt niet echt uit door originaliteit: ‘Fragrances are able to create or influence an atmosphere, both consciously and subconsciously, they have the ability to affect our moods and impressions’.
Gaap. Maar we blijven wakker, want ‘they quicken our senses and form the character of sentiments’. Tis-nie-waar! Toch doorgaan: ‘On the route through the world of perfume creations, on the continual search for the ultimate scent few fascinating creations crossed our way which had a magical impact’. Zo dat klinkt lekker arrogant. Voorbeelden graag, want ‘their irrisistible character was determined due to the richness of facets and distinctive opulence’.
En toen raakte Geurengoeroe het spoor bijster in deze beladen choreografie van woorden… en pakte het presentatiepakketje. In het octet vallen drie geuren op door hun religieuze connotatie. En niet met een knipoog maar très serieux zo lijkt het wel.
Alsof Rainer Diersche de zelfbedachte verhalen achter de geuren gelooft en echt gelooft in God, hemel en dus ook hel. Ik volg dit verheven traject in ‘chronologische’ volgorde; ik drink eerst van het heilige water die me op vleugels naar de hemelpoort brengt. Maar, wat blijkt, shit, ik mag de drempel niet over van Petrus – vermoedde ik eigenlijk al. Call it voorgevoel. Mij rest het eeuwig branden in het vagevuur. R.I.P. Rest In Perfume.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Acqua Santa (2010) mag dan door Maurice Roucel zijn samengesteld, het ruikt voor mij naar een herhalingsoefening. Wil zeggen: dit is de zoveelste variatie op Angel (1992) en misschien nog wel meer op Angel Innocence (1996) van Thierry Mugler. En dat is gezien het lanceringsjaar vreemd, zeker voor een nichehuis met zulke hoogdravende woorden. Niet dat de geur niet goed is. Sterker, qua kwaliteit zit het iets hoger, is de afronding minder ‘hard’ dan Mugler en krijgen de bloemen kans mooi door te bloeien. Maar vanaf het eerste zuchtje waan je je ‘Engelse’ kringen door de zoete gebaksnoten die je op de achtergrond ruikt.
Dat zuchtje is lieflijk: groen (onbestemde noten en koriander), fris (bergamot) en zoet-fruitig (zwarte bes) die op de een of andere manier direct al iets ‘aards’ hebben door patchoeli. Origineel gedaan. Het boeket is erg zoet en dat komt doordat de jasmijn, ylang-ylang en het lelietje-van-dalen is versierd met een guirlande van roos en met name cyclaam – met haar specifieke zoetbloemige toets. De afronding brengt je bij de banketbakker op de stoep: karamel en tonkaboon omringd door een poederige musk. Ik associeer de geur niet met heilig water, daarvoor is het te zoet naar mijn idee (ik heb dus nooit Lourdes-water gedronken) maar van de andere kant: iets waterigs en fris heeft Acqua Santa wel.
Geef mij maar Porta del Cielo (2012). Ook fruitig, maar zoveel interessanter. Thanks to Mark Buxton. En dat komt doordat het ‘hemelse’ fruit – bergamot, ananas, framboos – wiegt in een bad davanagras en fresia: groen-zoet, fris, maar ook een beetje droog waardoor de zoetigheid wordt getemperd.
Dat droge komt ook omdat het hart vol van zacht hout is: Australisch sandel- en kasjmierhout. En dat hout zorgt er ook voor dat de bloemen – lelietje-van-dalen, viooltje en oranjebloesem – niet al te uitbundig hun boodschap kunnen verkondigen. Ze zitten als het ware in het hout gegrift dat in de basis lijkt te worden verpulverd door witte musk, vanille, tonkaboon en benzoïne. Het effect: het fijnste poeder denkbaar met een stoer-erotische basis door een heel zuivere, mooi donkere cistus labdanum.
Eeuwig hoeft voor mij niet, maar het is wel aangenaam om in deze geur te branden en op te gaan: Fuoco Infernale (2010). En direct parfumpetje af voor Egon Oelkers. Wat een prachtig, eigenzinnig aaneenrijgen van duister-groene noten die contrasten met elkaar verbindt. Want zowel pittig als bitter, zowel strak als zacht, zowel aarde als lucht, zowel zeer zwoel als zeer etherisch. Je krijgt het allemaal.
In het begin lijkt het net alsof je een lucifer afsteekt – zo’n vreemd buskruitachtig zwavelluchtje. Ik heb geloof ik nog nooit zoveel alsem (waar absint van wordt gemaakt) in één geur geroken. En in dit geval extra droog, hooiachtig en droogzonnig gemaakt met mirte, marjoraan en gurjun (een warm-friskruidig balsem). Het effect: verschroeide aarde. Hier ‘tegenover’: een intens zwoel-dierlijke noot van leer (berkenteer), musk, cistus labdanum en amber die extra duister wordt gemaakt door sterk ronkend wierook.
Dit alles beweegt in verschillende banen om het hemellichaam van deze geur: een donkere, sterk ruikende anjer die bestuift lijkt met een ‘sterrenregen’ van iris-, kaneel- een tonkaboonpoeder die blijft kleven op de stengels van de anjers gemaakt van cederhout. Hoe dieper je in de geur zit, hoe meer je in de buurt van zijn naam komt.