‘EEN BIJTEND GEDICHT; BOODSCHAPPER VAN STUIFWATER, VAN KOORTS’
Jaar van lancering: 2013
Laatst aangepast: 24/09/13
Neus: Jean-Claude Ellena (Olivier Roellinger, samen op de foto onder)
Onlangs stond in de modespecial van de Volkskrant een interview met Miucia Prada, Karl Lagerfeld én een flinke reportage over hoe de tassen van Hermès worden gemaakt. Klinkende labels die inmiddels household names zijn geworden, ook bij de ‘betere’ kranten. Ik vraag me in alle bescheidenheid af: behalve de moderedacteuren, voor hoeveel Volkskrantlezeressen zijn dit namen die in hun dagelijkse doen daadwerkelijk een rol spelen? Ik associeer ze – ken er vele – in ieder geval niet met de gemiddelde fashion victim uit de bovengemiddelde modeglossy die bovenaan aan hun ‘dan ben ik pas echt gelukkig’-verlanglijstje een Kelly of Birkin heeft staan.
Daarvoor zijn deze Hollandaises toch te nuchter (en daar ondertussen eigenlijk best wel trots op). Ze hebben meer plezier in het kopen van een fake Hermès dan the real thing. Haar beste vriendinnen ook. En de kennis of toevallige passant die in eerste instantie ‘De Tas’ voor waar aanziet, begint hieraan snel te twijfelen bij het opnemen van het totaalplaatje. Best wel flodderig, best slorderig – iets waar dit ‘poldermodel’ ondertussen eigenlijk best wel trots op is.
Met geuren ligt het natuurlijk iets anders. Die kan iedereen zich tegenwoordig veroorloven. Ook de echte! Worden niet echt als een noodzakelijk goed gezien. Heb je er bij. Krijg je meestal cadeau op verjaar-, moeder- en feestdagen. Ik mag het mis hebben, maar de gemiddelde Volkskrantlezeres (en de rest van Nederland) weet volgens mij niet wat voor een soort geuren ze echt lekker vindt. Ze maakt, ondanks de parfumervaring die ze in de loop der jaren opdoet, voornamelijk het onderscheid tussen lekker en vies. Wat dat precies is, dat onderzoekt ze niet echt waardoor ze nooit tot háár parfum komt. Jammer.
Hoe zal ze op Epice Marine reageren, als ze die überhaupt ‘ontmoet’. Want net zoals een echte Hermèstas kun je hier alleen terecht bij de Hermès-winkels. En, nog zoiets, er kleeft aan Epice Marine een heel lang verhaal. Gaat over de ontmoeting tussen Jean-Claude Ellena (door hem genoteerd in een dagboek) en een ‘piratenkok’ – Olivier Roellinger – die onder meer plaatsvindt in het inmiddels gesloten restaurant van de laatste in Cancale, Maison Bricourt, Bretagne.
Het gaat over de overeenkomsten tussen ‘de smaak van de mond’ en ‘de smaak van de neus’ met als gezamenlijke drijfveer de liefde voor specerijen. Deze uitwisseling over diverse soorten pepers (waarvan variëteiten volgens Ellena ruiken naar ‘kippenhok’, citrusvruchten, wierook en zelfs marine-achtig en daardoor grijze amber-achtig), het op smaak brengen van yoghurt (met behulp van palmsuiker, kardemon, gember en vanille aldus Roellinger, en volgens Ellena verbeterd kan worden door fenegriek en sesamzaad) is te lang om te vermelden. Hoe het ook zij, Ellena stelt voor een parfum te maken met als thema specerijen dat hij zal vermengen ‘met de opwekkende geur van de Bretonse kusten’.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
En zo geschiedde. Ik heb enkele opvallende details die ten grondslag liggen aan Epice Nord en die prachtig Ellena’s fascinatie voor aroma’s en de totstandkoming van de geur verwoorden, overgenomen.
Over de essence van komijn geleverd door Roellinger en gedestilleerd door een vriendin van Ellena: ‘Geroosterd brood, hazelnoot en sesamzaad die de geur van klam zweet doen vervlakken’. Over de eerste opzet: ‘Kaneel, kardemon, komijn’ – foto. Laatste heeft volgens Ellena ‘een menselijke kant, van vlees, van huid, heel sensueel zonder de kant van menselijke transpiratie doorgaans zo kenmerkend voor komijn’. Hij vervolgt: ‘Ik heb hieraan een hoge dosis bergamot toegevoegd voor de opwekkende kant die aan lucht, adem doet denken. Daaraan heb ik een synthetisch molecuul toegevoegd dat naar algen ruikt, naar oceaanwater, niet naar de zoete zee. Dit molecuul, algenone, is groen, levendig, scherp en zout, maar doet ook denken aan het groen van een boeket seringen met blad en stelen’.
Daarna heeft hij dit akkoord met szechuanpeper versterkt om het nog scherper te maken’. Roellinger krijgt de proef opgestuurd, hij ruikt de jodiumkant van algenone, maar mist de geur van nevel die hij omschrijft als ‘mout, haver, gekookte boekweit, maar ook amandelmelk en meidoornbloesem’. Verder zou hij graag de geur van natte keien ruiken en hoya ‘die exotische bloemen die geen orchideeën zijn’.
Hoe nu verder? Ellena besluit, geïnspireerd door twee door Roellinger gestuurde flessen, een whiskynoot toe te voegen ‘om de geur van nevel van het noorden terug te vinden’. Op zijn huid ruikt het naar ‘heide, turf, houtvuur, bittere kruiden, melkwouden’ en de rokerige geur die Ellena in zijn mond proeft, is ‘als de bittere smaak van chrysanten en amber’. Omdat er geen whiskyconcentraat bestaat, vertaalt Ellena dit in ‘een formule op basis van nerolidol, orivone, berkenteer, absinth, rumessence en styrax’.
Omdat laatste ingrediënt ‘de noot van gerookt leer te veel benadrukt’ voegt hij fenethylalcohol toe die ‘met zijn geur van roos en saké’ meer het idee van echte whisky benadert. Het is resultaat blijkt toch te vlak. Te weinig ‘rook’. We zijn inmiddels bij proef nummer 83. Wat wordt opgelost door het toevoegen van houtnoten, waaronder vetiver. Nog niet goed. En de kaneel vindt Ellena eigenlijk te zoet. Wordt vervangen door piment. Werkt ook niet. De oplossing: het verminderen van algenone, het toevoegen van cascalone met ‘zijn lekkere geur van bronwater die de zilte kant van Epice Marine afzwakt’.
Het parfum is af: ‘Een golf van specerijen uit de Noordzee, zowel koud als warm, zowel stimulerend als benevelend. Een bijtend gedicht, berichtgever van stuifwater maar ook van koorts’.
RUIK & VERGELIJK
De eerste keer toen ik Epice Marine rook, dacht ik: ‘Dit is wel heel,heel erg laat voor Hermès, een zeegeur. Al zo vaak geroken, want zo populair, voornamelijk bij mannen’. En ook: ‘Zo krijgt de snob zonder echt een zwak, een gevoel voor geuren, alsnog zijn makkelijke, zeer toegankelijk nichegeur. Ik ben hier inmiddels op teruggekomen. Epice Marine is zoveel meer dan ‘oceaan’ gebotteld. De bovenstroom is herkenbaar en duidelijk: frisse en energieke zeelucht, maar de onderstroom toont Ellena’s kwaliteit: kruidig, met name kaneel, wiegen zalig ‘whisky-zoet’ door de ziltige noten. Af en toe gepeperd, af en toe ‘zweet’ (algenone), af en toe hout. Een prachtig voorbeeld van bedrieglijke eenvoud waarachter een enorme complexiteit schuilgaat.
Dat kun je niet zeggen van de geur die tijdens de gesprekken tussen Ellena en Roellinger voorbij kwam drijven en volgens Ellena door zijn quatre épices-mengsel een echo van ‘zachte passaatwinden, de levendige zee en de geuren van foelie, nootmuskaat en kruidnagel is’ maar wel hetzelfde uitgangspunt had en die ik tot mijn grote schande nog steeds niet heb besproken. Weldra:
Shulton Old Spice (1938)