WEER EEN NICHEPARFUMERIEWINKEL MET EIGEN GEUREN!
Jaar van lancering: 2014
Laatst aangepast: 11/01/14
Neus: Régine Droin, Cérine Vasseur? (zie foto onder)
Evody klinkt als vintage, als de naam van een parfumhuis dat na zoveel jaren weer zijn deuren opent. Not! Het werd opgericht door een moeder – Régine Droin – en dochter – Cérine Vasseur – met samen een onvoorwaardelijke liefde voor parfums. Ze kunnen er wat van op hun homesite om hun liefde voor het olfactorisch universum onder woorden te brengen. Gaan we niet herhalen.
Feit is: ze openden in 2006 hun nicheboetiek in Saint Germain des Prés en beweren dat het de eerste in hun soort was in Parijs. Omringd door de mooiste geuren, ontstond het idee om zelf geuren te gaan ontwikkelen – zoals Aedas de Venustas en Boudoir 36 ook doen. Zo geschiedde. En goh, wat origineel: deze geuren ‘weerspiegelen hun persoonlijkheid, stemmingen, verlangens en gevangen momenten’. En jeetje, wat leuk: hun eigen geuren werden al snel de beststellers van hun boetiek.
Evody is een woordspeling op evodia; naam van een subtropische boom die volgens Régine en Cérine ook wel ‘de boom van honderdduizend bloemen’ wordt genoemd – geen zin om dat te checken – en hun ‘nog honderdduizend te creëren geuren moet oproepen’. Lijkt me iets teveel van het goede. Sterker, één procent hiervan is meer dan voldoende – liever minder. Er zijn twee lijnen: Collection Autobiographique die de hoogtepunten – tot nu toe – uit het leven van Régine Droin en Cérine Vasseur oproepen met als doel ze levend te houden: kinderjaren, geliefden, geboorte. Tja. Erg privé (en erg cliché), en wat moet je daar als buitenstaander mee… Dit klinkt naar interessantdoenerij om mensen ‘aan de koop’ te krijgen.
Ben je niet gevoelig voor deze persoonlijke besognes omgezet in parfums, dan is er Collection d’Ailleurs: een ‘eerbetoon aan het ontsnappen, de rijkheid van de natuur en – hoe politiek parfumcorrect – de diversiteit van culturen: Ombre Fumée, d’Ame de Pique en Noir d’Orient. En deze drie ruiken, het moet gezegd – chic, trekken een duidelijk parfumspoor en doen door hun klassieke verfijning met modern-eigenzinnige toets denken aan Parfum d’Empire, zij het iets minder overrompelend.
Maar: al vaker geroken en my god: wat zijn de flacons weer slaapverwekkend saai. De dop wordt ook door andere chique en onderscheidende parfumhuizen gebruikt. Ik weet het opzetten van een eigen lijn kost geld, maar waarom niet je eigen draai er aan geven? Of is het even de kat uit de boom kijken: Parfum d’Empire (anno 2003) en Teo Cabanel (‘re-anno’ 2006) waren in het begin ook armoedig wat presentatie betreft, ondergingen pas onlangs een upgrading. Geldt ook voor Nobile 1942. Maar echt, zoals je niche wenst en eigenlijk hoort te zijn – dat zijn ze alle vier voor mij nog steeds niet.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Noir d’Orient is ode op het eiland Réunion – waar de beste vanille vandaan komt, on dit. De geur gaat volgens Evody voorbij aan het tropische eiland-cliché zonder dat wordt uitgelegd wat dat precies inhoudt. Voor mij is dit ‘zwart uit de Oriënt’ kruiden, kruiden en kruiden. Nee beter: specerijen, specerijen en specerijen, eerst omringd met een whif van overrijpe pruim die snelt verdrinkt in een vat vol zoeter-dan-zoet rum.
Dan moet je Noir d’Orient tot rust laten komen – pak een koffieboon om je geurorgaan te neutraliseren – om los te komen van het rumgevoel. Dan heel langzaam neem je meer waar. Ik met name peper en kardemon, een vleugje iris. De jasmijn komt bij mij niet boven op de rum drijven… wel neem je na verloop van tijd goed ‘the bottom of the barrel’ (tonkaboon, ambergris) waar en het hout waarvan het gemaakt is (cipres, cederhout en vetiver).
Interessant: dit hout verdwijnt niet onder de ‘vette jus’ van tonkaboon. Goede balans tussen hout en sensualiteit. En zo waar: heel langzaam neem je een subtiele suèdenoot waar. Die garandeert samen met ambergris dat Noir d’Orient meer is dan een ‘amber-rum’-parfum met ‘geurkaars’-associaties.
D’ame de Pique is een leuke woordspeling op pique dame (schoppenvrouw) en bij operaliefhebbers direct een bel doet rinkelen… Letterlijk vertaald betekent het ‘de ziel van de prikkel’ en dat slaat natuurlijk op de doornen van de roos die in deze geur de hoofdrol spelt.
Mooi, maar tegelijkertijd voorspelbaar deze overzoete roos die een inmiddels veelbeproefde niche-opening heeft: verfrissend-bloemig bergamot die direct zoet wordt gemaakt door peer en groen door zwarte besblad (doet hierdoor denken aan enkele geuren van Parfums Rosine).
De zoetheid van de Marokkaanse roos (absolu en essence) wordt nog meer versterkt door framboos. Mag het ietsje zoeter en daardoor vlakker? Gelukkig niet, daarvoor zorgt saffraan (foto) voor; die geeft het geheel een droge-stroefe allure, zuigt de zoetheid in zich op. Helemaal niche-nu. En dit alles gelegd op een braaf bedje van kasjmierhout, patchoeli, sandelhout en vanille.
Bij het uitspreken van naam, Ombre Fumée, kun je de geur eigenlijk al ruiken, begint het hout te roken in de schaduw. En: kan wierook groenachtig ruiken? De vraag stellen is hem beantwoorden. Krijgt in Ombre Fumée een maté-achtig, donker, maar luchtig randje. Dit ‘groene wierook’-idee komt volgens mij op conto van laurier (die in zijn meest intense essence zelf richting wierook, zelfs richting leer kan gaan).
Boeiend deze balans tussen rook en zwoele kruidigheid – kaneel en kruidnagel – met Indische toets die wordt opgetild door een briesje aangedreven vanuit de Indische Oceaan en eensgezind één wordt met de ambersluier omringd door hout: patchoeli en sandelhout.