VOLOP VINTAGE VOLNAY-GEURGENOT
MAAR… HET OOG WIL OOK WAT, JUIST BIJ VOLNAY
Jaar van lancering: 2014/1925
Laatst aangepast: 17/10/14
Neus: Amélie Bourgeois
Flaconontwerp: Anne Durand, Patrick Millet
Concept & realisatie: Muriel en Madeline Olivier
1919: Ambre de Siam, Cerny, Lila, Muguet, Violette. 1920: Fleurs Vives. 1921: Firefly, Gri Gri. 1922: Ambre de Indien, Cap d’Or, Chypre, Chypre Ambre, Jasmin du Cap, Jardinée, Les Sylvies, Lilas de Lorraine, Maoni, Mimeomai, Mousse Ambre, Napée, Oeillet Kleber, Rose Brumaire, Yapana. 1925: Avenue de Acacias, Etoile d’Or, Geranium des Isle, Iris Neige, Le Parfum de Gabrielle Dorziat, Perlinette. 1927: Roseé des Bois, Un Gardénia. 1928: Choses du Passé. 1929: Soir d’Eté, Un Magnolia. 1937: Cachucha, Très Francais.
De achter-achter-kleinkinderen van de oprichters van parfumhuis Volnay – René en Germaine Duval – hebben voorlopig genoeg parfumformules in voorraad. En ik heb er zeker een paar over het hoofd gezien, want ik kan me niet voorstellen dat er tussen 1930 en 1936 geen Volnay-parfums verschenen. Welk boek je ook over de gouden jaren van de parfumerie (het interbellum) openslaat, voor Volnay (anno 1919) wordt veel plaats ingeruimd. De reden: de bezielde aanpak van de oprichters.
René Duval: werkte voor Coty. Germaine Duval: werkte voor Lanvin als model. Samen een slim businesskoppel – ze trouwden na elkaar ontmoet te hebben op een oceaanstomer die voer naar New York – dat alle nieuwe, bevrijdende verworvenheden op artistiek, cultureel en sociaal en gebied na de Eerste Wereldoorlog in zich opzoog en stopte in de filosofie van het huis Volnay. Elegantie en verfijning met een ongekende flair en zwierigheid.
De parfums zijn zo fantasievol in art nouveau en art deco verpakt – hierbij geholpen door glaskunstenaars als René Lalique, André Jollivet en Maurice Dépinoix. En dat werd toen door de oude en nieuwe chic wereldwijd aangevoeld. Volnay verkocht volgens een vooroorlogs artikel ‘in Paris the most luxurious perfumes in the most beautiful bottles in the world’ in London, Brussel, Milaan, Buenos Aires, Sydney, Melbourne, Montreal en New York. Logsich als je de flacons ziet, die ontstijgen de middelmaat door het toevoegen van poëzie en artistieke bezieling met vaak als hoofdthema ‘moeder natuur’ gepresenteerd in elegante metaforen.
Merkwaardig toch wel: er wordt door de nazaten – Muriel en Madeline Olivier – beweerd dat de braam het symbool van het huis was/is vanwege haar energieke, wilde natuur: ‘De ontembare braam zoekt niet algemene erkenning, maar verleidt alleen diegene die haar identiteit herkent en apprecieert’. Wat een gebla-bla en wat een te kort doen aan. Vooral als je weet dat ook andere vruchten en bloemen René en Germaine Duval geïnspireerd hebben. Om over de geografische bestemmingen – we noemen slechts Ambre de Indien, het debuut – te zwijgen.
Toch moeten we blij zijn met deze renaissance aangezien de nieuwe geuren in ieder geval qua compositie – hiervoor verantwoordelijk: Amélie Bourgeois – zo trouw mogelijk zijn gebleven aan de oorspronkelijke composities die bewaard worden in de Osmothèque in Versailles.
Helaas gaat dat niet op voor de presentatie. Van de oorspronkelijke verfijning (foto’s afkomstig uit Glanzstücke der Parfümindustrie van Christie Mayer Lefkowith) is veel verloren gegaan tijdens het herlanceringsproces. De huidige standaardflacon oogt nogal plomp en is nogal ‘onnodig’ zwaar en voor mij niet passend bij de geraffineerde en luchtige allure die Volnay ooit bezat. Maar dat is het nadeel van ‘de tegenwoordige tijd’: alles wordt uniform gepresenteerd – ook in de luxe- en nichesector. Zou toch mooi zijn geweest: deze vernieuwde geuren in hun ‘eigen’ flacons. Zoals Guerlain en zelfs Nina Ricci gelukkig nog wel doen met hun klassiekers. Wil je van vintage Volnay genieten, dan ben je aangewezen op musea of boeken. En hoe ik ook zoek, ik kom er maar niet achter waar de naam Volnay vandaan komt.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Heeft (vooroorlogs) Chanel haar aldehyden, Guerlain zijn inmiddels op niet meer alle geuren toegepaste Guerlinade als basismelange, bij Volnay is het ‘4092’: een poederig-kruidige essence van roos, vanille en kruidnagel omschreven als een ‘waardevolle herkenning, persoonlijkheid en bevestiging van een unieke identiteit’. Dat kun je ruiken in de nieuwe versies van Yapana, Brume d’Hiver, Etoile d’Or en in een nieuwe: Object Céleste (prachtige naam helemaal in lijn met).
Toeval of niet? Etoile d’Or verscheen in hetzelfde jaar als Guerlains Shalimar (en mijn fantasie slaat op hol, hadden monsieur en madame Guerlain, terwijl zij Shalimar droeg, ingescheept op dezelfde oceaanstomer… ?). Deze twee geuren kruizen elkaar in ieder geval wel op een bepaalde manier: ‘Niet helemaal hetzelfde, niet helemaal anders…
De opening is weliswaar minder sprankelend: Italiaanse bergamot met, versierd zo lijkt het wel, een mandarijntoets. Of zou dat de combinatie met de plattelandslavendel zijn – hoewel ik de grootstedelijke lavendel prefereer. Geintje. Het verschil zit’m in het hart – want in Etoile d’Or zit geen irisabsoluut. Wel de ‘klassiekers’: (Egyptische) jasmijn en (Turkse) roos. Ze geven de geur ‘zon’ en even een moment van statige chic die geleidelijk aan wulpser wordt zonder in het ordinaire te vervallen.
Want de basis is hars-poederig, poederig-hars met een zekere droogheid en dat terwijl er geen hout in de geur zit. Ik weet wat het is: een ‘subsituut’ eikenmos. Dat geeft de tonkaboon, benzoïne, musk en amandel een mooie gelaagdheid, gaat hierdoor far beyond dan een cliché-oosterse geur. Chic detail: suède dat beheerst maar ‘beslist’ een animale noot toevoegt. Maakt tegelijkertijd het oosterse karakter ‘droger’, alsof het alle sensualiteit absorbeert zonder haar helemaal prijs te geven.
Object Céleste… tjonge, tjonge wat een amandel en vervolgens amaretto treedt je tegemoet zodra je de flacon opendoet. Misschien iets teveel van het goede, want amandel kan vaak zo sticky worden en neem daarbij ‘base 4902’ – voor je het weet ben je verdwaald in een amandelwoud waar het amaretto regent.
Maar gelukkig, de amandel trekt zich op een gegeven moment terug, geeft ruimte aan de lichte citrustoetsen van bergamot en grapefruit die heel langzaam en subtiel oplichten. En verdomd, de bloemetjes beginnen ook te ontwaken, misschien iets te bescheiden deze mix van ‘verse’ jasmijn (bestaat er ook niet-verse?) en pioenroos. Je moet je neus diep in Object Céleste steken om ze te ervaren. En deze frisbloemige noot is eigenlijk een wave, een korte golf want de basis staat te dringen om de amandel een oosterse ‘uitvaart’ te bezorgen.
Een klassieke blend van hout, patchoeli, benzoïne en met name musk die de poederige noot van de amandel versterkt. Toch merkwaardig èn verrassend: Object Céleste lijkt wel een ‘omgedraaide’ compositie, want hoe langer op de huid, hoe explicieter de fris-bloemige noten hun spoor verspreiden. Fascinerend.