EEN VAN DE MOOISTE BLOEMENHULDES DENKBAAR
Jaar van lancering: 1949/2011
Laatst bijgewerkt: 14/05/12
Neus: Edmond Roudnitska (1947), François Demachy (2011)
On dit: toen Christian Dior in 1947 besloot om gelijk met zijn eerste couturepresentatie een parfum te lanceren, kon hij niet kiezen uit de twee voorstellen die hem werden gedaan. Hij schijnt vrouwen in zijn omgeving te hebben lastiggevallen om uit te vinden welk het meest in de smaak viel.
Eigenlijk was hij teleurgesteld dat de meeste kozen voor de geur die – dus – als eerste verscheen: Miss Dior. Hier zit wel wat in omdat het ‘afgewezen’ parfum – twee jaar later verschenen onder de naam Diorama – meer bij zijn persoonlijke lichtbloemige parfumvoorkeur paste. De naam is toepasselijk, afgaande op de letterlijke betekenis: kijkkast met een vaak museale opstelling waarbij voorwerpen zodanig staan gepresenteerd dat een indruk van een mogelijke werkelijkheid wordt getoond – alsof je eind jaren veertig voor Diors etalage aan de avenue Matignon staat.
De geur heeft zich in populariteit nooit kunnen meten met Miss Dior. Zowel in de beginjaren, zowel in de jaren daarna. De reden volgens mij: Diorama was voor zijn tijd te modern en werd daardoor nog niet begrepen. Toen eigentijds en daarom wel begrepen was Miss Dior – die net zoals alle belangrijke parfums uit die jaren (en ook uitgroeiden tot klassiekers) werd gekenmerkt door de sterk leerachtige chyprenoot. Zoals: Femme van Rochas, Bandit van Robert Piguet (beide 1944), Vent Vert van Pierre Balmain (1945) en het nu niet meer verkrijgbare Le Roy Soleil van Schiaparelli en L’Heure Attendue van Patou (beide 1946).
In vergelijk met deze ‘wild-animale’ parfums was Diorama een fragiel wonder van licht, een wonder van lucht, een wonder van transparantie dat goed werd verbeeld door de ‘huisillustrator’ van Dior, René Gruau: een in een bloem slapend nymfengezicht, een gedrapeerde handschoenen plus een fragiele mousseline couturecreatie op een Louis XVI-stoel.
Ik heb eind jaren tachtig begin een paar keer aan de originele versie van dit wonder geroken in de boetiek aan de avenue Montaigne. De kennismaking was verwarrend: je bent even van de wereld, je treedt in contact met een kunstwerk waarvan je de importantie nog niet direct van begrijpt en die ik op moment technisch nog niet kon verklaren.
Wat ik wel wist: Diorama is een ‘hors concours’-parfum dat boven zoveel andere geuren zweeft. Om me er in te verdiepen, ben ik een paar keer teruggegaan, en terugkijkend is dit eigenlijk het parfum geweest dat me deed besluiten me professioneel te gaan verdiepen in geuren omdat het nóg meer dan mijn toenmalige favorieten de (verbeeldings)kracht van parfum symboliseerde.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Inmiddels kan ik Diorama wel technisch verklaren. Het is voor mij het hoogtepunt van de klassieke Diorparfums (dat eindigde met Dioressence in 1979) en het hoogtepunt in het oeuvre van de schepper, Edmond Roudnitska. Het is de zon waar zijn andere klassiekers als planeten in verschillende banen omheen draaien: Rochas’ Femme, Eau d’Hermès (1951), Diorissimo (1957), Diorling (1964) en Diorella (1973) – zelfs Diors Eau Sauvage (1966) draait er in een grote ellips omheen.
Ze hebben allemaal iets van Diorama in zich. Femme en Eau d’Hermès de kruidigheid, Diorissimo de fris-waterige bloementoets, Diorling de leernoot, Diorella het ‘groenfruitige’, Eau Sauvage de citrusfrisheid. Maar wat het meest verwondert: het lijkt wel of de geur niet eind jaren veertig, maar midden jaren zestig werd ontwikkeld: zo licht, zo nieuw, die vermenging van fruitige, bloemige en animale noten. Diorama is een geur die niet zijn schaduw, maar zijn licht vooruitwerpt.
Er is wel een groot verschil in de vintage en de nieuwe versie die in de opening erg veel gelijkenis toont met Diorella. Pas als de nieuwe versie goed op gang is gekomen, merk je het verschil. Ik weet niet of François Demachy alle ingrediënten heeft opgegeven – lijkt onvoorstelbaar.
Maar mocht hij Diorama oproepen met slechts bergamot, jasmijn, roos, ylang-ylang, perzik en pruim, patchoeli en cederhout, dan is dat heel knap want ik ruik meer. Met name een peperachtige noot – opgeroepen met anjer, kruidnagel, nootmuskaat, peper – die zo kenmerkend is voor de vintageversie. Stel je hierbij niet te veel voor, het is een accent want het geheel van de nieuwe versie blijft toch een transparante bloemenwolk badend in de zon die op de eerste plaats niet sensueel wil verleiden, maar je wil laten lachen. De ‘intrincieke’ kruidige leernoot die de bloemen ondersteunt, voel en ervaar je als draagster eigenlijk alleen zelf.
Als Dior nu ook nog besluit om zijn minst begrepen parfum (Dior Dior uit 1976) in Les Créations de Monsieur Dior op te nemen, zijn alle ‘vergeten’ geuren weer op de kaart gezet. En dan… zou toch mooi zijn als er van deze geuren ook een eau de parfum, of nog beter, een parfumversie zou verschijnen. Dat is toch de meest aangenaamste manier om het wonder van geur te begrijpen. Zeker wat Diorama betreft.
RUIK & VERGELIJK
Een les in subtiliteit. Een les voor de fijne neus. Noem het variaties op een toen vernieuwend thema: de fris-fruitige bloemengeur op een licht animaal fond. Want er bestaat nog een dergelijke ‘Diorgeur’, het werd in de jaren zestig door Edmond Roudnitska gemaakt als privéparfum voor zijn vrouw en is door Frédéric Malle opnieuw op de markt gebracht.
Frédéric Malle Le Parfum de Thérèse (196?, 2000).
Dior – Les Créations de Monsieur Dior – Diorella (1972)