Ik vind het allemaal prima wat de merken al niet verzinnen om een geur een verhaal, een verkooppraatje, een meerwaarde te geven. Negentig procent is tegenwoordig opgebouwd uit zelfvoldane onzin. En soms struikel je over een zin en dan denk je: ‘Wat staat hier in hemelsnaam? Wat wordt ermee bedoeld?’
Dit bijvoorbeeld, geklemd tussen twee informatieve zinnen, lees ik op de site van Nishane betreffende Sultan Vetiver uit 2013: ‘As the sultans and the kings were the actual conquerors for ages, Sultan Vetiver is the new rule breaker in its genre’. Snap ik maar toch. GoogleTranslate ingeschakeld: ‘Aangezien de sultans en de koningen eeuwenlang de feitelijke veroveraars waren, is Sultan Vetiver de nieuwe regelbreker in zijn genre’.
Het eerste gedeelte gaat er bij mij nog in, maar dan na de komma. Als ‘losstaande zin’ snap ik het nog wel, (hoewel de aanname niet klopt), maar wat de vetiver wel of niet vandoen heeft met de feitelijke veroveraars? Of ik heb iets over het hoofd gezien, iets niet begrepen, maar het slaat werkelijk nergens op. Het parfum daarentegen wel. Geen ‘regelbreker in zijn genre’, maar wel een sierlijk-lekker donkere vetiver die zich op een letterlijk verfrissende manier (maar wel warm blijft) onderscheidt van zijn concullega’s.
Zoeken veel niche vetivers het in het diepe en rokerige aspect ‘verzwaard’ door houttonen in de basis, Nishane koppelt het gras aan de – in dit geval zwoele – frisheid van neroli. Voor het zover is: eerst een fris-kruidige, gepeperde opening waarin de Javaanse vetiver wordt gekoppeld aan een elegante mix van roze peper, alsem en bergamot. Een soort old school vetiver à la Guerlain is het resultaat.
Is pas het begin: in het hart wordt Bourbonvetiver en Haïtiaanse vetiver verweven met de zwoele frisheid van neroli. Dat is mooi, want hierdoor worden de groen-aardse noten van de vetiver opgelicht, zelfs een beetje verwarmd wat versterkt wordt door tonkaboon. Denk donkergroen met oranje flitsen. In de basis komt tenslotte Braziliaanse vetiver tot ontplooiing met ‘amberhout’ en leer. Weer mooi, de vetiver lijkt hierdoor ‘huideigen’ wordt zwoel, zij het gereserveerd. Terwijl de neroli op de achtergrond blijft resoneren.
Ik kan waarschijnlijk geen Javaanse vetiver onderscheiden van Bourbonse, Haïtiaanse en Braziliaanse – nog nooit geprobeerd. Samen levert het in ieder geval een chique vetiver op die volgens mij op zijn lekkerst is bij een graadje of 30 wanneer je de warmte van je huid wil versterken met een aromatisch-aards parfum.
Zijn roem is hem vooruitgesneld. Of eigenlijk: ik had in 2019 al op de hoogte moeten zijn van de lancering van Young Hearts van Bruno Acampora (gemaakt door Miguel Matos). Had toen al de loftrompet kunnen afsteken. Had helemaal kunnen roeptoeteren toen de geur in 2020 werd onderscheiden met The Art and Olfaction Award 2020 – categorie Niche. Maar ik zat toen in een pre-corona geurdepressietje. Of zaten we er toen al midden in de corona?
Ik weet het niet meer. Wat ik wel – weer – weet toen www.parfumaria.com mij onlangs een proefje toestuurde: wat een ongelooflijk goede geur is het! Maar ook: dit is wel héél erg terug naar af. Een retro-retro-retro-retro-parfum in optima forma. Het blijft een grappig gegeven: terwijl de parfumindustrie algoritmes en kunstmatige intelligentie omarmt om maar zo futuristisch en hightech mogelijk over te komen, wordt een ware klassieke geur door een vakjury onderscheiden.
Zegt dit iets over ons ‘gedeelde’ verlangen naar een nostalgie die iedereen op zijn eigen manier invult, met misschien als gemeenschappelijke overeenkomst: een chypre uit de jaren zeventig toen velen van ons nog Young at Hearts waren. En dat met deze geur al die vrije en blije beelden door ons geheugen dwarrelen terwijl we toen ook al wisten dat het niet overal pais en vree was.
‘Je chypre, moi non plus‘.
Wil je een geur-onwetende laten kennismaken met ‘het wonder van parfum’, zet haar/hem/non binair een chpyre onder de neus, en wacht af. Misschien schrikken ze omdat ze – nu volgt een vooroordeel – gewend zijn aan die gladgestreken geuren uit het taxfreecircuit. Maar dan kun je mooi gaan uitleggen, wat ze nu eigenlijk ruiken en wat nu juist de charme van een klassieke chypre is.
Wordt het Young Hearts, dan chypre je all the way. Inspiratie schijnt trouwens the discoscene van Studio 54 in New York te zijn, waar begin jaren zeventig je als nobody kon ‘rubbing shoulders’ met Calvin Klein, Diana Ross, Pat Cleveland, Liza Minelli, Cher, Halston, Bianca Jagger, Debbie Harry en de man die ze allemaal kiekte; Andy Warhol. Grote kans dat ze een chypre (kort door de bocht: knisperend groen via bloemen overlopend in warme ondertonen) droegen, want toen erg en vogue. Ook zo fijn: die vintage chypres fuseerden nog zo aangenaam met menselijk zweet. Zoals: Chanel N° 19, Givenchy III, Clinique Aromatics Elixir, Estée Lauder Private Collection en Alliage, Diorella, Gucci No. 1, Amazone Hermès, Mystère Rochas, Halston, Niki de St. Phalle en chypre zo maar door.
In Young Hearts komt dit allemaal samen met af en toe een flash van Robert Piguets Bandit. Het verschil en dus ‘van deze tijd’: saffraan. Het geeft aan de mossige chypre, hoe moet je het zeggen, een lichte ‘andere’ zoetheid én een stoffige en aardse ondertoon; maakt het hout nog houtiger – ruik je mooi in de basis. En doordat de al ruimhartig gedoseerde galbanum wordt geflankeerd door den, bespeur je af en toe in Young Hearts een elektrificerende flits die de geur doorklieft. Het duurt bij mij altijd langer om in een gelaagde geur de bloemen er direct uit te pikken, maar een soort van roos neem ik uiteindelijk waar.
Wat me tegenstond/staat aan de geur: alleen verkrijgbaar in 100 ml. En de prijs: soort van pittig: € 220,00. Maar wat zie ik nu op Acampora’s homesite: nu in de aanbieding: € 176.00. Ook verkrijgbaar als pure parfumolie. Heb de laatste tijd een dingetje: ik zoek een plaatje bij een parfum. Bij Young Hearts is dat Blame it on disco van Christina. Afkomstig van een van de leukste neo-discoplaten met nog leukere lyrics… ‘There was a time, I was walking on a cloud, diamonds and pearls, and a gentleman always around. Now I’m alone, each and every other night, climbing the walls, while my man is dancing out his life. Blame it on disco, disco, with the fascinating lights, blame it on disco, unpredictable nights…’
De eerste reden waarom ik Vaara had gekocht: in de aanbieding. De tweede had ook te maken met de eerste: had zin in, call me old fashioned, een ouderwets merk – zit je bij Penhaligon’s goed. Ja-ha, ik weet ook wel dat ze met Penhaligon’s Portraits waanzinnig hip en anno nu lekker bezig zijn… De derde: kweepeer. Daarvoor kun je me, so to speak, uit bed bellen.
Dan neem je de inspiratie op de koop toe. Is me toch boring cliché: het koninklijk huis van Marwar-Jodphur in Rajastha. Gaap-gaap – so eighties and nineties perfume land. De naam van dit gebied betekent, nou da’s toevallig, ‘het land van koningen’ en staat bekend om zijn kleurrijke textiel, ‘filigraan’ paleizen en majestueuze forten. Eveneens de plek waar je wierook met opiumgeur en ‘decadent-rijke’ milkshakes geparfumeerd met pistache, amandel en saffraan kunt kopen. Zoals het grootste deel van India is het een zintuiglijke achtbaan.’ Aldus het promopraatje.
Jessica Volz, een van de talloze fans die een review schreef op Penhaligon’s’ site – waarmee het merk openheid-iedereen-welkom suggereert – slaat wat mij betreft door. ‘Vaara, een luxueus boeket, leidt de neus naar een parure van gebloemde juweeltonen. Robijnen, diamanten, saffieren en parels worden vertaald in geuren rijk aan verenigbare elegantie. Als op het juiste moment componeren ze een exotisch aura; daar heerst de roos absoluut in eeuwige bloei. Na een enkele spritz zullen mensen in je aanwezigheid gefixeerd zijn. Een met rozen doordrenkt parfum met een andere naam zou niet hetzelfde zijn: de veelzijdige verblinding die Vaara is, is de enige sprankeling die je ooit nodig zult hebben om je dagen en nachten te versieren.’ Inside or outside barf?
Ik ervaar iets anders. Vooropgesteld: waren de ingrediënten beter/krachtiger geweest dan had Vaara het etiket niche ‘verdiend’. Alleen, komt het geheel eerder nu overeen met die lullige plastic gouden strik die de hals van de flacon siert – een dergelijke shitkwaliteit win je zelfs niet meer op de kermis. En dat heet dan niche.
Kermistrik
Anyway, de opening klinkt goed en is goed. De kweepeer – zoetjes, zacht, fruitig, lichtbloemig en met zijn eigen aciditeit – zwevend tussen peer en appel met ‘flarden’ van honing en ananas – ruik je als het ware echt. Deze frisse zoetheid van de opening wordt versterkt, origineel; moet gezegd – met wortelzaad, met haar wonderlijke zoetheid die ‘altijd’ mooi samengaat met iris. Doet het hier ook bij ‘vlagen’. Saffraan- só niche, só India! – moet je ook ruiken, maar is niet onderscheidend en stuurt het geheel niet.
Ja, en dan die rozen in het hart. Wordt in de opening aangekondigd door rozenwater en het zijn niet de minsten: uit Marokko en Bulgarije, ‘Europees’ gemaakt met fresia, pioenroos en magnolia (een populaire combi om een frisheid in een ‘pure’ rozengeur op te roepen).
De basis moet ervoor zorgen dat het geheel een sensuele poederige siddering ondergaat door ceder- en sandelhout, witte musk, benzoïne, tonkaboon en iris. Afgewerkt met honing (met af en toe door het geheel een ‘opleving’ van saffraan)
Penhaligon’s ziet India als een zintuiglijke achtbaan. Gaat ook op voor de geur, in de zin dat in het hart alles een beetje door elkaar loopt – blur, blur. Het lijkt net of alle geurmoleculen het niet echt met elkaar kunnen vinden. Alsof de bloemen niet één kunnen worden met de poederachtig noten van iris en later in de basis met sandelhout en tonkaboon. De scherpe witte musk (moet dat nu?) doet het geheel ook niet goed. Lijkt alsof Vaara af en toe door een wasprogramma gaat.
Ondanks de ‘volle’ belofte, komt het komt er wel allemaal erg magertjes en zuinigjes uit. Heb eerder een Chloé- dan een niche-ervaring. Of, nu ik er langer over nadenk: Vaara is Etro-light, Etro very light. Zo stellen wij Europeanen India in een parfumflacon voor. Of zo hebben neuzen en marketeers ervoor gezorgd dat wij India olfactief zo zien. Ruik de geuren van Etro en je weet dat Etro dichter in de buurt komt bij deze fantasie. Ruik je de echte geuren uit India – men neme attars – dan weet je hoeveel wij Europeanen het mis hebben en missen.
Hoe herken je een slechte cabaretier? Volgens mij als hij/zij deze vraag aan het publiek stelt: ‘Hebben jullie dat nou ook?’ Geurengoeroe heeft dit: door de aanhoudende stroom nieuwkomers raakt hij steeds sneller uitgekeken op een (tot voor kort door hem aangenaam bevonden) merk nog niet zolang geleden opgericht. Social media zal er mee te maken hebben, bedenkt hij zich: mensen lezen steeds minder, kijken steeds meer maar ook vluchtiger en scrollen steeds sneller; de aandachtspanne is als een vingerveeg over je smartphone-scherm.
Net zoals in de muziekscene, duurt in de parfumbusiness echte roem gemiddeld tien à vijftien jaar. Daarna kun je braaf als brand nieuwe geuren blijven produceren en tegelijkertijd op je lauweren rusten. Gezellig meedoen aan ‘herinnert-u-zich-deze-nog’-festivals en -docu’s. In vergetelheid raken en ondertussen toch rentenierend van je royalties. Voor je het weet breng je als parfumeur je eigen geuren als vintage op de markt.
Vintage Atkinsons: Eleven en een naamloze
Voorbeeld: Atkinons. Eeuwen oud (anno 1799) – heb twee vintage geuren van ze in mijn kabinet: Eleven en een qua naam niet meer traceerbare. Dan vanaf de jaren zeventig steeds cheaper wordend (onderste plank drogisterij-niveau), gevolgd door vergetelheid. Vervolgens overgenomen door een nieuwe investeerder die, moet gezegd, met die typische Britse humor, het huis in 2013 een wedergeboorte geeft van heb ik me jou daar.
Alles vond ik leuk in het begin: de namen, de inspiratie en natuurlijk de geuren zelf. Maar na een paar jaar dacht ik: ‘Mag het ietsje minder?’ De doorstart begon met een kwintet, gevolgd door een stortvloed (de teller staat nu op 38) waardoor me het iets te veel money driven werd, in plaats van ‘zorgvuldig’ een naam opbouwen. Bij de meest recente Atkinsons’ denk ik: ‘Zal wel’, terwijl sommige namen toch prikkelen. Zoals het met de Hollandse geschiedenis beladen Tulipe Noire uit 2019.
Wat ook niet echt helpt qua serieus nemen: het merk is behoorlijk aan het stunten. Of laat het zich stunten? Door ‘oude voorraad’, parallelhandel of nauwelijks van echt te onderscheiden made-in-China-klonen?Tulipe Noire 100 ml kost bij www.parfumaria.com € 150,00. Bij www.bol.com € 89,43. Trouwens Atkinons kun je bijvoorbeeld ook vervangen door Atelier Cologne. Het verschil: opgericht in 2010. Aantal geuren: twee meer.
Nu – eindelijk! – Beaufort. Hier de link: de story-telling-marketing gaat verder waar Atkinsons ophoudt. Met verve en wéér die so called understated humor, concentreert het merk zich op een ander aspect waar Great Britain maar niet genoeg van krijgt. Namelijk van hun eens those were the days rijke ‘Rule Britannia! Britannia rule the waves. Britons never, never, never shall be slaves’-geschiedenis en dan met name het maritieme gedeelte. Niet alleen komt het heroïsche aspect bij Beaufort aan bod, maar ook de handel, ontdekkingstochten en – hoe woke! – de oorlogvoering
De oprichter van Beaufort London is Leo Crabtree die – how storytelling smart is that – stamt uit een familie van zeelieden, kunstenaars en creatieve geesten. Ga maar na: geboren op een woonboot op de Theems omringd door een (groot)vader die dol waren op boten (logisch lijkt me). Maar Crabtree is meer dan dat, want ook nog bekend muzikant, namelijk drummer van The Prodigy.
Wow, echt zo’n stoere, getatoeëerde woesteling die duidelijk maakt dat het puur, echt genieten van geur niet in een aura van inclusive gayness of old school Yvo van Regteren Altena-chic hoeft te hangen. Rauw & ruw als lifestyle is ook een verdienmodel. Alvast meegenomen: de bezoekers van zijn concerten en kopers van zijn cd’s zijn potentieel interessant.
‘Hé, zet die bril eens af Crabtree (&Evelyn)!’
Hoe ontstaan? Crabtree voer de cosmeticawereld binnen met zijn eigen, zelfbenoemde ’s werelds beste snorwax. Vervolgens geuren. Rake & Ruin valt in de Revenants-serie waarin Britse historische figuren als inspiratiebron dienen. Going back in time: in 1751 verklaarde de schrijver Henry Fielding dat ‘gin-shops ongetwijfeld de kwekerijen van allerlei ondeugd en slechtheid zijn’. Om deze ondergang van de openbare deugd te illustreren, schilderde William Hogarth acht doeken getiteld A Rake’s Progress waarin de protagonist Tom Rakewell door zijn liederlijkheid, boven zijn stand leven, prostituees en gokken het onderspit delft en eindigt in het gekkenhuis. De moraal van het verhaal?
Hogarths degeneratiescènes, herleven we dus in Rake & Ruin. Een geur, aldus het promotiepraatje, ‘die een avond in een taveerne vastlegt met botanische ingrediënten van de dranken die de glazen vulden, het donkere hout van de vloeren waarop ze werden gemorst en dierlijke toespelingen op de liederlijke daden die plaatsvonden’.
Gin als inspiratie is natuurlijk niet nieuw en in feite niet meer en niet minder een melange van jeneverbes en diverse kruiden gemengd met lichtere smaakmakers denk citrus. Men drinke: Gin Fizz. Gin (jeneverbes), ruik je ook heel aangenaam in Versace’s The Dreamer (1996), Hermès’ Rocabar (1998) en Atkinsons 24 Old Bond Street(2013).
Het verschil: Rake & Ruin is donkerder en ‘vuiler’. Mooi is dat de jeneverbes direct in de opening versterkt wordt door spar/den waarvan je de etherische terpentijn-noot goed waarneemt. Ook mooi: het wordt al maar pittiger. Door szechuanpeper (gedroogde geurig-aromatische bes met citroennuance) en roze peper (pittig-zoet scherp). En ook een soort van sensueler (engelwortel). Eveneens fascinerend: het hart met haar innovatieve combi van leer en zoethout. Het effect: ruige zoetheid.
Vies-lekker, lekker-vies
En dan, moet de dirt en viezigheid nog over je heen komen. Opgeroepen met ambrarome (moeilijk woord voor cistus labdanum; een parfum op zich deze mengeling van leer, peper, teer, koffie, tabak), castoreum (dierlijk-geil dus) en costus (omschreven als ongewassen haar – de geur van door zon verwarmde hoofdhuid en haarwortels; de geur van de vacht van een kat).
Maar echt ‘vies’ wordt het niet. Dat kan ook komen doordat ik te veel gewend ben en/of wens. Ik onderga in ieder geval geen sterk rottend gin-zweet huidakkoord. Ondanks, of dankzij, de driestap-raketsopbouw, heeft de geur eendimensionale ‘gelaagdheid’. Een pre volgens anderen. Je krijgt de geurexplosie als een kanonskogel in één keer in je gezicht geblast. Als de kruidwolken zijn neergedaald, merk je dat er meer lagen te begeuren zijn.
Wat ik nu het allergrappigst vindt aan Crabtree, is dat deze stoere, met inkt volgespoten British bloke ook geurkaarsen verkoopt. Ideetje van zijn vriendin? Of mag je dat tegenwoordig niet meer zeggen?
Naar ik heb begrepen was/is de Portugees Miguel Matos (nog) een van de redacteuren/schrijvers van www.fragrantica.com en daardoor meermaals genomineerd voor de Perfumed Plume Awards en Fragrance Foundation Awards – voor wat het waard is dan. Want de laatste heeft, vind ik, een erg discutabel ‘prijsbeleid’ en heeft pas op een laat moment als conservatief bolwerk nieuwe prijscategorieën toegevoegd (waaronder beste blogger, beste niche, best indy) die buiten de usual suspects (de grote namen in de parfumindustrie door wie het ook gesponsord wordt) vielen. Dit terzijde.
Daarnaast schreef hij parfumgerelateerde boeken – onder meer Portuguese Artists in Direct Speech en Making the Body Think’. Hij werkte samen Art & Olfaction Institute in Los Angeles en het Casa da Cerca Contemporary Arts Centre in Almada (Portugal) en heeft een studio/galerij.
Als creatief directeur werkte Miguel samen met Sven Pritzkoleit (een capsulecollectie ‘binnen’ het merk SP Pafums). Als parfumeur is Matos autodidact. Zijn opdrachtgevers: Sarah Baker Perfumes, Der Duft, Testament London en Nishane. Hij heeft inmiddels zijn eigen geurlijn, Miguel Matos Perfumes en – niet verkeerd; wat een goede beslissing! – is sinds 2019 inda house nose van Bruno Acompora waarvoor hij ondermeer Young Hearts maakte die ik binnenkort ga bespreken.
Voor Nishane componeerde hij Unutamam in 2019. Betekent in het Turks ‘Ik kan het niet vergeten’ en wordt gezongen door de ‘grondlegger van de Turkse popmuziek’ Sezen Aksu. Dit zijn geuren waarvan ik blij word; ze balanceren tussen ‘klassieke’ en ‘dierlijke’ verleiding, tussen polijsten en bewust niet-geraffineerd. En maken zo connectie met je onderbewuste… schreef Geurengoeroe in verwarring op.
Of toch niet? Want hij raakt er steeds meer van overtuigd dat een goede geur direct contact zoekt met je onbewuste gevoelens die ergens ‘daarboven’ liggen te slapen en die bij een goede geur direct wakker worden geschud. Je vraagt je af: wat gebeurt er, wat ruik ik? In eerste instantie niet uit te leggen, maar er daalt – al woorden zoekende – wel een harmonieuze tevredenheid op je neer.
Wat er direct uitspringt, ruik je niet vaak in een opening: zuivere rozemarijn in overdrive: bloemig groen met haar eigen ijlige frisheid waarvan de groenheid wordt versterkt door munt, de ijlheid door jeneverbes. Hierdoor kan de geur in eerste instantie alternatief en ‘kruidenvrouwtje-achtig’ overkomen. Niet mis mee in dit geval. Samen zorgt het voor een prikkelend aromatische overdaad.
Dat dan weer wel: in eerste instantie lijkt het of de jasmijn voor een ‘schijn-bloem-heiligheid’ zorgt die je maar even echt waarneemt. De reden: de donkere partij die hierachter de wacht houdt: anjer aangedreven door een klassieke chypre-veredeling van patchoeli, cistus labdanum en eikenmos (even heb je het idee dat je met een klassieke chypre in de grondstijgers vandoen hebt).
Als ‘extraatje’ castoreum (bevergeil) die je goed waarneemt en die geleidelijk souplesse krijgt door amber en karamel (denk vanille). Maar er gebeurt nog iets meer met dit samenspel van sensuele smaakmakers; er treedt een soort van ‘garagesfeer’ op – ik krijg associaties met petroleum, olie, smeuïge geilheid – dat werk. En toch blijven de aromatische prikkels van de opening en die van jasmijn op de achtergrond aanwezig.
Ik zeg: ‘Superlekker!’. Alleen ik hoop dat we qua ontwikkeling van richtinggevende geuren niet alleen maar teruggaan naar de basis, naar het herontdekken van klassieke ingrediënten gebaseerd op natuurlijke ingrediënten die je kunt bestellen bij www.hekserij.nl (Unutamam is in a way erg retro. Maar dat we ook een vlucht naar voren maken (vrij van historische ballast) zodat we geuren kunnen ervaren die we écht nog nooit hebben geroken, misschien wel met behulp van kunstmatige intelligentie.
De nieuwe Jacques Fath heeft natuurlijk niets met de oude, de echte vandoen. Wie de eigenaar van de huidige licenties is: staat op de flacon: www.panouge.com. Is het belangrijk? Nope. Maar ik ben – van historisch oogpunt gezien – altijd benieuwd naar de omzwervingen van deze licenties na de dood van de naamdrager.
Wel weer wat geleerd, Jacques Fath (1912-1954) de couturier, in de vintage parfumwereld heldenstatus genietend vanwege zijn Iris Gris (1946) en Green Water (1947) lanceerde zijn eerste parfum vlak na de bevrijding, die niet in tegenstelling tot geuren van de concurrent de vrede vierde – Patou: L’Heure Attendue, Shiaparelli: Le Roy Soleil, Balmain Vent Vert, Nina Ricci Coeur Joie – maar vreemd genoeg Chasuble. Betekenis: kazuifel. Ofwel, voor diegenen die geen link what so ever hebben met de katholieke eredienst; mouwloos opperkleed gedragen door de priester tijdens de eucharistie. Vreemd, ludiek en zou nu ook niet misstaan als parfumnaam van een indy label. Opvallend: toen ‘ook al’ te koop in Canada zoals op oude advertenties te zien is.
Anyway, het merk als parfumlabel is sinds 2016 serieus weer terug met Faith’s Essentials. Het is een toonbeeld van AN 2.0: Affordable Niche 2.0. Kloeke flacons, met een klassieke look die uitstraalt dat het merk al ‘best lang’ bestaat, af en toe benadrukt door een geur waarvan de naam refereert aan oude bekende: L’Iris de Fath (2018).
Fath heeft de smaak in ieder geval te pakken: Rosso Epicureo, L’Orée du Bois, Les Frivoltés & Lilas Exquis(allemaal 2017), Red Shoes, Velours Boisé, Le Loden & Tempête d’Automne (allemaal 2018). Ook leuk: een 15-ml-variatie in het assortiment – zouden meer merken moeten doen.
Omdat ik geuren meestal at random koop – uitgangspunt: ben benieuwd, verras me maar, of: ik heb weer zin in een bepaald soort geur – werd het Lilas Exquis, omdat ik zin had in een seringgeur. Had ik me er dieper in verdiept, dan had ik Le Loden gekocht – na even denken schoot me het weer te binnen – naam van de gelijknamige dikke wollen waterdichte stof. Hoe vertaal je dat in geur? Een wollen trui die geperst wordt? Ik ga de importeur om een proefje vragen.
In Attar AT sprak ik het ‘verlangen’ uit om weer eens uit om getrakteerd te worden op een weldadig boeket. Ik moet zeggen: Lilas Exquis komt aardig in de buurt. Drie redenen: je ruikt de sering goed – moet natuurlijk ook. Zoet, poederig, zonnig en een ietsiepietsie gekruid. Twee: originele toevoegingen aan het boeket: (wilde) hyacint, lindenbloesem. Drie: de volle afronding. Grappig: de eerste indruk doet ‘rood-fruitig’ aan, maar dieper inhalerend ruik je twee blommekes die zo lekker het begin van de lente weet uit te drukken: hyacint en wilde hyacint (blue bells) met een flinke scheut bergamot erbij. In het hart ís het lente: een volle, beetje gekruide sering die vervolgens een luchtig-fris component krijgt door magnolia en – daar-is-ie – lindebloesems met haar mooie warme honig-hooiachtige noot. Je ziet het boeket in een vaas voor je. Het viooltjes-room-akkoord kan ik niet echt plaatsen, of het moet de onderliggende zoetheid zijn. Lekker hoor die basis met ambrette (mooi warm, met zijn ‘natuurlijk’ muskachtige noot) die ook garandeert dat de witte musk, ambroxan en ‘houtzijde’ niet de overhand krijgen, dus geen scherp laundry-effect in the end.
Alleen: Lilas Exquis wordt verkocht als parfum, dus niet eau de parfum. Dát gaat er bij mij niet in: hoe lekker ook; ik heb een ‘eau de toiette-gevoel’. Een parfum/extract moet voller, gelaagder en indrukwekkender zijn.
Ik had de laatste tijd een, discussie is een groot woord, gedachtewisseling met www.parfumaria.com over La Collection Particulière de Christian Dior. Dit naar aanleiding van Vanilla Diorama (2021). Zijn deze geuren nog als niche te omschrijven? Moeilijk. Moeilijk. Ja: gezien de kwaliteit aan ingrediënten. Nee: gezien, het wel heel erg breed uitzetten van deze lijn op socials en winkelvloeren van luxe warenhuizen. Drie jaar geleden zag ik bij Macy’s New York dat zelfs de liften van top tot teen driedimensionaal met flat screens ‘gevuld’ waren met daarop de diverse geuren volop in ‘bloeiende’ beweging‘. Indrukwekkend.
Maar moet dat nu? Ik vind, misschien old school gedacht, dat je niche zelf moet ontdekken. En dat je je hierbij niet direct door grote namen moet laten leiden. En dat is met Dior natuurlijk onmogelijk. Die kom je werkelijk overal tegen tegenwoordig. Online en ook in het echt – as we speak is er wel ergens een mega-expositie waarin de wereld van Dior in full splendor wordt geëtaleerd.
Met zo’n naam – die bij een heel groot publiek garant staat voor vertrouwd, zekerheid en kwaliteit – kun je wat geuren betreft niet helemaal losgaan. Zegt men. Moet je toch binnen het klassieke kader blijven. Vind men. Het grote publiek mag het dan als niche zien, voor perfume insiders blijft het categorie prestige.
Wat me opvalt: de spagaat in de naamgeving bij La Collection Particulière. Van de ene kant poëtisch en daardoor sort of nieuwsgierigmakend: Balade Sauvage, Belle de Jour, Jardin des Anges, Rose Gipsy, Sakura en Souffle de Soi. Van de andere kant: niet moeilijk doen, gewoon sec bij de naam noemen: Purple Oud, Santal Noir en Thé Cachemire (allemaal uit 20217). En dan af en toe een geur die met de naam speelt en/of aan het leven van de couturier refereert: Diorissima (idem). Wat is de toegevoegde waarde van de laatste? We hadden toch al Dioramaen Diorissimo?
Imaginair toetje
In deze categorie valt ook Vanilla Diorama. In verband met een journalistiek artikel ‘moest’ ik ooit twee boeken over het leven van monsieur Dior lezen, maar het is me niet bijgebleven dat VanillaDiorama een van zijn favoriete desserts was. Misschien heb ik er wel overheen gelezen want: er niet echt op naar zoek. Hij schijnt zo te zijn dat het restaurant Maxim’s Paris dit dessert speciaal voor hem heeft gemaakt.
Alleen – hoe kan dat nou? – er bestaat volgens Dior geen afbeelding of gedetailleerde beschrijving. Vind ik op zijn zachtst gezegd vreemd. Een restaurant met zo’n reputatie en legendarische clientèle, die bewaart uit trots en historisch besef toch al zijn ‘geheimen’? Ik zou zeggen: dieper graven. Anyway, de geur haakt slim op de nog steeds populaire gourmandtrend.
En de storytelling begrijpt iedereen. Terzijde: ik weet het niet meer, maar wordt het bij de counters in de parfumerie nog gedaan – een ontstaansverhaal vertellen? Onmogelijk volgens mij. Neem alleen de verhalen van alle Diorgeuren. Je kunt je afvragen of klanten nog geïnteresseerd zijn. Het is volgens mij eerder een dingetje waar de marketingafdeling geen afscheid van kan nemen. Want het staat anders zo kaal voor de pers en influencers.
Une amuse gueule pour monsieur Dior
Vanilla Diorama is precies hoe vanille als een prestige/niche-geur moet ruiken: zoet, zeer zoet, royaal, romig, smeuïg met een houtaccent om niet te glad, te plat en te eendimensionaal te eindigen. Leuk de opening: alsof je door een lichte citrusregen van sinaasappel en citroen heen, de vanille ruikt. Maar gelukkig ruik je meer: kardemon en roze peper geven een extra kickstart.
Het houtaccent in dit geval is patchoeli en sandelhout. Samen resulteert dat in een mooie warme amber-ondertoon die ervoor zorgt dat de zoetheid niet uit de bocht vliegt en die op het eind een poederig effect garandeert. Ik bespeur ook een lichte rum-noot (of is dit verbeelding?) Het geeft het geheel een licht tropisch zwoel effect zonder dat het te tropical, te Escada-zomergeurcocktail wordt.
Conclusie: het klopt allemaal, maar het geheel is ook saai en braaf. Maar dat is typisch François Demachy, ‘de ambtenaar’ onder de neuzen. Hij verstaat zijn vak, maar het gaat allemaal langs de lijnen der geleidelijkheid, volgens beproefd recept.
Daarom ben ik benieuwd naar de opvolger van Demachy – hij gaat met pensioen: Francis Kurkdjian. Wordt hij schatbewaarder of krijgt hij kans om zijn creatieve kant te benadrukken en écht te verbazen? Met dien verstande dat parfumcreatie nu wel zijn beperkingen en grenzen heeft bereikt (van AI moet wat dat betreft ook niet te veel verwacht worden). Innovatie en vernieuwing in parfumcreatie is nu vooral een kwestie van hoe je naar het metier kijkt. Ooit zette Dior de trend in plaats van ze te volgen. Hopelijk krijgt Kurkdjian ook die kans.
‘Die geur; dat is hoe liefde ruikt. Zou het flesje niet willen inruilen voor een vriendin’. Klinkt nogal al heftig. Moet wel gezegd: de schrijver van dit appje (afgelopen donderdag verstuurd) is net gestopt met een relatie, en omschrijft haar als ‘mijn huidige ex’.
Maar toch. Zo hoort het. Zo kun je geur ook ondergaan, beschrijven: niet als clichéverzameling van kreten en marketing-gewauwel die je hebt van horen en zeggen, en vaak te horen is op YouTube-geurrecensies. Wél als een mengeling van verschillende emoties die je ondergaat terwijl je een geur in je ‘opneemt’.
Over welke geur hebben we het in dit geval? Héritage van Guerlain (1992). Over welke persoon hebben we het? Nou, over een van mijn beste vrienden, die – moet gezegd – een heel bijzondere relatie met parfum heeft. Stel je hem er een voor, dan vindt er een – vind het woord verschrikkelijk, want uit zijn verband gerukt en te veel en te vaak gebruikt – ritueel plaats. Hij sprayt de geur op zijn pols, brengt die naar zijn neus, inhaleert en sluit zijn ogen. Vervolgens mag ik een tijdje niets zeggen. Stilte vereist.
blenden avant la lettre
En dan gebeurt het: hij geeft zijn mening… ‘Auf Flüglen des Gesanges’ (copyright Heinrich Heine). Als hij het niets vindt; dat ruikt hij direct, zo’n geur krijgt niet eens de kans om zijn polsen te ‘bevochtigen’. Zo zei hij onlangs over een als kerstcadeau gekregen (een mij onbekende) Hugo Boss: ‘Zelfs onwaardig was als wc-verfrisser. Uitroepteken!’
De Héritage-flacon (voor nog maar een vierde gevuld) was honderd procent vintage dus niet hergeformuleerd en afkomstig uit de nalatenschap van de recent overleden moeder van een vriendin van me (waarover een andere keer meer; ik heb parfumrestanten gekregen). Ik rook hem ook nog een paar keer op de fiets (in de ‘nalatenschap’ zaten ook nog twee monsters van de geur in minivorm van de originele flacon) op weg naar hem, en genoot weer met volle teugen.
Héritage is echt classic Guerlain. Je ruikt eerst de zalig-zonnige klassieke bergamotopening, dan komt er een onbestemde kruidige noot naar boven – een mengeling van tijm, salie en rozemarijn; althans zo lijkt het – ‘gedroogd’ door wierook plus een peperige noot. Vervolgens daalt de geur in en kom je terecht in een zalig-zoete zalvende amberbasis die na verloop van tijd poederig, maar niet tuttig wordt. Het donkere bos-gevoel bij een ondergaande zon blijft bestaan. Het gemoed: volle tevredenheid omdat je kwaliteit en liefde voor het vak ruikt – een steeds zelden wordende ‘deugd’.
Ik las ooit op het uit de lucht gehaalde www.monsieurguerlain.com dat Jean-Paul Guerlain Héritage had samengesteld uit een combinatie van zijn geliefdste Guerlain-klassiekkers, als met het spelen met het legendarische parfum-repertoire van het huis. Blenden van bestaande geuren was toen een originele gedachte en werd (ook nu nog) als heiligschennis gezien; en ik heb er mijn eigen huis aan te danken; le bienaimé – ik heropen hem binnenkort met een serie Eaubades, maar dat terzijde, maar we houden u op de hoogte. En niche moest nog uitgevonden worden.
Jean-Paul Guerlain heeft gelijk met zijn Héritage. Toch blijft het een soort van wishful thinking/smelling: als je wilt ruikt je het allemaal. De lavendelnoot van Jicky. De hesperide-prikkeling én gulle warmte van Habit Rouge. Zelfs een whiff van de kruidigheid van Derby. En – als het dan echt moet – ook een back to the future-idee, want in het Arsène Lupin-duo uit 2010 (niet de Netflex-serie) ruik je ook echo’s van de klassieke Guerlain-signatuur.
Maar het allermooiste aan Héritage, is dat je toch een time warp maakt – ‘toe opa vertel nog eens’ – het is de tijd van de opkomst van de nieuwe zakenman, die strak in het pak van Armani de helikopter pakt, maar thuis in zijn tweede huis dans la campagne zich pas echt thuis, comfortabel voelt. En dat gevoel van hout, bos, warmte ruik je allemaal in deze geur, toen een prestigegeur eigenlijk niche was. Daar is niets ‘toe opa vertel nog eens’-ouderwets aan, want deze kruidig-aromatische versiertoer doet vertrouwelijk aan, die heel veel mannen en vrouwen en, nou vooruit, ‘in betweeners’ nog steeds aangenaam zullen vinden. By the way: nog steeds te koop.
Het valt me op dat ik steeds luier word om te verdiepen in de achtergrond van parfummerken. De reden: het zijn er gewoon te veel geworden en op inhoud en invulling te vaak te veel van hetzelfde. Geldt dus ook voor namen die geuren krijgen. De lol is er wel een beetje af. Maar bij Hacivat, moest ik wel; wat betekent dit in hemelsnaam? De eerste gedachte: zeker de Latijnse benaming van een (wel of nog net niet uitgestorven) beest dat ik nog niet ken, dus ‘moest’ die wel van Zoologist zijn: op het proefje geleverd door www.parfumaria.com stond alleen de naam, niet de producent.
Bij het www-en kwam ik er direct achter dat ik fout zat. Hacivat (eerst bekend als ‘Hacı İvaz’ wat ‘Ivaz de pelgrim’ betekent; soms geschreven als Hacivad op de foto rechts afgebeeld) is een van de hoofdpersonages uit het traditionele Turkse schaduwspel populair tijdens het Ottomaanse rijk (anno 1299 dat na de Eerste Wereldoorlog in 1922 ophield te bestaan en vervolgens werd opgesplitst).Het andere ‘silhouet’-karakter heet Karagöz; zwartoog in het Turks) en is inderdaad ook de naam van een Nishane-geur; Karagoz).
Havicat staat voor de goed opgeleide, welgemanierde, vlot pratende aristocraat. Karagöz vertegenwoordigt de moraal en het gezond verstand van het publiek. Ben benieuwd hoe heden ten dage de Turkse premier Recep Tayyip Erdoğan hier naar kijkt en of Karagöz hem af en toe op de hak neemt. Maar ik dwaal af. want nu we toch bezig zijn: wat betekent Nishane eigenlijk? Nooit bij stilgestaan tot nu. Wat blijkt? Insigne, ofwel onderscheidingsteken voor rang of verdienste. Valt me niet tegen.
De geuren van dit merk trouwens ook niet. Sterker, I love them. Ze hebben iets brutaals en tegelijkertijd is de boodschap dat het merk heeft in zekere zin bescheiden – níet dat het het eerst niche parfumbrand uit Turkije is; ik weet niet of dat klopt; moet ik dit ook weer uitzoeken? – in vergelijk met bijvoorbeeld de zelf-feliciterende druktemakers zoals Guerlain, Dior, Mona di Orio en bijvoorbeeld Amouage die je constant vertellen wat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn: kwaliteit en expertise ‘mede mogelijk gemaakt’ door de beste ingrediënten.
De prijs is pittig. Enigszins logisch want de inmiddels 29 geuren zijn allemaal een ‘extrait de parfum’. 50 ml vanaf € 170,00 tot en met € 450,00. Ik snap het dan ook niet dat sommige sites stunten met kortingen van 40 procent. Hoe komen ze eraan? Via de achterdeur? Van de vrachtwagen gevallen? Ik bedoel: daar gaat je winst als middenstander als je de geuren via de officiële kanalen koopt. Of zouden het neppers à la Notino zijn?
In ieder geval Hacivat is lekker. Het idee erachter: ‘Een eerbetoon aan elegantie, vriendelijkheid, bekwaamheid en liefde voor de kunst’. Daar kan niemand wat op tegen hebben, toch? Verder: ‘Geïnspireerd door het traditionele schaduwspelkarakter, zal deze chypre je helpen in je beste dromen te leven door de eeuwige sprankeling van zijn vreugdevolle structuur’.
Die ‘eeuwige’ sprankeling ervaar je direct: de mix van bergamot en grapefruit is over het algemeen slaapverwekkend saai of aangenaam vertrouwd, het is maar hoe je ‘erin’ staat, Voor mij meestal: alsof je naar een uitzending van The Voice kijkt. Maar als je daar ananas aan toevoegt dan krijg je een heerlijk fruitige sprankeling met een exotisch ondertoontje.
By the way: I love pineapple – mierzoet, zonnig, gebrande suiker, sensueel; een soort samenballen van alle zoete citrusvruchten verrijkt met kokos-en vanille-accenten. Dan komt de jasmijn tevoorschijn, die zich bescheiden opstelt, want het zijn de houttonen die het ‘totaalplaatje’ bepalen. Een mix van patchoeli, cederhout, ‘blank’ en ‘droog’ hout en eikenmos. Inderdaad veel hout, maar aangenaam hout. Voor mij een melange die doet denken aan de houtachtige chypres die midden jaren zeventig werden gemaakt: denk Rochas’ Mystère, denk Guerlains Parure.
Even een misverstand uit de wereld: doordat ik het de laatste tijd ‘nogal eens’ heb over geursensaties die richting vies nijgen, wil ik niet de indruk wekken dat ik een ‘gewoon gezellige’ bloemengeur niet – meer – op zijn waarde weet te schatten. Integendeel, ik zeg: ‘Kom maar op!’
Dan heb ik het niet over geuren waarin in één bloem de show steelt: de ‘pure’ roos, de ‘pure’ pioenroos, de ‘pure’ jasmijn, de ‘pure’ oranjebloesem, de ‘pure’ enz. enz. – dat kennen we nu we wel. Maar wél over een elegante combinatie van deze solifleurs uitgebreid met wat ‘pure’ lelietjes-van-dalen, ‘pure’ narcissen, ‘pure’ hyacinten en ‘pure’ sering. Kortom, een klassiek boeket verbluffend-vernieuwend geschikt. We wachten af.
‘Tot die tijd’, moet ik bekennen dat ik behoorlijk onder de indruk ben van Attar AT (uit 2017; dat ik’m niet eerder heb geroken is een – nu volgt een bespottelijke overdrijving helemaal in lijn met het huidige tijdsgewricht – misdaad tegen de menselijkheid). De inspiratiebron doet er in feite niet toe, maar ik vermeld het toch even omdat het zo ongelooflijk ‘LVMH-marketing’ aandoet. Misschien is het wel in het echt ‘gebeurd’, maar bij Andy Tauer ga ik twijfelen omdat deze storytelling niet bij hem past en hij het ook niet echt nodig heeft.
‘Op een mooie avond werd ik uitgenodigd voor thee in de Saoedische woestijn (ik zou toch graag willen weten door wie), samen met parfumliefhebbers en vrienden (ook benieuwd naar). We bespraken de wereld van oudh en attar. We hebben gepraat en geroken, en keek naar de zon die zich achter de duinen verschuilde. Ik zal het nooit vergeten. Thuisgekomen moest ik gewoon verder werken aan een attar: donker, Arabisch, ruig, sterk maar niet te schreeuwerig. Ik wilde een attar die verder ging dan het gewone. Ik wilde dat Attar AT met een element van bescheidenheid kwam’.
Wat de laatste zin betreft: begrijp ik niet. Want een attar is ‘in principe’ onbescheiden; ‘moet’ walmen en roken. Dit mag dan zijn advies zijn: ‘Eén druppel op elke arm is genoeg om de dag met je mee te gaan, terwijl de geur dicht op de huid blijft’; ik ‘verdriedubbel’ het graag.
Want dat gaat de geur helemaal los, en nog meer wanneer het buiten broeierig en droog-warm is volgens mij. Ik ga het toch een keer checken: een attar in de woestijn ruiken om te ervaren of een geur zich dan echt anders gedraagt.
Mijn moeite met deze attar: ik haal de jasmijn er niet echt uit. Weet niet wat zijn rol is. Om de dierlijke ingrediënten te versterken of te verlichten? Feit is dat je na het aanbrengen direct diep in het hout zit. Ik ervaar eerst voornamelijk vetiver met ander ondefinieerbaar droog hout, overgoten – zo lijkt het – door een hele, hele donkere cistus labdanum die richting teer gaat (is dit de berkenteer?). Daarna zorgt sandelhout voor een soort van smeuïgheid. Dat wil niet zeggen dat het hout gaat smelten, maar wordt wel sort of van fluïde.
Dan komt de dierlijk-viezige noot naar boven drijven. Opgegeven ingrediënten: leer, berkenteer, bevergeil (zou het de echte zijn?). Donker, warm en vooral rokerig. En opvallend: geen kruiden om het geheel te spicen. Het fijne: als ik het ruik, krijg ik zo’n intens tevreden gevoel en vraag (me al langer) af hoe een pure attar van roos, lelie en water ruikt. Kom ik binnenkort achter. Heb een ‘local’ uit India leren kennen in good old Drenthe, die bij zijn volgende reis een paar flaconnetjes voor mij meeneemt.
Attar AT is een olfactorische sensatie die je blind in je moet opnemen, inademen en dan je gedachten de vrije loop laten. Je zult verbaasd zijn wat er allemaal in je opkomt. For good. For worse. For worse. For good.