EEN PARFUM MET JAREN TWINTIG, JAREN DERTIG-ALLURE
Jaar van lancering: 2003
Laatst aangepast: 19/02/11
Neus: Daniela Andrier
Het is een ‘veel’ gehoord ‘verwijt’ in verfijnde parfumkringen: terwijl Prada als eerste met The Exclusive Collection het niche-parfumprincipe introduceerde in de wereld van de mode – Giorgio Armani volgde met Armani Privé en Hermès met Hermessence in 2004 – doet het luxemerk merk er publicitair weinig mee. Het wordt alleen in de Prada-boetieks en enkele luxe warenhuizen verkocht, en daar ook krijgen de geuren niet altijd de aandacht die ze verdienen. Dat is jammer.
Geldt voor ‘de eerste pluk’ N°1 Iris, N° 2 Oeillet, N° 3 Cuir Ambré en N° 4 Fleur d’Oranger. Ook voor het bloementrio uit 2007 N° 5 Narciso, N° 6 Tubéreuse en N° 7 Violette. En voor de ‘hars geïnspireerde’ N° 8 Opoponax, N° 9 Benjoin en N° 10 Myrrhe uit 2008.
Vanaf 2007 komt daarin verandering door een aantal van deze geuren – de meest toegankelijke – als inspiratiebron voor de Infusion-collectie te gebruiken. De ‘moeilijkste’ blijven vooralsnog exclusief en beperkt tot liefhebbers die parfums voornamelijk waarderen om de inhoud. Het zou trouwens wel mooi zijn om N° 2 Oeillet eens in een meer toegankelijke versie gepresenteerd te zien.
Alleen kun je je afvragen of dat mogelijk is omdat de geur in feite de essentie vormt van een oriëntaals-kruidig bloemenparfum dat je niet kunt confectioneren, verwateren. Komt door de hoofdrolspeler: anjer (oeillet in het Frans). En die gaat gebukt onder een ‘fout’ – lees: truttig en burgerlijk – imago. Denk een kristallen vaas gevuld met anjers. Denk corsages. Daarnaast heeft de anjer het als parfumingrediënt moeilijk door zijn koppige en gepeperde aroma. Nogal stevig.
Ruik je aan N° 2 Oeillet, dan word je teruggebracht naar de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw waarin dit soort parfums bon ton waren – denk de inmiddels, helaas vergeten klassiekers Adieu Sagesse (1925) van Jean Patou en Shocking (1937) van Elsa Schiaparelli. Want N° 2 Oeillet ruikt erg vintage. Je ziet zwartwit-films voor je waarin femme fatales – brunettes, geen blondines – de hoofdrol spelen die ladylike in haute couture een parfumerie binnenstappen op zoek naar een parfum dat hun mysterieus gevaarlijk-donkere uitstraling onderstrepen. Cliché, I know, maar wel een die vrij baan geeft aan je fantasie.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Eerst iets zoets en iets vluchtigs: een roos besprenkeld met coumarine (?) die bloeit in de schaduw maar al snel wordt overwoekerd door de anjer. Bloemig, pikant. En dat gebeurt heel rijk en vol. Mooi is de toevoeging van kruidnagel die als de kruidigheid van de anjer versterkt.
In de basis wordt de geur iets zachter en lieflijker – maar weer rijk gepresenteerd – door sandelhout, de poederige noten van iris en de zoetigheid van heliotroop. Laatste twee geven de geur ook een muskachtige zachtheid, versterkt door ‘echte’ musk.
Maar toch blijft de anjer gelukkig koppig, laat zich niet wegsturen door patchoeli en vetiver in de basis. En al dit ‘vintage’ parfumplezier duurt lang, want N° 2 Oeillet houdt opmerkelijk lang aan.
RUIK & VERGELIJK
De plantkundige naam van de anjer – dianthus – is afgeleid van het Griekse dios (stralend) en anthos (bloem). Pas in de twintigste eeuw wordt hij als snijbloem populair om in de jaren dertig pas écht furore te maken. Sindsdien ruik je hem – zij het bescheiden – in parfums.
Het opvallende: de anjer weet zijn smaak goed aan te passen. Zo wordt hij poederig zoet in L’Heure Bleue van Guerlain (1912). Daarentegen licht en helder in Nina Ricci’s L’Air du Temps (1945) en Beautiful – ik dacht dat ik deze al besproken had, niet dus, wel binnenkort – van Estée Lauder (1986).
Maar de anjer voelt zich echter het beste thuis in donkere en kruidige parfums:
Caron Tabac Blond (1919)
Robert Piguet Bandit (1945)
Yves Saint Laurent Opium (1977)
Estée Lauder Cinnabar (1978)
Een ‘puur’ anjerparfum:
Etro Dianthus (2006)