EEN EXPLOSIE VAN KLEUR
GEVAT IN EEN HEMELSE GEUR
Jaar van lancering: 2009
Laatst bijgewerkt: 29/05/09
Neus: Mona di Orio
Niet echt slim, of juist wel? Je nieuwe geur een naam geven die – we gokken – heel weinig mensen buiten het Franse taalgebied zullen begrijpen. En ik durf er Chamarré op in te nemen, dat er ook Fransen zijn die de betekenis van dit ‘ouderwetse’ aandoende woord niet kennen. Ik ken er in ieder geval een. En het is nog een Mona di Orio-fan ook! Het zegt iets over de eigenzinnigheid van Mona di Orio. Ze gelooft niet in de cliché’s die het al jaren goed doen in de parfumerie. De vrouw als vurige verleidster, de vrouw die als ‘vrouwtje’ vol smart wachtende op haar man voor de zekerheid zijn lievelingsgeurtje heeft opgedaan. Voor haar geen opgaande zon, ondergaande zon, met sterren bezaaide hemelnachten.
No way. Mona koppelt sensualiteit aan een olfactorische ontdekkingsreis. Samen maken ze emoties los die voor de draagsters (en dragers) vaak heel intens zijn! En bij haar (en bij hem) eigen beelden en vergezichten oproepen. Mooi om te zien dat parfum dat ook met je kan doen en eigenlijk moet doen! Chamarré betekent een explosie van kleuren en ‘rijk versierd’. En deze twee sensaties ruik je in de nieuwe Mona. Die zich onderscheidt van haar eerste vijf parfums – Amyitus (2008) niet meegerekend – door zijn ‘vriendelijker opening’. Chamarré is lichter, tintelt meer. Als een stralende Provencaalse lucht waar af en toe een wolkje vol van bloemen (dan weer met viooltje, dan weer met roos) zijn blaadjes naar beneden laat dwarrelen op een bodem die droog, maar toch zacht, ruw maar toch ‘aangelegd’ is.
Je waant je – pas op hier volgt een cliché – in een vergeten, overwoekerde barokke tuin met symbolische beelden en verborgen prieeltjes ergens in de Provence waar de mistral de bloemen verwarmt met zijn zwoele luchten meegevoerd uit verre oorden… Om het ingewikkelder en misschien begrijpelijker te maken: deze tuin is niet echt, maar geschilderd door een ‘magisch realist’. En op de achtergrond hoor je het eerste gedeelte uit de serenade voor strijkorkest (opus 22) van Anton Dvorak. Was het leven altijd maar zo vol pais en vree! Zucht!
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Heel gewaagd de opening: lavendel… dit Provence-cliché bij uitstek wordt de laatste jaren voornamelijk gebruikt in mannengeuren (en dan gekoppelt aan ambernoten), wordt in Chamarré weer in ere hersteld. Dat wil zeggen lavendel als een pure geur die bloemigheid combineert met zon en frisheid. En dan toch die aardse toets. Heel mooi, heel anders. Komt waarschijnlijk door de aldehyden die de verfijning van lavendel (want dat is lavendel in feite als je het een kans geeft) sublimeren.
De ware kleurenexplosie dient zich nu aan. Eerst koppelt Mona het zonnige paars van lavendel aan het aardse ‘paarspoederige’ van iris. Weer zo’n combinatie waarvan je in eerste instantie denkt cliché, maar samen toch een prachtig zacht-fris, fris-zacht effect hebben. Kan het nog zachter? Tuurlijk. En wel met het viooltje. Kan het nog bloemiger? Mais oui! De Turkse roos maakt glorieus haar opwachting.
Samen beginnen ze te tintelen en te kleuren, spelen door de lucht, jagen elkaar achterna om vervolgens neer te dalen op een bodem zo zacht, zo teer met een lichte zwoele ondertoon. Mona combineerde hiervoor opoponax, cashmeran (dat de zachtheid van kasjmier koppelt aan de geur van hout) en ambergris.
RUIK & VERGELIJK
Ik weet het niet. Moet qua lichtheid, zonnigheid en aldehyden denken aan een onbekende van Chanel. Alleen minder poederig, minder ‘houterig’ en helemaal geen lavendel. Maar dat zeg ik nu. Over tijd als ik Chamarré helemaal begrijp, weet ik wellicht meer.
Chanel Bois des Iles (1926)