BLOEMENEROTIEK ONDERGEDOMPELD
IN DIERLIJKE SENSUALITEIT
Jaar van lancering: 2010
Laatst aangepast: 10/09/10
Neus: Gérald Ghislain
Wat is toch de werking van doe deze gevaarlijke bloem? Zie: Tubéreuse 1 Capricieuse. Het is voor mij de mooiste (lees: geilste) geur uit de Trilogie Tubéreuse van Histoires de Parfums. De reden is duidelijk: ik ben een fan van geuren waarin je kennismaakt met dierlijke grondstoffen. Je weet het wellicht ook: civet, castoreum en musk mogen niet meer ‘onttrokken’ worden aan de dieren die het afscheiden. Respectievelijk de civetkat, de bever en het muskushert. Maar de industrie is er in geslaagd om ‘natuurindentieke’ vervangers te ontwikkelen. Musk wordt in nu in tig soorten geleverd. En daar zijn we aan gewend geraakt.
Vooral de witte die eigenlijk niet ruikt naar dier, maar naar schone was. En vinden dat nu gewoon – heel veel geuren kunnen niet meer zonder. Met civet en bevergeil is het anders gesteld. Ook in synthetische vorm, schrikt dat nog heel veel mensen af. Daarom hulde aan de parfumeurs die vol overgave deze animale geurstoffen in hun parfums verwerken. Nu het merkwaardige: ik denk heel veel civet in Tubéreuse Animale te ruiken. De naam is ook een hint lijkt me. Maar wat blijkt: Gérald Ghislain gebruikt geen druppel. Hij doet het – wonder oh wonder – met andere ingrediënten. Volgens mij is het de combinatie van strobloem en tabak die het erotische effect van de tuberoos versterkt. Heel onverwacht. Heel knap.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
De frisse opening van kumquat is er ‘voor het fatsoen’. Want direct, zij het nog bescheiden, kondigt zich de tuberoos aan in gezelschap van zonnig en bloemig neroli. Vervolgens krijg ik met Tubéreuse Animale een ‘ouderwets’ en ‘vintage’-gevoel; ruikt naar een parfum dat je bij toeval scoort op een rommelmarkt. Vijftig jaar niet geopend waardoor de jus alleen maar intensiteit lijkt te hebben gewonnen. ‘Was een geurtje van oma’, en de kleinkinderen wisten ook niet wat ze er mee moesten doen.
Zelf dragen? No way! Ik wel, deze de tuberoos ondergedompeld in overzoete ‘pruimensap’ omringd door kruiden en gedroogd gras – als een zwoel briesje dat waait over hooi. En dat briesje komt bij vlagen terug voor mijn gevoel. Ook in de basis waar de tuberoos pas echt in overdrive raakt, op hol slaat en hierbij heel ‘vriendelijk maar dringend’ wordt geholpen door strobloem (foto) en tabak. Laatste twee geven het dierlijke effect aan de geur. En geeft aan de tuberoos ‘als’ extraatje een honingachtige zoetheid. Heel onverwacht. Heel knap.
RUIK & VERGELIJK
De eerste keer dat ik de strobloem rook in een parfum, zal ik nooit vergeten. Ik was in Parijs bij een Annick Goutal-winkel midden jaren negentig. Ik vroeg om de meest onconventionele geur uit het mannensegment. Kreeg Sables voorgeschoteld. Wat een andere warmte, wat een andere sensualiteit. Zoet, stroperig, beetje drop-achtig bij vlagen, maar ook de sensatie van een mooie cognac. In de tweede ‘grote’ geur van Lolita Lempicka is de strobloem ook de hoofdversierder, maar dan vrouwelijk geïnterpreteerd (denk vanille).
Annick Goutal Sables (1985)
Lolita Lempicka L (2006)

