TUBEROOS TOTAAL:
VAN ORDI-CHIC
NAAR VERFIJNDE CHIC
Jaar van lancering: 2010
Laatst aangepast: 06/09/10
Neus: Gérald Ghislain (foto)
De tuberoos is eigenlijk een lelie waarvan de bloesems ’s nachts een zwaar geurspoor verspreiden door liefhebbers omschreven als bedwelmend en overrompelend, zacht als gesuikerde boter en toch met een opvallend prikkelend-groene opening. Sterker, een parfum waarin de tuberoos de hoofdrol opeist, werkt ‘betoverend’, als een afrodisicum. Minder chic: de tuberoos is gewoon geil. Niet zo vreemd als je weet dat tuberoos bij de indianenstammen in Mexico – waar de tuberoos oorspronkelijk haar habitat had – eeuwenlang werd gebruikt als een soort viagra-pil avant la lettre.
Dat weinig mensen de erotiserende invloed van de tuberoos hebben ervaren, heeft te maken met de al jaren durende tendens van lichte-waterige en gourmandachtige geurtjes. En de prijs: tuberoosolie geldt als een van de duurste ingrediënten in de industrie. Het is Gianni Versace geweest die de bloem met Blonde (1995) in ‘bredere’ kring populair heeft gemaakt. Echt aangeslagen is het nooit. Francis Kurkdjian creëerde op verzoek van Gaultier Fragile (1999), ook helemaal vol van tuberoos.
Ook niet echt aangeslagen. Fragile werd als te heftig ervaren, dus snel gevolgd door een ‘mildere’ versie. Ook niet succesvol. Want: de geur bleek te moeilijk voor de gemiddelde klant van de ketenparfumerie. Want de tuberoos is een echte niche-bloem, voor de verfijnde niche-neus. En kleine parfumhuizen geven haar die noodzakelijke geraffineerde behandeling die ze nodig heeft om haar diverse kanten tentoon te spreiden. Het beste en eerste voorbeeld wat nicheparfum betreft: Tubéreuse Criminelle van Serge Lutens (1999).
Let wel: heel veel ‘soli tubéreuses’ uit de nichesector lijken op elkaar. Het verschil schuilt hem vooral in de details die alleen de ware geurengek – blind – weet te onderscheiden. Dat geldt niet voor de Tubéreuse-trilogie van Histoire de Parfums. Zelden drie ‘pure’ tuberoosgeuren tegengekomen waarin de tuberoos drie keer zo anders ruikt. De ene keer ‘tropisch zoet’ met Tubéreuse 1 Capricieuse, de tweede keer poederig-suède chic met Tubéreuse 2 Virginale , de derde keer gevaarlijk geil met Tubéreuse 3 Animale.
Gérald Ghislain heeft voor de drie tuberoosversies, ook drie ‘draagprofielen’ gemaakt die nogal een beetje ‘parfumcliché’ zijn. Ik geloof hier niet zo in, omdat a: deze trilogie het niet absoluut nodig heeft en b: kopers van deze geuren zich niet laten verleiden door profielen, maar door de geuren.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Tubéreuse 1 Capricieuse! Wonderlijk hoe goed de naam is gekozen voor deze geur, want deze tuberoos (foto) houdt zich eerst, wispelturig als ze is, even verborgen achter de prachtige opening van – als een flits – bergamot, direct gevolgd door iris. Mooi en ongebruikelijk: tuberoos en iris. Zinnelijkheid verpakt in droge poederigheid. De iris verheft de tuberoos van ordi-chic naar ware chic. De ylang-ylang daarna versterkt de erotische invloed van de tuberoos. Heel mooi past de droog-kruidige noot van saffraan bij. Die verheft de tuberoos nu van ordi-chic naar ware chic.
De afronding is even wonderlijk als wispelturig door suède die lijkt volgezogen met cacao, warm-zacht, zacht-warm. Die geven aan de inmiddels goed bloeiende tuberoos een zacht-zoete, maar vooral rijke finish.
En wanneer Tubéreuse 1 Capricieuse lang genoeg op de huid zit, lijkt de tuberoos helemaal verdwenen in de suèdenoot. Voldaan en tevreden komt ze tot rust.
RUIK & VERGELIJK
Drie keer een tuberoosparfum, drie keer een ander facet van de tuberoos prachtig en – ik zeg het niet vaak – verrassend onthuld.
Histoires de Parfums Tubéreuse 2 Virginale (2010)
Histoires de Parfums Tubéreuse 3 Animale (2010)
En wil je weten hoe de tuberoos op zijn meest puurrrst ruik, probeer dan de tuberoos der tuberoosgeuren:
Robert Piguet Fracas (1949)

