EEN ‘RODE IRIS’ UIT AFRIKA
Jaar van lancering: 2010
Laatst aangepast: 23/11/11
Neus: Pierre Guillaume
Jammer: ik kon niet naar de onlangs gehouden soirée bij Tanja Deurloo’s Annindriya Perfume Lounge met Pierre Guillaume in Amsterdam. Had hem wel de oren van zijn hoofd willen vragen. Twee prangende ‘kwesties’: waarom hij zoveel geuren lanceert – bijna onmogelijk om als gemiddelde geurengek alle 32 te ruiken, te analyseren en te kopen – en in het verlengde hiervan: waarom ook nog eens de lancering van Huitème Art Parfums?
Heb me voorgenomen me de komende tijd meer in hem te verdiepen. Want zijn creaties zijn excact zoals nichegeuren nu moeten zijn: klassieke concepten nieuw leven inblazen met de beste kwaliteit aan ingrediënten. Neem 24 Papyrus de Ciane (2010): een nieuwe ontmoeting met galbanum. Ook leuk: Guillaume doet mee met trends, maar behandelt die eigenzinnig. Neem de gourmandgeur: met 04 Musc Maori (2005) toont hij hoe diep, vol en exotisch die kan ruiken. Ook boeiend: zijn zoektocht naar ‘nieuwe’ aroma’s, zoals de Afrikaanse rode iris in Naïvirus.
Zijn site maakt geen melding van Huitième Art Parfums. Daarvoor heeft hij een ‘aparte’ geopend. Hierop legt hij uit dat vanaf eind 18de eeuw als kunst werd beschouwd: architectuur, schilderkunst, muziek, dans, poëzie (en dus literatuur). In de 20ste eeuw kwam daar film bij. Parfum ontbreekt nog steeds ‘officieel’ in deze rij. Dus besloot hij in samenwerking met Octavian Coifan, de über-kritische en über-betweterige ‘uitbater’ van http://www.1000fragrances-blogspot.com – als hij een geur niet lekker of goed genoeg vindt, wordt die direct ondergebracht in de shampoo-categorie – parfum als achtste kunstvorm naar voren te schuiven. Ik sluit me bij ze aan, met dien verstande dat humor dan de negende wordt.
Denk niet alleen ‘puur natuur’. Ware parfumcreatie komt vanaf het begin van de 20ste eeuw uit de laboratoria waar moleculen werden ontdekt die de neus een nieuw palet gaven. Chanel N° 5 (1921) had anders geroken zonder aldehyden, Guerlains Shalimar (1925) anders zonder vanillin, Diors Eau Sauvage (1966) anders zonder hedione en Fahrenheit (1988) anders zonder Iso E Super, Aramis’ New West (1988) anders zonder calone en Angel (1992) van Thierry Mugler anders zonder ethyl maltol. Al deze geuren maakten de weg vrij, zo zegt Guillaume, voor nieuwe olfactorische belevenissen. Ik sluit me bij hem aan.
Alleen, zo vraagt hij zich af, waarom wordt er nauwelijks aandacht besteed aan de biotechnologie die het mogelijk maakt ‘fotografische footprints’ te maken van planten, bloemen en hout. Huitième Art Parfums neemt deze ‘technische’ parfumbereiding (ofwel phytoperfumery) nu als uitgangspunt voor acht kunstwerken die ‘resoluut natuurlijk zijn met de nadruk op originaliteit en finesse’ en ieder een geheel ‘nieuwe’ plant vangen of een natuurlijk, organisch ingrediënt in de etalage zetten. Wat ik me afvraag, beoogt de aroma scope-, headspace-, nature print- en scenttrecktechnologie niet hetzelfde?
Ambre Céruléen, Aube Pashmina, Ciel d’Airain, Fareb, Manguier Métisse, Naïviris, Sucre d’Ebène en Vohina zitten in ‘objecten’ die door Guillaume – beetje vreemd – cyclopen worden genoemd en doen denken aan een talisman, een oog (één oog, cycloop dus) die kijkt naar de toekomst, eens ster als symbool van geluk, een kompas de weg wijzend in geurenland.
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Detail: Guillaume geeft geen geurpiramide prijs in deze exclusieve serie, slechts twee à drie hoofdingrediënten. Hierdoor ben je als gebruiker ‘vrij je eigen olfactorische reis te beleven’… ik ervaar in Naïviris eerst een korte zoetbloemige opening (beetje viooltjesachtig) waarachter de iris zich schuilhoudt. Geen gewone iris. Guillaume gebruikte de Afrikaanse rode iris (kigelia africana, zie foto) die feitelijk geen iris is, want de geur (’s nachts het sterkst om insecten aan te trekken) is niet afkomstig van de wortel, maar van de bloem van deze boom die lokaal ook wordt gebruikt tegen allerlei ziekten en als smaakmaker in bier.
De geur ervan is misschien iets kruidiger en stroever dan de iris pallida, maar dat kan ook door toevoeging van kruiden komen – ik meen een lichte noot van komijn te herkennen. En verrassing, vervolgens lijkt Naïviris – naïeve iris? – weer even terug te komen bij de zoetige opening. Wellicht geholpen door roze peper, om vervolgens het houtaccent van de Afrikaanse rode iris te versterken in de basis met een essence van ‘animaal’ zebrano-hout dat qua geur dezelfde nuance heeft als wengé en door Estée Lauder al werd verwerkt in Beyond Paradise (2003).
Naïviris is hierdoor houtiger en daardoor donkerder en intenser dan de gemiddelde irisgeur uit het (neo)nichecircuit. Ook mooi, de fluweelzachte eindtoets die beklijft (ik vermoed een witte musk-vanille combi) waardoor de geur ook een soort van vintage Caron-kwaliteit krijgt. Ruik maar eens aan Royal Bain de Champagne uit 1941, iets waar Tanja Deurloo van Annindriya Perfume Lounge me eveneens op wees.
Alleen, eerlijk gebied te zeggen: net niet onderscheidend genoeg om de geur een ‘achtste kunst’-kwalificatie te geven. Daarvoor ontbreekt voor mij het wondereffect waarvan je als doorgewinterde neus toch direct en zonder voorbehoud plat gaat. Zoals ik onlangs beleefde bij parfumerie Place Vendôme in Welvegem (België) met de limited edition van Gardénia (1925) van Chanel – een parfumextract rondom de 4000 euro.
RUIK & VERGELIJK
Bijna een onmogelijke opgave om Naïviris te vergelijken met alle irisgeuren uit het (neo)niche-circuit. Ik zou zeggen: sterkte. Dit zijn de geuren die ik tot nu van Pierre Guillaume heb besproken, gevolgd heel snel door andere ‘generalissmo’-geuren:
Parfums Générale 04 Musc Maori (2005)
Parfums Générale 05 L’Eau de Circe
Parfums Générale 06 L’Eau Rare (2005)
Parfums Générale 10 Aomassai (2006)
Parfums Générale 20 L’Eau Guerrière (2008)
Parfums Générale 24 Papyrus de Ciane (2010)
